r
So. 163
OE,
In
ARZEN,
;ersknecht,
ieisje
Maandag 13 April 1915
39e Jaargang
idster
De Groote Oorlog.
jarkenshok,
lerriepaard,
>n Stier,
kersknecht
IJK.
'OP:
LART, R i 11 h e m.
)0P
Grijpskerke.
'OP:
id, bij CHR. VAN
|Oostkapelle.
'OP
|ijk bij Veere.
sen te koop,
tening,
een jaari. Stier,
Meliskerke.
[OP
lalfvaarzen, alles
fjarige Vaarzen';
mmers,
jISSE, Zoutelande,
KI, Werendijke.
loP:
Koudekerke.
lil. ras, en twee
V bij P. VISSER,
aistraat, St. Maar-
iet 1 Mei aan als
tvraagd
ftER, Wissekerke.
jOUWERSE, Rit-
fen de 16 jaar, om
den winkel.
ITS, Middelburg.
Uitgave van
de NaamL Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LAN iE VORSTSTRAAT 219.
Bureau te Middelburg:
rlRIWA F. P. DHUIJ - L. BURG.
Drukkers:
Oosterbaan Lo Cointre - Goes.
7)e Zeeuw
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. post. ƒ1.26
Losse nummers0.05
Prijs der Advertentiën
15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnemen' voordeelige voorwaarden,
Familieberichten van 110 regels ƒ1.v
iedere regel meer 10 ct.
Herijk. '«-Gravenpolder: voor 's-
G ra venpolder en 's-Hèer Abtskerke 14
\pril. Baarland: voor Baarland 15 April
voojïnidctags; voor Oudelande 15 April
namiddags. Ellewoutsdijkvoor Ellewouts-
dijlk 16 April voormiddagsvoor Drie
wegen 16 April namiddags. Kapelle: voor
Kapelle 19 April voormiddags, 20 en 21
Aprilvoor Sell ore 19 April des namid-
Uagg. Wemeklinge 22, 23 en 24 April.
Haresweert 26 en 27 April. Yerseke 3, 4,
5 en 6 Mei. Kruiningen 7 en 8 Mei.
Krabbendijkevoor Waarde 10 Mei; voor
K rabbendij'ke 11 en 12 Mei. Rilland-Bath
14 en 15 Mei
Eed en Bestand.
leeftijd. Brieven
I Zeeuw" te Goes.
Van liberale zijde wordt het protesl
der anti rev. partij tégen do afdoening van
hei Eeds vraagstuk in dezen tijd, „een
doorzichtig spel" genoemd, en onze klacht
over verbreking van den „Godsvrede" door
de iinkerpartijcn een leugen. Zelf erkent
men dat het Best;uid, oi' hetgeen zij: bij
voorkeur aanduiden als Godsvrede, een
onuitgesproken, vanzelf opgekomen af
spraak is om in deze ernstige tijden alle
politieke geschillen te doen ruston.
Welnu, mogen wij vragen, is dit laat
ste dan geschied toen de Kanter bij stem
ming van links tegen rechts besliste dat duet
wetsontwerp zou zijn een definitieve re
geling en niet mocht zijn een noodwet,
waarop na hef Bestand kan worden terug
gekomen?
Nu zegt, men wel, dat de a.r. opvat
ting van den Godsvrede is dat „de lin-
-kerrijde datgene (moet) doen wat in onze
kraam te pas komt", doch men weet
dat zulks niet zoo is.
Ook noemt men de thans tot stand
gekomen regeling „6311 simpele", doch
indien dit zoo is, waarom: kan men dan
na deze simpele regeling niet afspreken
orr n a den Godsvrede een minder sim
pel» regeling voor te bereiden, waaraan
dan een ernstige bestudeering en broedo
bespreking van het gewichtige eeds-
vraagstuk had kunnen voorafgaan?
4 !s waai', men beroept zich, om te
bewijzen dat men gelijk heeft, op uit
spraken van de Rechtsche ministers
Heemskerk en Nelissen in 1909. Wij wil
len de eersten afijn om de goede quali-
tcib-n dezer staatslieden te huldigen doch
waarom stelt men nu juist hunne
uitspraken ten voorbeeld. Is dit, om in
de ral van de vrijzinnige pers uit onze
cim.éving te spreken, omdat „dit z!oo in
onze) kraam de pas komt" Doch waarom
■dan ook niet eens uit geschriften van
andere Rechtsche mannen uit dien tijd
geput, bijvoorbeeld D e Standaard van
22 November 1910? De schrijver van het
daarin voorkomende artikel is ook een
oud-minister, ook een man van rechts,
Weet ook wel een weinigje van een en
ander af om te mogen meespreken
Wie dit artikel leest zal terstond toe
geven dat het verzet tegen het nu aan
genomen wetsontwerp niet zoo onver
wachts kwam. Immers reeds tegen het
,Eeds wet teken" van toen voerde de schrij
ver onder anderen aan dat het een zoo
uiterst gewichtig vraagstuk zonder ernstige
studie of discussie zcfo maar ter loops
wilde uitmaken. Een waarschuwing tegen
den eersten stap, welke waarschuwing
thans herhaald, nu te meer klemde om-
da" het bestand er toe drong.
Ba Schoolraad.
Gelijk wij reeds meldden, herdacht de
Schoolraad dezer dagen zijn 25-jarig he-
Maan. Prof. Bavinck sprak de gedachtenis
rede uit.
Het verslag dier rede ontleenen wij aan
De Nederlander.
Het moge dienen om ons jonger ge
slacht, dat den Schoolstrijd niet heeft me
de gemaakt, in te lichten en op de hoogte
te houden, kon 't zijn het te bezielen voor
het ideaal der vrije school voor heel de
natie.
Nadat vele Christelijke scholen, onder
wijzers en schoolvereenigingen reeds zijn
voorgegaan, aldus Prof. Bavinck, is thans
het zilveren feest voor den schoolraad
aangebroken. Elf 'jaren geleden kwam de
Dnie, Een School met den Bijbel, ter her
denking van haar 25-jarig bestaan bijeen,
en thans viert de Schoolraad zijn feest
PP denzelfden datum, in dezelfde stad,
'n. hetzelfde gebouw, en bij monde van
denzelfden Spreker, bewijze van de innige
verwantschap, die tusschen de beide Ver
enigingen bestaat. Schijnbaar vormen zc
Wf'l een tegenstelling, want de Unie werd
boren uit den nood der tijden, na aan
neming van de wet-Kappeyne, en de
N'" hooi raad trad in het leven, toen de
Aet-Mackay verlichting bracht van den
Maar beide behooren toch bijeen,
De wijziging der lager onderwijswet on-
ut wat menschen ten kwade dach
ten, heelt God ten goede gedacht; Ivap-
peyne bereidde den weg voor Mackay.
der het Ministerie-Mackay was financieel
maar vooral principieel van grooto betoe-
konis. Want ze was erkenning van Rijks
wege van het recht der bijzondere school
en van haar billijke aanspraak op sub
sidie. Daardoor bracht zij ook een groote
verandering in do positie van het Chris
telijk onderwijs en maakte organisatie van
het Christelijk schoolwezen noodzakelijk.
Do antirevolutionaire leden der Twee
de Kamer begrepen dit, en lichtten reeds
17 Dec. 1889, enkele dagen na dé aan
neming der Wet-Mackay een schrijven aan
de Hoofdbesturen van de vier voornaamste
Algemeene Schoolvereenigingen, om hen
van den nieuwen stand van zaken op cle
hoogte te brengen en tot het ter hand
nemen van een organisatie van het Christe
lijk schoolwezen uit Ie noodigen. Dit
schrijven vond algemeene instemming. Na
eenige voorbereidende vergaderingen,
waarop ook een voorloopig schema van
zulk een organisatie werd ontworpen,
kwam 18 Maart 1890 de Schoolraad tot
stand. Aan de uitnoodiging tot toetreding
hadden 1 Jan. 1891 reeds 222 schoolbe
sturen voldaan ,en l April 1891 kvvarti te
Utrecht de eerste Algemeene Vergade
ring van den Schoolraad saam.
Deze bestond uit 115 personen, allen,
behalve eenige belangstellenden, afgevaar
digden van onderscheidene corporaties.
Want eenvoud is het karakter van de
samenstelling van deze Schoolraad nooit
geweest; de Voorzitter kon hem terecht
aanduiden als het „omslachtige lichaam".
Maar dat Was noodig, om 'aan de beslaan
de veree ui gingen niet te kort te doen oil
de grenzen barer werkzaamheden strikt
te eerbiedigen-. Zelf plaatste hij zich op
den Bijbel als Gods Woord, zonder bij-
zonderde kerkelijke belijdenis, en stelde hij
zich ten doel bclijging van wat geacht
kon worden, gemeenschappelijk belang van
allo Christelijke scholen te zijn. Daar dit
veld zich zeer ver uitstrekte, was 't noo
dig, om niet alleen uit deze Schoolraad
een moderamen te benoemen, dat eene
belangrijke taak te vervullen kreeg, maar
ook, om den arbeid onder vele Commission
te verdeden.
Moderamen, Schoolraad en Commission
gingen met moed en ijver aan het werk.
Maar zij ontmoetten al terstond vele be
zwaren. Vooral deed zich het bezwaar
gelden, dat men wegens gebrek aan geld
met. schoolstichting-, pensioneering en sa
laris-regeling niet vooruit kon komen. Van
jaar tot jaar versterkte zich de overtuiging
dat het Rijk met krachtiger subsidie to
hulp moest komen. Zoo heeft de School
raad in de eerste helft van zijn 25-ja-
rig bestaan met vele moeilijkheden te
worstelen gehad; maar toch is hij ook
in die periode door zijne voorlichting en
raad ,door zijne leiding en samenbinding1,
voor het Christelijk schoolwezen tot een
rijken zegen g'eiveest.
Maar het bleek toch in deze periodo
klaar als de dag, dat de schoolstrijd niet
uit was. Zeer duidelijk en krachtig kwam
dit tot uiting in het dienstrapport, dat
in 1895, en daarna gewijzigd in 1900,
werd aangenomen, en in de merkwaardig)©
rede, welke de heer Lohman in 1896
op de Algemeene Vergadering van den
Schoolraad hield over „De Vrije School
voor heel de natie". De titel bevatte
reeds een gansch program en opende een
ver verschiet. Het Ministerie-Kuyper dat
in 1901 optrad, gaf er in 1905 een veelbe-
teekenend' begin van uitvoering aan.
Immers werd door de wijziging van
de lager onderwijs-wet, welke onder dit
kabinet tot stand kwam, het minimum
salaris voor hoofden en onderwijzers
vastgesteld, de bijdrage in de kosten van
schoollokalen verhoogd en de pensionea-
ring van de bijzondere onderwijzers, van
hunne weduwen en weezen voor rekening
van het Rijk gebracht.
Evenals de wet-Mackay, bracht ook
deze wet-Kuyper eene groote verandering
in -de positie van het Christelijk onder-
vvfijfs, en 'daarmede ook een belangrijke
wijziging in de werkzaamheden van den
Schoolraad. Naar den eenen kant werden
deze beperkt; eene commissie bijv. voor
schoolstichting, schoolbouw, pensionee
ring werd overbodig. Maar naar de andere
zi,Kie werden die werkzaamheden aanvan
kelijk uitgebreid. De Schoolraad begreep,
aat hij mede moest gaan met zijn tijd;
hxjt bleef voorlichting en raad geven, veel
meer pog dan in zijtne eerste periode, maar
hij richtte ook een bureau op-, legde een
archief en (bibliotheek aan, stel'de ven-
schillende enquêtes in, o.a. laatst nog
naar den toestand, waarin de Chi'istelijike
scholen door de mobilisatie gebracht zijtn,
en liet ook om niet meer te noemen
in de verschillende districten vergade
ringen van schoolbesturen en onderwijl
zeis houden, waar belangrijke onderwer
pen ter sprake kwamen.
Zoo heeft de Schoolraad in zijn 25-
jarig bestaan, niet het, minst in de tweede
helft daarvan, zeer nuttig gearbeid en
kan hij met dank aan God op zijn ver
leden terugzien. En ook voor de toekomst:
blijft eene gewichtige taak hem toebe-
trouwd. Want ook als do pacificatie op
schoolgebied eens, gelijk te hopen is, tot
stand mocht komen, dan zon daarmede
de politieke en financieel© strijd wel ten
einde zijn, maar de geestelijke strijd zou
voortduren en toenemen, de strijd n.l.
tusschen het Christelijks opvoedingsideaal
en die van de moderne wereldbeschou
wingen.
Bij dien strijd zal het Christelijk school
wezen, niet minder maar meer nog dan
vroeger, heli oef te heblicin aan de krach
tige organisatie, de principieel© voorlich
ting en den zedelijken steun van den
schoolraad. Bovenal, elke partij', die na
langen strijd een glorieuze overwinning
behoefI, wordt door ernstige gevaren be
dreigd, door de gevaren van machtsmis
bruik, overmoed en vadsige rust, van on
derlinge verdeeldheid en twist. Moge het
daarom den Schoolraad in de toekomst
gegeven zijp, om alle voorstanders van het
Christelijke onderwijs voor die gevaren)
te behoeden, hen te doen samenwerken,
in eonigheid des geestes, en door woord
en daad het Christelijk onderwijs zóó
te versterken, dat het, ook maatschappe
lijk, het beste en vruchtbaarste onderwijs
voor al de kinderen van ons volk wordt.
X X
l'ög een belasting?
In do Vrijdag gehouden vergadering van
ingelanden van het -Waterschap „do Breede
.Watering beweslcn Ier sake" is o.m. een
bestuursvoorstel aangenomen om aan Ce-
deputeerde Staten van Zeeland te verzoe
ken hij Provinciale Staten een voorstel
te doen tot het aanbrengen van een wij-
ziging in artikel 101 van het. Algemeen
Reglement van liet Waterschap, om ook
polder last ie® te kunnen hef
fen van gebouwde e i ge n tl o m-
men.
Ofschoon dit voorstel, dat uit den ko
ker van den heer Joh. Pilaar- afkomstig
is ,een vrij groote meerderheid hij be
stuur zoowel als bij ingelanden gevonden
heeft, mogen wc deze kwestie "niet stil
zwijgend voorbijgaan, doch wensohen we
een krachtig protest te doen hooien tegen
deze in wording zijnde regeling, die een
ernstige bedreiging is van de belangen
van de huiseigenaren binnen de grenzen
van het Waterschap.
Het Waterschap zal dus aan Gedepu
teerde Staten verzoeken een voorstel .hij
de Prov. Staten aanhangig te maken, om
in het vervolg ook poldcrlasten te 'heffen
van ongebouwde eigendommen, d.w.z. van
de huizen, welker ligging zoodanig- is, dat
ze onder het hereik van den arm! van
het (Waterschap vallen.
Om tweeërlei reden nu is dit voor
stel verwerpelijk. Het is in de eerste plaats,
op z'n zachtst uitgedrukt, zeer onbillijk,
en .in de tweede plaats is de regeling,
die het voorstelt, practisch nagenoeg onuit
voerbaar. In bovengenoemde vergadering
is dan ook op beide bezwaren de na
druk gelegd.
Onbillijk is hel, wijl de belangen van
het meerendeel der huiseigenaren lang
niet opwegen tegen die van de land
eigenaren, immers dezen hebben bijna uit
sluitend belang bij de waterkeeringsw er
ken en afvoerwegen van het Waterschap.
Had men het belang als maatstaf genomen,
dan ware men nimmer met oen voorstel
als het bedoelde gekomen; dan zou aan
stonds het onbillijke, om niet te spre
ken van het onrechtvaardige, in het oog
gevallen zijn.
Dan wordt elke gedachte aan oen ver
goeding voor verleende prestaties onmo
gelijk ,en voelt men, dat. 't hier wel de
gelijk een nieuwe belasting geldt.
Óm verschillende inderdaad ztwaarwich-
tige redenen nu is 't gewenscht, dat een
dergelijke nieuwe belasting, die niet het
algemeen belang, doch enkele landeigena
ren ten goede komt, nooit ingevoerd
worde.
Hoe is de toestand op Zuid-Beveland?
In Goes en op de verschillende dor
pen?
Het bouwen kost veel geld; de belastin
gen en kosten van onderhoud zijn hoog,
mitsdien zijn de huizen duur en de huur
prijzen hoog.
Natuurlijk) de hooge uitgaven wreken
zich op den huurder.
Kunnen de lasten nu nog hooger ge
bracht worden? Meen niet, dat het slechts
een centenkwestie is, waarin het be
stuur van het Waterschap zich ver
diept,. De voorstellers zeiven hebben niet
geschroomd te verklaren, dat 't Volstrekt
geen centenkwestie is, maar dat er nog
belangrijke aanslagen gedaan zullen kun
nen worden.
De huurprijzen kunnen dus onmogelijk
verhoogd worden. In normale tijdsomstan
digheden niet, laat staan nu, in deze
benarde tijden.
Maar ook de huiseigenaren zullen de
nieuwe lasten in den regel niet kunnen
dragen. Velen hebben een gebouw met
een zilveren dak. Zo zijn in zekeren zin
slechts voor een klein gedeelte eigenaar
van „hun" gebouwen. Meerderen zelfs
hcclemaal niet. Hun geheele huis is be
zwaard.
Daarom heteekent, deze nieuwe, gelcl-
makende maatregel juist voor hen een
belangrijke vermeerdering van den be
lastingdruk.
B.v. een „huiseigenaar" heeft een ge-
houw gekocht voor f6000 en daarop hy
potheek verleend tot een bedrag van
f 4000.
Onverschillig nu welk percentage van
de behistbare opbrengst geheven wordt,
is hot duidelijk, dat do bezitting van dezen
„huiseigenaar", welke inderdaad slechts
een waarde van f2000 vertegenwoordigt,
met een zware belasting bedreigd wordt.
't Gevolg is dus, dat. de kosten van
het, bouwen hooger worden en de huur
prijzen dito, om niet te spreken van de
waardevermindering, waaraan dc gebou
wen onderhevig zijn.
En wie moeten in de eerste plaats deze
meerdere uitgaven betalen? De midden
stand, kleine neringdoenden, en ook de
arbeiders. En dat alleen ten gerieve van
de gegoede landeigenaren.
We hebben hier dus te doen met een
even onpractisch als onbillijk voorstel,
hetwelk bovendien geheel in strijd is met
den geest van de bepalingen van het Al
gemeen Reglement voor de Polders of
Waterschappen in Zeeland, hetwelk b.v.
wel verhoogd geschot op vroonen en vrij
landen toestaat, en van elke wet.
Nu is het voorstel nog lang geen wet.
De voorstellers zeiven vleien zich niet
met de hoop, dat het dit spoedig zal zijn.
Zelfs do Koninklijke goedkeuring wordt
nog vereischt. Maar toch dient reeds thans
een krachtig protest uit te gaan tegen
jüt inbreuk maken op een eeuwenoud
vrijdom van lasten.
Aiogen Gedeputeerde Staten reeds aan
stonds eenstenmiig van oordeel zijn, dat
„de Breede Watering bew. lerseke" een
verkeerden weg is ingeslagen, en het ver
zoek ter zijde leggen.
Beknopt overzicht van den toestand.
De strategen gaan polemiseeren. 'tZou
een bewijs zijn, dat men weer een rustige
periode is ingetreden, ware het niet, dat
de jongste communique's weer van steeds
heftiger krijg gewagen.
Naar aanleiding van de Parijsche be
richten meende het Duitsche groot-hoofd
kwartier eens een boekje te riioeten open
doen over de resultaten van den strijd
tusschen Maas en Moezel.
Deze beschouwingen zijn belangwekkend
genoeg, om ze in ons overzicht op te
nemen. Dc lezer raadplege een atlas.
Uit Berlijn wordt geschreven:
Het Fransche rapport (van den Eiffel-
toren)' van 9 April namiddag telt in een
„samenvatting" beweerde successen der
Fransche troepen in de gevechten tusschen
Maas en Moezel op. De wijze, waarop
hier de zaken worden voorgesteld, moet
nader worden bezien, want de bloeiende
fantazie van den vervaardiger dezer rap
porten bereikt hier een ongekende hoogte.
Ieder der vier beweringen van de sa
menvatting moet daarom in oogenschouw
genomen worden. -
Ie-, De ten Westen van de Ornev ge
legen, deze rivier beheerschende. hoogten,
alsmede de dorpen Gussainville en Fro-
mezey waren nooit in Duitsch bezit. De
van dit terrein uit tegen de Duitsche
stellingen ondernomen Fransche aanval
len mislukten echter zonder uitzondering
onder zeer zware verliezen door ons vuur.
De mislukte aanval uit de genoemde ,door
ons nooit bezette linie, schijnen de Fran-
techen als een verovering, te rekenen.
2e. Op hot woord „bijna", waarmede het
rapport zelf de verovering door de Fran-
schen van de hoogtestelling bij Les Epar-
ges beperkt, moet het zwaartepunt wor
den gelegd. In werkelijkheid bezitten de
Franschen geen gedeelte der hoogtestel
ling. Wel is het hun gelukt, in enkele
stukken loopgraaf op de Noordelijke hel
ling beneden den hoogte-kam binnen te
dringen.
3e. Evenals onder le. rekenen de Fran
schen als een verovering, wat nooit in
Duitsch bezit was, want het terrein ten
Zuid-Westen van het Aillybosch lag steeds
binnen hunne linies. Van Duitsche zijde
werden ook nooit pogingen gedaan om dit
terrein te bemachtigen. De gevechten der
a%eloopen week hadden slechts plaats
in het Aillybosch zelf, waar zich tijdelijk
kleine gedeelte Duitsche loopgraven in
Fransche handen bevonden.
4e. In de voor ons front liggende dor
pen Regnieville en Fey-en-Haye bevonden
zich steeds slechts vooruitgeschoven
wachtposten, die hij den Franschen aan
val, volgens het plan doortrokken. Daar
op dit deel van het front de loopgraven
aan beide zijden op een afstand liggen
van slechts 100 a 500 meter en wij
niets verloren hebben, is 't rekenkundig,
onmogelijk, dat do Franschen hier een
terrein van 3 K.M. diepte veroverden.
In ds loopgraven.
l'rotessor Fritz Belui, de Münchener
beeldhouwer, die als luitenant dienst doet
in het Westen, schrijft in de „Süd-
doutsche Monatshefte
Wie, die leest: „Onze helden in d-e
loopgraven", weet, wat dit eigenlijk, he
teekent? Kunt ge u eigenlijk een voor
stelling maken van den warwinkel, van
het labyrinth van glibberige, nauwe leem-
greppels ongeveer ter diepte van één man,
heneden vol modderig water, boften met
een kleine aarden verhooging, die voort
durend waarschuwt: hoofd weg, het fluit
hier overal en steeds van vijandelijke ge
weerkogels
Kent gij dio kleine, geniepige schiet-
spleten, waarin de vastgeschroefde ge
weren van den vijand ons even kwaad
aardig schieten als de onzen waakzaam
van tijd tol tijd er uit schieten? Kent
gij de inééngestorte schuilplaatsen, door
weekt van den regen, de moddergreppcls,
de fantastische nissen, waaruit gij een
paar schoenen ziet steken van een man,
die inééngehurkt slaapt? Kleine nissen,
waarin de met modder bevuilde patronen
liggen, liefdevol met flarden bedekt en
daarnaast een geweer, waarvan de loop
liefdevol met wol is dicht gestopt? Naast
de schietspleot staat een soldaat, gewikkeld
in wol, van hoven tot beneden bedekt
met een gele laag leem. Verderop het
zelfde tooneel.
Maar -hier, waar de grond iets dro
ger is: een bloedplas. Ge kijkt om den
hoek, een doode van den vorigen nacht.
iZijn gezicht is toegedekt. Men kon hem nog
niet weg brengen. Daarnaast onverschillig
een soldaat, die bij de schietspleet staat,
in wol gewikkeld. De commandant vraagt
Hoe ver van hier liggen de Franschen?
„200 meter".
Over de prikkeldraadversperringen vliegt
onze blik naar het bietenveld, daar waar
men een lichte streep ziet den wal van
de vijandelijke loopgraaf. Verderop, aan
den horizon, de kerktoren van St. E.,
waar do vijandelijke artillerie op den uit
kijk staat. Nu eens kraakt het rechts,
dan weer links. Men bukt, kijkt over den
wal van de loopgraaf. Groote donkere
wolken wijzen, waar de vijandelijke gra
naten ingeslagen zijn. Zij schieten nog op
onze loopgraaf, sedert gistermiddag. De
majoor vraagt een anderen man: „IToo
is het hier vannacht geweest? Hebben
zij erg geschoten met de artillerie?" „Ach.
dat beetje artillerie is niet erg, maar dat
water 1" is het antwoord.
Wij zijn in de officiers-schuilplaatsen,
met planken stevig getimmerd. Zelfs een
barometer hangt aan den wand. „Hoe
was de nacht?" „Niets bijzonders, majoor.
Zij hebben den heelen nacht geschoten,
's Middags probeerden zij een aanval te
doop, maar zij kwamen niet uit de loop
graven. Unze artillerie maakte het hun
onmogelijk."
De oorlog in de woestijn.
Terwijl aan het front in het Westen
de Engelsehen vechten, ondernemen zijl
op verder .afgelegen oorlogsterreinen moei
lijke veldtochten in de droge Zandwoestij
nen. Ik schrijf dezen aldus een vrij
williger bij de troepen in Duitsch Zuid
west Afrika in de Times op den top
yan een duin. Zoover mijn oog reikt,
zie ik slechts duinen en zandvlakten. Een.
droog, waterloos, verlaten land. Op het
oogenblik i,s de zon verduisterd dooi' wol
ken en de zeemist valt nog neer (het
regent hier nooit eens behoorlijk) maait
wat later op den middag zal de zon
doorbreken en \het helmvizier een zand-
sluier moeten voorgedaan warden. Ik ben
hjer belast met een observatiepost, met
drie man en een heliograaf, ongeveer op
drie kilometer afstand van onze loopgra
ven en de spoorlijn met haar rij. van
blokhuizen. De Duitse,here zijn verder het
land ingetrokken, hun stad ongedeerd en
onbewoond aan ons overlatend (echter
niet zonder de plaats met mijnen gevaar
lijk te maken). Twee mannen van onze
cavalerie (de Imperial Light Horse) wer
den in stukken gescheurd den eersten
dag, maar sinds dien hebben onze sap-
peurs alle andere mijnen gevonden etni
ze verwijderd voor ze eenig kwaad kon
den doen. Ook de putten zijn schoonge
maakt en wij hebben nu volop water
voor alle behoeften. Swakopmund is een