Donderdag- 17 Juni 1915 39e Jaargang öe Groote Oorlog. BERICHT, Zeeuwsche Stemmen. 1"kZeeuw Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LAN aE VORSTSTRAAT 259. Bureau te Middelburg: FIRMA F. P. DHUIJ - L, BURG. Drukkers: Oostsrbaan Le Cointre - Goes. Zij, die zich mei ingang van i Juli a.s. op „De Zeeuw" abonneeren, ontvangen de tot dien datum ver schijnende nummers kosteloos. 18 Juni. De oorlog- is oorzaak dat Vijlden 18 Juni, den Waterloo-dag, bij; de hónderd jariglei herdenking van den slag Wijl Waterloo in stilte en stilheid laten voorbijgaan. Wat 'n verschil met 1835! Toen jubelde gans'ch Nederland hiji de herinnering aan 1815 en de roemrijke be- Zegteling- van zijln herkreglein onafhanke lijkheid. ïn dien geduchten Veldslag, waar bij het Engeisch-Nederlandsch-Prujsischql tegleë lauweren behaalde, en de naam van Oranje, sinds 1702 in onbruik geraakt, dank fcïjl den moed, het beleid' en de trouw Van onzen Kroonprins, den grootvader van onze Koningin Wilhelnrina, weer in eero herstel'd werd. i Toch, spijt dat verschil en deze tegenstel ling. staken wij ook tjhans nog gaarne even onzen arbeid, fan stellen wijl onze oorlogszorgen even ter zijd'©, om de sprake te beluisteren, di'e van Waterloo's slag veld ons tegenruischt. Daar toch is op dien gedenk Vaardigen datum van nu een eeuw gieteden door Oranje andermaal aan Nederland de hand gereikt, en is de hand, wjedke deze twee verbindt, opnieuw gesterkt ten met liet bloéd van Oranje's en Nedteriand's zonen bezegeld. Oranje kan nooit, n e en nooit g'eno'eg voor Nederland doen, heieft een Oranje der laatste jaren gezegd. Doch (Nederland erkent wladork-eerig, dat het aan Oranje zeef vleel verschuldigd is; en het zegt 't. zijln beste zonen na land het verschuldigd, dat het in de lGe Aan jl© Oranjes zegt Fruin is Neder- en 17e eeuw meetelt in de wereldgeschie denis. Oranje zegt Potgieter voor geenerlei glorie des volks koel. Oranje is grootser naam dan al wat schepter torst, zoo zong Bilderdijk, nog onder den ver- ischen indruk van den slag bijl Waterloo. Aan deze uitspraken hoopt het Neder- landsche volk getrouw te blijfven, ©n dit te toonen in oprechte Verknochtheid aan de geëerbiedigde Vorstinne, Wilhehnina, vie laatste uit het doorlucht© Stamhuis, dat voor de vrijheid dezer landen steeds goed en bloed heeft veil gehad. XLIII. De boeren gaan over den tong, dezer dagen. Men had ze al lang in de gaten, de stiekemerds. En niet altijd even zachtjes werd gefluisterd over de goede zaken, die ze trots, den oorlogsjammer hadden kunnen maken. Klaagden zij dan niet? Zeker, maar is het klagen van den hoer niet spreekwoor delijk geworden. Eu' gaat geen jaar voorbij', of ei' ko enen klaagliederen over hun lippen. Nu eens heeft dit te veel regen gehad, en dat te weinig, dan weer is het beschot tegen gevallen of zijn een of meer cadavers de stallen uitgesleept moeten worden. Klagen doen de hoeren altijd. iDioch nu iedereen klaagde, werden de boeren er van verdacht heimelijk veel in den zak gestoken te hebben. Terwijl groothandelaren en middenstand krom gingen onder den druk des tijds, zou Fortuna de mannen van de primitiefste ■cultuur ongemeen rijk begunstigd hebben. 'Be oogst viel mee en de „besomming" niet minder, zooclat de stalen bewaar plaatsen op de hoeven wel g'oed gevuld moesten zijn. Daal' kwam nog meel' bij. Reusachtige oorlogswinsten zouden zij opgestreken hebben. De meest fantastische verhalen van enorme vëlrworven rijkdommen gingen van mond tot mond. De Nederlandsohe verbruikers waren de vliegen in hun ge vreesde spinnewebben, ja tot Jan boeze roen toe werd uitgekleed ten beboejve van de zich de vingers blauw tellende landbouwers. Waar moet het heen! zoo zuchtte men door wanhoop aangegrepen. De nuchterheid was intusschen verre te zoeken. O, zoo ver. Nu val ik niet bepaald om van medelij den met den boerenstand. Laat ik dat op den voorgrond stellen, om elke ver denking, als zou ik voor deze regelen betaald worden, af te snijden. Men kan tegenwoordig n.l. geen kleur bekennen,, of men haalt zich fantasieën in 't hoofd van pennelikkers, die zich dooi' de ver heerlijkte partij per regel laten betalen. Als ik zoo den omvang van den Beve- landschen boer gadesla, b.v. wanneer hij zich ter markt begeeft in z'n niet alleen karakteristieke maar in z'n sooft ook weelderige plunje, dan is elk medelijdend gevoel licht te onderdrukken. Toch moei men niet te eenzijdig oor- deelen. Zeker, men loopt ga.uw gevaar dit te doen, vooral als de boerenarbeider! aan het woord is en een zwart beeld Van zijn „ellendig bestaan" ophangt naast het schitterende idem van z'n meedoogenloo- zen uitzuiger" Maar vergeet niet: tempora mutantur. De tijden z ij n veranderd en de boeren met hen. pier van 't Lange weegt je had het aan 't rechte eind toen hij' 'tzal zoo wat 'n jaar of drie geleden zijn in do „Nieuwe Zeeuwsche" rijmde: 1 I Toen Jikke Cent hie Jan van Lent, Voo'n pond of vuve dienden, Toten was 't 'a tied, dat wied en zied Gin meiden méér verdienden. De knechts verdienden eel wat meter; En dat was te begriepen, Wia.n a' 'n boer gin goeie knecht, Dan kon 't er wel is niepe. Mie 'tdaggeld was 'tal even kras; Drie kwartjes was de mode. En a' je'n boer vast an je snoeï, Dian dankte je de Goden. De mispit gaf 'n kwartje meer; Mei1 dat was mooren, btrangen Je rubben deeë dilckels zeer, En 'tvel ieng van j'n angeu. A't tervoest wier, was 't pik in 'tvier; 't Was alle dag dan schrobben, Van 's ochtends vroeg en nooit genoeg, Was 'tvroeten, wurmen, tobben. En 't, zeêddoszeil viel ok nie mee, Wjant 't duurde nog gin weke; 'tWas op z'n best de moeite wérd, J'n oot er mee te breken. Mer noe is 'tuut; van Noord tot Zuud Is 't ©rbeidsloon 'estege; Dat wordt; 'ezeid, deur knecht en meid, Eu dat 's bepild 'n zegen. Een dienk is spitetig, 'k 'zeg het ier; 't Is dat de weriekmenschen Toch nie tevree bin mit 't er loon, Maar allied meer nog wensche. li III I 'M i I i Al bin 'k wat bloó, ik zegge zloö: 'tKan noe toch goed peseere. Den erb;eidsman die alles kan, Mot op z'n vet nie t'eere. Die zunig is, die kan gewis Ok nog, wé wat bespêre En as 'n appeltje voe den dost 'n Centje overgêre. Kijk, 't is altijd goed, dat een zaak Van alle kanten bekeken wordt. Een ver gelijking tusschen den „ouWen en den jongen tied" leert ons bovendien veel. Inderdaad is 't „spietig, om met Pier te spreken, „dat de werrekmensohen toch niet tevree bin mit 'ter loon, maar al- tied meer nog wensche". 'k Wil hiermede volstrekt niet zeggen, dat de sociale 'kwestie ten gunste der landarbeiders opgelost is, evenmin dat er geen rotte toestanden meel' hieérschen, integendeel, doch wèl wilde ik er op wijzen, dat ook de landbouwer soms recht matige klachten kan hebben. Wat voor geest heeischt er onder onze arbeiders, en vraag u maar geruslt af wat voor geest heerscht er ondert de Christelijke arbeiders? Zc zijn maar al te vaak met hetzelfde sopje overgoten, de goede niet te na gesproken. Velen willen zioo weinig mogelijk doen voor zooveel mogelijk centen. In dit op-- zicht zijn ze zoo rood, als 't maar kan, .Oordeel zelf. of die boer niet terecht klaagde, toen hij vertelde van zijn ar beiders, die willen werken van 11 vm. en van 12-— 4.45 nam, en, ofschoon zij weten, dat de baas hen noodig heeft en dooi do mobilisatie tal van krach.ton moot missen, geen slag meer willen doen, ook al zien zij, dat de akker vergaat van het rVU.il, 'en al weten zij, dat zonder' een spoedig ingrijpen met hak en schoffel bet gewas vermoord wordt, althans in den groei belemmerd. De lieden werken gedurende de gewone tffien, met den gewonen slakkengang en strijken him daggeld op; willen nog wél eens een karweitje aannemen, doch niet dan tegen een loon, dat gebaseerd is op denzelfden tragen gang. 10p-z'n-elf-©n-dertig,st. Overwerken? Geen sprake van. Zelfs niet te,ge.n liet dubbele, loon. V-ergeet niet, we leven onder bijzon dere omstandigheden, die ook op de hoeve hun invloed doen gevoelen. In gewone tijden zouden er wellicht arbeidskrachten genoeg zijn en zou fle naijver wel de handen uit de mouwen doen steken. Doch nu is de boer afhankelijk van de weinige arbeiders, die er over ble ven. Vrouwen, die met wieden nauwelijks f0.'25 verdienen, krijgen f0.70 a f0.80 en durven dan nog een toon aan slaan, alsof ze in handen gevallen zijn van een uitzuiger. Mannen presteeren meer en krijgen dan ook veel meer, doch helaas moet. geconstateerd, dat voor 30 jaar drie menscben meer verrichtten dan nu vijf. Dat nu drie menscben dubbel zooveel verdienen als vroeger vijf mag met blijd schap aangieteekend worden als een be langrijke sociale verbetering, doch ken schetsend voor den geest ouder de ar beiders is wel, dat men toen vooï 30 jaar - - tevreden was, en nn nimmer meer te bevredigen. Men heeft geen hart meer voor de zaak. Men meent, dat de wederzijdsche belangen elkaar niet meer raken. Ën juist van den Christélrjkeh arbeider mocht, ver wacht worden, dat hij zijn roeping ver staat, maar 't schijnt wel, alsof hij en kel nog maar geleid wordt door het ideaal van acht uur luibakken per dag. Verplichtsgevoel, zoo klaagde meerge noemde landbouwer, heeft het volk niet meer. Losse krachten hebben we niet. We moeten de lieden zomer en winter den kost geven. Alles goed en wel, doch zo vergeten, dat we hen 's winters gedu rende weken zoo wat voor niks te eten geven. We zouden hen dan biest kunnen missen, en laten hen wat rondscharrelen. Verlet kennen ze niet. Nu Zou men den ken, dat ze flink de handen uit de mou wen steken, als de nood aan den boer is. Ho< maar! Dan vergist ge u. "En wijst ge den arbeider op z'n moreele plichten, dan beteekent hij u aanstonds, dat hij zich meit dergelijke theorieën niet motel' kan ophouden. Laat ik er nog mogen bijvoegen, dat bedoelde landbouwer een democraat is van het goede soort, die weet wat zijn volk toekomt en bij wien men gaarne werkt. Och, 't is niets nieuws. Wat ik u hier heb verteld. Een dergelijke geest is sinds jaren aan 't doorwerken onder de arbeiders en naax,- mate de toestanden verbeteren, neemt de ontevredenheid toe, en de liefd tot den arbeid af. Dat ook onze provincie reeds aange tast is, vind ik een bedenkelijk verschijn sel. We waren zoo mooi op weg met bet scheppen van goede verhoudingen in de arbciderswereld, en ziet, dergelijke den arbeiders tot beschaming strekkende ge vallen .konnen telkens weer den socialen arbeid in z'n gang belemmeren. Neen, ik wil niet generaliseeren, maar toch mag gezegd, dat de boer wel eens 'n heel enkele maal reden tot klagen heeft. Maar dan die oorlogswinsten, dio do heeren gemaakt hebben Zooals gezegd, schromelijk overdreven. Doch het zich niet storen aan de maximumprijzen op de Groninger beurs dan •- Nu ja, toen waren, zij: de plank mis, naar 't mij wil voorkomen. Ofschoon er misschien nog wel iets te hunner ver ontschuldiging is aan te voeren, al komt mij dat iets bedenkelijk Zwak voor. Doch er zijn meer beschuldigingen geuit en leelijfce woorden gesproken. Een nuchter woord werd onlangs over dit. alles gesproken door den heer Westerdijk, lid van Gedeputeerd© Staten van Groningen, voorzitter van den Gro ninger Landbouwbond. Dus niet de eerste de beste, maar iemand, die geacht mag worden een woordje te kunnen meespreken. Op de algemeene vergadering van ge noemden Bond maakte hiji enkele op merkingen, die wel speciaal voor de provincie Groningen gelden, maar ook onzen, b'oeren-haters wel iets te zeggen hebben. Laat ik er daarom een greep uit doen. „Het groote publiek, aldus de heer Westerdijk, 'keurt blijkbaar af dat do landbouw oorlogswinst maakte ten koste van onze niel-Iandbouw©rs, waarvan er velen groote bezlwaren ondervinden, we gens de duurdere levensmiddelen. Deze grief is volkomen te begrijpen, al is zij niet te rechtvaardigen. Het landbouw bedrijf als particuliere onderneming, tracht winst te maken als ieder ander. 01" dit oorlogswinst is, is niet steeds te onderscheiden, en verandert aan het deel, waarmee een bedrijf wordt uitgeoefend, hoegenaamd niets. Op dit stuk staat de boer volkomen op ecne lijn met ieder an der die een bedrijf uitoefent. Maakt de boer ten onzent winst, clan hebben wij althans dit voordeel, dal daarin zéér ve len deelen, omdat het kleine- en micldel- groot-bedrijf anders dan op vel© plaatsen in het buitenland, hier overbeerschend zijn. Deze winst wordt bovendien door velen overschat. In 't begin van den oorlog waren sommige onzer producten, b.v. boter en aardappelmeel, haast onverkoop baar. Daarbij werd het financieel' crediet nagenoeg stop gezet. Menige boer geraakte ïn de uiterste ver legenheid en verkocht voor spotprijzen. Later liepen de prijzen voortdurend op, doch toen waren reeds velen een heel deel1 van den oogst kwijt aan handelaars. Mede tengevolge van het gebruik der talrijke stoomdorschmachines, aldus de heer Westerdijk, hebben de bouwboeren van de zeer hoog© prijzen van den l'aat- sten tijd weinig genoten. De prijzen der levensmiddelen zijn zeer gestegen. Het l'a.at zich daarom verklaren, dat van Vele zijden drang op de Regée- ring is uitgeoefend om in te grijpen in het. bedrijfsleven ter verkrijging van lagere prijzen der levensmiddelen. Ook zonder dien drang heeft Minister Treub onmid dellijk bij clen aanvang, der crisis krach tige maatregelen genomen, waarvoor hem algemeen hulde is gebracht. Dat de landbouw hiervan min of meer de dupe werd; kon wel niet anders. Dat lag nu eenmaal aan de omstandigheden en aan den .grooten spoed waarmede meestal moest .gehandeld worden.Dat daarbij fouten zijn begaan, waardoor de landbouwer meer dan noodig was, is ge schaad in zijn, bedrijf, kan worden gebil lijkt. Maar dat hiji daarbij ook nog als zondebok voor de fouten van een ander in de woestijn zou worden gedreven, mocht niet blijven zonder krachtig pro test. Wat is er ten slotte overgebleven van de iameuze beschuldigingen: glasmengten, begieten met petroleum, opdrijving der prijzen met achterhouding van den oogst, later nog aangevuld met het omploegen van roggevelden? Niets, mijne heeren,! Althans niets dat genoemd mag worden. Het gl'a.smengen heeft niet plaats gehad. Do boerenvriend die dit den Minister is komen aandra gen, heeft zich opzettelijk of abusievelijk, in elk geval schandelijk vergist. Het overgieten van rogge inet petroleum is in een Noord-Hol'landsche gemeente één maal voorgekomen, d.w.z., dat op de meer dan 200.000 Nederl. boeren er één een schanddaad heeft verricht. Van achterhouding van den oogst is nergens gebleken; eer hoeft het tegen deel plaats gehad. Het omploegen van rogge is natuurlijk wel voorgekomen, evenals ieder ander jaar, als ergens do stand te wenschen liet, maar niet oma ons volk de zoo noodige rogge te ont houden. Het is voor den boerenstand te betreu ren, dat de namen van deze aandragers, uiteraard door den Minister niet konden worden gepubliceerd en daarom niet door ons op de kaak gesteld. Tot zoover de heer Westerdijk. Gelijk men ziet, sprak hij nuchtere woorden. Maar zul'l, ge zeggen, wie weet welk '11 aarts-conservatieve schraper deze meneer W. is Toch niet! Vele Zeeuwsche landbou wers zullen zicli hem nog wel herinneren van het Ned. Landbouwkundig Congres, enkele jaren geleden te Goes gehouden. Hij ontpopte zich toen. alls zóó'n op- ende-op vooruitstrevende, dat hij alle toongevers in de landbouwwereld, die op het Congres aanwezig1 waren, tegen zich had. Dit ter geruststelling. Ik zou nog kunnen doorgaan met het hameren op dit aambeeld, doch ik vrees, dat m'n 'brief reeds te langdradig is ge worden. KEES VAN DER MEER. Bskr.opt overzicht van den toestand, 't Is Lemberg en nog eens Hemberg, waarover men spreekt. Officieel heet de stad Lwow. Doch hoe lang nog Von Mackensen zit niet stil. De vrucht van zijn arbeid blijft niet uit. Z'n laatste zet op- het Gaiicische schaakbord met het laatste steunpunt der Russen als inzet, blijkt meer en meer van zulk een dreigend karakter, dat Lem berg groot gevaar loopt. De Nowoje Wretnja meent, en het blad kon wel eens gelijk hebben, dat de Duit- sche en Oostenrijlksche legers, door hun omvattende beweging de Russen wil len noodzaken Lemberg te ontruimen, zonder dat daarvoor een groote slag' zal worden geleverd. Om die poging te ver- VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG- Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. post1.25 Losse nummers0.05 Prijs der Advertentiën 15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct, 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Brj abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels ƒ1. iedere regel meer 10 ct. ijdclen werden de oprukkende legers tegengehouden op verschillende punten aan de Dnjester. Maar nu die weerstand dreigt gebroken te worden onder het offensief der op drie fronten voortruk- kende vijandelijke legers, is het mogelijk en denkbaar, dat Lemberg evenals Przomysl zal worden ontruimd, voor dat de bondgenooten gelegenheid vin den den Russischen legers daar een ern- stigen slag toe te brengen. Ieder oogenblik is een nieuw© ontmoe ting te wachten. 1 Het lot van Lemberg niet alleen, maar van geheel' Oost-Galiciö zal ervan af hangen. II' Van hel W. front wederom geen nieuws van belang. Dat de geallieerden geen ge bruik weten te maken van de gunstige positie, waarin zij verkeeren, door het feit dat groote Duitsche troepenmachten ongetwijfeld naar het 0. gevechtsterrein zijn gezonden, hebben we reeds meer dan eens geconstateerd. Een Duitsch dagbladschrijver schrijft omtrent het Itatiaansche ooriogstooneel, dat hij door den commandant van een tegen Italië opereerend legerkorps ontvan gen werd, die Zich over den tegönwoor- digen toestand aan het zuid-westelijk oor iogstooneel zeer geruststellend uitliet. Be doelde officier zleide voorts, dat de reden, waarom de Oostenrijkers niet reeds nu tot den aanval waren overgegaan, niet is, dat zlij daartoe niet in staat waren, maar dat zij; het oogenblik nog niet ge- kooien achtten. Bol-makend bombardement. De oorlogscorrespondent van de „Yos- sische Zeitung" in het YVesten beschrijft den bekenden Lorette-beuvel en s hil- dert de verwoede gjevechten. daar in de ingeloopen weken gevoerd. Wij. onilee- nen aan zijn artikel' het volgende Dicht voor den kam van een stijgend plateau, nauwelijks meer zichtbaar, lig gen de 'puinhoopen van de kleine kapel Notre Dame de Lorette, eens ©en middel punt van vrome bedevaartgangers, nu maandenlang reeds het centrum van de bloedigste en wildste gevechten. Uit oude prenten ziet. men, dat het een kerkje was in bouwdoosrStijl, zónder bijzondere schoonheid, opgetrokken uit roode bak steen en wit graniet. Hoog boven in den open gevel hing de klok, waarvan de silhouet reeds in de verte zichtbaar ge weest moest zijn, wanneer men de hoogte beklom. De kerk troonde boven op een spaarzaam begroeide heidevlakte. Alleen een groote boom stond er naast, als trouwe wachter. De kerk is veranderd in een ruïne, de boom is gevallen. Even beneden den puinhoop zijn de Fransche stellingen, nog iets lager de Duitsche. Duidelijk zie ilc, van een hooge stelling in een ver laten fabriek, het verdere slagveld. Aan de Zuidoostelijke helling van den Lorette- heuvel', die steil omlaag gaat, de door den vijand bezette „kansel", links daar naast een kléin dal, en nog verder links de hoogte van Vimy, door de onzlen bezet. Omtrent de gevechten bij den Loretie- heuvel', die eens in de geschiedenis ble kend zullen staan als „de slag bij; Atrecht", vertelde een regiments-commandant den correspondent het volgende: De toomelooze hevigheid van deze worsteling is onbeschrijfelijk. Een artil lerievuur, zoo zwaar, als mien het nooit te voren beleefde, vormde de inleiding. Den 9den Mei duurde het dol'-makende bombardement van de Franschen van 's morgens zeven tot half twaalf, zonder een oogenblik rust. De geheele hoogte was niets dan één enkele zlwarte rook wolk. Het leek onmogelijk, dat er in onze voorste stellingen nog een mensch in léven was, om niet te. zeggen nog in staat 0111 weerstand te bieden. Hier toch Wierpen onze troepen, toen de vijand plotseling een stormaanval deed met een groote overmacht, de aanvallers terug. „U moet. bedenken", zlei de comman dant, „dat onzie manschappen meer in granaat-gaten dan in loopgraven staan, dat de versterkte stellingen, waaraan men vaak een geheelen dag werkte, in een paar uur verhield kunnen zijn. De vij and had al' zijn kracht hier geconcentreerd. En toch bleven onze mannen kalm, lie ten zij zich niet ontmoedigen. Na den 9den Mei trad de vijand niet minder Verwoed op. Dikwijls waren de vijande lijke linies zoo dicht bij1 elkaar, dat zij slechts vijf meter gescheiden waren." Dikwijls stonden de mannen dagen lang tot den buik in een moeras. En Wanneer ze er eens uit kwamen, oni achter het front uit te rusten, dan zagen z-ij er niet meer als menschen uit. Het succes van de Franschen hij den Lorette-heuvel1 bestaat, volgens dezien correspondent hierin, dat de Duitschers thans staan, waar zij den derden Maart stonden.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1915 | | pagina 1