I\o. 331
Dinsdag 33 Juni 1915
39e Jaargang
De Eed en de A.-R. partij.
De Groot© Oorlog.
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LAN *E VORSTSTRAAT 210.
Bureau te Middelburg:
FIRMA F. P. DHUIJ - L. BURG,
Drukkers:
Oosterbaan Le Cointre - Goes.
BERICHT.
Zij, die zich met ingang van I Juli
a.s. op „De Zeeuw" abonneeren,
ontvangen de tot dien datum ver
schijnende nummers kosteloos.
Dat de Rechtse he partijen in de Eerste
Kamer, en ook in de Tweede, tegen het
Eedswetje stemden, wordt een daad van
partijzucht genoemd. Dat de Linksche
meerderheid in de Tweede Kamer er
tegen stemde, vindt men aan die zijde
natuurlijk goed. En het tegen stemmen
van de Rechtsche partijen in de Tweede
Kamer, wordt ook niet al te zeer gelaakt,
omdat deze partijen in de meerderheid
zijn, en hun stem derhalve tocli geen
effect sorteerde.
Maar dat de Rechtsche partijen in do
Eerste Kamer tegen stemden, dit wordt
haar als een politiek misdrijf aangerekend,
omdat hun stem daar de verwerping van
het wetsontwerpje ten gevolge had.
Wij hopen ven verwachten dat deze
verwerping geen politieke gevolgen zal
hebhenware het anders, het zou ons
spijten. Maar er z,ijn feiten van vroeger
die recht geven tot de verwachting dat
het met die afstemming van het eeds
wetje wel' los zal loopen. De ministers
hebben .wel meer een wetsontwerp door
de Eerste Kamer zien verwerpen, zon
der hieraan reden te ontl'eenen om heen
te gaan. Minister Lohman bleef na de
verwerping van zijn Stedenwet; minister
Lely na de afstemming van de Ongevallen
wet; minister Kuyper na de verwerping
van het Hoogerondenvijswetjeen minis
ter Treub na verwerping van de uitbrei
ding der wet op de Vermogensbelasting.
Komt derhalve minister Ort opnieuw
met dit ontwerp, doch met de clausule
er in dat het een noodwetje is, hetwelk
na een bepaalden datum buiten werking
treedt, dan is te verwachten dat de zaak
gezond is.
En kan dan een principieele bespre
king en bewerking volgen, en een oplos
sing die misschien meerderen bevredigt.
Dat het zoo gelöopen is als het .nu
liep, kon wij zeiden het vroeger
reeds niet anders verwacht worden.
Het is toch bekend dat reeds terstond
11a de indiening van het EedsWetje door
het ministerie-Heemskerk van anti-revo
lutionaire zijde, zoowel in Amsterdam
als in Groningen en ander© plaatsen,
waar de anti-revolutionaire organen hun
stem doen uitgaan, daartegen is opge
komen.
Toegegeven werd dat er tot een wijzi
ging aanleiding bestond.
Er bestond nu eenmaal (reeds in 1910)
een arrest van den Hoogen Raad, waarin
aan artikel 161 van Strafvordering een
uitlegging was gegeven, die in lijnrechten
strijd was met de bedoeling' van den
wetgever.
Deze toch was, dat een getuige in
strafzaken verplicht was den eed op de
belofte af te leggen naar de wijze van
zijn godsdienstige gezindheid.
Toen nu atheïsten of om „het kind"
bij zijn Nederkmdschen naam te noemen,
Godloochenaars weigerden den eed af te
leggen omdat zij niet wilden aanroepen
een God aan wiens bestaan zij niet ge
loofden, besliste de Hooge Raad dat der
gelijke eedsweigeraars buiten eede moch
ten gehoord worden.
Aldus een uit-den-weg-gaan voor hen
die zeggen niet te gelooven aan het be
staan van een God, voor Wiens Rechter
stoel wij eenmaal zullen hebhen reken
schap te geven van al onze daden.
Hierdoor werd het eedsvraagstuk op
losse schroeven gezet en een onduldbare
anarchie op dat stuk in het leven ge
roepen.
Reeds op 22 Nov. 1910 schreef D e
Standaard daartegen onder meer het
volgende
Moet nu de Wetgever te hulp komen,
om het kwaad dat uit een averechtsche
interpretatie dreigt, te voorkomen, dan
ligt niet anders op den weg der Regee-
ï'ing, dan om door wijziging .van den
tekst de oorspronkelijke bedoeling van
den Wetgever beter vast te leggen. Wat
zeggen wil', dat de Regeering niet anders
had behooren te doen, dan eene nieuwe
redactie voordragen van. het verkeerd
geïnterpreteerde artikel 161 Strafvorde
ring, tegelijk mlet elen gewijzigden tekst
van artikel1 1948 Burgerlijk Wetboek, dat
met het eerste gelijkwaardig is.
Had de Regeering zich dan ook hier
toe bepaald, en met dit doel de interpre
tatieve wetgeving toegepast, zoo ware aan
den eisch van het oogenblik voldaan,
de uitwerking van het Arrest van den
Hoogen Raad gestuit, en het Eedsvraag
stuk zelf in zijn geheel gebleven.
E11 dan laat de schrijver een recht
matig verzet volgen tegen het stelsel van
vrijlating, ten believe van de beenen
Godloochenaars. Want het is toch waar
wat minister Modderman reeds in 1883
zei dat het eigenlijk maar een handje
vol' is, die werkelijk mieenen wat zij Zeg
gen, namelijk van niet in een God te
gelooven. Ook oud-minister Veegens
schreef nog in ,1910: Het is niet waar
dat de meeste menschen niet. meer met
een God rekenen. Godloochenaars zijn
uitzonderingen.
Het blijft dan ook een feit dat bij vrij
lating al dan niet te Zweren, de rechts
zekerheid bedreigd wordt. Immers dan
krijgt ieder die wil er het profijt van
en tal van onverschilligen, Zoo zij maar
van den eed af zijn, zullen er geen been
in zien, bij, bet afleggen van getuigenis
maar zoo wat te zeggen.
Waar dan nog bij komt, en pok hierin
heeft De Standaard gelijk
„Niet de geloovige, maar de ongeloovi-
ge zal dan voortaan op zijn „w oord"
geloofd worden. De geloovige wordt min
derwaardig, de ongeloovige meer der-
waardig. De geloovige zal niet geloofd
worden, tenzij, hij' zwere, de ongeloovige
zal geloofd worden op zijn onbezworen
woord.
„En wat nog het zwaartst weegt: Op
die wijs zal de rechtspraak losgemaakt
worden van den Almachtige en Alweten
de. Het zal niet mtfeer zijn: „God staat in
de vergadering", maar buiten Hem om,
zullen menschen over menschen rech
ten."
Ech'ter dit alles releveerende, mogen
wij niet verhelen, evenmin als dit door
tegenstanders van het ontwerp geschied
is, dat nu een onhoudbare toestand be
stendigd is geworden.
Dat lichtvaardig een eed zweren; dat
zweren door iemand die niet aan het be
staan van God gelooft, is inderdaad niet
minder onduldbaar.
En het ietwat sterk sprekend geval
door D© Nederlander gesteld, is er
een uit vele, 'waarop voortaan valt te
rekenen. Namelijk dat ©en moord niet
kan gestraft Worden, dewijl de getuigen
van den moord weigeren, den eed af
te leggen.
Daarom' sluiten Wij' ons aan bij den
wtensch dat het nu .afgestemde ontwerp,
maar dan als noodwet, dus met de be-
bel'ofte van slechts tijdelijke herziening,
opnieuw worde voorgedragen.
Tegelijk zou dan overwogen kunnen
worden de wenschelijkheid om de eeds
formule te wijzigen, waarop reeds ©enige
jaren geleden door nu wijlen ons Eerste-
Kamerlid den heer Hovy is aangedron
gen.
De eedsformule toch, zooals die
bij ons gebruikelijk is, is bijzaak. Het
moet veelvuldig voorkomen, dat het heel
Wat moeite kost sommige onontwikkelde
menschen aan het verstand te brengen,
dat zij de formulierwoorden nauwkeurig
moeten nazeggen onder gelijktijdig© op-
hefting der vingers. Dit kan vaak aanlei
ding geven, en dit doet het ook wer
kelijk, tot lachverwekkingiets wat vóór
den rechter staande niet te pas komt.
Immers de rechter is de Overheid wier
macht wortelt in het woord van God. „Ik
heb wel gezegd: Gij zijt Goden" en van
die Goden staat geschreven: „God staat
in de vergadering Godes; Hij oordeelt
in het midden der Goden" (psal'm 82).
Vandaar ontleent zij haar macht,. En voor
wie dit vasthouden, is de Eedsformule
bijzaak.
Beknopt overzicht van den toestand
Steeds donkerder en. dreigender trekken
de wolken zich samen boven de hoofden
der Russen.
Lembergs herovering door de verbon
den troepen lijkt slechts een kwestie
van eenige dagen.
't Is zeer de vraag, of de stad, die op
4 September 1914 door de Oostenrijkers
„om strategische beweegredenen, zooals
het toen luidde, ontruimd" werd, de tien
maanden uit, in Russische handen zal
blijven.
leder Duitsch communiqué is een Jobs
tijding voor de Russen.
Alles wijst er op, dat zij over het
Gal'icische front aan 't retireeren Zijn.
Zelfs moesten zij Tusschen de Dnjester-
moerassen en den mond van Stryj den
Zuidelijken oever van de Dnjester ont
ruimen.
Het jongste nieuws uil. Berlijn is geen
minder droevige Jobstijding voor hen.
Reeds strijden de legers van Von Mac-
kensen om Lemb'erg. Dus kan ieder
oogenblik het beleg der stad verwacht
worden.
Zolkief, ten N. van Lemberg, en Rava-
ruska zijn in handen der verbondenen.
De Russische stoomwals, die eens zoo
snel' en zegevierend door Galicië rolde,
moet nu Zonder ophouden den weg af
leggen, dien hij gekomen is. Die druk van
de legers der verbondenen brengt het
gevaarte in beweging en weet het in
beweging te houden.
En zoo snel kan de terugtocht niet
geschieden, of ieder oogenblik weten de
Duitsch-Oostenrijksche troepen een ge
deelte van de Russische legioenen af
te snijden en bij de overige IV2 millioen
krijgsgevangenen te voegen.
Op den 19den en den 20ste,n Juni
hebhen zijt1 op het gevechtsveld tussohen
Janof en ten N.W. van Magierof weer on
geveer 9500 Russen ingerekend, om niet
te spreken van den behaalden buit.
Geen wonder, dat in de beide keizer
rijken juichkreten opgaan over de suc
cessen in Galicië. De Russen mogen mees
ters in het terugtrekken zijn en straks
Wellicht op verrassende wijze den dans
ontspringen, toch 'zal' hun nederlaag wel
van dien aard zijn, dat Galicië van vij
anden gezuiverd wordt.
Overigens blijft in den strijd op het
Oostelijk en Westelijk oorlogsterrein dé
toestand vrijwel onveranderd.
Dat het soms heftig kan toegaan leert
ons een Fransch legerbericht.
Daarin wordt o.m. gezegd: „wij maak
ten .slechts tien krijgsgevangenen, zoo
hardnekkig had de Vijand tegenstand ge
boden."
Hetgeen in duidelijk Nederlandsch
heet: „wij moesten de Duilsche troepen
afmaken, wijl zij zich weigerden over te
geven."
Aan het Oostenrijiksch Italiaansche front
blijft de strijd nog beperkt tot de grenis-
h oogten.
De beslissing is dus nog ver af.
Koning Albert aan 't kanon.
Een Hbl. berichtgever schrijft aan zijn
blad
Op een tocht langs het Yperen-kanaal
tot nabiji Dixmuiiden kon ik opmerken,
dat de Belgen aanmerkelijke versterkingen
van geschut hebben ontvangen. Op ©en
oogenblik kwam ik bijl batterij' No. 4-b,
zooals ze giedoopt was; het waren kanon-
men van het kaliber 155 m'.M., die nog
maar kort geleden op het gevechtsterrein
waren aangekomen. Bij1 elen stuk stond
een lange officier in hiit(enantsuniform.
Maar die officier Was'de Koning der
Belgen, die heb leerste schot (uit een der ka
nonnen zou afvuren op een Duitsch© stel
ling, die den weg Dixmuiden-Wterchem
bestrijkt, en den Bel'gten veel overlast aan
doet. „Als n'n gewone kanonnier", zleide
mijn leids'man, adjudant v. d. G., „staat
nu ons Keuning aan 't stuk. Nou zie do
toch, mienier, dat 'm z'n eigen nie'
en spaart". Inderdaad had ik reeds méér
malen de gelegenheid, zoo te Veurne als
elders, den Koning der Belgen in actie te
zien. Doch de rol, die hïji nu vervulde,
was mijl ook nieuiw.
Nadat hïjl 't stuk had afgetrokken, had
hij, zooals ik later hoorde, den wensch te
kennen gegevlen, dat binnen eenige weken
de kanonnen zouden staan, waar nu het
projectiel gevallen was. Kalm |en onbe
wogen als altijd stapte Iele Koning met
zijn gevolg mij op 'een honderd mieter voor
bij1; een tien minuten vierder stapte hij
in zijn auto, om Weer elders zijn jongens
te begroeten.
Steeds ïs hïjl aan 't front te vinden, of in
het hoofdkwartier. Zelf inspecteert hij' de
beukens, de hospitalen, |ejnz. Wat den ver-
troiUiwelïjtken omgang met zijn soldaten aan
gaat, zou men hem met Napoleon kunnlen
vergelijken. En ik kan verzekeren, dat zijn
soldaten van hem houden als die vart
Napoleon van hun keizer.
De brand van Boryslaw.
De oorlogscorrespondent van den Ber
liner Börsen Courier in Galicië schrijft,
volgens de „N. R. Ct.":
Daarginds staan d© naphtha-hronnen in
lichte laaie. Zij branden dag en nacht,
sedert zes dagen en zes nachten. Zwart
stijgen, reeds wanneer men Drohebycz
verhaten heeft, de rookwolken, rookjtorens
en rookvulkanen naar den wolkenloozten
hemel'. Dicht; bij de ongelukkige stad
Boryslaw beginnen dan de donkere stoom-
kolossen in de diepte te schitteren en
te verblinden: nog steeds schieten de
gouden wolken uit den grond op, nog
steeds laait ide olie. Nooit is op Zoo
groote schaal brand gesticht als in Bo
ryslaw, waar de Russen op hun terug
tocht de naphtha in brand staken.
Zij stichtten drie dagen lang brand,
den llen, 12en en 13en Mei. Drie sotnies
Kozakken, die haast bij, het werk maken
moesten, omdat de Honveds, die ziiji op
voor hen verschrikkelijk© wijiZe hadden
loeren kennen bij 'den Uszokerpas, hen
op de hielen zaten. De drie sotnies Ko
zakkan, naar Boryslaw gecommandeerd
ooi brand te stichten, namen een halve
sotnie Russische dragonders mee. Deze
moesten de nagaika tegen het volk gereed
houden, indien dit zich verzetten zou
tegen het vernielen van reservoirs en
putten, van ketels en boortorens. Maar
niemand Waagde er iets, tegen te doen.
Het gerucht deed de ronde, dat, behalve
de pètroleum-schatten, ook Boryslaw
zelf in brand gestoken zou worden, zoo
wel de huizen van de Christenen als van
de Joden. De menschen dachten allen aan
vluchten. Maar z!ij begrepen spoedig, dat
ook deze redding onmogelijk was, want
alle straten waren uren en dagen lang
reeds bezaaid met menschenterugtrek
kende Russen.
De Kozakken deden hun werk zorg
vuldig zoolang de vijand nog voor de
poorten11 stond. In een grooten halven
cirkel om Boryslaw staken zij de petro-
leuimbronnen aan. Hun techniek was
zeer eenvoudig. Zij boorden de reser
voirs aan, lieten de petroleum er uit loo
pen en wierpen brandende, in petroleum
gedrenkte lappen in de petroleummeertjes
die voor de reservoirs ontstaan waren.
Toen zij de mansgaten ontdekten, namen
Bij eenvoudig de deksels van deze mans-
gaten weg, zoodat de petroleum rijkelijk
uit de ketels vloeide.
Enkelen der brandstichters traden heel
onnoozel op. Vijf man liepen er naar
een petroleummeertje, staken lucifers
aan: het, meer vlamde op. En binnen en
kele seconden waren de vijf kozakken
Verbrand. Hun kameraden werden na
dit voorbeeld voorzichtiger.
De rookwolken stegen zlvvarl en zwaar
boven de geheele stad. Zij namen zoo'n
omvang aan en waren Zoo ondoordring
baar, dat de zon aan den volkomen hel
deren hemel achter den walm verscholen
bleef en de warmte van den zonnedag
veranderde in een steeds gevoeliger koel
te en ten slotte in een ijlziige koude.
Verstikkende gassen vulden de straten.
Van tijd toit tijd hooide men een ver
schrikkelijke knal. Dan vloog er een ketel
in de lucht.
Intusschen hadden de Kozakken de
stad verlaten ara de petroleumbronnen in
brand te steken. Zij gingen naar de houten
boortorens, die snel opvlamden en wlaar-
van de vallende, brandend© stukken te
recht kwamen in de bronnen. Dan scho
ten er onmiddellijk 'vlammen uit den
grond op, 1 twintig, dertig meter hoog.
Aan blUsschen viel niet te denken. Niet
omdat er geen mannen waren, die dat
wilden doen, maar om dat zulk een brand
niet te blUsschen is.
Eindelijk stonden er ongeveer zestig
reservoirs in brand, waarvan er een paar
alleen 16000 wagons petroleum bevat
ten. De boortorens waren spoedig weg,
maar de twee honderd naphtha-bronnen
brandden door. Na zes dagen en zes
nachten bedroeg d© schade reeds honderd
en-tachtig millioen mark. En steeds gin
gen er nog voor mlillioenen in vlammen
op. Velte reservoirs, door de Kozakken
over het hoofd gezien, ontbrandden van
zelf door de hitte.
In Boryslaw nam met den brand de
paniekstemming toe. Vrouwen pakten
hun beddegoed bijeen, sleepten het naar
het andere eind van de stad, dat verder
weg lag van de ketels en zochten schreeu
wend en huilend een onderkomen. Kin
deren gilden om hun moeder. Duizenden
honden jankten, bang in de donkere stad,
door de straten. Het was zoo duister ge
worden, dat 'men in de huizen 's middags
de lampen moest aansteken en dat de
menschen op straat fakkels droegen.
Er viel regen in den laten .namiddag. Maai
de regen was warmi en Zwart, al's de vul
kanen, die rondom werkten. En niemand
herkende in de z[Warte gezichten zijn
beste vriendenI
Tegen den ïivond van den derden brand-
dag zétten de Kozakken het plotseling' op
een loopen. De schoten van de Honveds
dreunden reeds in de beurt. Zij', die bij
vergissing ook velte Fransche en Engel-
sche bronnen in brand gestoken hadden
in plaats van Duitsche en Oostenrijksche,
konden al hun Werk niet af. En ten slotte
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. post1.25
Losse nummers0.05
Prijs der Advertentiën
i5 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels ƒ1.
iedere regel meer 10 ct.
dachten zij aan de eigen beurs. Voor
dertig roebel, die de ingenieurs hun ga-
van, ontzagen zij: een bron. En zoo ge
lukte het nog een vrij groot aantal te
redden. De kozakken wilden ook de hou
ten bruggen in Boryslaw vernielen. Doch
Voor twintig roebel' per brug lieten zij
dezè ongemoeid.
Toen vertrokken de kozakken in een
wilde, ongeregelde vlucht. Want op de
heuvels voor de stad stond reeds de
vijand.
Erwtensoep met granaten.
Een officier van gezondheid vertelt in
den „Berl. Lokalanzeiger" -hoe zijn mid
dagmaal gestoord werd, ergens aan het
front in Russisch Polen, op het oogen
blik, dat hij met een majoor en ©en
luitenant in een blokhuis zijn geeuw
honger niet erwtensoep zou stillen.
„Het was halféén geworden, toen de
Russen begonnen te schieten. Steeds snel'-
Iter. Ver achter ons, links en rechts sloe
gen de granaten in. Allengs kwamen zij
naderbij. Het kleine venster van pns
blokhuis pinkelde voortdurend. En het
vuren werd voortdurend sterker, zoodat
wij er langzamerhand meer aandacht aan
begonnen te schenken. Er moesten ver
schillende batterijen aan het werk zijn.
Dit was te hooren aan het gedreun.
Boem! daar sloeg zoo'n ding op hon
derd vijftig meter van ons in het veld.
Een zandwolk sloeg omhoog.
Boelml weer één, iets meer naar links,
op vijftig meter afstand. Het huis trilde.
„Dat is zware artillerie", zeide de ma
joor. „Ik geloof, dat zij zich inschieten
op ons kwartier".
Schot op schot. De meeste ontploften.
Slechts enkele niet.
Intusschen had de oppasser van den
majoor een pan niet heerlijke erwten
soep gebracht. De borden werden gevuld
cn wij begonnen te eten. Ik weet. niet
waar on), maar erg hongerig was ik' niet
meer. En toch had ik mij Zoo op de
erwtensoep verheugd. Wij lepelden lang
zaam de heerlijke', maar gloeiend heete
soep. Spreken met elkaar kon men niet.
Het donderde onophoudelijk door.
Toen opeens een knal! Wij sprongen
allen tegelijkertijd op'. Er vloog ons iets
in het gezicht. Het werd een oogenblik
donker in de kalmer. Een granaat was
voor het raam van ons blokhuis ingesla
gen. Toen eindelijk de stof- en vuilwölken
opgetrokken waren, zagen wij wat er
gebeurd Was. In den grond was een
groote trechter gewoeld. Ons venster was
in scherven. De geheelte kamer lag vol
vuil en steenen. De borden met erwten
soep eveneens. Wij Zelf zagen er ook niet
heel Smakelijk uit.
Toen weer een knal. Vlammen, rook.
Een granaat was i.n de schuur terecht
gekomen. Twintig pas van ons huis.
„Ik geloof, dat wij verstandig doen met
te verhuizen," zeide de majoor. Wij
pakten ons boeltje op en gingen weg.
Het kraakte en knetterde zonder ophou
den. Rondom ons sloegen de granaten
overal in.
Mijn vertrouwen in het nieuwe kwartier
was niet bijzonder groot. Want wanneer
de Russen eenmaal bezig zijn een gebied
te bestrooien dan vergeten ze niets.
In den beginnen ging het. De treffers
kwamen bijlna alle op ons oude kwartier.
Wat willen de Russe;n toch? In de verte
ziagen wij' hun halion captif. Maar van
daar uit konden zijl ons, een paar men
schen, toch niet gezien hebben. En in
dien dit wel het geval mocht zijn, dan
was het toch onzin, zooveel ammunitie
aan ons te verspelen.
Onze artillerie antwoordde in matig
tempo.
Het nieuwe kwartier scheen werkelijk
béter te zijn. De oppasser kwam met nieu
we erwtensoep. Hij' vertelde! ons, dat er
in de kwlartieren achter ons geen granaat
gevallen was. De Russen schenen het
dus werkelijk op ons gemunt te 'hebben.
Wij' namen wederom plaats om te eten.
Plotseling' weer een slag', zoo hevig als
ik nooit te voren hoorde, vergezeld door
een sissend en suisend geluid. Nieimand
van ons wist wat er aan de hand was.
Het regende van boven houtsplinters,
slroo, kalk. Een dichte stofwolk vulde
de kamer. Wij renden naar de deur.
„Dat was een granaat, die niet ontploft
is", zlei de majoor. „Wanneer dit wél1 het
geval' was geweest, dan hadden zij' gillen
er aan moeten gelooven!" De granaat
was door het dak in de kamer geslagen,
en in den vloer blijven steken.
„Verder, mannen, een nieuw kwartier!"
Nu gingen "w'iji toch een heel' eind terug.
Daar was het werkelijk veel rustiger.
Maar we hadden geen trek meer in soep.
We staken een sigaar op, praatten wat
na, toen de artillerie-kapitein binnenkwam.
„Nu, hoe hebben wij dat geleverd?"
„Wat?"
„De Russen zijn er toch ingeloopen!"
„Waar ingeloopen?"