Donderdag- 17 Juni 1915 39e Jaargang
öe Groote Oorlog.
BERICHT,
Zeeuwsche Stemmen.
1"kZeeuw
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LAN aE VORSTSTRAAT 259.
Bureau te Middelburg:
FIRMA F. P. DHUIJ - L, BURG.
Drukkers:
Oostsrbaan Le Cointre - Goes.
Zij, die zich mei ingang van i Juli
a.s. op „De Zeeuw" abonneeren,
ontvangen de tot dien datum ver
schijnende nummers kosteloos.
18 Juni.
De oorlog- is oorzaak dat Vijlden 18 Juni,
den Waterloo-dag, bij; de hónderd jariglei
herdenking van den slag Wijl Waterloo in
stilte en stilheid laten voorbijgaan.
Wat 'n verschil met 1835!
Toen jubelde gans'ch Nederland hiji de
herinnering aan 1815 en de roemrijke be-
Zegteling- van zijln herkreglein onafhanke
lijkheid. ïn dien geduchten Veldslag, waar
bij het Engeisch-Nederlandsch-Prujsischql
tegleë lauweren behaalde, en de naam van
Oranje, sinds 1702 in onbruik geraakt,
dank fcïjl den moed, het beleid' en de trouw
Van onzen Kroonprins, den grootvader van
onze Koningin Wilhelnrina, weer in eero
herstel'd werd. i
Toch, spijt dat verschil en deze tegenstel
ling. staken wij ook tjhans nog gaarne
even onzen arbeid, fan stellen wijl onze
oorlogszorgen even ter zijd'©, om de sprake
te beluisteren, di'e van Waterloo's slag
veld ons tegenruischt.
Daar toch is op dien gedenk Vaardigen
datum van nu een eeuw gieteden door
Oranje andermaal aan Nederland de hand
gereikt, en is de hand, wjedke deze twee
verbindt, opnieuw gesterkt ten met liet
bloéd van Oranje's en Nedteriand's zonen
bezegeld.
Oranje kan nooit, n e en nooit g'eno'eg
voor Nederland doen, heieft een Oranje der
laatste jaren gezegd.
Doch (Nederland erkent wladork-eerig, dat
het aan Oranje zeef vleel verschuldigd
is; en het zegt 't. zijln beste zonen na
land het verschuldigd, dat het in de lGe
Aan jl© Oranjes zegt Fruin is Neder-
en 17e eeuw meetelt in de wereldgeschie
denis. Oranje zegt Potgieter voor
geenerlei glorie des volks koel. Oranje
is grootser naam dan al wat schepter torst,
zoo zong Bilderdijk, nog onder den ver-
ischen indruk van den slag bijl Waterloo.
Aan deze uitspraken hoopt het Neder-
landsche volk getrouw te blijfven, ©n dit
te toonen in oprechte Verknochtheid aan
de geëerbiedigde Vorstinne, Wilhehnina,
vie laatste uit het doorlucht© Stamhuis,
dat voor de vrijheid dezer landen steeds
goed en bloed heeft veil gehad.
XLIII.
De boeren gaan over den tong, dezer
dagen.
Men had ze al lang in de gaten, de
stiekemerds. En niet altijd even zachtjes
werd gefluisterd over de goede zaken,
die ze trots, den oorlogsjammer hadden
kunnen maken.
Klaagden zij dan niet? Zeker, maar is
het klagen van den hoer niet spreekwoor
delijk geworden.
Eu' gaat geen jaar voorbij', of ei' ko
enen klaagliederen over hun lippen. Nu
eens heeft dit te veel regen gehad, en dat
te weinig, dan weer is het beschot tegen
gevallen of zijn een of meer cadavers
de stallen uitgesleept moeten worden.
Klagen doen de hoeren altijd.
iDioch nu iedereen klaagde, werden de
boeren er van verdacht heimelijk veel
in den zak gestoken te hebben. Terwijl
groothandelaren en middenstand krom
gingen onder den druk des tijds, zou
Fortuna de mannen van de primitiefste
■cultuur ongemeen rijk begunstigd hebben.
'Be oogst viel mee en de „besomming"
niet minder, zooclat de stalen bewaar
plaatsen op de hoeven wel g'oed gevuld
moesten zijn.
Daal' kwam nog meel' bij.
Reusachtige oorlogswinsten zouden zij
opgestreken hebben.
De meest fantastische verhalen van
enorme vëlrworven rijkdommen gingen
van mond tot mond. De Nederlandsohe
verbruikers waren de vliegen in hun ge
vreesde spinnewebben, ja tot Jan boeze
roen toe werd uitgekleed ten beboejve
van de zich de vingers blauw tellende
landbouwers.
Waar moet het heen! zoo zuchtte men
door wanhoop aangegrepen.
De nuchterheid was intusschen verre
te zoeken.
O, zoo ver.
Nu val ik niet bepaald om van medelij
den met den boerenstand. Laat ik dat
op den voorgrond stellen, om elke ver
denking, als zou ik voor deze regelen
betaald worden, af te snijden. Men kan
tegenwoordig n.l. geen kleur bekennen,,
of men haalt zich fantasieën in 't hoofd
van pennelikkers, die zich dooi' de ver
heerlijkte partij per regel laten betalen.
Als ik zoo den omvang van den Beve-
landschen boer gadesla, b.v. wanneer hij
zich ter markt begeeft in z'n niet alleen
karakteristieke maar in z'n sooft ook
weelderige plunje, dan is elk medelijdend
gevoel licht te onderdrukken.
Toch moei men niet te eenzijdig oor-
deelen.
Zeker, men loopt ga.uw gevaar dit te
doen, vooral als de boerenarbeider! aan
het woord is en een zwart beeld Van zijn
„ellendig bestaan" ophangt naast het
schitterende idem van z'n meedoogenloo-
zen uitzuiger"
Maar vergeet niet: tempora mutantur.
De tijden z ij n veranderd en de boeren
met hen.
pier van 't Lange weegt je had het aan
't rechte eind toen hij' 'tzal zoo wat
'n jaar of drie geleden zijn in do
„Nieuwe Zeeuwsche" rijmde:
1 I
Toen Jikke Cent hie Jan van Lent,
Voo'n pond of vuve dienden,
Toten was 't 'a tied, dat wied en zied
Gin meiden méér verdienden.
De knechts verdienden eel wat meter;
En dat was te begriepen,
Wia.n a' 'n boer gin goeie knecht,
Dan kon 't er wel is niepe.
Mie 'tdaggeld was 'tal even kras;
Drie kwartjes was de mode.
En a' je'n boer vast an je snoeï,
Dian dankte je de Goden.
De mispit gaf 'n kwartje meer;
Mei1 dat was mooren, btrangen
Je rubben deeë dilckels zeer,
En 'tvel ieng van j'n angeu.
A't tervoest wier, was 't pik in 'tvier;
't Was alle dag dan schrobben,
Van 's ochtends vroeg en nooit genoeg,
Was 'tvroeten, wurmen, tobben.
En 't, zeêddoszeil viel ok nie mee,
Wjant 't duurde nog gin weke;
'tWas op z'n best de moeite wérd,
J'n oot er mee te breken.
Mer noe is 'tuut; van Noord tot Zuud
Is 't ©rbeidsloon 'estege;
Dat wordt; 'ezeid, deur knecht en meid,
Eu dat 's bepild 'n zegen.
Een dienk is spitetig, 'k 'zeg het ier;
't Is dat de weriekmenschen
Toch nie tevree bin mit 't er loon,
Maar allied meer nog wensche.
li III I 'M i I i
Al bin 'k wat bloó, ik zegge zloö:
'tKan noe toch goed peseere.
Den erb;eidsman die alles kan,
Mot op z'n vet nie t'eere.
Die zunig is, die kan gewis
Ok nog, wé wat bespêre
En as 'n appeltje voe den dost
'n Centje overgêre.
Kijk, 't is altijd goed, dat een zaak
Van alle kanten bekeken wordt. Een ver
gelijking tusschen den „ouWen en den
jongen tied" leert ons bovendien veel.
Inderdaad is 't „spietig, om met Pier
te spreken, „dat de werrekmensohen toch
niet tevree bin mit 'ter loon, maar al-
tied meer nog wensche".
'k Wil hiermede volstrekt niet zeggen,
dat de sociale 'kwestie ten gunste der
landarbeiders opgelost is, evenmin dat
er geen rotte toestanden meel' hieérschen,
integendeel, doch wèl wilde ik er op
wijzen, dat ook de landbouwer soms recht
matige klachten kan hebben.
Wat voor geest heeischt er onder onze
arbeiders, en vraag u maar geruslt
af wat voor geest heerscht er ondert
de Christelijke arbeiders? Zc zijn maar
al te vaak met hetzelfde sopje overgoten,
de goede niet te na gesproken.
Velen willen zioo weinig mogelijk doen
voor zooveel mogelijk centen. In dit op--
zicht zijn ze zoo rood, als 't maar kan,
.Oordeel zelf. of die boer niet terecht
klaagde, toen hij vertelde van zijn ar
beiders, die willen werken van 11
vm. en van 12-— 4.45 nam, en, ofschoon
zij weten, dat de baas hen noodig heeft en
dooi do mobilisatie tal van krach.ton moot
missen, geen slag meer willen doen, ook
al zien zij, dat de akker vergaat van het
rVU.il, 'en al weten zij, dat zonder' een
spoedig ingrijpen met hak en schoffel
bet gewas vermoord wordt, althans in
den groei belemmerd.
De lieden werken gedurende de gewone
tffien, met den gewonen slakkengang en
strijken him daggeld op; willen nog wél
eens een karweitje aannemen, doch niet
dan tegen een loon, dat gebaseerd is
op denzelfden tragen gang.
10p-z'n-elf-©n-dertig,st.
Overwerken? Geen sprake van. Zelfs
niet te,ge.n liet dubbele, loon.
V-ergeet niet, we leven onder bijzon
dere omstandigheden, die ook op de hoeve
hun invloed doen gevoelen. In gewone
tijden zouden er wellicht arbeidskrachten
genoeg zijn en zou fle naijver wel de
handen uit de mouwen doen steken.
Doch nu is de boer afhankelijk van
de weinige arbeiders, die er over ble
ven.
Vrouwen, die met wieden nauwelijks
f0.'25 verdienen, krijgen f0.70 a
f0.80 en durven dan nog een toon aan
slaan, alsof ze in handen gevallen zijn
van een uitzuiger. Mannen presteeren
meer en krijgen dan ook veel meer, doch
helaas moet. geconstateerd, dat voor 30
jaar drie menscben meer verrichtten dan
nu vijf.
Dat nu drie menscben dubbel zooveel
verdienen als vroeger vijf mag met blijd
schap aangieteekend worden als een be
langrijke sociale verbetering, doch ken
schetsend voor den geest ouder de ar
beiders is wel, dat men toen vooï
30 jaar - - tevreden was, en nn nimmer
meer te bevredigen.
Men heeft geen hart meer voor de
zaak. Men meent, dat de wederzijdsche
belangen elkaar niet meer raken. Ën juist
van den Christélrjkeh arbeider mocht, ver
wacht worden, dat hij zijn roeping ver
staat, maar 't schijnt wel, alsof hij en
kel nog maar geleid wordt door het ideaal
van acht uur luibakken per dag.
Verplichtsgevoel, zoo klaagde meerge
noemde landbouwer, heeft het volk niet
meer. Losse krachten hebben we niet.
We moeten de lieden zomer en winter
den kost geven. Alles goed en wel, doch
zo vergeten, dat we hen 's winters gedu
rende weken zoo wat voor niks te eten
geven. We zouden hen dan biest kunnen
missen, en laten hen wat rondscharrelen.
Verlet kennen ze niet. Nu Zou men den
ken, dat ze flink de handen uit de mou
wen steken, als de nood aan den boer is.
Ho< maar! Dan vergist ge u. "En wijst
ge den arbeider op z'n moreele plichten,
dan beteekent hij u aanstonds, dat hij
zich meit dergelijke theorieën niet motel'
kan ophouden.
Laat ik er nog mogen bijvoegen, dat
bedoelde landbouwer een democraat is
van het goede soort, die weet wat zijn
volk toekomt en bij wien men gaarne
werkt.
Och, 't is niets nieuws. Wat ik u hier
heb verteld.
Een dergelijke geest is sinds jaren aan
't doorwerken onder de arbeiders en naax,-
mate de toestanden verbeteren, neemt de
ontevredenheid toe, en de liefd tot den
arbeid af.
Dat ook onze provincie reeds aange
tast is, vind ik een bedenkelijk verschijn
sel. We waren zoo mooi op weg met bet
scheppen van goede verhoudingen in de
arbciderswereld, en ziet, dergelijke den
arbeiders tot beschaming strekkende ge
vallen .konnen telkens weer den socialen
arbeid in z'n gang belemmeren.
Neen, ik wil niet generaliseeren, maar
toch mag gezegd, dat de boer wel eens
'n heel enkele maal reden tot klagen
heeft.
Maar dan die oorlogswinsten, dio do
heeren gemaakt hebben
Zooals gezegd, schromelijk overdreven.
Doch het zich niet storen aan de
maximumprijzen op de Groninger beurs
dan
•- Nu ja, toen waren, zij: de plank mis,
naar 't mij wil voorkomen. Ofschoon er
misschien nog wel iets te hunner ver
ontschuldiging is aan te voeren, al komt
mij dat iets bedenkelijk Zwak voor.
Doch er zijn meer beschuldigingen
geuit en leelijfce woorden gesproken.
Een nuchter woord werd onlangs over
dit. alles gesproken door den heer
Westerdijk, lid van Gedeputeerd© Staten
van Groningen, voorzitter van den Gro
ninger Landbouwbond.
Dus niet de eerste de beste, maar
iemand, die geacht mag worden een
woordje te kunnen meespreken.
Op de algemeene vergadering van ge
noemden Bond maakte hiji enkele op
merkingen, die wel speciaal voor de
provincie Groningen gelden, maar ook
onzen, b'oeren-haters wel iets te zeggen
hebben. Laat ik er daarom een greep
uit doen.
„Het groote publiek, aldus de heer
Westerdijk, 'keurt blijkbaar af dat do
landbouw oorlogswinst maakte ten koste
van onze niel-Iandbouw©rs, waarvan er
velen groote bezlwaren ondervinden, we
gens de duurdere levensmiddelen. Deze
grief is volkomen te begrijpen, al is zij
niet te rechtvaardigen. Het landbouw
bedrijf als particuliere onderneming,
tracht winst te maken als ieder ander.
01" dit oorlogswinst is, is niet steeds te
onderscheiden, en verandert aan het deel,
waarmee een bedrijf wordt uitgeoefend,
hoegenaamd niets. Op dit stuk staat de
boer volkomen op ecne lijn met ieder an
der die een bedrijf uitoefent. Maakt de
boer ten onzent winst, clan hebben wij
althans dit voordeel, dal daarin zéér ve
len deelen, omdat het kleine- en micldel-
groot-bedrijf anders dan op vel© plaatsen
in het buitenland, hier overbeerschend
zijn.
Deze winst wordt bovendien door velen
overschat. In 't begin van den oorlog
waren sommige onzer producten, b.v.
boter en aardappelmeel, haast onverkoop
baar. Daarbij werd het financieel' crediet
nagenoeg stop gezet.
Menige boer geraakte ïn de uiterste ver
legenheid en verkocht voor spotprijzen.
Later liepen de prijzen voortdurend op,
doch toen waren reeds velen een heel
deel1 van den oogst kwijt aan handelaars.
Mede tengevolge van het gebruik der
talrijke stoomdorschmachines, aldus de
heer Westerdijk, hebben de bouwboeren
van de zeer hoog© prijzen van den l'aat-
sten tijd weinig genoten.
De prijzen der levensmiddelen zijn zeer
gestegen. Het l'a.at zich daarom verklaren,
dat van Vele zijden drang op de Regée-
ring is uitgeoefend om in te grijpen in
het. bedrijfsleven ter verkrijging van lagere
prijzen der levensmiddelen. Ook zonder
dien drang heeft Minister Treub onmid
dellijk bij clen aanvang, der crisis krach
tige maatregelen genomen, waarvoor hem
algemeen hulde is gebracht.
Dat de landbouw hiervan min of meer
de dupe werd; kon wel niet anders. Dat
lag nu eenmaal aan de omstandigheden
en aan den .grooten spoed waarmede
meestal moest .gehandeld worden.Dat
daarbij fouten zijn begaan, waardoor de
landbouwer meer dan noodig was, is ge
schaad in zijn, bedrijf, kan worden gebil
lijkt. Maar dat hiji daarbij ook nog als
zondebok voor de fouten van een ander
in de woestijn zou worden gedreven,
mocht niet blijven zonder krachtig pro
test.
Wat is er ten slotte overgebleven van
de iameuze beschuldigingen: glasmengten,
begieten met petroleum, opdrijving der
prijzen met achterhouding van den oogst,
later nog aangevuld met het omploegen
van roggevelden?
Niets, mijne heeren,! Althans niets dat
genoemd mag worden. Het gl'a.smengen
heeft niet plaats gehad. Do boerenvriend
die dit den Minister is komen aandra
gen, heeft zich opzettelijk of abusievelijk,
in elk geval schandelijk vergist. Het
overgieten van rogge inet petroleum is
in een Noord-Hol'landsche gemeente één
maal voorgekomen, d.w.z., dat op de
meer dan 200.000 Nederl. boeren er één
een schanddaad heeft verricht.
Van achterhouding van den oogst is
nergens gebleken; eer hoeft het tegen
deel plaats gehad. Het omploegen van
rogge is natuurlijk wel voorgekomen,
evenals ieder ander jaar, als ergens do
stand te wenschen liet, maar niet oma
ons volk de zoo noodige rogge te ont
houden.
Het is voor den boerenstand te betreu
ren, dat de namen van deze aandragers,
uiteraard door den Minister niet konden
worden gepubliceerd en daarom niet door
ons op de kaak gesteld.
Tot zoover de heer Westerdijk.
Gelijk men ziet, sprak hij nuchtere
woorden.
Maar zul'l, ge zeggen, wie weet welk
'11 aarts-conservatieve schraper deze
meneer W. is
Toch niet! Vele Zeeuwsche landbou
wers zullen zicli hem nog wel herinneren
van het Ned. Landbouwkundig Congres,
enkele jaren geleden te Goes gehouden.
Hij ontpopte zich toen. alls zóó'n op-
ende-op vooruitstrevende, dat hij alle
toongevers in de landbouwwereld, die
op het Congres aanwezig1 waren, tegen
zich had.
Dit ter geruststelling.
Ik zou nog kunnen doorgaan met het
hameren op dit aambeeld, doch ik vrees,
dat m'n 'brief reeds te langdradig is ge
worden.
KEES VAN DER MEER.
Bskr.opt overzicht van den toestand,
't Is Lemberg en nog eens Hemberg,
waarover men spreekt.
Officieel heet de stad Lwow. Doch
hoe lang nog
Von Mackensen zit niet stil. De vrucht
van zijn arbeid blijft niet uit.
Z'n laatste zet op- het Gaiicische
schaakbord met het laatste steunpunt der
Russen als inzet, blijkt meer en meer
van zulk een dreigend karakter, dat Lem
berg groot gevaar loopt.
De Nowoje Wretnja meent, en het blad
kon wel eens gelijk hebben, dat de Duit-
sche en Oostenrijlksche legers, door hun
omvattende beweging de Russen wil
len noodzaken Lemberg te ontruimen,
zonder dat daarvoor een groote slag' zal
worden geleverd. Om die poging te ver-
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG-
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. post1.25
Losse nummers0.05
Prijs der Advertentiën
15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct,
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Brj abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels ƒ1.
iedere regel meer 10 ct.
ijdclen werden de oprukkende legers
tegengehouden op verschillende punten
aan de Dnjester. Maar nu die weerstand
dreigt gebroken te worden onder het
offensief der op drie fronten voortruk-
kende vijandelijke legers, is het mogelijk
en denkbaar, dat Lemberg evenals
Przomysl zal worden ontruimd, voor
dat de bondgenooten gelegenheid vin
den den Russischen legers daar een ern-
stigen slag toe te brengen.
Ieder oogenblik is een nieuw© ontmoe
ting te wachten. 1
Het lot van Lemberg niet alleen, maar
van geheel' Oost-Galiciö zal ervan af
hangen. II'
Van hel W. front wederom geen nieuws
van belang. Dat de geallieerden geen ge
bruik weten te maken van de gunstige
positie, waarin zij verkeeren, door het
feit dat groote Duitsche troepenmachten
ongetwijfeld naar het 0. gevechtsterrein
zijn gezonden, hebben we reeds meer
dan eens geconstateerd.
Een Duitsch dagbladschrijver schrijft
omtrent het Itatiaansche ooriogstooneel,
dat hij door den commandant van een
tegen Italië opereerend legerkorps ontvan
gen werd, die Zich over den tegönwoor-
digen toestand aan het zuid-westelijk oor
iogstooneel zeer geruststellend uitliet. Be
doelde officier zleide voorts, dat de reden,
waarom de Oostenrijkers niet reeds nu
tot den aanval waren overgegaan, niet
is, dat zlij daartoe niet in staat waren,
maar dat zij; het oogenblik nog niet ge-
kooien achtten.
Bol-makend bombardement.
De oorlogscorrespondent van de „Yos-
sische Zeitung" in het YVesten beschrijft
den bekenden Lorette-beuvel en s hil-
dert de verwoede gjevechten. daar in de
ingeloopen weken gevoerd. Wij. onilee-
nen aan zijn artikel' het volgende
Dicht voor den kam van een stijgend
plateau, nauwelijks meer zichtbaar, lig
gen de 'puinhoopen van de kleine kapel
Notre Dame de Lorette, eens ©en middel
punt van vrome bedevaartgangers, nu
maandenlang reeds het centrum van de
bloedigste en wildste gevechten. Uit oude
prenten ziet. men, dat het een kerkje was
in bouwdoosrStijl, zónder bijzondere
schoonheid, opgetrokken uit roode bak
steen en wit graniet. Hoog boven in den
open gevel hing de klok, waarvan de
silhouet reeds in de verte zichtbaar ge
weest moest zijn, wanneer men de hoogte
beklom. De kerk troonde boven op een
spaarzaam begroeide heidevlakte. Alleen
een groote boom stond er naast, als
trouwe wachter.
De kerk is veranderd in een ruïne,
de boom is gevallen. Even beneden den
puinhoop zijn de Fransche stellingen,
nog iets lager de Duitsche. Duidelijk zie
ilc, van een hooge stelling in een ver
laten fabriek, het verdere slagveld. Aan
de Zuidoostelijke helling van den Lorette-
heuvel', die steil omlaag gaat, de door
den vijand bezette „kansel", links daar
naast een kléin dal, en nog verder links
de hoogte van Vimy, door de onzlen bezet.
Omtrent de gevechten bij den Loretie-
heuvel', die eens in de geschiedenis ble
kend zullen staan als „de slag bij; Atrecht",
vertelde een regiments-commandant den
correspondent het volgende:
De toomelooze hevigheid van deze
worsteling is onbeschrijfelijk. Een artil
lerievuur, zoo zwaar, als mien het nooit
te voren beleefde, vormde de inleiding.
Den 9den Mei duurde het dol'-makende
bombardement van de Franschen van
's morgens zeven tot half twaalf, zonder
een oogenblik rust. De geheele hoogte
was niets dan één enkele zlwarte rook
wolk. Het leek onmogelijk, dat er in
onze voorste stellingen nog een mensch
in léven was, om niet te. zeggen nog in
staat 0111 weerstand te bieden. Hier toch
Wierpen onze troepen, toen de vijand
plotseling een stormaanval deed met een
groote overmacht, de aanvallers terug.
„U moet. bedenken", zlei de comman
dant, „dat onzie manschappen meer in
granaat-gaten dan in loopgraven staan,
dat de versterkte stellingen, waaraan
men vaak een geheelen dag werkte, in een
paar uur verhield kunnen zijn. De vij
and had al' zijn kracht hier geconcentreerd.
En toch bleven onze mannen kalm, lie
ten zij zich niet ontmoedigen. Na den
9den Mei trad de vijand niet minder
Verwoed op. Dikwijls waren de vijande
lijke linies zoo dicht bij1 elkaar, dat zij
slechts vijf meter gescheiden waren."
Dikwijls stonden de mannen dagen
lang tot den buik in een moeras. En
Wanneer ze er eens uit kwamen, oni
achter het front uit te rusten, dan zagen
z-ij er niet meer als menschen uit.
Het succes van de Franschen hij den
Lorette-heuvel1 bestaat, volgens dezien
correspondent hierin, dat de Duitschers
thans staan, waar zij den derden Maart
stonden.