\o. 308
Maandag' 7 Juni 1915
39e Jaargang
De Groote Oorlog.
Lichtzinnig, de Tijdgeest.
Uit de Pers.
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Go,es:
LAN »E VORSTSTRAAT 219,
Bureau te Middelburg:
FIRMA F, P. OHUIJ L. BURG,
Drukkers: -
Oosterbaan Le Cointre - Goes.
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG,
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. post
Losse nummers
ƒ1.25
n 0.05
Prijs der Advertentiën
15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct,
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels ƒ1.
iedere regel meer 10 ct.
In alle landen van Europa ondergaat
men den. druk van den oorlog of van de
revolutie. Vooral in landen die in den
oorlog gewikkeld zijn.
Toch blijft in, .menigen kring de le
vens (oon zoo onverschillig, zoo lichtzinnig
en wereldsch.
In Portugal heeft de revolutie dezer
dagen weer eens haar triomfen gevierd.
In de straten yan Lissabon, in Porto
en San tarem stroomde he t burgerbloed.
In een Haagsen liberaal blad (Het Va
tte rland) doet een jongmensch verslag
van de moordtooneelen waarvan hij ge
tuige was. Hij gewaagt van lange doo-
clenlijsten door de kranten afgedrukt,van
massa's menschen, gedood terwijl zij voor
de ramen stonden, van het doodsgevaar
waarin hij zelve verkeerd had; van een
oud-senator, Freytas, die doodgeschoten
Werd op 't oogenblik dat hij1 den mi
nister-president Chaigas wilde vennoorden,
enz. Doch blijkbaar nam de schrijver de
zaken nogal kalm op. Hij1 heeft, zoo schreef
hij; ten minste, onder het knallen der
schoten heel gezellig gegeten.
Doch wat het meest stuit, is wel zijn
mededeeling dat er dn de kranten per
groote advertentie werden aangeboden
„Jazigos em presta<?oës", dat zijn kerk
hofplaatsen op afbetaling! En heel lucht
hartig merkt hij hierbij op: „Wel zeer
geschikt om in deze dagen opgang te
maken".
i - I t
In De Maasbode vonden wij een
brief overgedrukt van een Duitsch sol
daat van igoeden huize, die in Frankrijk
gewond, ter verdere opknapping naar zijn
vaderland terugreisde, vergezeld yan een
luitenant en diens oppasser. In een der
groot» steden deed hij de volgende erva
ring op
i I
„Alles als in vredestijd. Het eenige,
wat aan den oorlog doet denken, is het
groot getal gewonden, dat op krukken
voortstrompelt, en anderen, die den arm
in doeken dragen. Dok schijnt het, da,t
er meer wouwen in rouw gekleed gaan
dan anders. Maar al het overige is als
altijd. De spijshuizen zijn vol etenden,
drinkenden, pratenden, het gaat alles
geen toontje lager dan voorheen. Voor
cle schouwburgen rijden koetsen en
auto's; de voorname dames laten haar
zijden kleeren ruischen, haai' geurige
mantels".
Te Frankfort aan alen Main woonden
zij het volgende bij in een restaurant,
waar zij wegens verschillende uren trein-
oponthoud eenigeverfrissching zochten
„Alen kon het ons wel aanzien, dat
wij uit de linies kwamen, de luitenant
en ik, met een vrijwilliger, die als op
passer met ons meereisde. Hij diende
O-ns uit voorkomendheid. Het eerste, wat
ons opviel in .het restaurant, was een
„gemengd" gezelschap, dat tegenover ons
zat. Drie jonge hee.ren in smoking, en
drie dametjes, van dat lichte goedje, dat
men demi-monde heet. Wij zagen elkander
aan en werden 'verlegen, in plaats
dat die zes .het werden. Zij lachten en
schertsten en dolden verder, alsof de oor
log daarbuiten een kinderspel ware, als
of er geen oorlog was, heelemaal niet!
Wat nu gebeurde, vergeet ik nooit. Ik zie,
dat onze vrijwilliger vuurrood wordt. Hij
staat op. Stokstijf staat hij een oogen
blik midden in de zaal, met zijn lichaams
lengte van twee nieter. Hij heeft een
besluit genomen. Ik gevoel, wat er ko
men gaat. De lange Beier staat voor het
vroolijke,gezelschap en spuwt verachtelijk
voor ze op den grond, voor hun voe
ten. De beteekenis daarvan was duide
lijk. Aller oogen vestigen zich op ons.
Geen mensch waagt het, een woord te
zeggen. Iedereen gevoelt blijkbaar, dat
er niet te spotten valt met den Reiejr-
schen reus, die er zijn gevoelens eventjes
lucht gegeven heeft. Het kwam ons recht
uit de ziel, toen hij spuwde. En uit de
ziel welde ons wat hij zeide, eer hij
uitging: „Als de lui in de loopgraven
wisten, dat er hier nog zoo iets bestaat,
dan zouden ze er hun geweren bij neer
leggen en zieggen: ziezoo, nu is het jullie
beurt, om ook eens te leeren wat oor
log is. Voor zoo iets vechten wij nipt!"
Zoo gaat het overal, geen enkel land
uitgezonderd. En ook Nederland geeft het
goede voorbeeld van verootmoediging
niet.
Het is overal in cle gjroote plaatsen:
volle bioscopen, theaters en tingeltan
gels. Schouwburgen en circussen maken
goede zaken
En het pretzoekend publiek gedemora
liseerd.
Van Speenhoff en Pisuisse vertelden
wij al iets. Doch het theater-Bouwmeestetr
is niet veel beter. Een heer die nogal
van de komedie houdt en de opvoering
van een stuk had bijgewoond, hij noemt
zich Jan Munt, riep in de liberale L e e u-
w arde r Courant schande over het
geen hij er gezien had. Ik ben zoo
schrijft hij
„Ik hen daar een paar keer geweest
én dijn volgenden dag schaamde ik me
altijd voor mijn kennissen. Zouden ze het
weten? dacht ik altijd maar door. Dat
duurde net zoo lang, totdat ze me heel
gemoedereerd een voor een zeiden„Ik
was gisteren in het Bouwmeester-thea-
ter".
„Wel, met mijn Vrouw en dochtertjes".
Het bleek me, dat dan eens deze vriend
zijn aanstaande, gene „dat aardige nichtje
van me", een derde z,ijn geheele gezin met
kinderen van twaalf jaar had meegeno
men. ïk heb er altijd het Zwijgen toe
gedaan, totdat ik onlangs aan de leestafel
van „Centraal" een vriend van me aan
keek, juist toen we beiden de lectuur
van, de „Nieuwe Crt." hadden beëindigld.
„Bégtijp jij 't?" zei hij.
„Begrijp jy 't?" zei ik.
„Nee", zeiden we toen allebei".
En dan gaat de schrijver aldus voort:
i l i i
„In die courant was een recensie opge
nomen van een stuk in het Bouwmeester-
theater. Uit die recensie bleek al, clat
de inhoud van dat stuk intens onzede
lijk was. Dat werd nog duidelijker gemaakt
doordat eenige malen werd verzekerd, dat
de actrice, die in de hoofdrol speelde, zich
op' het tooneel uitkleedde. Geen stuk gaat
er trouwens of er wordt in uitgekleed. Ik
neem dat die actrice niet kwalijk. Het is
het mensch haar brood. En voor je- brood,
doe je veel. Maar wel neem ik het de
Hagenaars kwalijk, dat ze er naar kijken
en zich dan verbeelden in den schouw
burg te zitten. Wat ik het ergste vind, dat
de bladen daarin volkomen schijnen mee
te voelen met het Haagsche publiek. Zij
meenen klaarblijkelijk ook, dat uitkleeden
een kunstprestatie is en dat de vertoóning
van toch altijd zeer betreurenswaardige
huwelijksverhoudingen in eenig venband
staat mét geestigheid. Ik dacht toch waar
achtig, clat we leefden in een beschaafde
maatschappij en in een land, dat zijn
kracht zoekt in kloeke soberheid. Nu ja,
het is waar, er wordt onder heeren wei
eens een schuine mop verteld. En ik vind
dat zoo erg niet. Maar de situatie is zóó
erg gewordenneem tien van die moppen,
borduur ze op een bakerpraatje over de
„slechtheid van de menschen", neem een
handvol slechte auteurs, jaag ze de plan
ken op, en ge hebt een voorstelling a la
Bouwmeester. Enfin, dat is nog tot daar
aan toe".
i
Zijn conclusie luidt aldus:
l-.! 1 h ft-
„Maar nu komen er huisvaders die
hun kinderen, jonge mannen die hun ver
loofden er op trae-teeren; dagbladen, die er
reclame .voor maken. En jonge en oude
mannen, verloofden, kinderen en dagblad
recensenten zitten maar hardop te lachen
om de dubbelzinnigheden van achter het
Voetlicht, die van zulk een aard zijn, dat
men zich in elk fatsoenlijk gezelschap
blijvend onmogelijk zou maken, indien
men slechts een tiende van al die viezig
heid in een conversatie durfde te venti-
leeren.Jk ze,g 'tnu ronduit: ik zit
me in het theater-Bouwmeester geregeld
te schamen voor me zelf en mijn stadge-
qooten. En als ik dat avondvermaak zoo
eens aanzie, dan voel ik, dat hier een
kwaad aan het voortwoekeren is, waarte
gen maar één midclel bestaateen frisch
vroolijk oorlogje. Waarachtig. Voor die
atmosfeer is een kanonskogel een ver
frissching. En voor zulke vermaaksmen-
schen is 14 dagen in de loopgraven een
gezondheidskuur. Zie zoo. Dat heb ik nu
weer eens gezegd".
De tooneel-recensent van Het
Nieuws van den Dag woonde dezer
dagen te Amsterdam in een der altijd
volle schouwburgen de opvoering van een
tooneelstuk bij, waarvan hij zegt: „Het,
kan niet schunniger, het kan niet ge-
meener". Daar wordt veel onverbloemd
gezegd wat beter ware te verbloe
men. Dat tweede bedrijf speelt in een
hotel, waarin een jong meisje een on
derhoud heeft, waarhij eertijds e e n d r a-
goader èen kleur zou krijgen".
Helaas, dergelijke gevallen staan niet op
zichzelf. Zij zijn uiting van internationale
zonde.
De Duitscher, van wien wij; hierboven,
iets aanhaalden, komt tot dezelfde con
clusie als Jan Munt. Ook hij schreef:
Wij voelen ons in die omgeving niet meer
thuis. Wij schamen ons dat wij er nog
dorsten komen. Wij willen hoe eer hoe
liever weer maar gauw terug naar de
loopgraven. Daar althans is levensernst.
Duizenden bij duizenden worden dage
lijks geofferd aan den oorlogsgod. Doch
het aantal slachtoffers van Tooneel en
Vermaak in onze dagen is grooter. Dok
op dit terrein viert Satan zijn triomfen.
De hel schijnt losgebroken in laatste
krachtsinspanning. En het zijn meest onze
jeugdigen, onze jongelingen en jongedoch-
ters, nog dartelend in hun eerste, jonge,
ongebroken kracht, die zij tot zich trekt.
Ouders, weest toch voorzichtig". Niet
alleen hetgeen uwe kinderen lezen, maar
ook waar zij ,'s avonds verblijven, dient
Voorwerp uwer voortdurende zorg en
Waarneming te zijn.
Bede van eene 80-jarige Zeeuwsche, nu te
Breda op een hofje.
Bewaar, dit zij ons aller bee,
0 Heer ons land voor oorlogswee,
Heel Holland slaakt deez' bede.
O volken, bidt steeds in 't geloof.
God blijft voor geen gebeden doof.
Heer, laat ons land den vrede!
Bescherm Heer! onze Koningin,
Waar Zij ook ga. Hier u i t daar i n.
Steun Haar 'door Uw genade;
Verleen Haar moed en tevenskracht,
Want ook in 't midden van. den nacht
Slaat Zij Haar mannen gade.
En eenmaal deed Zij hun de vraag.
Op een terrein nabij Dén Haag.
Waar Zij zich kwam vertonnen:
Bidt gij ook voor ons Vaderland
Dat God ons door Zijn liefdehand
Van oorlog moog verschoonen
Doet jong'ren! als uw Koningin,
Het stort Haar volk vertrouwen in.
Beantwoordt aan Haar vragen
Waar gij ook toeft aan duin of grens
Beantwoordt door üw doen Haar wensch.
Dan zult g' u niet beklagen.
Houd moed, beminde Koningin.
Uw daden ieek'nen U heldin.
Houd Uw neutrale plannen.
Komt iemand dan met woeste hand
Den vreê verbreken van ons land
Dan - reken op Uw mannen
Wij mannen zijn steeds vol van moed
Ja. wagen moet het zijn ons bloed.
Doch God moog' Neerland sparen.
Al meent men onze kracht is min,
Wij staan, voor Land en Koningin
Steeds pal, wat w' ook ervaren.
Dank Nederland met hart en zin
Den Heer, voor uwe Koningin.
Wat is ons al gebleken.
Wat goeds 'heeft Zij alom verricht.
Tot nut van land en volk gesticht!
Haar daden doen ons spreken!
I 1 h I
U, vroede Heeren van den Staat,
Gezeten in Uw Hoogen Raad,
Zwaar zijn thans uwe plichten.
God schenk' u kracht en. wijs beleid
Om in deez' moeitevollen tijd
Uw arbeid te verrichten.
Geliefde Koningin Wihnien
Ga alzoo voort: Eens zult ge zien
(Hoe 't licht nog zij verduisterd)
Een vingerwijzing van den Heer.
Elk vorst legt dan de wapens neêr,
Die naar Gods roepstem luistert.
Nederland en de oorlog.
De oud-minister van oorlog TI. Colijn
zet in het maandschrift „Stemmen des
Tijds" zijn reeks artikelen over den vol-
kerenkrijg voort. Het volgende is er aan
ontleend
Hoewel Nederland bij: dit alles toeschou
wer wenscht te blijven, is het eindresul
taat van de worsteiing voor ons toch van
groot belang, omdat zich zeer gemakkelijk
een toestand denken laat, waarbij voor ons
de vredesonderhandelingen nog gevaarlij
ker periode zouden kunnen inleiden dan
de oorlogstoestand.
Zou Duitschland b.v. over de geheele
linie zegevieren en België behouden, dan
vrees ik, dat onze positie uitermate moei
lijk zal worden. Antwerpen in Duitsche
handen, daaruit kunnen allereerst econo
misch belangrijke veranderingen - voort
vloeien. Maar bovendien, Antwerpen een
Duitsche stad, brengt stellig en zeker na
enkele jaren het Scheldevraagstuk naar
voren. Het is eenvoudig ondenkbaar, dat
Duitschland op den duur vrede zou heb
ben met een toestand als thans te dien
aanzien bestaat. De Schelde grensri
vier is wel het minste dat ons dan te
wachten staat; en niet onwaarschijnlijk
komt er zelfs begeerte naar beide Schelcfe-
oevers en staan dus ook Zuid-Beveland
■en Walcheren op het spel. Dit zal, in
het. onderwerpelijk geval, niet dadelijk bij
de vredesonderhandelingen aan ,de orde
gesteld, worden, maar komt zoo langzaam
aan op de dagorde.
Winnen daarentegen de geallieerden,
zoodat aan Duitschland de vrede kan
worden opgelegd, dan ducht ik dezelfde
moeilijkheden, maar nu reeds onmiddellijk
bij de vredesonderhandelingen. 'Het zou
mij niets verwonderen, wanneer zulks in
dat geval één der eischen zou blijken
te zijn. Onder Belgen, zelfs onder onze
Belgische „gasten", hoort men daarover
soms onomwonden spreken„Wij krijgen
bij den vrede natuurlijk Zeeuwsch-
Ylaanderen
Dit „natuurlijk" verstaan wij, even na
tuurlijk, in het. geheel niet, en vertrouwd
mag worden, dat wie wat van ons hebben
wil het zal moeten halen; onverschillig
wie de begeerige is en op welk tijdstip
hij komt.
Zijn de bovenaangeduide 'twee onder
scheidingen juist, dan volgt daaruit, dat
eene Duitsche overwinning, waarbij Bel
gië Duitsch blijft, of een overwinning der
geallieerden, die hen in staat zou stellen
de kaart van Europa te wijzigen, niet
in het belang van Nederland zou zijn.
Dan kan dus ook ons verlangen niet
uitgaan naar een van die twee gevallen,
maar dienen we te erkennen, dat het
voor ons het beste is, wanneer de oorlog
zóó eindigt, dat België wel is waar zijne
onafhankelijkheid herkrijgt, omdat de
onafhankelijkheid van België
een .Nederlandsch belang is,
doch zonder dat partijen in staat zijn
daarbij een derde te benadeelen.
Op het oogenblik is m.i. het vooruit
zicht ilnderdaad dat het zoo gaan zal.
Maar het kan ook anders loopen en dan
zal tegen het einde voor Nederland nog
de vraag kunnen rijzen, of het, ter wille
van de toekomst van het Vaderland, niet
n o o d z a. k e 1 ij k is om nog vóór den
vrede mee te spreken, wijl het. na den
vrede wel eens te laat kon zijn.
Zoo blijf de ottestand voor ons dus
ernstig, en dient gegispt het opkomende
geknabbel en geknaag om den militairen
last onzer dagen te verlichten.
ais het nu loopt zooals ik ver
wacht dat het loopen zalals Duitschland
verder bereid is, tegen zekere Vergoe
dingen, België weer te ontruimen en dit
land zijne onafhankelijkheid zijl het
vermoedelijk met wat gewijzigde grenzen
herkrijgt, zullen wij dan bij de vredes
onderhandelingen geheel buiten de moei
lijkheden blijven?
Voor zoover ik vermag te zien schijnt
het rgjj toe, dat ons in dat geval geen
ernstige gevaren dreigen, maar zullen we
ons toch hebben voor te bereiden op
de regeling van een tweetal aangelegdn-
heden, die reeds lang, hangende zijn en
nu vermoedelijk tegelijkertijd aan de orde
sullen worden gesteld. Althans schijnt het
mij zeer mogelijk toe, dat Ge oplossing
daarvan in verband met de overige on
derhandelingen ter hand genomen zal
worden.
Bovendien zal, dunkt mij, bij den vrede
nog een en ander te regelen zijn met
betrekking tot de Duitsch-Nede'rlandsche
Telegraafmaatschappij, daar het landings-
punt van dien kabel in den Stillen Oce
aan, iiet eiland Yap, thans in Japansche
banden is.
Maar noch de beide eerstbedoelde aan
gelegenheden, noc'jh het laatstgenoemde
onderwerp raken levensbelangen van den
Nederlandschen staat, zoodat de afwik
keling er van tot geen ernstige moeilijk
heden aanleiding behoeft te geven.
Blinder gerust ben ik nog altijd ten
aanzien van onze Aziatische bezittingem
Er zijn er, die meenen dat de verwe
zenlijking yan hetgeen in China nage
streefd wordt alle Japansche energie zal
opeischen, zoodat verdere expansie dien
tengevolge zal uitblijven. Wie zóó oor
deelt, geeft blijk van Japan en de Ja
panners geen juiste voorstelling te be
zitten. Het einddoel der Japansche poli
tiek is volkomen klaar én geen neven-
overwegingen zullen de uitvoering er van
opschorten.
In China is gewacht op het juiste
oogenblik en toen greep men toe. Zoo zal
men ook elders doen zoodra het moment
gekomen is. Daartegen levert de slaap
muts, die wij ons ai weer over oogein
en ooren trekken, geen bescherming op.
Men m o e t er mee rekenen, dat da
in Japan levende begeerte tot expansie
naai' het Zuiden de gunstige gelegenheid
tot bereiking van het doel niet zal laten
voorbijgaan.
Is Duitschland nu op het Europeescl)
oorlogstooneel in een positie, dat het aan
zijn hoofdtegenstanders wat vragen kan,
dan acht ik het gevaar, dat het, in ver-
eeniging met Japan, zich elders wellicht
schadeloos zal willen stellen, gering. Maas
in het omgekeerde geval kan men nooit
weten hoe het loopt. Indien aan de eend
zijde het ingrijpen van Italië den oorlog in
Europa volkomen op het doode punt
b'rengt, zoodat men hier zou. moeten ein
digen met het verlies van Duitschland^
koloniën. Indien Amerika zich nog eens
voegen ging hij Duitsc-hlands tegenstan
ders. Zou dan de drang tot het drijven
van zuivere Realpolitiek deze beide mo
gendheden niet saam kunnen brengen?
Wie met Japan samengaat vermag in den
Stillen Oceaan alles; en wie met Duitsch
land samengaat belet daardoor aan de
andere Europeesche mogendheden om iets
van beteekenis in Azië te doen, omdat
Duitschland die anderen verhindert zich
in Europa te verzwakken.
De bijzondere moeilijkheid voor ons
schuilt nu „hierin, dat eene bepaalde uit
komst wan de Europeesche worsteling
voor het moederland gèwenscht, daarente
gen voor de Aziatische bezittingen wel
eens minder gewenscht kon blijken; ol
ook omgekeerd.
Men kan zich dus zeer wel een zekere
tegenstelling van belangen denken, die
niet alleen de bezorgdheid over de ko
mende dingen rechtvaardigt, maar ook
noopt tot klimmende waakzaamheid op
diplomatiek én militair gebied; te sterker
naarmate de vrede meer nabij komt.
Beknopt overzicht van den toestand.
't Is wel teekenend voor onzie moderne
beschaving, dat men een van de knapste
mannen uit bet Engelsche kabinet noodig
had als minister van munitie.
Lloyd Ceorge is opgedragen deze rol
te vervullen. Den man, bij wien het
diepst de overtuiging heeft post gevat,
dat deze oorlog in de eerste plaats een
oorlog van techniek is.
De artillerie speelt in deze geweldige
worsteling de eerste rol en gelijk Napo
leon de overwinning toeschreef aan hem
die over de grootste bataljons beschikte,
zoo wijst Lloyd George erop, dat hij de
baas Zal zijn, die over de krachtigste artil
lerie, over de grootste voorraden projec
tielen beschikt.
Aan niemand beter dan aan hom kan
dus opgedragen worden te zorgen, dat
Engeland over een voldoenden voorraad
oorlogsmateriaal beschikt.
In een redevoering te Manchester ge
houden heeft hij zijn hoorders onomwon
den uiteengezet, dat de Russische bond
genoot in Galicië een geweldigen tegen
slag had ondervonden, en dat de Duitsch-
Oostenrijksche troepen daar een groot suc
ces hebben behaald. Dat succes was ech
ter volgens hemi uitsluitend te danken
aan de superieure toerusting van de laat-
sten, aan de geweldige meerderheid van,
deze legers in geschut en munitie.
Honderdduizenden projectielen werden
op de Russische stellingen geworpen
in een enkel uur werden op een enkele
positie 200.000 projectielen afgevuurd,
in een enkelen slag werden 700.000 grana
ten verscholen. Tegen z!ulk een geweldig
vuur is niet stand te houden, indien men
niet zelf in staat is het nog krachtiger
te beantwoorden.
Op twee ziaken uit deze ministerieele
redevoering willen wij wijzen: in de
eerste plaats is het opmerkelijk, dat de
Russische nederlaag onomwonden erkend
wordt dergelijke bewijzen van waar
heidsliefde komen Zoo zelden voor, dat
er wel met een apart woord op gewezen
mag worden; in de tweede plaats wordt
ons een aanwijzing gegeven in welke
richting de oorlogvoerende partijen gaan
werken. Men zal zich met hart en ziel
gaan toeleggen op de vervaardiging van
munitie, om ze straks te kwistigar over
den vijand te kunnen uitstrooien. M. a. w.
de slachtingen zullen toenemen in om
vang en verschrikkelijkheid.
De minister van munitie zal „eer" van
zijn arbeid hebben.
Yan het Westelijk front weinig nieuws.
Het z!al den lezer interesseeren, dat de
suikerfabriek te Souchez wederom in han
den der Franse hen is. De Duts erkent
het.
In de streek ten N. van Atreeht, waar
de activiteit der artillerie groot geweest
is. wordt de strijd voortgezet. Op belang