\o. 198
Woensdag 36 Mei 1915
39e Jaargang
De Groote Ooriog.
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LAN iE VORSTSTR AAT 21Ö.
Bureau te Middelburg:
FIRMA F. P. O H U IJ - L. BURG.
Drukkers:
Ende si waren alle dol.
Onder de vreeselijhe ooriogsjammer is
het „grootste spoorwegongeluk van
Per 3 maanden fr. p. postf 1.25
Losse nummers„0.05
15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend,
Bij abonnement voordeelige voorwaarden,
Familieberichten van 110 regels ƒ1.v
iedere regel meer 10 ct.
Oosterbaan <3» Le Coïntre Goes.
ÜDie XI dolhuijskens.
Er waren eens XI dolhuijskens.
In het eerste huijsken woonde een
kwakzalver", die het ongeluk had een
blinde te genezen. De would-be ge
neesheer weird voor den rechter gedaagd
en veroordeeld iot enkele tientallen
guldens.
Dat komt: hel 'huijsken was dol.
In het tweede huijsken woonden (11
koeien. Eén koe leed aan muil- en poot-
ziekte oftewel mond- en klauwzeer. Die
ééne zieke koe werd n a t u u r 1 ij k af
gemaakt. maar ook de 60 gezonde koeien
gingen denzelfden onnatuurlijken weg van
alle koeien.
Dat komt: hel huijsken was dol.
In het derde huijsken woonde een exa
minandus. Die examinandus was ter we
reld gekomen om examen te doen.
En hij deed examen. Prachtcijfers
kreeg hij voor- de voornaamste vakken,
maar haalde niet de maat der middel
matigheden voor een paar vakken van
..niks" en werd afgewezen.
Dat komt: hel huijsken was dol.
In het vierde huijsken woonde een
gansch volk met zoetvloeiende, zange
rige taal. Dat volk werd veel aangeboden
letterlijk voor niets. Maar nog was het
niet tevreden en het wilde nog mee'r
hebben en vergoot daarvoor stroomen
bloeds.
Dat komt: het huijsken was dol.
In het vijfde huijsken woonden Neder-
landsche militairen, die gekleed werden
door de Xederlandsche regiering. Zag je
bij geval een troepje militairen bij elkaar,
dan waren ze gekleed in de a lier pol-
sierlijks te afwisseling. "De mili
tairen noemden dat: onze uniform.
Dat komt: het huijsken was dol.
In het zesde huijsken woonde een cor
respondent van een zeer vermaard Dag
blad. Die correspondent hield er een
'gansch zeer lange, breede, dikke, sap
rijke joumajistische duim op na. Het eene
sensatiebericht voor, het andere na werd
de wereld in gelanceerd. Jen slotte
maakte die journalistische duim den men-
schen wijs, dat de grensbewoners van
wege het kanongedonder in de kelders
kropen.
Dat komt: het huijsken was dol.
In het zevende huijsken woonde een
zuidelijke broeder, wiens phantasie tot
zelfs het onmogelijke tooverde. In iedere
knotwilg', die zoo eenigszins in de scha
duw stond, zag hij een vijand. En wat
hij zag, deelde hij, aan zijn landgenooten
met zuidelijke levendigheid mee. Zoo- Ver
telde hij, dat ergens op het platte land
een groot schip was aangekomen, vol
met afgekapte kinderhandjes. Zijn land
genooten geloofden het.
Dat kdmt: bet huijsken was dol.
In het. achtste huijsken woonde een
buitenlandsCh minister. Z.Ex. redevoerde:
Geachte Afgevaardigden! Over dag is het
net zoo donker als 's nachts, wanneer
het maantje niet schijnt. De menschen
liepen overdag in 't lekkere, heldeïschij-
nende zonnetje en toch geloofde die mi
nister dlat de lichten aan den hemel
waren uitgedoofd.
Dat komt: het huijsken was dol.
In het negende huijsken woonde ,,De
Beschaving"-. In naam van die bescha
ving moest een Volk zijn trouwen bond
genoot van jaren her trouweloos verla
ten; de hechte banden van vriendschap
■doorsnijden en dien bondgenoot verrader
lijk van achteren aanvallen.
Dat komt: het huijsken was dol.
In het tiende huijsken woonde volk
van allerlei slag en velerlei spraak.
Rondom dat huijsken sloeg aan alle zij
den een felle brand uit. De vlammen
laaiden hoog op en lekten ook aan de
wanden van dat huijsken. Dat volk van
allerlei slag en velerlei spraak sprong
en danste van de pret bijl het helle licht
van den vreeselijken brand.
Dat komt: het huijsken was dol.
In het elfde huijsken woonde „Goud
dorst". Gouddorst bewaarde zijn schatten
in oude zakken. Sommige van die zakken
scheurden en de gele goudstukken rolden
door de geopende deur van het huijsken
op straat. Oud en jong, rijk en arm,
sterk en zwak, geleerd en ongeleerd
iedereen graaide naar de gele stukjes.
Ze „gingen er om vechten, het bloed
stroomde alsof het water ware.
Toen steeg er een geest uit den afgrond
pp. Die kwam niet gesmolten goud,
orak met geweld den mond der strijden
den open en riep, terwijl hij met lepels
vol het vloeibare goud hun in het li
chaam goot: „Drink je nn zat. Barba
ren!"
Dat komt: het huijsken was dol.
Er waren eens XI dolhuijskens.
Ende si waren alle dol
Beknopt overzicht van don toestand
De eerste Oostenrijksche aanval op Ita
lië beteekende niet veel; de materieef©
schade was gering, De aanval Was er
echter op .gericht, om moreel effect in
Italië te verwachten.
En 't ie best. mogelijk, clat in dit opzicht
de actie niet zonder succes gebleven is.
De Italianen hebben in ieder geval gezien,
dat de werkelijkheid van den krijg niet
bijster geschikt is, om liet enthousiasme
van den pro-oorlogsman aan te wakkeren,
en ze zullen gaan beseffen, dat de ge
hoopte buit niet dan langs een droeven
weg van bloed en tranen te krijgen is.
Vooral bij- een volk als het Italiaan-
sche, dat van 't eene uiterste in het
andere vervalt, heeft men de beteekenis
van zulk 'een moreel effect niet te onder
schatten.
De „Corriere della Sera" had het dan
ook reeds noodig geacht op tallooze moei
lijkheden te wijzen waarmede men ter
bereiking van zijn doel zou hebben ie
kampen.
„Een overwinning ter zee, zoo schrijft
het invloedrijke blad. zal voor Italië al
leen met zware offers te bevechten zijn,
daar Oostenrijk veel grootere voordeelen
bezit wegens zijn natuurlijke schuilplaat
sen aan de Adriatische Zee'. Hiet blad
sprak dan ook zijn vrees uit voor de
Beschieting van kustplaatsen en deed
daarbij een beroep op de vaderlandsliefde
van de bewoners. Hel waarschuwde er
tevens voor, dat er wel eens pantsersche
pen in den grond geboord zouden kun
nen worden.
Deze verklaringen pleiten Voor de nuch
terheid, waarmede de redactie de feiten
onder de oogen ziet. Straks zal blijken,
dat zij zich niet met fantasieën heeft
bezig gehouden, en dal 'het beroep, dat
ze doet op het nog niet door oorlogszucht
verblinde deel der natie, niet ongerecht
vaardigd was.
Intusschen vraagt men zich nog steeds
met verbazing af, hoe Italië zich heeft
laten verleiden tot zoo ongehoord valsch
spel.
Dat Oostenrijk indertijd' Servië krachtig
aangreep, was te begrijpen, ofschoon we
deze daad, die tot zooveel ellende aan
leiding gaf, diep betreurd hebben.
Doch wat Italië thans doet, vermogen
wij niet te begrijpen.
Niet alleen dat het niet Oostenrijk op
ongeoorloofde wijze breekt, maar aooals
een telegram uit Berlijn uitdrukkelijk laat
uitkomen, het vernietigt door dezen moed
willig ondernomen aanval tegen de
Donau-Monarchie, ook het bondgenoot
schap met Duitschland zonder recht en
reden.
Zwitserland is ook meer en meer in
de knel geraakt. Juist als Nederland. De
Italiaanse he regee'ring heeft echter beves
tigd, da.t ze de neutraliteit van dezen
slaat zal eerbiedigen.
Zwitserland zal dus, evenals ons va
derland, nog een verkwikkende oase blij
ven temidden van de oorlogswoestiejnij.
De eerste 0 o ste nrijksch-I tali aans c.he
grensgevechten zijn reeds geleverd. Op dit
oogenblik hebben we slechts bericht van
Italiaansche zijde.
Gemeld wordt, dat verschillende scher
mutselingen plaats grepen aan genoemde
grens, dat te Trente ve'rsche Duitsche
versterkingen zijn aangekomen en dat
men een krachtig schieten heeft gehoord
in de .buurt van Storo, doch dat het
overigens aan de N.-W. grens zeer rus
tig is.
Tusschen Ronzina en de kust en dicht
bij üogna ging 't er reeds warm toe. Aan
beide zijden vielen enkele tientallen solda
ten, terwijl er ook nog' gevangenen ge
maakt werden.
Zoo is dus ook de strijd te land inge
luid.
Het offensiel van de troepen dor bond-
genooten in Galicië, waarmede zulk een
schitterend effect is bereikt, is thans tot
staan gekomen. Dé Russen van hun kant
beginnen weer op verschillende .punten
offensief op te treden. Vooral waar de
San in de Weiehsel stroomt, weren de
Russen zich dapper. Zij staan daar 10
K.M. ten iW. van de San. In den vol
genden sector naar het Z.-O. toe hand
haven de Oostenrijkers en de Duitschers
zich op den O. oever van de San ten
N. van Jaroslaf.
Er verluidt-, dat Von Hindenburg wat
nieuws in zijn schild voert. Er wordt
n.l. beweerd, dat hij te Lugano gearri
veerd is, waar hij vorst Von Rülow zal
opwachten, ten einde met hem te confe-
reetren, alvorens de leiding van het O os--
tenrijksch-Duitscihe leger voor den nieu
wen veldtocht op zich te nemen.
Oe spoorwegramp bij Carlisle.
Europa", dal Zaterdagmorgen onder het
heerlijkste lenteweer bij Carlisle, vlak op
de grens van Schotland plaats had. bijna
onopgemerkt voorbijgegaan, zegt „Het Va
derland". Toch was het onzeggelijk vree-
Btelijk en door liet aantal slachtoffers en
door de wijlze, waarop de ongelukkigen
bet leven verloren. Ongewoon groot is
ook deze „veriieslijst", 160 dooden. 175
gewonden, voor het mfene.ndeel Schot-
sche soldaten.
Itet was een botsing van vier treinen
en vijf locomotieven. Drie passagierstrei-
nen en een goederentrein werden totaal
vernield en tot overmaat van ramp vloog
de rjuïne in brand.
De troepentrein liep op den goederen
en locaal-trein en even later kwam de
express in volle vaart door twee machines
getrokken op de ruïnes ingevlogen; zoo
substantieel waren deze ruïnes, dat de
expres, hoewel hij brokstukken der ruïne
aan beide zijlden weg deetl spatten, zich
in hel afgrijselijk mengelmoes van men
schen, wagens en 'goederen vastliep. Alles
vormde Wen slotte een klomp en weldra
raakte het houtwerk, dat over de machine
gestrooid was, in brand. De vlammen laai
den zoo hoog op, dat de toppen der langs
de lijn staande telegraafpalen afbrand
den! De overlevenden gingen onmiddellijk
aan het (redden, maar daar bluschappa-
raten ontbraken en de gloed verzengend
was, moesten zeer velen levend verbran
den. Aan de eene zijde van den weg legde
men de dooden, aan de andere de gewon
den, maar telkens en telkens moesten
de gewonden het doodental vergrooten.
Om het tooneel lag breed en wijd het
land in lentedos en de zon lachte van
ellende-vlek te midden van onafzienbare
Enkel welgevallen. Het was een kleinel
lenteweelde.
Een soldaat vertelde aan een journa
list het volgende: De meeste van ons
waren den heelen nacht in louw gtezet en
sliepen Ju en het ongeluk gebeurde. Het
eerste wat ik er van merkte, was, dat
de geweren uit het. net boven mij! vielen.
Toen een stoot en uitgaan van de lichten,
'k Werd uit don wagen geslagen en
kwam boven op 'n omgekeerden wagen
terecht. Ik had eenigen pijn in mijn voet,
onmiddellijk ging ik maar redden. Nauwe
lijks was ik uit mijn wagen geslingerd, toen
brand uitbrak in dien trein vlak achter
mij1.
Er waren niet vele van ons tot helpen
in staat. Eenige van onze officieren deden
wat ziji konden en werkten zeer hard. De
mannen lagen overal over het terrein.
Velen konden zich niet uit de ruïne los
werken en anderen lagen totaal vastge
klemd. Als wij maar eenige bijlen, zagen
en dommekrachten haddien gehad, dan
zouden wij heel Wat mannen verlost heb
ben. Velen waren zeer ernstig verbrand.
Je hoorde velen uit liet midden van de
puinhoopen schreeuwen en smeeken en
je kon er niet bijkomen. Het Iwas afschuwe
lijk. Soms zag je handen en voeten en
toch kon je niets, heelemaal niets doen.
Velen stierven ©enige oogenblikken na
dat ziji uit den brandenden trein gehaald
waren. Och, als we maar water en spuiten
giehad hadden, dan zoii er nog menigeen
gered zijn.
Het .'landvolk stroomde spoedig toe en
deed ook wat het kon. Zij wierpen stroo
men melk over de brandwonden en dat
deed goed
De avonturen van de bemanning van de
„Emden".
Het „Berl. Tagebl." bevat een uitvoe
rig verhaal, verteld door den kapitein
van de Ayesha' het vaartuig, waarop
een deel van de beminning van de
„Einden" was gevlucht.
„De „Ayesha", vertelt de kapitein,
„was een uitstekend schip en daar wij
bijna geen instrumenten aan boord had
den, en windstilte ons belette, om voor
uit te komen, op een manier zooals ons
dat aangenaam zou zijn geweest, had
den wij voor den afstand van negentig
mijlen, welke ons nog van Padang scheid
den, achttjen dagen noodig.
„iWij hadden een uitstekenden kok
aan boord, die in het Vreemdenlegioen
had gediend, maar op het water moesten
we zuinig wezen, ieder kreeg drie gla
zen daags. Als het regende, werd alle
vaatwerk buiten gezet en het groote zeil
spanden wij hoven de kajuit om daarin
het hemelwater op te vangen. De heele
bemanning liep naakt rond om zoet wa
ter te besparen, even als kleeren en
waschgoed. De kleeren, uit Keeling af
komstig, waren al heel gauw aan flarden.
Van tandenborstels geen spoor te be
kennen en de heele bemanning was één
enkele haarkam rijk.
„Als wij den 26sten November Padang
naderen, doemt voor den eersten keer
een schip op, dat speurt onzen naam.
Maar die was oververfd. Ik dacht al:
„we zjjn hem kwijt", maar 'savouds
kwam hij weer te voorschijn, op hon
derd meter afstands ongeveer. Ik stuur
alle man van dek en blijf alleen aan
boord, maar hij verraadt zijn naam door
Morse-teekens. Het is een Hollandsohe
torpedoboot „Lyn" genaamd.
„Ik vraag door signalen„Waarom
v olgt ge mij?" Geen antwoord. Den vol
genden morgen reeds bevind ik mij in
de Hollandsche zone en haesch derhalve
wimpel en oorlogsvlag' in top.
„Plotseling kwam nu de „Lyn" voor
bij vuren. Bij het passeeren laat ik mijn
mannen front maken aan bakboordzijde
en groei. Het saluut wordt beantwoord.
Even voor de haven van Padang begeef
ik mij in mijn zorgvuldig bewaard uni
form aan boord van de ,,Lvn" en deel
mijn plannen mede.
„De commandant meende, dat ik veilig
zou kunnen binnonloopen, maar het bleef
een vraag of ik er Weer uit zou kunnen
komen."
„Aan de Zuidkust", vertelt dan er tus
schen door luitenant Wellmann, die toen
met een Duitsch schip voor Padang lag, en
eerst later bij de landingsafdeeling van
de „Emden" kwam, „zagen wij plotse
ling een driemaster aankomen." Groote
opwinding aan boord, want de schoener
droeg de Duitsche oorlogsvlag. Wij dach
ten, dat hij Van Nieuw-Guinea kwam,
en maakten direct de booten gereed, wij
zochten de „Emden". Toen wij' vernamen
dat de schoener den landingstroep aan
boord had, wilde niemand het gelooven."
„Men wilde mij" ging nu kapitein
Miicke voort „als prijs behandelen.
Ik zeide: „ik ben een oorlogsschip"
en wees óp mijn Vier machinegeweren.,
„De havenmeester wilde bewijspapieten
voor vlag en wimpel zien en dat ik com
mandant van het schip was.
„Ik antwoordde, daaromtrent slechts re
kening verschuldigd te zijn aan zijn meer
deren. Nu werd oins Vriendelijk in over
weging gegeven, ons te laten interneeren.
In de omgeving was het niet veilig, en wij
konden in handen van de Engelse hen oï
Japaneezen vallen. Maar wij hebben ge
luk gehad; den dag te voren, had er een
Japausch schip gekruist.Natuurlijk!
wees ik alle vriendelijke voorstellen, af,
waar mijn officieren bij waren. Ik eischte
proviand, water, zeilen, touwwerk en
kleeren.
„Men antwoordde ons, dat wij, alles
mochten meenemen, Wat wij., reeds be
zaten, doch niets dat onze strijdvaardig
heid zou kunnen verhoogen.
„Ik wilde het eerst voor nieuwe klee
ren zorgen, mijin hemd was stuk, mijn
broek en schoenen versleten.
„De kameraden hadden nog minder!
Maar, de havenmeester gal' ons niet al
leen geen kaarten, doch weigerde ons
ook kleeren, en tandenborstels als „ver
sterking van onze weermacht". Niemand
mocht van of aan boord. Ik verzocht den
consul te sturen. Deze consul, Schild,
heeft ons, evenals de gebroeders Biiumer,
op Idle vriendelijkste wijze gesteund. Van
de Jj uitsohe schepen mochten booten
langszij komen, om met ons te praten.
Eindelijk kregen wij Duitsche kranten;
zij waren van Augustus; tot Maart heb
ben wijl er geen meer gezien.
„Nauwelijks waren wij na een etmaal
weer buitengesleept, (op den avond van
den 28en) of daar komt al een zioeklicht
naar ons toe. Ik denk: „liever geïnter
neerd clan gevangen"; ik had geen kaar
ten ook.
„Het bleken echter Hollanders te zlijn;
toen zijn wij wekenlang verder gesuk
keld. Het weer was afschuwelijk. Onder
weg ontmoetten wij de „Chosing", een
vrachtboot van Honking op Siam, die
ons eerst trachtte te ontwijken. Het
schip was bij den aanvang van den oorlog
te Singapore, voer naar Batavia, en nam
kolen voor de „Emden" in, maar moest
Padang binnenloopen, daar de lading!
brandde. Aller vreugde was groot.
„Met onze gerafelde kleeren aan, juich
ten wij, elkander toe, met drie hoera's.
De anderen lachten, en zeiden later: „Wij
wisten eerst niet wat het was, die naak
te, hoera-roepende menschen!"
„Op 16 December zjjn wij, aan boord
van de „Choising" overgegaan, en na
men den schoener op sleeptouw, 's Mid
dags hebben wij de goede oude schuit
laten zinken. Arme „Ayesha", zij heeft
ons zes weken lang trouw gediend, en
stierf op eervolle wijze.
„Tot den kapitein van de „Choising"
zeide ik direct: „ik weet niet, wat met
het schip gebeuren zal misschien
moet ik het ergens op het strand zetten".
„Hij wilde de verantwoordelijkheid niet
op zich némentoen zijn wij, samen gaan
werken, drie weken lang, van Padang
naar Ilodeida.
„De „Choising" was 90 M. lang, en
voer 4 a II mijlen. Als zij niet toevallig
gekomen was, dan had ik langs Suma
tra's westkust naar het gebied der Noord
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs
Prijs der Advertentiën
oost-mousson willen varen.
- „Ik kwam ongeveer- zes graden noor
delijk, dan over Aden naar de Arabische
kust. in de Roode Zee bracht de winid
ons naar Dschidda; in Padang had ik
gehoord, dat de Turken onze bondge-
nooten waren.
„Wij wachtten, en zochten een gele
genheid iets te doen, want alle berichten
waren vaag. Luitenant Goi'dts van de
„Choising" had gehoord, dat de spoorweg
over Hodeida, tot bij Perim-straat liep;
door Engelschen kon deze spoorweg piet
bezet zijn.
„Wij besloten dus per sneltrein naar
de Noordzee te gaan; door Arabië kon
den wij veilig gaan!
„Kaarten van de Roode Zee hadden
wij wel niet, maar het was de naaste weg!
„Dus moed! Richting Aden!
„Den 7den Januari 's avonds tusschen
9 en lü uur zijn wij door de Straat Perim
geslopen, die dik vol Engelschen lag. Zoo
bereikten wijl Sana op den verjaardag
van den Keizer."
Een Afrikaander over den oorlog.
Ik het een brief van mijn Pa uit Bloem
fontein gtekrij zoo deelt een Afrikaander
aan de „N. R. Grt." mee en hij
schrijft
Di laatste 3 maanden kan ik niet
meer reehtig denk nie, die wereld lijkt
voor mij het op z'n kop gedraai. Botha
het met een klomp Burgers naar de Woes
tijn getrek, wat nie meegetrek het, is
tronk toe. Ik1 het hier zo veel averge-
diacht, dat mijn vuunmaak-plek ver
stand) aan alle kanten banje pijn doel.
Is ons Boernalie di Engelsman zoo
banje dankbaar en het ons alles vergeef
en vergeet? Di grootste deel ran ons
volk denk anders, doch hoe kom het
nog Boeren naar D. W. getrek? Ik kau
dit nie versta nie.
Maandag het ouwe" oom P. van Groot
pan bij ons giezels en het ons hier banje
over gepraat. Oom P. zeg, dat kom om
dat di Engelsman banje slim is. Di bur
gers, di naar D. W;. getrek het, kan ons ni
binnenkant zien, en kan di Emgjelsmani
hulle ook niet binnenkant zien, doch di
Engelsman kijk alleen naar di buitenkant,
hij kijkt net of di Boeren vooir hem giaat
vecht. Di Engelsman het ook regt en is
ban je praoties.
Ik het di ouwe baas gezegd, dat ons
Boeren toch bonje dom is, doclh zeg hij,
ons is nie dommer nie, als di andere
naties. Oom P. zeg, dat di Duitse natie
di laatste 20 jaar di Engelsman machtig
concurrentie gemaakt het. Nu het di En
gelsman gedacht, ons zal dit stop en
daar hulle niet zoo dom is, alleen tegen
di Duitser te vecht, het hulle een paar
andere naties meegebweng.
Di Hollandse Bladen di ons krij, is half
weggeknipt door di Censor, w!at ons laat
denk dat di Duitser nog niet geslagen is.
Oom P. zeg, hij het banje bewondering
voor di Engelsman, hulle diplomatie is
bonje knap. 'Kan hulle zo di wagen niet
uit di modder krij, zet hulle nog een
span ossen daarvoor en is nog Italy en
Holland daar.
Ik het oom P. gezeg, dat neef Macaroni
mee gaat trek is mogelijk, doch Holland
geloof ik niet. Die kop van di Holland©®
kan hulle ook warm maak, doch in di
land is banje water en als di wind over
di water waai, koel di Hollander kop
pen weer af. Oom P. het mij 10 gewed',
dat als di wagen nog in di modder blijf
steek, Holland ook mee moet trek.
Schrijf aan di Courant in Holland, hulle
moet niet mee gaan trek, is banje dom
en steek jou ouw Pa dan 10 in di
zak.
Korte Oorlogsberichten.
Bollati. De naam van den Itali
aanse hen gezant te Berlijn Wij ver
zuimden dien naam in ons no. van gis
teren in het Oorlogsoverzicht in te vul
len is Bollati.
Koning Albert van België verleende
Lord Kitchener het grootkruis Van de
Leopoldsorde.
De houding van Roemenië.
De „Frankfurter Ztg." bespreekt het eveu-
tueele deelnemen van Roemenië aan deur
oorlog. Het blad meent te weten dat
Duitschland en Oostenrijk de Roemeen-
sche aanspraken op Bessarabië volkomen
billijken. De politiek der centralen kan
slechts met vreugde begroeten, indien
Roemenië door terugverovoring van dit
gebied zijn positie belangrijk Verbetert.
Bovendien betwijfelen wij niet, zegt het
blad, dat door centrale diplomatie al
les gedaan zal worden, om de Roemeen-
6che wenschen te bevredigen.
Het vertrek der gezanten.
Volgens berichten in de bladen vroeg
en ontving de Italiaansche gezant te
Berlijn, Bollati, zijn passen.
Het vertrek van vorst Von Bü)ow uit
Rome .bad om 9.30 uur 's avonds van