rsen,
No. 209
Dinsdag 8 Juni 1915
29e Jaargang
Merrieveuleti,
enknecht
El D
enne Mot*
kpaard,
echt
de Heil
nsfbode
De Groote Oorlog.
g te Koop:
r.'
jen Koe,
rrieveulen,
Koolplanten.
kersknechf
nde Knecht
de Knecht
t gevraagd,
nde Knecht
arinissen,
cht gevraagd,
rs te koop,
Zeeuwsche Stemmen.
oomgaard bij liet
te 's-Gravenpolder.
in te leveren vóór
avonds 7 uur, ten
iris H. W. NEEK-
Ider.
kening 6 Juni, bij
;gekerke,
Krabbeneiland.
OP:
»it, rekening Juli,
en 1 Haan,
urg, 't wissel B 93 b
t) OP
Oude Vlissingsclie
arel).
>0P
I 128, Middelburg.
OP
den Kloetingschen
n bij de uitgevers
oes.
OP
,inge.
OP
iesSlijkstraat No. 8
Vlissingen.
OP:
jaar, mak en ver
bij P. CIJSOUW,
Westkapelle.
tober
NOOD, Oostwate-
ger gevraagd
P. COK,
Krabbendijke.
er a. s.
"SE teZoutelande
ober
AHAMSE P.Az.,
urg-
tober
INISSEN Jz.,
dorst St. Laurens.
t met October
Meliskerke.
ober
"eliskerke.
RIEL,
K 38, Middelburg.
ober
Noordweg,
voor vast
kunnende koken,
ven onder letter L
a J. J. ceulen,
ober
of met October
HAGE Biggekerke.
Uitgave van
de Naaml. Veim. LUCTOR ET E3JERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LAN$E VORSTSTRAAT 21S.
Bureau te Middelburg:
FIRMA F. P. DHUIJ - L. BURG.
Drukkers:
Oosterbaan Le Cointre Goes.
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Wat doen 7
De Telegraaf verontrust haar lezers
met ophitsende artikelen, tegen een der
o or 1 ogv oerende mogend heden
Het is de plicht der pers om tegen
dergelijk bedrijf te protesteeren. De re
geering moet gesteund worden bij hare
z ware taak, om de onzijdigheid des lands
te handhaven.
Geheel, te onpas is dan ook de vraag
wat Nederland behoort te doen, wanneer
Duitschland plan had België te annexee-
ren.
Dat in de Duitsche pers dergelijke
annexatie-praatjes worden verkocht, is tot
daaraan toe. Maar wie buiten haar zal
ee ernstig behoeven te nemen? In de eer
ste plaats Nederland zeker niet.
Maar nu 't geschied is, en, de raad
gegeven "werd, in ernst, om den Duitschei'
onzerzijds te lijf te gaan, dient, er wel
naai' argumenten gezocht om dezen dwa
zen raad te bestrijden.
Het is professor Steinmetz die' zich
daartoe opmaakt, en tot de slotsom komt
dat, zoo Duitschland de annexatie van
België mocht proclameeren tijdens dezen
oorlog, Nederland het voorbeeld van Italië
piet volgen en zich niet bij de acht vij
anden van Duitschland voegen moet.
Onze verhouding tot Duitschland, aldus
de Hoogleeraar, is zleer goed, het bedreigt
ons in geen enkel opzicht, wij begeeren
natuurlijk niet het kleniste stukje van
Duitsch of Oostenrijksch gebied. Als eenige
grond wordt dan ook opgegeven de voor
zorg. Wanneer Duitschland België an
nexeert of ook maar in den oorlog dit
plan uitspreekt, zouden wij ons bedreigd
moeten achten, zoo wordt beweerd.
Waarom? Het geval ligt voor Nederland
geheel anders dan voor België. Ik weet
niet, zoomin als iemand anders, wat de
Duitsche plannen ten opzichte van Bel
gië zijn, maai' ik meen erop te moeten
wijzen, dat wat voor het eene land geldt,
bepaald niet voor het andere behoeft te
gelden. Nederland grenst niet aan Frank
rijk, is' dus niet de aaiivalspoort van
Frankrijk naar Duitschland; het kan zich
gemakkelijker verzetten tegen een po
ging om dezelfde rol voor Engeland te
vervullen. De bevolking is niet half-
Fransoh, zooals in België. De verhou
ding tot Duitschland was altijd uitne
mend, het hangt maar van ons'af, die
zoo te houden
Er is in Duitschland in de verschil
lende kringen geen spoor van stemming
tegen onze onafhankelijkheid te bespeuren.
Duitschland heeft een zeer werkelijk
eigenbelang bij het behoud daarvan. Het
bleek mij allerduidelijkst in Berlijn, dat
men zich dit volkomen helder bewust is.
Niemand Wil ons eenig kwaad. Men moet
dit in Nederland wel duidelijk weten.
Nederland heeft dus van Duitschland
niets te vreezën, hoe ook het lot van
België moge zijn.
Maar verder! Nederland heeft het
grootste belang bij Duitschlands onge-
stoorden en toenemender! bloei. Neder-
land's vooruitgang in de laatste dertig
jaren staat toch zeker in allernauwst
verband met dien van Duitschland. Men
vergete toch geen oogenblik, dat Neder-
land's achterland Duitschland is. Een
verslagen en verarmd Duitschland ware
Nederland's grootste ongeluk
Het belang van ons land eischt voort
zetting van de meest strikte neutraliteit.
Roekeloos en onverantwoordelijk is alles,
wat hiermede in strijd is. Ons vrijwillig
en zonder noodzaak in den oorlog stor
ten met onzen buurman, ware een daad
van waanzin en misdaad! Het Nederlaiid-
sche volk zorge er voor, dat geen vreemde
inblazingen ons ten verderve leiden. Wij
mogen ons niet laten gebruiken.
XLII
Onze schoone moedertaal de mooi
ste taal van allemaal wordt helaas
door velen nog Zóó geradbraakt, dat men
haar vaak nauwelijks herkent.
't iZou echter niet bepaald pleiten voor
liet peil van het onderwijs der laatste
jaren, als geconstateerd moest worden,
dat het gros der menschen onze taal
niet kende.
Laat ik er echter aanstonds te Uwer
geruststelling bijvoegen, dat zóó de
kwestie niet is. De verschillende dialec
ten buiten beschouwing latende, mag ge
zegd, dat ons volk met z'n taal nog al
aardig weet om te springen. Als er nu
maar wat meer bestendige liefde voor
liaar aanwezig was, ik verzeker u, dat op
Nederlandschen bodem geen taalkwestie
zou kunnen tieren.
Doch juist aan die helde ontbreekt 't
maai' al te vaak en dat gebrek aan liefde
is oorzaak, dat men z'n toevlucht neemt
tot wat met-TseAerlandsch is.
Zeker, ook op eigen terrein liggen voor
de eenvoudigen van de oude school
althans voetangels en klemmen. Als
men 'n zeventiger, 'n tachtiger is, en
men heeft in Z'n jeugd zelfs geen herha-
lingschool bezócht, dan zit de grammatica
er niet zoo goed meer in én dan zijn de
begrippen van stijl en stijlleer stel dat
men zich zoo vroeg reeds daarmede on
ledig hield we! ietwat vervaagd.
Dan is 't geen wonder, als men hoort
Spreken van den .aannaderenden nacht",
van „mijn avondontbijt" en hoort zeggen
(de uitdrukking is evenals de vorige op-
geteekend uit den mond van een stoeren
Zeeuw): Je moogt praten als Broekman,
het helpt je niets.
Ook liet volgende bewijst, dat men zjjch
niet altijd rekenschap geeft van de be>-
teekenis van goed Nederlandschc woorden
en uitdrukkingen.
In een kerk is gehooid.: De .gemeente
Wordt verzocht met verschuldigden aan
bied aan te hoorea naar de voorlezing
van .fj
En in een gebed: Doe ons wel boven
bede en danken.
Het terrein der beeldspraak is nog ge
vaarlijker, vooral als men neiging bezit
voor oratorische uitvallen, als van een
gemeenteraadslid, die Zich in de vergade
ring der vroede vaderen als volgt uitliet:
„Al deze beschuldigingen zijn niets meer
dan lichte zeepbelletjes, die gebruikt wor
den als een stok om den hond te slaan."
Een een andere spreker, met dezelfde
neigingen, zeide:
„Er zijn menschen, die alle kleinigheid
jes opblazen tot olifanten, die niks om
het lijf hebben."
Doch 't allergevaarlijkste en het meest
betreden terrein is dat der „vreemde
woorden".
„Vreemde woorden" kunnen »óch in 't
dagelijksch gesprek, nóch in de krant,
geheel gemist.
Maar men moet er voorzichtig mee itjn.
En zich vooral niet wagen aan hun ge
bruik, als inen zie niet goed kent.
Doch juist daaraan mankeert het maar
al te vaak. Men drukt zich deftig uit, en,
niet waar, vreemde woorden geven altijd
een deftig cachet aan het gesprek.
Maar, o wee, wat 'n flaters worden
er begaan.
Daarvan heeft S. in de „Nieuwe Am-
sterd." laatst enkele vermakelijk® voor
beelden medegedeeld.
„Mag ik, aldus schrijft hij, omtrent het
te buitengaan aan stadhuiswoorden hier
ook nog enkele voorbeelden geven?
Eerst een paar, die werkelijk op het
etadhuis gesproken zijn en wel door een
(nu ex-) burgemeester van een plaats van
7000 inwoners. De man had het in do
openbare Raadszitting over gracieuze
dranken, daarmee de koolzuurhoudende
bedoelende. Bij een andere gelegenheid
bekende hij den Raad, dat hij in een
moeilijk karpet geraakt was.
Zeer bekend is ook het verschijnsel,
dat men het vreemde woord koppelt aan
het begin van het overeenstemmende
Nederlandsche woord. Hoor maar, hoe die
wijnreiziger zoo iets klaar speelde:
„Meneer, dit merk kan ik u beslist
nanreconiniandeeren." „Moet ik een
mandje voor u opnoteeren? Ik ver-
assureer u, dat het naar genoegen zal
rijm." De woorden aanbevolen, opschrij
ven en verrekenen zijn hierbij natuurlijk
van invloed geweest.
In gesprekken over ziekteverschijnse
len hoort men ook vaak veel grappigs:
„Dokter, ik ben vannacht koortsig ge
weest en heb veel getransponeerd". Hin
der van constructie (in piaats van ob
structie! in den buik, enz.
In een provinciaal blad las ik eens de
volgende uitdrukkingen: „in pluto hou
den (voor in petto) en de veel voorko
mende fout: „Wie zwijgt, constateert".
Vermakelijk, vooral voor iemand, die in
Botterdam bekend is, is ook het gezegde:
t Is plan C een onwaarheid" (in plaats
van per se).
len slotte wil ik nog het volgende
„historische voorvctl hier weergeven.
Een dorpsonderwijzer, tevens directeur
van een zangkoor, gaf met zijn zanders
een concert in de kerk. Om het kunst
genot van zlijm hoorders te verhoogen,
traden door Zijn bemiddeling ook een
paai' solisten van elders op. Nu deze
dames zongen heel mooi naar de ïnee-
ning van vele brave, eenvoudige toehoor
ders, maar deze vonden het een schande,
dat de meester daartoe socialisten liet
overkomen."
(Dit zijn wel leuke staaltjes. Als Ik
me niet vengis zijn er enkele van uit
Zeeland afkomstig.
Die plaats van 7000 inwoners kon
Gioes wel eens zijn. En vermoedelijk is
de laatste uitdrukking in een plaatsje
onder den rook van Goes gebezigd.
Doch ter zake. Dteze lijst is uit m'n
apnteékeningenschat met vele treffende
staaltjes aan te vullen.
Zoo hoorden ,wij een vader van zijn
kind zeggen: „Mijn kind is aan de theo
rie (bedoeld was buikloop)".
Een ander zeide: „Ik heb bij den tand
arts mijn kiezen laten plamuren (plom'-
beeren)".
„De ornamenten (bedoeld is argumen
ten) van den lieer X-. houden geen steek".
„De constructie (instructie) van den
directeur".
„Een mensch .moet, zeer voorzichtig
zijn, als .hij warm is, want dan staan
zijn potpourri's (poriën) open".
Een ander hoorde ik zeggen„Hij is niet
compabel" (capable).
Ook op medisch gebied worden er som
tijds rare dingen door het volk uitge
kraamd.
Uit „De Nieuwe Amsterdammer'* gaf
ik hierboven reeds een kleine bloemlezing.
Indertijd bevatte ook „Het Handelsblad"
een heele serie merkwaardige volksuit
drukkingen.
Een Amsterdamsch geneesheer had aan
het blad zijn opschrijfboekje ter inzage
afgestaan, waarin hij zoo van tijd tot
tijd de malle uitdrukkingen, die hij van
zijn patiënten te hooien kreeg, opge
schreven had.
Ziehier eenige .grepen uit zijn interes
sante ik bedoel belangwekkende bloem
lezing: t
De moeder, die over haar kind rapport
uitbrengt
dokter, m'n kind drinkt iederen
morgen wel twee tunnels vol melk".
Een ander, zich beklagend:
„Ik heb twee toch zulke platte kin
deren".
Nog een ander over haar hoestend kind
,,'t Kleintje heeft 'n biggelende
kuch".
En over een maaglijdend kind:
„Mijn kind slaapt den beelen dag van
de vreeselijke pijnen", en ,,'t Kan haast
niet zien van de zenuwpijnen op d'r
maag".
Een ongeruste moeder:
„Dokter, wilt u niet eventjes naar
de hersentjes van m'n kind kijken?"
Npg andere moeders
,,'t Kind heeft onnoozele stuipen",
en„Mijn kind heeft toch zulke dooie ha
ren en een ontuchtig hoofd", en:
,,'t Kind brult soms als een ballon".
Een kind, ,dat van den dokter een
standje krijgt voor zijn vuilheidhuilend
„Als ik weer overreden word, zal ik
heusch eerst mijn voeten wasschen".
Van volwassen patiënten over zich-
eelven
„De pijn ondermijmert me".
„D'r is net een soes in mijn hoofd".
„Ik voel me als 'n dood element en
ik heb duizelingen in 't globale".
„Ik zie d'r soms uit als 'n gieter".
Bij het ter sprake brengen van een zeker
soort ongemakT
-„Dokter, Schrijf u me een doosje
karkasjes, ik bedoel kadasterpillen
voor?" (Hij bedoelde cascara).
„Ik heb zoo'n pijn in m'n buik, voor
uw eer gesproken, dokter".
„0, .het slikken omlaag doet veel
minder pijn dan het slikken omhoog".
,,'t Is net of m'n ingewanden krijger
tje spelen", en: ,,'t Is net, of er 'n
bloempot met takken in m'n maag zit".
Andere zieken beklaagden zich aldus
„Mijn man bulkt van de zenuwen".
„Onze moeder heeft een glazen oog
van de zenuwen".
„Het water gonst van m'n hoofd af".
„Ik kan in m'n keel geen water ver
dragen, dat is me veel te droog".
„Ik dacht dat ik dood ging, met
permissie".
„Ik heb niet veel trek in eetlust".
„Ik heb zulke zangerige armen en
duizelige beenen".
„Ik kan niet loopen van de keel
pijn".
„Ik lijk wel de dood en het ganze-
bord".
„Ik heb een niezende hoest".
„Mijn ,oogen zijn net karnemelk".
„Ik hoest of 't uit 'n holle tong
komt".
„Ik heb toch zoo'n vreeselijke pijn
in m'n kieuwen, dokter".
Met een aantal van deze gezegden ben
ik misschien m'n bestek te buiten gegaan,
om n.l. het misbruik maken van „vreem
de woorden" te parodieeren, doch alle
getuigen ze toch min of meer van ge
brek aan taalgevoel, dat bij het stellen
van de diagnose niet bepaald ieders
werk al heel gauw aan het licht
treedt.
Toch het waren niet slechts de onont
wikkelde bus-patiëntjes, die dergelijke ver
haspelingen te .voorschijn brachten.
t Wordt tijd, dat velen hun spreek-
taaltje eens herzien. Met wat liefde voor
onze schoone Hollandsche taal doet men
't vanzelf.
KEES VAN DER MEER.
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. post
Losse nummers
1.25
0.05
Prijs der Advertentiën:
15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct,
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels 1.
iedere regel meer 10 ct.
Beknopt overzicht van den toestand.
„Een nieuwe vijand erbij I" spotte de
Duitsche pers, toen het gerucht ging, dat
de republiek San Marino, welke ten opL
eichte van Italië ongeveer in dezelfde
positie verkeert als Monaco ten opzichte
van Frankrijk, verklaarde zich in staat
van oorlog met Oostenrijk te bevinden.
Nu zou het wel gauw gedaan zijn met
Duitschland en Oostenrijk
Doch ze kunnen gerust zijn. San Marino
blijft buiten den oorlog. Althans de ,,Lo»
kal-Anzeiger" verneemt uit Lugano, dat
het bericht als zóu. de republiek San
Marino eveneens den oorlog verklaard
hebben, niet bevestigd wordt.
De hooge raad van de republiek heeft
alleen enkele dagen geleden een manifest
aan de burgers uitgevaardigd, waarin hij
verklaart, dat het ernstige uur weliswaar
aan de burgers van San Marino niet den
plicht oplegt, ten oorlog te trekken en
smartelijke offers te brengen, maai- liun
toch gebiedt, alles wat in hun macht is,
te doen, om de „zuivere, heilige zaak
van Italië" de overwinning te bezorgen.
Daarom vermaant de hooge raad de bur
gers, onder de leus: „Leve Italië!" de
gtesebikste middelen te haat te nemen,
om de onvermijdelijke ellende van den
oórlog zooveel doenlijk te lenigen.
Erg neutraal klinkt dit weliswaar niet,
maai- voorloopig blijft dan toch het zwaard
rusten.
Als men echter bedenkt, dat San Marino
slechts eenige duizenden inwoners telt
en zóó klein is, dat het met de enkele
stukjes geschut die het bezit, nimmer
kan schieten, omdat de projectielen al
tijd over zijn grenzen vliegen, kan men
begrijpen, dat Duitschland en Oostenrijk,
de centrale staten, zich om het doen
en laten van dit vlekje niet bekomme
ren.
Nu spotten zij: „Een gevaarlijk tegen
stander minder!"
Dok de jongste berichten Spreken al
leen van nieuwe, maar steeds nog plaat
selijke, voordeden door- de Franschen bm
haald. De Duitschers leggen het op het
Westelijk front zeer kalm aan. Zij be
palen zich slechts tot een defensieve hou
ding, ze weten .hun hoofdposities goed
te handhaven en konden meer troepen
naar het Oosten sturen dan bij een of
fensief optreden.
Er zijn nu in het Westen juist genoeg
manschappen om het evenwicht te be
svaren.
In het Oosten gaat het warmer toe.
Daar is nooit te veel kanonnenvleesch.
Daar moet de beslissing vallen, zoo moi-
gelijk.
Inderdaad begint het er op te lijken,
dat eerstdaags een beslissende slag zal
geleverd worden. iDe berichten uit het
Oosten laten geen twijfel, dat de Russische
legers in .Galicië er verre van gunstig
voor staan. De verbondenen dringen meer
en meer op en al trachten de Russen
nog hardnekkig aan de San en bij' de
Proeth verzet te bieden, hun gpvtechts-
linie is gebroken hun actie op deze
verschillende deelen van het front ge
schiedt niet meer in samenhang, het zijn
nog' slechts wanhopige pogingen om door
een druk op den vijand aan de vleugels
van het Galicische front den opmarsch
in (het centrum te belemmeren. Hierte
genover stellen de Duitsch-Oostenrijkers
een ongebroken front. Zij rukken in een
grooten boog gelijktijdig op, een boog
zich uitstrekkend van Weichsel tot Proeth,
en terwijl aan de uiteinden van dien boog
de Russen hun offensieve actie nog voort
zetten. dringen de verschillende Duitsch-
Oostenrijksche troependeelen in het cen
trum voort, op verschillende plaatsen een
wig drijvend in de Russische liniën.
't Is duidelijk, der Russen positie wördt
hier met den dag minder.
Lembei'g zal hun spoedig ontvallen,
en wat voor zekerheid zullen zij dan heb
ben voor het behoud van Warschau?
De strijd tusschen de Oostenrijkers en
de Italianen beperkt zich nog tot onbe
duidende grensgevechten.
De Zeppelin brand bommen.
Een Britsch orgaan heeft uitvoerige be
schrijvingen en waarschuwingen verspreid
iqver den aard jen het glevaar van Zeppelin-
bommen.
De gewone brandbom, door een Zeppelin
geworpen, heeft teen conischen vorm. De
middellijn der basis is ongeveer 10 Eng.
duim. De bom is omwonden met brand
baar touw, waardoor het ding 'ljjjjkt pp
een scheepsvoorWeïp, brjhr. een kleine boei.
Een handvat maakt 't mogelijk de bom
buiten het vliegtuig te tillen. De onderkant
van de bom is vlak; in het eigenlijke
lichaam loopt een cylindrische buis, die
het voornaamste deel vormt van het ge
heel. In deze buis toch bevindt zich het
thermiet, een ontploffinggmiddjel, dat een
hitte kan ontwikkelen, waarin men staal
kan smelten. Men heeft wel eens bij dej
tramwerkzaamheden die helwitte vlam ge
zien, waarin de eindstukken worden ge-
lascht. Iets dergelijks ontstaat bij de ont
ploffing van thermiet ook. De witte vlam,
alsdan ontstaan, doet zelfs het metaal van
de bom ook geheel sintel ten en die ge
smolten metaaldruppels spatten ovteral
heen en veroorzaken brand, waar zijl val
len. Echter is, in gewone gevallen, bijv. in'
huizen, zoo'n brand zeer plaatselijk jen1
betrekkelijk van geringen omvang als men
er spoedjg bij is met water. Die metaal-
druppels koelen n.l. snel af len kunnenl
dan voor personen nog wtel zeer gevaar
lijk blijven, maar niet meer iets doen ont
vlammen.
Behalve brand veroorzaken echter de
ontploffende Zeppelin-bommten een alles
doordringenden stank. Dit komt èn door
het verbranden van het in een bijzondere
vloeistof gedrenkte touwwindsel èn door
de ontbranding van de witte phosphorus
in het bovengedeelte va.n de bom.
Behalve water dient 'mte-n duts ook doeken
of respirators bij de hand te hebben.
Het bovenbedoelde comité raadt aan
direct als er Zeppelins gesignaleerd wor
den, alle gaskranen clicht te draaien eit
de gasmeters af te sluiten, evenals de
electrische lichtcontacten.
Olielampen en vuren (in kachels) moe
ten direct gebluseht en (emmers water
klaar gezet worden.
De stofplaag.
Een oorlogscorrespondent van de „Vor-
warts", in het Oosten, schrijft uit Jurburg:
Toen de koude onze soldaten plaagde,
verlangden zij naar warmen zonneschijn.
Toen de regen ze striemde, de wegen ïn
lange moerassen veranderde, hoopten zij
op droogte. Nu hehbeu ze van hitte en
droogte beide een beetje te veel. Winter
en vocht kwellen hen nitet meer, maar een
verschrikkelijke stofplaag maakt nu den
marchieerenden soldaten het leven zuur.
Heet brandt de zon op de naar regen
snakkende aarde. Zoo droog is de grond,
dat onder den ploeg van den boter stof
wolken opwervelen. De meeste Russischei
wegen zijn nu geplaveid mlet. een dikke
laag droog zand, die vaak nog hinder
lijker is dan sneeuw en moteras. Bij de
minste aanraking stijgen wolken van stof-
fijii zand omhoog als avondnevel uit voch
tige graslanden. De wind drijft den stof
nevel in lange flarden over de velden en
de eene volgt op den anderen. Iedere wa
gen, iedere ruiter, iedere voorbij mar-
cheerende frotep jaagt een stofwolk pp,
die den troep natrekt als die eene com
pagnie soldaten de andere. De kracht en
de richting van den wind bepalen htet
marschtempo. Zoo lang de wind de stof
nog ter zijde drijft, over de vleiden jaagt,
is hij: voor de 'soldaten nog een goede
vriend. Erger wordt het als zijl hem miee
of tegen hebben. Marcheert men juist tegen
den wind in, dan rollen hun voortdurend
dichte stofwolken tegemotet of komen ach
ter hen aan, omgeven zte vaak minuten
lang hls leen plaag voor men'schen |en
dieren. De stof zet zich valst op dte kleuren,
nestelt zich in de haren, vterft het gtezicht,
den hals en de handen veldgrijs, vormt
dikke lagen in de oorschelpen, dringt bij
het ademen in mond en nteus, omhult den
heelen mensch zoo, dat hij een gevoel
van verstikking krijgt.
Wij rijden in Oostelijke richting naar
Szaki. Ik zie de stofwolken rechts over
de velden, over alltes heen jagen. Spoedig
echter wordt het anders. Op een buiging
van den weg komen de door een vooruit
trekkende colonne opgejaagde stofwolken!
ons tegemoet. We houden den adem in.
De volgende buiging van den wteg brengt
ons weer uit deze stofkolk, maar nu mote-
ten we rechts voorbij een colonne, mid
den door het opgejaagde stof. Htet helpt
niets, we moeten weer stof slikken. Als
we den troep voorbij .zijn, is het teen lang
zaam rijdende automobiel, die ons ge
lukkig maakt. Vervolgens moeten wij voor-
Dij troepen dravende cavalerie. We hebben
de eene stoffige verrassing na de andere.
Erger nog zijn de marcheeitende troepen'
er aan toe. Zijl kunnen niet uit hun eigen
stof komen en moeten ook dte wolken, die
wagens en ruiters opjagen, over zich laten
gaan.
Terugkeer tot de oude gewoonten.
De Hannoversche Volkswille schildert
eigenaardige toestanden, die ziich ten ge
volge van den oorlog, op de Lünebuiger
heide hebben ontwikkeld. Wie in dezen
oorlogstijd de afgelegen boerenwoningen
bezoekt, krijgt den indruk, als ware het
wiel van de wereldgeschiedenis ten minste
honderd jaar terug gedraaid ©n leefden
wij in het einde van de 18e eeuw. De
oeconomische gevolgen van den oorlög
hebben de heide-boeren gedwongen in me
nig opzicht tot de gewoonten der voorva
deren terug te keerein.