181
Dinsdag 4 Mei 1915
39e Jaargang
%V)
De Groote Oorlog.
Een Bladzijde uit de
Wijsheid der Eeuwen.
Feuilleton.
De Talauereilanden.
i ^3 vy*
Uitgave van
de 5?aaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
UN iE VOR5TSTRAAT 219.
Bureau te Middelburg:
F5 RMA F. P. OHUIJ - L. BURG.
Drukkers:
Oosterbaan Le Coïntre - Goes.
A ongeboden ter bemoediging ofbezin
ning? aan onze nieuwerwetsohe op-
ümistische Wereldhervormers
II.
Beschouwen wij ons leven, als een
episode die de zoete en zalige rust van
hel ..niet nutteloos verstoort.
(Schopenhauer.)
De waarde des levens bestaat hierin,
dat het ons leeren moet, het niet te
willen. (Schopenhauer.)
Het geluk is niets dan schijn, en de
smart its het werkelijke;... de men
schel! bestaan) 0111 verteerd te worden
door het verdriet, gelijk de vliegen be
staan om opgegeten te worden door de
spinnen. (Voltaire.)
Het schoone is bijna geheel uit ons
leven verdwenen. (Chamberlain.)
Wij wenschen zekerheid en geraakten
in de grootste onzekerheid, wij wilden
een rustig geluk, en vonden bitteren
strijd, eindelooze moeiten en zorgen.
(R. Eucken.)
'tls alsof alle duivels zijn losgelaten,
om den bodem van het Duitsche volks
leven te verwoesten. (Fr. Paulsen.)
Nog nooit had de menschheid zulk
een reusachtige hoeveelheid kennis op
gehoopt, maar nooit misschien hadden
de ontwikkelden minder kennis van het
geen de menschen het dringendst noodig
hebben. (Robert Saitschick.)
Wij weten tegenwoordig niet meer wat
vreugde is. (Foerster.)i
Wij zijn slaven geworden van mon
sters, door onze eigen scheppingskrachti
uitgebroed. (William Morris.)
De bevolking onzer groote steden is
goddeloos, materialistischzij kent geen
banden, geen beroepsgevoelens, geen
geestdrift. (Emerson.)
Overal ter wereld is de luidruchtige
vreugde slechts door een dunne wand
van de stomme vertwijfeling gescheiden.
(Ruskin.)
Het huidigs menschdoiu is in een tijd
perk van sterke afscheiding' tussehen Kui
tuur en Natuur getreden. (Walter.)
Het gemoed van den proletariër is even
zeer als dat van den rijke, een riool
van ziedende zinnelijkheid, een stook
plaats van zwijnerij en bedrog.
(Proudhon.)
Volksmenners praten den menschen
leugens voor. (Liebknecht.)
De taaie der maatschappij bestaat in
een onophoudelijke oplossing barer
tegenstrijdigheden; al die tegenstellingen,
die eeuwig opnieuw ontstaan, moe
ten eeuwig, worden opgelost.
(Proudhon.)
De wereld is een groote veestal, die
niet zoo gemakkelijk is te reinigen als
de stal van Augias, want terwijl er ge
veegd wordt, blijven de ossen er in, om
aldoor verschen mest op te hoopen.
(Hf. Heine.)
De ontwikkeling duurt nu al eeno
eeuwigheid, en daaruit is niet meer voort-
(Residentie Menado.)
Nu bovengenoemde eilanden steeds
meer de belangstelling wecken van Zen
dingsvrienden, niet ;het minst van onzie
lezers, ontleenen wij gaarne aan een libe
rale courant de Nieuwe Courant,
onderstaande zeer gunstige beoordeelinjgj
van den heer Jellesma, oud-resident van
l'enado, die deze eilanden van nabij
nt.
n haar boek: „Een jaar aan boord
M. Si b o ga", waarin op zeer onder-
judende wijze de wederwaardigheden
worden beschreven van de expeditie tot
onderzoek der 'fauna en flora der ver
schillende zeeën ien diepe bekkens van.
len Indischen Archipel, zegt mevr. A.
VeberVan Bosse: „Had .de trap der
scha,ving van de bevolking in de Mi-
hassa (Menado) ons reeds getroffen,
d bezoek aan Siauw, aan de Sangi- en
üauereilanden was een voortdurende,
mgenanie verrassing. Jk vrees, (jat
■echts weinige Nederlanders een duide-
jke voorstelling hebben waar die eilanden
ggen, die toch in zoo hooge mate onze
sympathie en belangstelling verdienen,
De Zeeuw
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG,
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. post
Losse nummers
f 1.35
„0.05
Prijs der Advertentiên
15 regels f 0.50, iedere regel meer 10 ci.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels f 1.
iedere regel meer 10 ct.
gekomen dan een© wereld als de onz©
met al hare wanklanken, en de onzeker
heid van hare. loop. (Ciuyau.)
De nood en de kommer houdt meer
ofte min de gemeenheid fatsoenlijk; do
speel- en badplaatsen van den jachtlie-
venden rijkdom laten zien, wat de ge
meenheid van Jan Alleman zoude zijn, zoo
ze zich konde uitleven. (Bolland.)
In het jaar 1909 gewaagde Prof. Hey-
mans van 'Groningen van hel „oude
op ti im i sme van de beste 11 en
w ij s t e n in ons geslacht", en met
het troostboek van het psvchiscJie-mo-
nisme onder den arm, meende hij den
ouden mysticus te mogen najubelen
„Mij dunkt, het wordt nog wel eens
goed
We willen het volgaarne laten voor
rekening van dezen „er v a r i ng s"-
psycholoog. De wijzen der wereld geven
niet bijster veel hoop!
Inmiddels lees ik in mijn onschatbaren
Catechismus van een godzalige, die ge
tuigt (Zondag 22) „nad etmaal ik het
beginsel der eeuwige vreugd
in mijn hart gevoel."
Alle pessimistische klachten van alle
eeuwen, zijn niet te vergelijken in ernst
en diepgang bij het woord van Christus:
„tenzij, dat een mensch wederom geboren
worde, hij) kan het koninkrijk Gods niet
ingaan". De moderne hervormers verwer
pen dit woord. Zij willen bouwen op een
ondersteld goéd-zijp, dat in den mensch
zou wonen; wedergeboorte des harten
door den II. Geest is overbodig. Maar droef
zjal de uitkomst wezen. Wie Christus'
woord aanvaardt en beleeft, zinkt we{
eenerzijds weg in pen diepte, waaruit de
klacht opstijft: ge na o God, gena; maar
daar grijpt God hem bij de hand; wordt
hij' opgericht en .opgevoerd tot de ger
meensehap Gods; dat doet hem smaken
licht en leven, uit een andere wereld dan
deze; een beginsel der eeuwige vreugde;
een vonk uit het hemelteven valt in het
hart, door reformatie van het hart.
T|e midden van de klaagzangen der
wereld heft Gods kind zidn stemme op:
gij hebt vreugde in mijn hart gegeven
meer dan ten tijde als huadieder koren
en most vermenigvuldigd zijn geworden.
„Leidenaar". Wisse.
Speenhof.
Ook De. Nederlander heeft een
pijltje gericht op de (on) zouterliedekensi
van dezen „komiek".
,In onze kringen, zoo schrijft de re
dactie met hare gewone oorspronkelijk
heid, pleegt men Speenhof! niet te ge
nieten, die met zijn humor te zeer spe
culeerde op de lagere instincten van den,
mensch, en bovendien, als het van hem,
gevraagd of verwacht werd, een zoo. fel
partijdig vrijzinnig of haar den aard
der bestelling rood volkszanger bleek
dat hij nooit een man voor ons geheel©
volk zou hebben kunnen zijn, gelijk bij
voorbeeld Heije.
Maai' zoo gaat het blad voort
met in haai' stem iets van liet dédain
hetwelk 's mans zaak verdient.
„Maar ieder zijn smaak, en voor de
want hier, evenals te Menado, heeft het
Nederlandsche Gouvernement, met be
hulp der zendelingen, wonderen gewerkt."
Wonderen gewerkt, is wel wat sterk
uitgedrukt; z'oo ver zijn wij, op de Sangi-
en Talauereilanden nog niet. Mevrouw]
Weber had blijkbaar in dien uitersten
hoek van ,onzen Indischen Archipel de
gewone ongeregelde toestanden .verwacht
en een geheel onbeschaafde bevolking.
Zeer groot was dus haar verbazing toen
zij daar kampongs ïaantrof regelmatig aan
gelegd en toet goede wegen, terwijl de
bevolking er over het algemeen vrij goed
gekleed was en de erven netjes onder
houden en met, heggen omgeven; toen
het gezelschap ontvangen werd door net
aangekleede schoolkinderen, die een wel
kom toezongen en vervolgens, heel zuiver,
ons oud geliefd, WilhelmusGeen won
der waarlijk, dat zij opgetogen was over
alles wat zij zag en die geestdriftige
woorden ter neder schreef. Dit alles
neemt echter niet weg, dat de toestanden
in die afgelegen streken sedert de plaat
sing van bestuursambtenaren met de
hulp der zending inderdaad in betrek
kelijk korten tijd zeer zijn verbeterd,
vooral op de Sangi-eilanden. De klacht
over onbekendheid is, meen ik, nu niet
meer zoo toepasselijk op de laatste groep,
maar ik vrees, <dat Talauereilanden bij
de meeste Nederlanders nog vrij wel on
bekend zijn. Ret kan daarom misschien
categorie van deftige, fatsoenlijke en dood
gewone Nederlanders, die tot de stam
gasten van bittertafel en café-chantant be
lmoren, was Speenhoff nu eenmaal de
man. Men werd bij hem en door halm
lekker uitgelachen, soms uitgescholden,
en Speenhoff was levenswijs genoeg om
met een cynisch gezicht de centjes van
zijn veelzijdige kunst op te strijken, 't zij
hij ze met nationale liedjes dan wel met
socialistische verdiende. Zoolang het pu
bliek vrij is 'in zijn keus en Speenhoff
in zijn kunst, moéten beiden het maar
met elkaar vinden".
Hier behoeft niets meer bij.
Merken wij alleen op dat De N edah
lander dan verder tegen de (vaak vieze)
liedjes van Speenhoff protesteert, omdat
de man van hpoger hand wordt beschermd
en ingeleid in onze milifaire kringen, om
met zijn rijmel arijtjes onze miliciens, he
nevens de vrouwen en dochters onzeir
officieren te zullen demoralise'eren.
Het wordt zomer, dus zal dit gevaar
weer wel ietwat verminderd zijn. Maar,
mocht de mobilisatie, helaas! ook dezen
winter nog gelden, laten dan de auto
riteiten rekening houden met de protesten
der Chr. pers; en luisteren naar deze
tolk van duizenden huisvaders en -moe
ders, die niet verkiezen dat hunne zo
nen in den dienst worden vergiftigd door
do taal van dezen „overste".
Beknopt overzicht van «ien toestand
De vredesgeruc-hlen strekken niet zeer,
tot verlevendiging van de hoop op een
spoedig einde van den vreeselijken krijg.
De Duitsche bladen we zouden een
rij namen kunnen noemen hebben naar
aanleiding van de loopende geruchten
lange artiklelen gewijd aan de kwestie
der zoog'enaamde vredesonderhandelingen,
doch ze verklaren daarin dat de gpnstige
positie der Duitsche legérs zich verzet
tegen elk denkbeeld van dien aard.
De Fransche bladen dienen nu van ant
woord.
Let wel, zeggen zij, liet zijn slechts
de Duitsche organen, die over vrede spre
ken.
Bij ons, hij de geallieerden, wordt er
niet .aan gedacht! We beamen volkomen,
wat onze (de Fransche) minister-piesident
zeide
,,'Wij zullen gaan tot het einde"
dat wil zeggen tot de gerechtigheid over
wint en d,e Kastijding voltooid is.
Voorwaar, 't is een harde zaak het prae-
ludium van den vredeszang aan te hef
fen. Beide partijen achten het een eere
zaak te volharden tot den einde toe.
Met dat al ziet 't er niet naar uit,
dat er spoedig een bestand gesloten zal
worden en serieuse onderhandelingen
spoedig een aanvang zullen nemen.
Tenzij een of andere actie een onver
wachte wending aan de zaak geeft.
Wat praat men over vredeDe daden
op het slagveld verdringen immers wees
elke gedachte aan een dood loopen van
den krijg.
Vooral op bet Westelijk front viel een
verrassende actie te constateeren in de
laatste dagen. Wederzijds heeft mén el-
baar daar een leelijken poets gebakken.
De Duitschers hebben neutralen en vij
anden in sprakelooze verbazing gebracht
zijn nut hebben eenige bijzonderheden,
omtrent deze eilanden mede te deelen.
Noordwaarts van de Minahassa (resi
dentie Menado) strekken zich de Sangi-
eilanden uit en noordelijk van deze
groep, tussehen ongeveer 3° 40' en ruim
5° 31' N. B., zijn de Talauereilanden
gelegen, waarvan het Noordelijkste Pal-
mas of Miangas, het eiland omtrent welks
recht van bez.it zooals bekend verschil
heeft bestaan met de Vereenigdo Staten
van Noord-Amerika, welke quaestie ech
ter kortgeleden te onzen gunste schijnt
opgelost te zijn. De- twee eilandengroepen:
behooren administratief tot de afdeeling
Menado der residentie van dien naam)
en staan onder toezicht van onze ambte
naren bij het Binnenlandsch Bestuur.
De Talaner-eilanden zijn eigenlijk on-
derhoorigheden van de Sangireesche vad-
jaschappen Kandhar-Taroena, Taboekan,
Manganitoe, Siauw en Tagoelandang, in
dertijd door kracht van wapenen ten
onder gebracht. Men vindt er dan ook
geen radja's aan het hoofd van het be
stuur maar slechts djogoegoe's, landvoog
den of plaatsvervangers van de Sangi
reesche radja's. Deze afhankelijkheid be
staat echter nog maar in naam; gaande
weg zijn de djogoegoe's geheel zelfstan
dig geworden en wordt er sedert jaren
geen schatting meer opgebracht aan de
radja's op de Sangi-eilanden. Feitelijk
staan de djogoegoe's tegenwoordig ge-
door de beschieting van Duinkerken, en
van de andere zijde heeft men Duitschland
verontrust door de beschieting van een
der Zuideljjke forten van Metz.
Beide feiten zijn niet bepaald van stra
tegische fceteekenis, daar ze een verande
ring in de posities van de vijandelijke
partijen noch tot oorzaak noch tot gevolg
hebben. Zij dienen alleen als verrassing
om te laten zien, waartoe men, hetzij
met de -gewone of met buitengewone mid
delen wel tot staat is.
Bij de beschieting van Duinkerken blij
ken de Duitschers zich van buitengewone
middelen bediend te hebben. Het raadsel
dier beschieting is thans vrijwel als op
gelost te beschouwen. Immers het geschut,
waarmede de Duitschers de kustplaats
gebombardeerd hebben, is scheepsgeschut
geweest, maar op land opgesteld.
De Duitschers hebben van zulk een
sterk geschut gebruik gemaakt, dat, wan
neer zij het in Calais zouden opstellen,
de projectielen niet ver van Dover zou
den neerkomen.
Geen wonder, dat de „Times" als nor
maal van de Duinkerken-beschieting de
conclusie maakt, dat die beschieting van
geringe militaire beteekenis is, maar- den
oorlog nader brengt tot „onze kusten"
dan in eenige vroegere periode van den
strijd.
De beschieting van een der MetzeF-
forten door de Franschen behoeft nog
geen buitengewone middelen te doen ver
onderstellen. Het verste punt, waai' de
F ranse.hen die Duitsche vesting genaderd
zijn, is Les Menils, ten Noord-Oosten van
Pont-a-Mousson. De meest Zuidelijke for
ten van Metz zijn de forten de Sommy
en Haeseler. De afstand tussehen die for
ten en Les Mesnils bedraagt een 13 ki
lometer, izoodat de Franschen niet hun
zwaarste ,vestinggeschut de fo'rten onder
vuur hebben kunnen nemen.
Maar took deze beschieting is, evenmin
als die van Duinkerken, van groote mi
litaire waarde.
Ze is niet meer- dan een prikkelende
verrassing.
De berichten van bet Oostelijk front
zijn zeer scliaarsch. Zelfs schijnt jn de
Karpathen niet te worden gevochten.
De belangwekkendste berichten betrof
fen de laatste dagen niet zoozber den
strijd te land, doch die ter zee. Op vel
schillende punten was er verlevendigde
actie, waarbij niet alleen En.gelsohe en,
Duitsche, maar ook Fransche, Turksche
en Amerikaansche schepen betrokken wa
ren.
Doch -hiervoor zij verwezen naar de
afzonderlijke oorlogsbêricbten en telegram
men.
Verhalen van Neuve Chapelle.
(Een Hooglander schrijft over wat hij
bij Neuve Chapelle zag en meemaakte),
onder anderen:
Het beschieten van cle Duitsche loop
graven was feitelijk om een uur gestaakt.
De loopgraven waren tot atomen geschoten
en men kon niets meer zien van de draad
versperringen, die genS' den toegang ver
sperden. Tie 2 uur werd het bombardement
hervat een kerk aan onze linkerhand
stond in brand en te 4 uur konden,
wij onze troepen zien oprukken. De ko
gels sloegen telkens 100 yards voor ons in.
Te 4.30 werden een aantal witte vlaggen
zichtbaar. Ik zegj „vlaggen", maar het
waren in werkelijkheid oude hemden en'
Wij hadden zooveel van schending der
heel op zichzelf en hebben de Sangiree
sche hoofden niet de minste bemoeienis
meenDudt de aangelegenheden in die stre
ken. Die veranderde verhouding moet
voornamelijk daaraan worden toegeschre
ven. dat (de gemeenschap tussehen de-
beide groepen wegens den tamelijk ver
ren afstand en de veelal hooge 'zeeën
inlandsehe vaartuigen zeer bezwaarlijk'
is, zoodat de Sangireesche radja's zich
hoogst zelden op de Talauer-edlanden ver
toonden en ten laatste zich in het geheel
niet meer derwaarts begaven, waardoor-
hun invloed langzamerhand totaal ver
dwenen is, terwijl de Talauers, tot meer
dere ontwikkeling gekomen, die heer
schappij moede zijn en zich daaraan niet
meer wenschen te onderwerpen. Daarbij
komt nog dat het Europeeseh bestuur
feitelijk ingenomen is met de verander
de verhouding en niets doet om! de aan
spraken van Sangi te steunen. Om een
zuiveren toestand .te krijgen is 't echter
Wenschelijk, dat de Talauers de aanspra
ken der Sangireesche radja's afk'oopen
tegen een billijke schadeloosstelling, waar
toe die radja's wel genegen zullen bevon
den worden. .Enkelen van de djogoegoes,
bijv. die van Liroeng, Mengarang, Beo.
enz., hebben later den titel ontvangen
van President-djogoegoe, maar dit staat
in verband met de uitoefening der recht
spraak, waarover later zal gehandeld]
worden. De andere djogoegoe's staan daar-
broeken, aan de bajonetten opgestoken,
witte vlagi gehoord, dat wij ons niet al
te veel wtuigden., maar het was geeu
bedrog, want de Duitschers kwamen uit
de loopgraven en liepen met opgeheven
handen op ons toe. Wij namen hen gevan
gen. Ze waren ipogenschijinlijk zeer blij
en opgewonden, uit de loopgraafhei ont
snapt te zijn, want zij dansten van pret en
wilden iedereen de hand geven.
Hiet bleef betrekkelijk weer rustig tot
11 uur voormiddag van den Hen Maart,
toen de- Duitschers versterkingen aan
voerden en ons een warm onthaal bereid
den. 's Morgens 5.30 uur van den 12en
kregen wij bevel onze loopgraven voor
een tijd te verlaten, opdat de artillerie de
Duitschers wederom 50 yards in het front
van ons kon verdrijven. Toen wij terug
trokken, hadden wij een vreeselijk vuur
te doorstaan. Toen de Duitschers vervol
gens op onze rechterflank naderden, be
gonnen wij het recept „15 schoten in de
minuut,, toe te passen. Ze waren spoedig
teruggedreven.
8000 Russen gevangen.
Het Ween se lie stafcommuniqué meldt
d.d. 3 Mei: De vereenigde Oostenrijk'-Hon-
gaarsche en Duitsche legermachten heli-
ben gisteren den vijand in de sedert maan
den ingerichte en bezette stellingen van,
West-Galicië aangevallen. De. vijand werd
op hot geheele front Malastow-Gorlice-
Gromnik en noordelijk daarvan uit zijn
stellingen geworpen en leed zware ver
liezen. Er werden 8000 gevangenen ge
maakt. Het aantal veroverde kanonnen
en machinegeweren is op het oogenblik)
nog niet vast te stellen.
Tegelijkertijd forceerden onze troepen
een overgang over den boneden-Dunajec.
Op het Karpathenfront is de toestand'
in de Beskiden onveranderd. In de Woud-
Karpathen hebben wij in de jongste ge
vechten ten Oosten van Kozioeriïa terrein
gewonnen, den vijand uit zijn stelling ge
worpen en zijn tegenaanvallen bloedig
afgeslagen. Er werden daar verscheiden©
honderden gevangenen gemaakt /en drie
machinegeweren veroverd.
Ook ten Noorden van Osmalada werd
de vijand van verschillende hoogten terug
geworpen. Hij leed zware verliezen. Ook
daar wordt nog gevochten. Aan de Russi
sche grens tussehen de Pruth en de Dnies
ter is niets nieuws.
Een gevecht onder den grond.
Welke enorme eischen de mijnen-oorlögj
aan den moed en de zenuwen stelt, kan
ook een leek begrijpen. Uren lang werkt de
génie-soldaat in een nauwe, lage gang,
tien meter onder den grond, meer dan
honderd meter dikwijls voor het eigen:
front, voortdurend jn gevaar, omdat de
vijand hem steeds overvallen kan, of om
dat hij het slachtoffer wordt van eert
tegen mijn. Het licht brandt slecht, omdat
er niet voldoende zuurstof is. Met koorts
achtige n ijlver Werken de drie dappere]
mannen, die heel vooraan zij'n. De vijand
moet verrast worden, voor hij gelegenheid
vindt zijin gang te bouwen onder onz el
loopgraven. Hoe gevaarlijk en zenuw-op-
zweepend dit werk is, blijkt; uit de volgen
de lotgjevallen van Reiersehe genie-sol-
daten.
In een der mijngangen hoorde men het
werken onder den grond van de Fransche
pioniers. De luitenant liet, omdat het ge
luid al van heel dicht biji kwam, de Duit
door volstrekt niet onder dezen; elk djo-
goegoe oeiénl zelfstandig het bestuur uit
ter zijde gestaan door kamponghoofden!
of" kapiteins)aoet en eenige andere weinig]
beduidende kleine hoofden, die voor al
lerlei diensten gebruikt, worden.
De Talauergi'oep bestaat uit de volgen
de eilanden(Liroeng of Salibaboe, Ka-
weroean, Kara'kélang en de Nanoesa-
eilanden, waaronder ook ressorteert het
bekende eiland Palmas of Miangas.
Het eiland Liroeng oi' Salibaboe be
staat uit de volgende djogoegoeschappen
Liroeng, Morongé en Salibaboe, met ger
lijknaanige hoofdplaatsen;
het eiland Kaweroean uit: Mangarang,
Kaweroean en Tadoewalé, met gelijkna
mige hoofdplaatsen;
het eiland Karakélang- uit: Kiama, Ta-
roen, Niampak, Beo, Lobo, Esang, Banade,
Am,at, Rainis en Poeloetan, alle met ge
lijknamige hoofdplaatsen.
De Nanoesa-groep bestaat uit de vol
gende eilanden: JVlaro, Kakoratan, Man*
goepoe, Intata, Araton, Marampik, Gara
en eenige onbeduidende rotseilandjes. Zij!
vormen de ctjogoegoeschappen Araton,
Kalcoraton en Marampik, met gelijkna
mige hoofdplaatsen. Het eiland Palrnas
of Miangas, met den Kampong Miangasi
onder een kapitein-laoet, behoort tot het
djogoegoeschap Araton en ligt op 5° 31'5
N. B.
(Wordt vervolgd.)