No. 333 Woensdag' 33 Juni 1915 39e Jaargang ENHUiS, leid enstbode De Gr®ote Oorlog. limingsprijzen s 3 IV. X 9 X 8 X XII SHARK DP: engstveulen Vaars, s» Joonen, Lijnkoek, oyakoek, Boonen- nmeel, Maïsmeel- •int, enz., enz. delen */tt' X8" en u l-elen l'/2 X'l |ten 3X7 tuinlatten 11 vt. iten van diverse heer A. !W. C. J. re van de Firma lo., in liquidatie >P htigen Donderdag afé v. d. HARST. DP neveulen Serooskerke (W.) IP oe5 ïaar 5de kalf, bij >rststraat te Goes. KKER, Timmer- P: te Westkapelle. OP ivarkens, E Pz. te Zouteiaude. IN RUIL hoofdprijs van l/erloting, tegen den. D, Veehandelaar, diddelburg. zraagd Kerskiiecht fiende, choenmaker, Heinkenszand. ersknecht cht gevraagd, bij them. ber OGAARD, Melis- n aan IJTER, Biggekerke. NST )IJKSCHE VEER. ding ingaande 5. aartsdijksche Veer uur, des nam. 3 f Veer naar Goes 12 uur; des nam. den gewonen nog 10 uur, van Goes uit Goes vertrekt; lende naai* 't Post- ïaar 9 uur 5 min. ist, 's morgens 6 mn 't Veel-, ►es, 's morgens 6 itkantoor langs de volgende vanaf de op den dienst' en. opplaatsenSlot Commerce, Hotel Nieuwstr. D 194, jebooni, Café De in dhr. Poleij. n rijdende op de 7.48, nam. 1,04, n 8,17 uur. Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LAN 3E VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: FIRMA F. P. DHUIJ - L. BURG. Drukkers: Oesterbaan Le Goïntre Goes. BERICHT. Zij, die zich met ingang van I Juli a.s. op „De Zeeuw" abonneeren, ontvangen de tot dien datum ver schijnende nummers kosteloos. Uit de Pers. Tegen de onzinnige ophitser ij. Ook „De Nederlander" verzet zich tegen de •onzinnige ophitserij, om Nederland aan den oorlog te doen deelnemen. Het Chr.-Hist. orgaan zet uiteen, dat ook als men zich stelt op het standpunt van belang, men niet moet denken, dat ons land er belang bij1 kan hebben, deel te nemen aan den oorlog? Het is mogelijk, dat, bij het herstel van den vrede, een of andere mogendheid of alle mogendheden te 'zamen op de ge dachte komen, ons land te foézigen als Pr u g e 1 j o n g e n, en op ons, voor een deel, het leed te verhalen, dat 'zij elkan der hebben berokkend. Maar het is zeker, dat zij dat, nu of later, doen zullen, indien b 1 ijkt, dat wij onlietiouwbare, g e v a a r 1 ij k e buren z ij n. Want, wie ten slotte ook winnen moge, gevaar lijk zijn wij, indien men niet meer op onzen eerbied voor recht aan kan. In eiken volgenden oorlog z'ullen de mogendheden dan terstond de noodigo waarborgen moeten nemen om de gevol gen van een lagen en verachtelijken streek te voorkomen. Indien wij in latexen tijd zeidenwij weigeren elke alliantie, wij zijn ieders vriend, m its men o n s met vrede late, 'zou men ons toe voegen Jawel, wij weten wat daarvan is gij zijt „kat-uit-den-boom-kijkers", en an ders niets. Daarna geeft het blad even het woord nan de dappere volksophitsers, die bewe ren, dat juist onze vriendschap met ieder, Nederland in der volkeren oog verachte lijk maakt. Hoort gij dan niet, wat Franschen, wat Engelschen van ons zeggen? Moeten ook wij niet deelnemen aan den grooten strijd Voor de ideëele goederen, waarvoor thans, alle groote mogendheden ten oorlog trek ken, en ziet ge 'niet, dat daar in het verre Oosten zelfs kleine mogendheden partij kiezen, althans daarover denken? Ja, antwoordt „De Nederlander", dat alles hooren en zien wij wel. Maai' wij hebben ons verstand nog niet verloren. Wij weten zeer goed welke de we zenlijke mO'tieAren zijn voor den volkerenkrijg. En dan laat het blad uitkomen, dat elk volk, 'zoo niet uitsluitend, stellig voor 't grootste deel, vecht en vechten moet voor eigen belang. „De Franschen wenschen hun verloren landen terug te hébben, niets 'zouden* zij liever willen dan ook hun eigen land uit te breiden. Hebben zij, toen zij in 1830 in België den opstand tegen ons bevor derden en dat land, tegen een pas gesloten tractaat in, aan ons Gouvernement ont rukten, iets anders beoogd dan eigen belang Of later, toen zij herhaaldelijk getracht hebben met meer listige middelen zich meester te maken van België? Hebben de Engelschen niet, nog vlak voer h,et uitbreken van dezen oorlog uitdrukkelijk verklaard, geen oorlog te willen waarin de Britsche belangen niet direct waren betrokken, ook niet al brak er een oorlog uit tusschen de andere mogendheden En berust hun bescherming, van het „kleine JBelgië" niet allereerst op hun eigen belang, even goed als, in vroe gere tijden en ook (nog in 1830, hun wel geslaagde pogingen om het „kleine Ne derland" klein te houden? Wat moet de nuchtere Engelsohman lachen in zijn vuistje, als hij bemerkt, dat er hier menschen zijn, die uit genérosi- teit, uit edelmoedigheid, hem willen steu nen in den strijd 1 Waarlijk, wij maken ons met onze grootdoenerij', alsof wij ons met de politiek der groote mogendheden, zoolang die ons met vrede laten, hadden te bemoeien, belachelijk Dat de kleine mogendheden in het Oosten dat doen, is natuurlijk. Zij zijn wordende staten, met zeer gemengde bevolking, zoodat voor haar de vraag wie ten slotte wint, van bet uiterste belang is. Maar wij zijn een oude staat, welks uitgebreidheid en zelfstandigheid* v as t- staat; wij begeeren geen wijziging hoegenaamd. Wij verlangen alleen te leven, en daarom wenschen wij, juist De Zeeuw omdat wij zwak zijn, alleen te staan op ons recht, overtuigd als wij zijn dat het altijd kwaad kerseneten is met groote heeren. 5 Ten slotte stelt „De Nederlander" in het licht, dat het nog dwazer dan die grootdoenerij is, in zaken als deze af te gaan op gevoel en sympathie. Of iemand pro-Duitsch, pro Engelsch, pro-Fransch is, moet ons als Nederland- scbe burgers volkomen onverschillig zijn, omdat dit gevoel grootendeels geheel sub jectief is; het verschilt naarmate men met dezen of genen vreemdeling, met dit of met dat land kennis gemaakt heeft of ge meend heeft te maken. Maar om, op grond van sympathie, voor dezen dan wel voor 'genen, partij te kie- kiezen, is eenvoudig malligheid, behalve wanneer men in zijn hart begeert gean nexeerd te worden door een ander. De groote mogendheden, die nu met elkander strijden tegen, den gemeenen vijiand, wa ren nog slechts weinige jaXen geleden el kanders vijand en de vijanden van heden hebben nog niet lang geleden elkaar be wierookt. De gevoelens wisselen met de belangen Alle ons omringende volken zijn ons even lief, omdat wij in hen allen voor treffelijke hoedanigheden kunnen waarne men, al zou het ons even weinig moeite kosten van die allen, evenals van ons zeiven, een weinig vleiende schets te leveren. Maar wij voeren geen oorlogen uit sympathie; dat doen ook de groote mogendheden niet; dat doen alleen krankzinnigen. „De Nederlander" eindigt met te her inneren aan onzen vaderiandschen plicht: Ons past bet. slechts, ons voor te berei den om, zoo n o o d i g, ons erf en ons -recht niet ia.l onze krachten ten einde toe te verdedigen tegen elkein aanrander van onze vrijheid. Of wij dat zullen kunnen heeft onze God te beslissen, Wiens wil hooger is dan onze wil. Voor de rest in vrede leven met alle menschen, ook met alle volken. Beknopt overzicht van den toestand. Een Engelsch oorlogscorrespondent, die als gast van het Fransche departement van oorlog, een toer gedaan heeft langs bet front van Verdun naar Tout en Nan cy, vertelt o.m. van den onafgebroken strijd in het bosch bij Fay-en-Haye, waar sedert het eind van October de Duitsohe strijdmacht voortdurend besnoeid wordt. Er is geen dag voorbijgegaan, dat er Iniet voor een mil'lioen frank aan granaten op de vijandelijke linie is geworpen. Aldus de genoemde journalist. De man moet zich anders wel aan krasse overdrijving schuldig maken. In de eerste plaats is er van een front- wijziging de laatste maanden geen sprake geweest, wat toch bij een voortdurende besnoeiing van de vijandelijke strijd machten wel het geval zou moeten zijn. En dan die kostbare granaatregen? De correspondent zelf heeft ervaren, dat de uitwerking niet aan de verwach tingen beantwoordt. Hij heeft met verscheidene hooge offi cieren over de munitie-kwestie gesproken en allen Waren het er over eens, dat het een eerste vereischte was de Duitsche loopgraven met brisante granaten te over stelpen vóór de infanterie een aanval op de Duitsche stellingen kon ondernemen. Met andere woorden: de tot dusver gevolgde tactiek dient veranderd; ze baatte niet. Men kwam niet verder. Doch van de Duitschers heeft men ge leerd hoe 't wèl moet. Een stortregen van brisante projectielen, en dan de in fanterie er op lós. Van de resultaten van Lloyd George's arbeid heeft men nog- niets gemerkt. Misschien, dat de noodkreten van de slag velden om lood hem tot meerderen ijver Zullen aanzetten. En dan is 't niet onwaarschijnlijk of de strijd krijgt in 't Westen een eenigs'zSns ander karakter. Groot kan de verandering intusschen niet, z'ijn, want er wordt reeds zeer vinnig gestreden. Zoo om1 Souchez b.v., dat de Duitschers in een ware vesting hebben herschapen. De bondgenooten dringen hier, volgens Engelsche berichten, on weerstaanbaar vooruit, en een optimisti sche Engelsche correspondent voorspelt reeds den spoedigen val van Souchez. De strijd van dit plaatsje is van slechts geringe beteekenis, doch tragisch is het, dat hij zoovele duizenden slachtoffers eischt. Wat ons allereerst treffen moet en smar ten 'tevens is het gruwelijke van dit spel' met menschonlevens, dat dag aan dag duizenden in rouw. en droefheid dompelt, bloeiende landstreken in woeste nijen herschept, zwakke vrouwen en schuldeloozë kinderen aan de bitterste ellende prijs geeft, en dat nochtans niets, hoegenaamd niets, hot einde van al dien jammer schijnt te verhaasten. Van alle dorpen in genoemde streek, die zelf als één groot dorp is, is niets overgebleven dan ruwe hompen steen en hoopen puin. Maar nieuwe dorpen zijn uitgegraven onder de ruïnen van de oude muren. Het is alsof Zoo een heel© plaats onderste boven is gekeerd. Diepe voren, met zandzakken afgelijnd, zijn schots en scheef door de dorps straten getrokken. Onder koepels van ge wapend staal1,'onder stukken ijzeren raam- schenners, in blokhuizen van zandzak ken en pantserplaten zijn machinegewe ren geplaatst in zulke hoeveelheden, dat het niet overdreven is te zeggen, dat het boete district er mee bezaaid is. Onder zulke omstandigheden is het niet te verwonderen, dat de strijd om een half dorp in winst en verlies de beteekenis kan krijgen van een slag aan de Marne. hemberg is gevallen. 't Is nu niet meer Lwof, maar L e m- b e r g. Het tweede Oostenrijksch-Hongaarschó leger heeft na hardnekkige» strijd de stad genomen. Nu ma,g Berlijn juichen! En Weenen niet minder geestdriftig! Omtrent de omstandigheden, waaronder dit wapenfeit plaats had weten we uiter aard nog niet veel. Wel vermeldt het Weenscho commu niqué, dat de Russische verdedigingstel ling ton Z. der stad reeds eergisteren in het terrein ten W. van Darnfeld door do Oostenrijkers is doorbroken. Op verscheidene plaatsen werden over gangen over 'de Szazerek-beek genomen. Do eene versterkte stelling na do andere werd toen genomen, tot men do toegangen tot de stad „vrij" vond. En het Russische leger? Vanaf 2 Mei dateert de ellende. Slag op slag nood zaakte den Russen terug te trekken. Na den val van Przemysl ging hef naar de Dniester en naar het heuvelland ten O. van de San. Aan de Dnjester hield men het voor- loopig vol, maar bij Moscizka moest men wijken voor Mackensen. Toen zouden de Dnjester en de Gradek- linie het doen. Maar terwijl aan de Dnjes ter het leger nog altijd nietweek, werd de Gradeklinie verbroken en de N. vleu gel van het Russische centrum afge scheurd. Dan maai' terug op de Dnjester en do Lemberg-linie. Doch ook hier hielden do Russen het niet uit. Ze vluchten nu als een onsamenhan gende menigte naar hun land. Ook het front aan de Nida is reeds teruggenomen. Dat aan de Piliza is bezig to volgen. Voor Warschau houden de Russen nog stand. Ook aan het Narew- front, aan den Memel en in Koerland gaat alles nog zijn ouden gang. Maar van de lijn: BukowinaDunajec— Bsoera is de positie van het groote Rus sische leger teruggebracht tot de lijn Buko winaBsoera. Wat tusschen deze twee lijnen ligt, ge deeltelijk Poolsch (d. i. Russisch), 'gedeel telijk Gallicisch (d. i. Oostenrijksch) ge bied, is den Russen ontrukt. Men onderschatte de beteekenis van deii val van Lemberg niet. Of deze het be gin van het einde is, durven we evenwel nog niet beweren. Verschrikkingen in da loopgraaf. De oorlogscorrespondent van de „Köl- liische Zeitung'ï in het westen, die de gevechten bij Atrecht mee maakte; schrijft blijkens het „Handelsblad": Het leven in. de loopgraven aan het westelijk front wordt in vele kringen van het vaderland nog beschouwd als een grappige zaak. De loopgraaf-moppen van de kranten, de humoristische ftooneellen in theaters en kino's en de grappige ver- halten in Veldpost brieven hebben deztem indruk gevestigd. Gelukkig hebben onze troepen hun goed humteur niet verlóren, maar wanneer (ergens ter wereld de humor gebaseerd is op ernst, dan is het hier het geval. Het leven van onze soldaten in de loopgraven bij Atrecht is erger dan het leven Van dieren, die in holen huizen. Alleen 's nachts, cn de nachten Zijin thans zoo kort, kunnen zij zich vrijer bewegen. Dan alleen is het mogelijk een poosje uit de schuilplaatsen te kruipen, de ver- Stijfde ledematen te bewegen, de ver nielde graven Weer in orde te brengen, Warm voedsel, voor zoover dit nog warm genoemd kan worden, fe halen uit de VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. post. 1.25 Losse nummers0.05 veldkeukens, die stil houden achter het front., bij het begin van de aanvaMoop- graven. En zelfs dit alles geschiedt on der levensgevaar. Want de vijand, die maanden lang tegenover onze stellingen ligt, is zoo nauwkeurig op onze posities ingeschoten, dat hij deze in het donker van den nacht ook treft. En zöodra ver dachte geluiden gehoord worden, schiet hij. Aan slapen kan bijna niet gedacht worden. Licht te branden en gedurende de enkele uren van betrekkelijke rust te lezen, is alleen mogelijk, indien man in de schuilplaatsen zorgvuldige maat regelen treft, dat geen lichtstraal naar buiten dringt Overdag is het leven in de loopgraven één koortsachtige spanning. De loopgraven zijn dikwijls 12 tot 15 meter van die van den vijand verwijderd, ja zelfs een afstand van 5 meter komt voor en 25 'mieter worden,1 reeds beschouwd als een groote afstand, waar men rustig een vijandelijke stormaanval kan afwach ten. Elk oogenhlik kan de golf van vijan delijke bajonetten over den rand van de loopgraaf slaan. En niemand kan over dezen rand kijken, zonder Zijn leven op liet spel te zetten. Elk oogen;blik kan een handgranaat of hel trage projectiel van den mijn'werper in de loopgraaf vliegen en de daar vertoevende soldaten mis schien in stukken scheuren. Dit is geen gevaar, dat den soldaten misschien boven het hoofd hangt, maar dat dagelijks ge schiedt. De schildwacht blijft op zijn post staan. God alleen weet, of hij de volgende seconde nog in leven zal zijn. De anderen wachten, gedoemd tot niets doen in hun aardholen en wachten, wach ten, wachten, tot het den vijand goed dunkt den volgenden ahnval te onder nemen. Maar ook in de schuilplaatsen onder den grond is het niet. veilig. Zacht, maar toch duidelijk hoorl. men er het. krab bende en kloppende geluid van cle vijan delijke mijn-gravers. Ongetwijfeld wordt ergens in do buurt een onderaardschc gang gegraven naar onze stelling. En ongetwijfeld zal binnenkort of lang van deze gang uit een verschrikkelijke ont ploffing plaats vinden, die een deel van onze loopgraaf, met alles wat daarin is, tot gruis zal versplinteren. Maar waar dit geschieden 'zal en wanneer, hoort man niet met 'zekerheid. Toch moet men trach ten zelf een gang tc graven in de flank van de vijandelijke om hem voor te zijn met de ontploffing. Zal het gelukken en wie zal' de eerste zijn? Brult buiten het artillerievuur, dan biedt de schuilplaats veiligheid tegen shrapnell-kogels en granaatsplinters, maar tegen een recht inslaande granaat niet. Die slaat door de zoldering heen. Zoo hebben ze den langen, langen winter doorgebracht, in mist, slik en vuil. Toen kwam echter eerst de tijd, waarin dit al'les niets zou zijn, vergeleken bij den moed en de kracht, die daarna van de mannen geëischt zou Worden. Den 9en Mei begon de groote aanval', die nu nog voiortduurt, waardoor de vijand hoopte hier door ons front te breken. Het gru welijk trommelvuur kwam. Door de pho- tographische opnamen van de vliegers, maanden lang, kennen dei Franschen de ligging van onze loopgraven zoo nauw!- keórig als wij' de hunne. Wij hebben bij de gevangen en gedoode Franschen zelfs nauwkeurige kaarten gevonden, waarop onze loopgraven namen dragen, door de Franschen er aan gegeven: Bis- ïnarck-loopgraaf, Molke-loopgraaf, Pots dam-loopgraaf. Met de grootste zorgvul- vuldigheid zijn, aan de hanrl van (leze kaarten, de enorme hoeveelheid vijande lijke kanonnen op deze loopgraven zoo ingesteld, dat op het oogenhlik, dat het sein gegeven wordt, het vuur van het zwaarste kaliber |en de straal van machi negeweren langs de loopgraven kunnen glijden, heen en weer en weer heen. En punt naast punt, meter naast meter 'zit een granaat. De hel'sohe chaos, die dan in de loopgraaf uitbreekt, is stellig de gruwelijkste beproeving, die sedert het begin van de wereldhistorie gesteld kan worden aan menschelijk© zenuwen. Het daarin uit te1 houden, zonder waanzinnig te worden, 'zonder stijf te worden van schrik, is meer, veel' meer dan alle Leoi- nidas-daden van de oude geschiedenis. Ik wil hier niet veel woorden gebruiken, om deze verschrikking te schilderen. Ik Wil1 hier niet streven naar artistieke ef fecten. Ik Wil heel nuchter het verschrik kelijke teékenen, wat onzle soldaten hier voor ons 'moeten doormaken. De granaten verbrijzelen, Waar zij vallen, niet alleen de lichamen, maar zij vernielen ook de borstweringen, zij woelen de loopgraven zoo om, dat deze eenvoudig verdwijnen en dat de verdedigers, die nog jn leven zijn in deze Wolk van rook, vuur, aarde en stof, in dezen hagel op het vrije veld staan. Maar zij staanVerdoofd door het Prijs der Advertentiën 15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct, 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels ƒ1. iedere regel meer 10 ct. krankzinnig gedonder, de oogen ver schrikt, ten deelte beroofd van hun sterkste wapen, het machinegeweer, dat stuk geschoten werd of onder de aarde bedolven, zonder telephonische verbin ding met de troepen achter het front, omdat deze verbinding eveneens vernield werd, wachten zij op' het oogenhlik, dat na liet voorbereidende trommelvuur moet komen, op den stormaanval van de vijan delijke colonnes. Werkelijk, dat zij hiertoe nog den moed en de kracht hebben, dat zij zelfs nog de kracht bézitten om met een hoera! voorwaarts te rennen, zoo ate geschied is, dat is nauwelijks le begrijpen. En dit niet één keer, maar telkens en telkens weer. Zoodra een stormaanval afgeslagen is, begint het werk om de stukgeschoten loopgraven fe herstellen. De soldaten op zoo vooruitgeschoven e» betwiste punten als de Lorette-hoogte, de buurt ;opi Souchez en Neuvil'le, zijn als mannen, die dag in, dag uit, in een ra- zenden orkaan op het voorste puntje van een dijk staan, waartegen een branding voortdurend storm loopt. De branding grijpt voortdurend de aarde, steenen, balken, waarmede de gaten in den dijk gestopt worden. Elk oogenhlik lijkt het, alsof er een dambreuk zal volgen. Maar onverschrokken, het voorhoofd druipend van zWeet, met haren in den wind flad deren, Zich in den wind alleen verstaan baar makend door gebaren, houden de mannen het uit, steeds weer nieuwe bal ken, aarde en steenen aandragend om cle gaten te stoppen. En zij houden den dijk. Het verschrikkelijkste misschien heb ik nog niet verteld. Hier, op de Lorette-hoog te, z'ijn geen mooi versierde graven. Hier worden de'dooden begraven biji of Ztel'fs in de loopgraven. De niet begraven kameraad zou in een paar dagen, bijl deze hitte in een paar uur, een verschrikkelijk^ vijand worden.Maar een granaten- regen werpt dikwijls de vlug onder den grond geborgen dooden uit hun graven. Zelfs is het niet mogelijk de dooden onder den grond te graven. De gesneuvel den, vriend en vijand, moeten blijven liggen tusschen de loopgraven. En toch blijven de soldaten op hun post. Houden zij stand. Aan de Dardanelles Ziehier nog een paar bijzonderheden van Engelsche zijde over de gevechten op Gallipoli In verband met de verklaring van een Turksch officier aan een Australisch offi cier gedurende den wapenstilstand van Kaba Tepe op 23 Mei, dat Turken geen on vriendschappelijke gevoelens Voor de En gelschen hebben, maar dat zij natuurlijk, als soldaten, te gehoorzamen hadden, kan 't volgende staaltje van Turksche welwil lendheid dienen: Een Turk droeg, onder een lievig vuur, een gewonden Engelsehman uit het ge vecht en een andere Turk liet zijn water- l'lesch bij' een gewonden Australiër ach ter. Een Engelsch soldaat die reeds lang ge wond en zónder voedsel had gelegen, kreeg van een Turksch soldaat een stuk brood. Natuurlijk zijn de Turken niet overal zoo en een paar dagen na den hevigen aanval der Turken op Sari Bair op 19 Mei zond de vijand den navolgenden bood schap „Wij 'zullen jullie Australische dui vels morgen allen in de Zee sturen". Die 'boodschap moet ondertusschen nog werkelijkheid worden. De Australische in fanterie bleef vijf weken in de loopgraven. De Turksche verliezen op het schiereiland tot den 22sten Mei worden dool' de mili taire autoriteiten geschat op 55.000, het geen nog een lage schatting wordt gé- noemd. Wanneer wij onze zware verliezen in de Kuthia-gevechten op den 3en en 4en Juni 'berekenen zullen de Turksche verliezen nu wel tot 70.000 gestegen zijn. Voor de „Triumph" zonk heeft hij heel wat vijandelijke versterkingen "vernietigd, o.a. bij Kaba Tepe. Vele Engelsche officie ren hebben staaltjes van heldenmoed en tegenwoordigheid van geest gegeven. Ook de soldaten blijken zeer koellïloedig, en opgewekt. Aan een Australisch soldaat werd de voiet verpletterd door een granaatscherf. Juist naderde generaal Godley. „Generaal 1" riep de gewonde. Godley keek naar hem. „Generaal! Hier Ziet u mij' nu als een mooi exemplaar Kanjaroe!" zeide de sol daat, glimlachend niettegenstaande zijn wond. Een ander, ook een Australiër, beklaag de zich, dat, toen ihij gewond was in zijn arm de doktéi: hem een mouw van zijn jas afnam; daarna werd hij getroffen in de zijde en de dokter nam hem zijn buis weg. Later werd hij in zijn been getroffen, en moest zijn broek missen en zoo zou er niets meer van zijn mooie uniform over blijven

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1915 | | pagina 1