\o. 198 Woensdag 36 Mei 1915 39e Jaargang De Groote Ooriog. Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LAN iE VORSTSTR AAT 21Ö. Bureau te Middelburg: FIRMA F. P. O H U IJ - L. BURG. Drukkers: Ende si waren alle dol. Onder de vreeselijhe ooriogsjammer is het „grootste spoorwegongeluk van Per 3 maanden fr. p. postf 1.25 Losse nummers„0.05 15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend, Bij abonnement voordeelige voorwaarden, Familieberichten van 110 regels ƒ1.v iedere regel meer 10 ct. Oosterbaan <3» Le Coïntre Goes. ÜDie XI dolhuijskens. Er waren eens XI dolhuijskens. In het eerste huijsken woonde een kwakzalver", die het ongeluk had een blinde te genezen. De would-be ge neesheer weird voor den rechter gedaagd en veroordeeld iot enkele tientallen guldens. Dat komt: hel 'huijsken was dol. In het tweede huijsken woonden (11 koeien. Eén koe leed aan muil- en poot- ziekte oftewel mond- en klauwzeer. Die ééne zieke koe werd n a t u u r 1 ij k af gemaakt. maar ook de 60 gezonde koeien gingen denzelfden onnatuurlijken weg van alle koeien. Dat komt: hel huijsken was dol. In het derde huijsken woonde een exa minandus. Die examinandus was ter we reld gekomen om examen te doen. En hij deed examen. Prachtcijfers kreeg hij voor- de voornaamste vakken, maar haalde niet de maat der middel matigheden voor een paar vakken van ..niks" en werd afgewezen. Dat komt: hel huijsken was dol. In het vierde huijsken woonde een gansch volk met zoetvloeiende, zange rige taal. Dat volk werd veel aangeboden letterlijk voor niets. Maar nog was het niet tevreden en het wilde nog mee'r hebben en vergoot daarvoor stroomen bloeds. Dat komt: het huijsken was dol. In het vijfde huijsken woonden Neder- landsche militairen, die gekleed werden door de Xederlandsche regiering. Zag je bij geval een troepje militairen bij elkaar, dan waren ze gekleed in de a lier pol- sierlijks te afwisseling. "De mili tairen noemden dat: onze uniform. Dat komt: het huijsken was dol. In het zesde huijsken woonde een cor respondent van een zeer vermaard Dag blad. Die correspondent hield er een 'gansch zeer lange, breede, dikke, sap rijke joumajistische duim op na. Het eene sensatiebericht voor, het andere na werd de wereld in gelanceerd. Jen slotte maakte die journalistische duim den men- schen wijs, dat de grensbewoners van wege het kanongedonder in de kelders kropen. Dat komt: het huijsken was dol. In het zevende huijsken woonde een zuidelijke broeder, wiens phantasie tot zelfs het onmogelijke tooverde. In iedere knotwilg', die zoo eenigszins in de scha duw stond, zag hij een vijand. En wat hij zag, deelde hij, aan zijn landgenooten met zuidelijke levendigheid mee. Zoo- Ver telde hij, dat ergens op het platte land een groot schip was aangekomen, vol met afgekapte kinderhandjes. Zijn land genooten geloofden het. Dat kdmt: bet huijsken was dol. In het. achtste huijsken woonde een buitenlandsCh minister. Z.Ex. redevoerde: Geachte Afgevaardigden! Over dag is het net zoo donker als 's nachts, wanneer het maantje niet schijnt. De menschen liepen overdag in 't lekkere, heldeïschij- nende zonnetje en toch geloofde die mi nister dlat de lichten aan den hemel waren uitgedoofd. Dat komt: het huijsken was dol. In het negende huijsken woonde ,,De Beschaving"-. In naam van die bescha ving moest een Volk zijn trouwen bond genoot van jaren her trouweloos verla ten; de hechte banden van vriendschap ■doorsnijden en dien bondgenoot verrader lijk van achteren aanvallen. Dat komt: het huijsken was dol. In het tiende huijsken woonde volk van allerlei slag en velerlei spraak. Rondom dat huijsken sloeg aan alle zij den een felle brand uit. De vlammen laaiden hoog op en lekten ook aan de wanden van dat huijsken. Dat volk van allerlei slag en velerlei spraak sprong en danste van de pret bijl het helle licht van den vreeselijken brand. Dat komt: het huijsken was dol. In het elfde huijsken woonde „Goud dorst". Gouddorst bewaarde zijn schatten in oude zakken. Sommige van die zakken scheurden en de gele goudstukken rolden door de geopende deur van het huijsken op straat. Oud en jong, rijk en arm, sterk en zwak, geleerd en ongeleerd iedereen graaide naar de gele stukjes. Ze „gingen er om vechten, het bloed stroomde alsof het water ware. Toen steeg er een geest uit den afgrond pp. Die kwam niet gesmolten goud, orak met geweld den mond der strijden den open en riep, terwijl hij met lepels vol het vloeibare goud hun in het li chaam goot: „Drink je nn zat. Barba ren!" Dat komt: het huijsken was dol. Er waren eens XI dolhuijskens. Ende si waren alle dol Beknopt overzicht van don toestand De eerste Oostenrijksche aanval op Ita lië beteekende niet veel; de materieef© schade was gering, De aanval Was er echter op .gericht, om moreel effect in Italië te verwachten. En 't ie best. mogelijk, clat in dit opzicht de actie niet zonder succes gebleven is. De Italianen hebben in ieder geval gezien, dat de werkelijkheid van den krijg niet bijster geschikt is, om liet enthousiasme van den pro-oorlogsman aan te wakkeren, en ze zullen gaan beseffen, dat de ge hoopte buit niet dan langs een droeven weg van bloed en tranen te krijgen is. Vooral bij- een volk als het Italiaan- sche, dat van 't eene uiterste in het andere vervalt, heeft men de beteekenis van zulk 'een moreel effect niet te onder schatten. De „Corriere della Sera" had het dan ook reeds noodig geacht op tallooze moei lijkheden te wijzen waarmede men ter bereiking van zijn doel zou hebben ie kampen. „Een overwinning ter zee, zoo schrijft het invloedrijke blad. zal voor Italië al leen met zware offers te bevechten zijn, daar Oostenrijk veel grootere voordeelen bezit wegens zijn natuurlijke schuilplaat sen aan de Adriatische Zee'. Hiet blad sprak dan ook zijn vrees uit voor de Beschieting van kustplaatsen en deed daarbij een beroep op de vaderlandsliefde van de bewoners. Hel waarschuwde er tevens voor, dat er wel eens pantsersche pen in den grond geboord zouden kun nen worden. Deze verklaringen pleiten Voor de nuch terheid, waarmede de redactie de feiten onder de oogen ziet. Straks zal blijken, dat zij zich niet met fantasieën heeft bezig gehouden, en dal 'het beroep, dat ze doet op het nog niet door oorlogszucht verblinde deel der natie, niet ongerecht vaardigd was. Intusschen vraagt men zich nog steeds met verbazing af, hoe Italië zich heeft laten verleiden tot zoo ongehoord valsch spel. Dat Oostenrijk indertijd' Servië krachtig aangreep, was te begrijpen, ofschoon we deze daad, die tot zooveel ellende aan leiding gaf, diep betreurd hebben. Doch wat Italië thans doet, vermogen wij niet te begrijpen. Niet alleen dat het niet Oostenrijk op ongeoorloofde wijze breekt, maar aooals een telegram uit Berlijn uitdrukkelijk laat uitkomen, het vernietigt door dezen moed willig ondernomen aanval tegen de Donau-Monarchie, ook het bondgenoot schap met Duitschland zonder recht en reden. Zwitserland is ook meer en meer in de knel geraakt. Juist als Nederland. De Italiaanse he regee'ring heeft echter beves tigd, da.t ze de neutraliteit van dezen slaat zal eerbiedigen. Zwitserland zal dus, evenals ons va derland, nog een verkwikkende oase blij ven temidden van de oorlogswoestiejnij. De eerste 0 o ste nrijksch-I tali aans c.he grensgevechten zijn reeds geleverd. Op dit oogenblik hebben we slechts bericht van Italiaansche zijde. Gemeld wordt, dat verschillende scher mutselingen plaats grepen aan genoemde grens, dat te Trente ve'rsche Duitsche versterkingen zijn aangekomen en dat men een krachtig schieten heeft gehoord in de .buurt van Storo, doch dat het overigens aan de N.-W. grens zeer rus tig is. Tusschen Ronzina en de kust en dicht bij üogna ging 't er reeds warm toe. Aan beide zijden vielen enkele tientallen solda ten, terwijl er ook nog' gevangenen ge maakt werden. Zoo is dus ook de strijd te land inge luid. Het offensiel van de troepen dor bond- genooten in Galicië, waarmede zulk een schitterend effect is bereikt, is thans tot staan gekomen. Dé Russen van hun kant beginnen weer op verschillende .punten offensief op te treden. Vooral waar de San in de Weiehsel stroomt, weren de Russen zich dapper. Zij staan daar 10 K.M. ten iW. van de San. In den vol genden sector naar het Z.-O. toe hand haven de Oostenrijkers en de Duitschers zich op den O. oever van de San ten N. van Jaroslaf. Er verluidt-, dat Von Hindenburg wat nieuws in zijn schild voert. Er wordt n.l. beweerd, dat hij te Lugano gearri veerd is, waar hij vorst Von Rülow zal opwachten, ten einde met hem te confe- reetren, alvorens de leiding van het O os-- tenrijksch-Duitscihe leger voor den nieu wen veldtocht op zich te nemen. Oe spoorwegramp bij Carlisle. Europa", dal Zaterdagmorgen onder het heerlijkste lenteweer bij Carlisle, vlak op de grens van Schotland plaats had. bijna onopgemerkt voorbijgegaan, zegt „Het Va derland". Toch was het onzeggelijk vree- Btelijk en door liet aantal slachtoffers en door de wijlze, waarop de ongelukkigen bet leven verloren. Ongewoon groot is ook deze „veriieslijst", 160 dooden. 175 gewonden, voor het mfene.ndeel Schot- sche soldaten. Itet was een botsing van vier treinen en vijf locomotieven. Drie passagierstrei- nen en een goederentrein werden totaal vernield en tot overmaat van ramp vloog de rjuïne in brand. De troepentrein liep op den goederen en locaal-trein en even later kwam de express in volle vaart door twee machines getrokken op de ruïnes ingevlogen; zoo substantieel waren deze ruïnes, dat de expres, hoewel hij brokstukken der ruïne aan beide zijlden weg deetl spatten, zich in hel afgrijselijk mengelmoes van men schen, wagens en 'goederen vastliep. Alles vormde Wen slotte een klomp en weldra raakte het houtwerk, dat over de machine gestrooid was, in brand. De vlammen laai den zoo hoog op, dat de toppen der langs de lijn staande telegraafpalen afbrand den! De overlevenden gingen onmiddellijk aan het (redden, maar daar bluschappa- raten ontbraken en de gloed verzengend was, moesten zeer velen levend verbran den. Aan de eene zijde van den weg legde men de dooden, aan de andere de gewon den, maar telkens en telkens moesten de gewonden het doodental vergrooten. Om het tooneel lag breed en wijd het land in lentedos en de zon lachte van ellende-vlek te midden van onafzienbare Enkel welgevallen. Het was een kleinel lenteweelde. Een soldaat vertelde aan een journa list het volgende: De meeste van ons waren den heelen nacht in louw gtezet en sliepen Ju en het ongeluk gebeurde. Het eerste wat ik er van merkte, was, dat de geweren uit het. net boven mij! vielen. Toen een stoot en uitgaan van de lichten, 'k Werd uit don wagen geslagen en kwam boven op 'n omgekeerden wagen terecht. Ik had eenigen pijn in mijn voet, onmiddellijk ging ik maar redden. Nauwe lijks was ik uit mijn wagen geslingerd, toen brand uitbrak in dien trein vlak achter mij1. Er waren niet vele van ons tot helpen in staat. Eenige van onze officieren deden wat ziji konden en werkten zeer hard. De mannen lagen overal over het terrein. Velen konden zich niet uit de ruïne los werken en anderen lagen totaal vastge klemd. Als wij maar eenige bijlen, zagen en dommekrachten haddien gehad, dan zouden wij heel Wat mannen verlost heb ben. Velen waren zeer ernstig verbrand. Je hoorde velen uit liet midden van de puinhoopen schreeuwen en smeeken en je kon er niet bijkomen. Het Iwas afschuwe lijk. Soms zag je handen en voeten en toch kon je niets, heelemaal niets doen. Velen stierven ©enige oogenblikken na dat ziji uit den brandenden trein gehaald waren. Och, als we maar water en spuiten giehad hadden, dan zoii er nog menigeen gered zijn. Het .'landvolk stroomde spoedig toe en deed ook wat het kon. Zij wierpen stroo men melk over de brandwonden en dat deed goed De avonturen van de bemanning van de „Emden". Het „Berl. Tagebl." bevat een uitvoe rig verhaal, verteld door den kapitein van de Ayesha' het vaartuig, waarop een deel van de beminning van de „Einden" was gevlucht. „De „Ayesha", vertelt de kapitein, „was een uitstekend schip en daar wij bijna geen instrumenten aan boord had den, en windstilte ons belette, om voor uit te komen, op een manier zooals ons dat aangenaam zou zijn geweest, had den wij voor den afstand van negentig mijlen, welke ons nog van Padang scheid den, achttjen dagen noodig. „iWij hadden een uitstekenden kok aan boord, die in het Vreemdenlegioen had gediend, maar op het water moesten we zuinig wezen, ieder kreeg drie gla zen daags. Als het regende, werd alle vaatwerk buiten gezet en het groote zeil spanden wij hoven de kajuit om daarin het hemelwater op te vangen. De heele bemanning liep naakt rond om zoet wa ter te besparen, even als kleeren en waschgoed. De kleeren, uit Keeling af komstig, waren al heel gauw aan flarden. Van tandenborstels geen spoor te be kennen en de heele bemanning was één enkele haarkam rijk. „Als wij den 26sten November Padang naderen, doemt voor den eersten keer een schip op, dat speurt onzen naam. Maar die was oververfd. Ik dacht al: „we zjjn hem kwijt", maar 'savouds kwam hij weer te voorschijn, op hon derd meter afstands ongeveer. Ik stuur alle man van dek en blijf alleen aan boord, maar hij verraadt zijn naam door Morse-teekens. Het is een Hollandsohe torpedoboot „Lyn" genaamd. „Ik vraag door signalen„Waarom v olgt ge mij?" Geen antwoord. Den vol genden morgen reeds bevind ik mij in de Hollandsche zone en haesch derhalve wimpel en oorlogsvlag' in top. „Plotseling kwam nu de „Lyn" voor bij vuren. Bij het passeeren laat ik mijn mannen front maken aan bakboordzijde en groei. Het saluut wordt beantwoord. Even voor de haven van Padang begeef ik mij in mijn zorgvuldig bewaard uni form aan boord van de ,,Lvn" en deel mijn plannen mede. „De commandant meende, dat ik veilig zou kunnen binnonloopen, maar het bleef een vraag of ik er Weer uit zou kunnen komen." „Aan de Zuidkust", vertelt dan er tus schen door luitenant Wellmann, die toen met een Duitsch schip voor Padang lag, en eerst later bij de landingsafdeeling van de „Emden" kwam, „zagen wij plotse ling een driemaster aankomen." Groote opwinding aan boord, want de schoener droeg de Duitsche oorlogsvlag. Wij dach ten, dat hij Van Nieuw-Guinea kwam, en maakten direct de booten gereed, wij zochten de „Emden". Toen wij' vernamen dat de schoener den landingstroep aan boord had, wilde niemand het gelooven." „Men wilde mij" ging nu kapitein Miicke voort „als prijs behandelen. Ik zeide: „ik ben een oorlogsschip" en wees óp mijn Vier machinegeweren., „De havenmeester wilde bewijspapieten voor vlag en wimpel zien en dat ik com mandant van het schip was. „Ik antwoordde, daaromtrent slechts re kening verschuldigd te zijn aan zijn meer deren. Nu werd oins Vriendelijk in over weging gegeven, ons te laten interneeren. In de omgeving was het niet veilig, en wij konden in handen van de Engelse hen oï Japaneezen vallen. Maar wij hebben ge luk gehad; den dag te voren, had er een Japausch schip gekruist.Natuurlijk! wees ik alle vriendelijke voorstellen, af, waar mijn officieren bij waren. Ik eischte proviand, water, zeilen, touwwerk en kleeren. „Men antwoordde ons, dat wij, alles mochten meenemen, Wat wij., reeds be zaten, doch niets dat onze strijdvaardig heid zou kunnen verhoogen. „Ik wilde het eerst voor nieuwe klee ren zorgen, mijin hemd was stuk, mijn broek en schoenen versleten. „De kameraden hadden nog minder! Maar, de havenmeester gal' ons niet al leen geen kaarten, doch weigerde ons ook kleeren, en tandenborstels als „ver sterking van onze weermacht". Niemand mocht van of aan boord. Ik verzocht den consul te sturen. Deze consul, Schild, heeft ons, evenals de gebroeders Biiumer, op Idle vriendelijkste wijze gesteund. Van de Jj uitsohe schepen mochten booten langszij komen, om met ons te praten. Eindelijk kregen wij Duitsche kranten; zij waren van Augustus; tot Maart heb ben wijl er geen meer gezien. „Nauwelijks waren wij na een etmaal weer buitengesleept, (op den avond van den 28en) of daar komt al een zioeklicht naar ons toe. Ik denk: „liever geïnter neerd clan gevangen"; ik had geen kaar ten ook. „Het bleken echter Hollanders te zlijn; toen zijn wij wekenlang verder gesuk keld. Het weer was afschuwelijk. Onder weg ontmoetten wij de „Chosing", een vrachtboot van Honking op Siam, die ons eerst trachtte te ontwijken. Het schip was bij den aanvang van den oorlog te Singapore, voer naar Batavia, en nam kolen voor de „Emden" in, maar moest Padang binnenloopen, daar de lading! brandde. Aller vreugde was groot. „Met onze gerafelde kleeren aan, juich ten wij, elkander toe, met drie hoera's. De anderen lachten, en zeiden later: „Wij wisten eerst niet wat het was, die naak te, hoera-roepende menschen!" „Op 16 December zjjn wij, aan boord van de „Choising" overgegaan, en na men den schoener op sleeptouw, 's Mid dags hebben wij de goede oude schuit laten zinken. Arme „Ayesha", zij heeft ons zes weken lang trouw gediend, en stierf op eervolle wijze. „Tot den kapitein van de „Choising" zeide ik direct: „ik weet niet, wat met het schip gebeuren zal misschien moet ik het ergens op het strand zetten". „Hij wilde de verantwoordelijkheid niet op zich némentoen zijn wij, samen gaan werken, drie weken lang, van Padang naar Ilodeida. „De „Choising" was 90 M. lang, en voer 4 a II mijlen. Als zij niet toevallig gekomen was, dan had ik langs Suma tra's westkust naar het gebied der Noord VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Prijs der Advertentiën oost-mousson willen varen. - „Ik kwam ongeveer- zes graden noor delijk, dan over Aden naar de Arabische kust. in de Roode Zee bracht de winid ons naar Dschidda; in Padang had ik gehoord, dat de Turken onze bondge- nooten waren. „Wij wachtten, en zochten een gele genheid iets te doen, want alle berichten waren vaag. Luitenant Goi'dts van de „Choising" had gehoord, dat de spoorweg over Hodeida, tot bij Perim-straat liep; door Engelschen kon deze spoorweg piet bezet zijn. „Wij besloten dus per sneltrein naar de Noordzee te gaan; door Arabië kon den wij veilig gaan! „Kaarten van de Roode Zee hadden wij wel niet, maar het was de naaste weg! „Dus moed! Richting Aden! „Den 7den Januari 's avonds tusschen 9 en lü uur zijn wij door de Straat Perim geslopen, die dik vol Engelschen lag. Zoo bereikten wijl Sana op den verjaardag van den Keizer." Een Afrikaander over den oorlog. Ik het een brief van mijn Pa uit Bloem fontein gtekrij zoo deelt een Afrikaander aan de „N. R. Grt." mee en hij schrijft Di laatste 3 maanden kan ik niet meer reehtig denk nie, die wereld lijkt voor mij het op z'n kop gedraai. Botha het met een klomp Burgers naar de Woes tijn getrek, wat nie meegetrek het, is tronk toe. Ik1 het hier zo veel averge- diacht, dat mijn vuunmaak-plek ver stand) aan alle kanten banje pijn doel. Is ons Boernalie di Engelsman zoo banje dankbaar en het ons alles vergeef en vergeet? Di grootste deel ran ons volk denk anders, doch hoe kom het nog Boeren naar D. W. getrek? Ik kau dit nie versta nie. Maandag het ouwe" oom P. van Groot pan bij ons giezels en het ons hier banje over gepraat. Oom P. zeg, dat kom om dat di Engelsman banje slim is. Di bur gers, di naar D. W;. getrek het, kan ons ni binnenkant zien, en kan di Emgjelsmani hulle ook niet binnenkant zien, doch di Engelsman kijk alleen naar di buitenkant, hij kijkt net of di Boeren vooir hem giaat vecht. Di Engelsman het ook regt en is ban je praoties. Ik het di ouwe baas gezegd, dat ons Boeren toch bonje dom is, doclh zeg hij, ons is nie dommer nie, als di andere naties. Oom P. zeg, dat di Duitse natie di laatste 20 jaar di Engelsman machtig concurrentie gemaakt het. Nu het di En gelsman gedacht, ons zal dit stop en daar hulle niet zoo dom is, alleen tegen di Duitser te vecht, het hulle een paar andere naties meegebweng. Di Hollandse Bladen di ons krij, is half weggeknipt door di Censor, w!at ons laat denk dat di Duitser nog niet geslagen is. Oom P. zeg, hij het banje bewondering voor di Engelsman, hulle diplomatie is bonje knap. 'Kan hulle zo di wagen niet uit di modder krij, zet hulle nog een span ossen daarvoor en is nog Italy en Holland daar. Ik het oom P. gezeg, dat neef Macaroni mee gaat trek is mogelijk, doch Holland geloof ik niet. Die kop van di Holland©® kan hulle ook warm maak, doch in di land is banje water en als di wind over di water waai, koel di Hollander kop pen weer af. Oom P. het mij 10 gewed', dat als di wagen nog in di modder blijf steek, Holland ook mee moet trek. Schrijf aan di Courant in Holland, hulle moet niet mee gaan trek, is banje dom en steek jou ouw Pa dan 10 in di zak. Korte Oorlogsberichten. Bollati. De naam van den Itali aanse hen gezant te Berlijn Wij ver zuimden dien naam in ons no. van gis teren in het Oorlogsoverzicht in te vul len is Bollati. Koning Albert van België verleende Lord Kitchener het grootkruis Van de Leopoldsorde. De houding van Roemenië. De „Frankfurter Ztg." bespreekt het eveu- tueele deelnemen van Roemenië aan deur oorlog. Het blad meent te weten dat Duitschland en Oostenrijk de Roemeen- sche aanspraken op Bessarabië volkomen billijken. De politiek der centralen kan slechts met vreugde begroeten, indien Roemenië door terugverovoring van dit gebied zijn positie belangrijk Verbetert. Bovendien betwijfelen wij niet, zegt het blad, dat door centrale diplomatie al les gedaan zal worden, om de Roemeen- 6che wenschen te bevredigen. Het vertrek der gezanten. Volgens berichten in de bladen vroeg en ontving de Italiaansche gezant te Berlijn, Bollati, zijn passen. Het vertrek van vorst Von Bü)ow uit Rome .bad om 9.30 uur 's avonds van

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1915 | | pagina 1