r So. 163 OE, In ARZEN, ;ersknecht, ieisje Maandag 13 April 1915 39e Jaargang idster De Groote Oorlog. jarkenshok, lerriepaard, >n Stier, kersknecht IJK. 'OP: LART, R i 11 h e m. )0P Grijpskerke. 'OP: id, bij CHR. VAN |Oostkapelle. 'OP |ijk bij Veere. sen te koop, tening, een jaari. Stier, Meliskerke. [OP lalfvaarzen, alles fjarige Vaarzen'; mmers, jISSE, Zoutelande, KI, Werendijke. loP: Koudekerke. lil. ras, en twee V bij P. VISSER, aistraat, St. Maar- iet 1 Mei aan als tvraagd ftER, Wissekerke. jOUWERSE, Rit- fen de 16 jaar, om den winkel. ITS, Middelburg. Uitgave van de NaamL Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LAN iE VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: rlRIWA F. P. DHUIJ - L. BURG. Drukkers: Oosterbaan Lo Cointre - Goes. 7)e Zeeuw VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. post. ƒ1.26 Losse nummers0.05 Prijs der Advertentiën 15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnemen' voordeelige voorwaarden, Familieberichten van 110 regels ƒ1.v iedere regel meer 10 ct. Herijk. '«-Gravenpolder: voor 's- G ra venpolder en 's-Hèer Abtskerke 14 \pril. Baarland: voor Baarland 15 April voojïnidctags; voor Oudelande 15 April namiddags. Ellewoutsdijkvoor Ellewouts- dijlk 16 April voormiddagsvoor Drie wegen 16 April namiddags. Kapelle: voor Kapelle 19 April voormiddags, 20 en 21 Aprilvoor Sell ore 19 April des namid- Uagg. Wemeklinge 22, 23 en 24 April. Haresweert 26 en 27 April. Yerseke 3, 4, 5 en 6 Mei. Kruiningen 7 en 8 Mei. Krabbendijkevoor Waarde 10 Mei; voor K rabbendij'ke 11 en 12 Mei. Rilland-Bath 14 en 15 Mei Eed en Bestand. leeftijd. Brieven I Zeeuw" te Goes. Van liberale zijde wordt het protesl der anti rev. partij tégen do afdoening van hei Eeds vraagstuk in dezen tijd, „een doorzichtig spel" genoemd, en onze klacht over verbreking van den „Godsvrede" door de iinkerpartijcn een leugen. Zelf erkent men dat het Best;uid, oi' hetgeen zij: bij voorkeur aanduiden als Godsvrede, een onuitgesproken, vanzelf opgekomen af spraak is om in deze ernstige tijden alle politieke geschillen te doen ruston. Welnu, mogen wij vragen, is dit laat ste dan geschied toen de Kanter bij stem ming van links tegen rechts besliste dat duet wetsontwerp zou zijn een definitieve re geling en niet mocht zijn een noodwet, waarop na hef Bestand kan worden terug gekomen? Nu zegt, men wel, dat de a.r. opvat ting van den Godsvrede is dat „de lin- -kerrijde datgene (moet) doen wat in onze kraam te pas komt", doch men weet dat zulks niet zoo is. Ook noemt men de thans tot stand gekomen regeling „6311 simpele", doch indien dit zoo is, waarom: kan men dan na deze simpele regeling niet afspreken orr n a den Godsvrede een minder sim pel» regeling voor te bereiden, waaraan dan een ernstige bestudeering en broedo bespreking van het gewichtige eeds- vraagstuk had kunnen voorafgaan? 4 !s waai', men beroept zich, om te bewijzen dat men gelijk heeft, op uit spraken van de Rechtsche ministers Heemskerk en Nelissen in 1909. Wij wil len de eersten afijn om de goede quali- tcib-n dezer staatslieden te huldigen doch waarom stelt men nu juist hunne uitspraken ten voorbeeld. Is dit, om in de ral van de vrijzinnige pers uit onze cim.éving te spreken, omdat „dit z!oo in onze) kraam de pas komt" Doch waarom ■dan ook niet eens uit geschriften van andere Rechtsche mannen uit dien tijd geput, bijvoorbeeld D e Standaard van 22 November 1910? De schrijver van het daarin voorkomende artikel is ook een oud-minister, ook een man van rechts, Weet ook wel een weinigje van een en ander af om te mogen meespreken Wie dit artikel leest zal terstond toe geven dat het verzet tegen het nu aan genomen wetsontwerp niet zoo onver wachts kwam. Immers reeds tegen het ,Eeds wet teken" van toen voerde de schrij ver onder anderen aan dat het een zoo uiterst gewichtig vraagstuk zonder ernstige studie of discussie zcfo maar ter loops wilde uitmaken. Een waarschuwing tegen den eersten stap, welke waarschuwing thans herhaald, nu te meer klemde om- da" het bestand er toe drong. Ba Schoolraad. Gelijk wij reeds meldden, herdacht de Schoolraad dezer dagen zijn 25-jarig he- Maan. Prof. Bavinck sprak de gedachtenis rede uit. Het verslag dier rede ontleenen wij aan De Nederlander. Het moge dienen om ons jonger ge slacht, dat den Schoolstrijd niet heeft me de gemaakt, in te lichten en op de hoogte te houden, kon 't zijn het te bezielen voor het ideaal der vrije school voor heel de natie. Nadat vele Christelijke scholen, onder wijzers en schoolvereenigingen reeds zijn voorgegaan, aldus Prof. Bavinck, is thans het zilveren feest voor den schoolraad aangebroken. Elf 'jaren geleden kwam de Dnie, Een School met den Bijbel, ter her denking van haar 25-jarig bestaan bijeen, en thans viert de Schoolraad zijn feest PP denzelfden datum, in dezelfde stad, 'n. hetzelfde gebouw, en bij monde van denzelfden Spreker, bewijze van de innige verwantschap, die tusschen de beide Ver enigingen bestaat. Schijnbaar vormen zc Wf'l een tegenstelling, want de Unie werd boren uit den nood der tijden, na aan neming van de wet-Kappeyne, en de N'" hooi raad trad in het leven, toen de Aet-Mackay verlichting bracht van den Maar beide behooren toch bijeen, De wijziging der lager onderwijswet on- ut wat menschen ten kwade dach ten, heelt God ten goede gedacht; Ivap- peyne bereidde den weg voor Mackay. der het Ministerie-Mackay was financieel maar vooral principieel van grooto betoe- konis. Want ze was erkenning van Rijks wege van het recht der bijzondere school en van haar billijke aanspraak op sub sidie. Daardoor bracht zij ook een groote verandering in do positie van het Chris telijk onderwijs en maakte organisatie van het Christelijk schoolwezen noodzakelijk. Do antirevolutionaire leden der Twee de Kamer begrepen dit, en lichtten reeds 17 Dec. 1889, enkele dagen na dé aan neming der Wet-Mackay een schrijven aan de Hoofdbesturen van de vier voornaamste Algemeene Schoolvereenigingen, om hen van den nieuwen stand van zaken op cle hoogte te brengen en tot het ter hand nemen van een organisatie van het Christe lijk schoolwezen uit Ie noodigen. Dit schrijven vond algemeene instemming. Na eenige voorbereidende vergaderingen, waarop ook een voorloopig schema van zulk een organisatie werd ontworpen, kwam 18 Maart 1890 de Schoolraad tot stand. Aan de uitnoodiging tot toetreding hadden 1 Jan. 1891 reeds 222 schoolbe sturen voldaan ,en l April 1891 kvvarti te Utrecht de eerste Algemeene Vergade ring van den Schoolraad saam. Deze bestond uit 115 personen, allen, behalve eenige belangstellenden, afgevaar digden van onderscheidene corporaties. Want eenvoud is het karakter van de samenstelling van deze Schoolraad nooit geweest; de Voorzitter kon hem terecht aanduiden als het „omslachtige lichaam". Maar dat Was noodig, om 'aan de beslaan de veree ui gingen niet te kort te doen oil de grenzen barer werkzaamheden strikt te eerbiedigen-. Zelf plaatste hij zich op den Bijbel als Gods Woord, zonder bij- zonderde kerkelijke belijdenis, en stelde hij zich ten doel bclijging van wat geacht kon worden, gemeenschappelijk belang van allo Christelijke scholen te zijn. Daar dit veld zich zeer ver uitstrekte, was 't noo dig, om niet alleen uit deze Schoolraad een moderamen te benoemen, dat eene belangrijke taak te vervullen kreeg, maar ook, om den arbeid onder vele Commission te verdeden. Moderamen, Schoolraad en Commission gingen met moed en ijver aan het werk. Maar zij ontmoetten al terstond vele be zwaren. Vooral deed zich het bezwaar gelden, dat men wegens gebrek aan geld met. schoolstichting-, pensioneering en sa laris-regeling niet vooruit kon komen. Van jaar tot jaar versterkte zich de overtuiging dat het Rijk met krachtiger subsidie to hulp moest komen. Zoo heeft de School raad in de eerste helft van zijn 25-ja- rig bestaan met vele moeilijkheden te worstelen gehad; maar toch is hij ook in die periode door zijne voorlichting en raad ,door zijne leiding en samenbinding1, voor het Christelijk schoolwezen tot een rijken zegen g'eiveest. Maar het bleek toch in deze periodo klaar als de dag, dat de schoolstrijd niet uit was. Zeer duidelijk en krachtig kwam dit tot uiting in het dienstrapport, dat in 1895, en daarna gewijzigd in 1900, werd aangenomen, en in de merkwaardig)© rede, welke de heer Lohman in 1896 op de Algemeene Vergadering van den Schoolraad hield over „De Vrije School voor heel de natie". De titel bevatte reeds een gansch program en opende een ver verschiet. Het Ministerie-Kuyper dat in 1901 optrad, gaf er in 1905 een veelbe- teekenend' begin van uitvoering aan. Immers werd door de wijziging van de lager onderwijs-wet, welke onder dit kabinet tot stand kwam, het minimum salaris voor hoofden en onderwijzers vastgesteld, de bijdrage in de kosten van schoollokalen verhoogd en de pensionea- ring van de bijzondere onderwijzers, van hunne weduwen en weezen voor rekening van het Rijk gebracht. Evenals de wet-Mackay, bracht ook deze wet-Kuyper eene groote verandering in -de positie van het Christelijk onder- vvfijfs, en 'daarmede ook een belangrijke wijziging in de werkzaamheden van den Schoolraad. Naar den eenen kant werden deze beperkt; eene commissie bijv. voor schoolstichting, schoolbouw, pensionee ring werd overbodig. Maar naar de andere zi,Kie werden die werkzaamheden aanvan kelijk uitgebreid. De Schoolraad begreep, aat hij mede moest gaan met zijn tijd; hxjt bleef voorlichting en raad geven, veel meer pog dan in zijtne eerste periode, maar hij richtte ook een bureau op-, legde een archief en (bibliotheek aan, stel'de ven- schillende enquêtes in, o.a. laatst nog naar den toestand, waarin de Chi'istelijike scholen door de mobilisatie gebracht zijtn, en liet ook om niet meer te noemen in de verschillende districten vergade ringen van schoolbesturen en onderwijl zeis houden, waar belangrijke onderwer pen ter sprake kwamen. Zoo heeft de Schoolraad in zijn 25- jarig bestaan, niet het, minst in de tweede helft daarvan, zeer nuttig gearbeid en kan hij met dank aan God op zijn ver leden terugzien. En ook voor de toekomst: blijft eene gewichtige taak hem toebe- trouwd. Want ook als do pacificatie op schoolgebied eens, gelijk te hopen is, tot stand mocht komen, dan zon daarmede de politieke en financieel© strijd wel ten einde zijn, maar de geestelijke strijd zou voortduren en toenemen, de strijd n.l. tusschen het Christelijks opvoedingsideaal en die van de moderne wereldbeschou wingen. Bij dien strijd zal het Christelijk school wezen, niet minder maar meer nog dan vroeger, heli oef te heblicin aan de krach tige organisatie, de principieel© voorlich ting en den zedelijken steun van den schoolraad. Bovenal, elke partij', die na langen strijd een glorieuze overwinning behoefI, wordt door ernstige gevaren be dreigd, door de gevaren van machtsmis bruik, overmoed en vadsige rust, van on derlinge verdeeldheid en twist. Moge het daarom den Schoolraad in de toekomst gegeven zijp, om alle voorstanders van het Christelijke onderwijs voor die gevaren) te behoeden, hen te doen samenwerken, in eonigheid des geestes, en door woord en daad het Christelijk onderwijs zóó te versterken, dat het, ook maatschappe lijk, het beste en vruchtbaarste onderwijs voor al de kinderen van ons volk wordt. X X l'ög een belasting? In do Vrijdag gehouden vergadering van ingelanden van het -Waterschap „do Breede .Watering beweslcn Ier sake" is o.m. een bestuursvoorstel aangenomen om aan Ce- deputeerde Staten van Zeeland te verzoe ken hij Provinciale Staten een voorstel te doen tot het aanbrengen van een wij- ziging in artikel 101 van het. Algemeen Reglement van liet Waterschap, om ook polder last ie® te kunnen hef fen van gebouwde e i ge n tl o m- men. Ofschoon dit voorstel, dat uit den ko ker van den heer Joh. Pilaar- afkomstig is ,een vrij groote meerderheid hij be stuur zoowel als bij ingelanden gevonden heeft, mogen wc deze kwestie "niet stil zwijgend voorbijgaan, doch wensohen we een krachtig protest te doen hooien tegen deze in wording zijnde regeling, die een ernstige bedreiging is van de belangen van de huiseigenaren binnen de grenzen van het Waterschap. Het Waterschap zal dus aan Gedepu teerde Staten verzoeken een voorstel .hij de Prov. Staten aanhangig te maken, om in het vervolg ook poldcrlasten te 'heffen van ongebouwde eigendommen, d.w.z. van de huizen, welker ligging zoodanig- is, dat ze onder het hereik van den arm! van het (Waterschap vallen. Om tweeërlei reden nu is dit voor stel verwerpelijk. Het is in de eerste plaats, op z'n zachtst uitgedrukt, zeer onbillijk, en .in de tweede plaats is de regeling, die het voorstelt, practisch nagenoeg onuit voerbaar. In bovengenoemde vergadering is dan ook op beide bezwaren de na druk gelegd. Onbillijk is hel, wijl de belangen van het meerendeel der huiseigenaren lang niet opwegen tegen die van de land eigenaren, immers dezen hebben bijna uit sluitend belang bij de waterkeeringsw er ken en afvoerwegen van het Waterschap. Had men het belang als maatstaf genomen, dan ware men nimmer met oen voorstel als het bedoelde gekomen; dan zou aan stonds het onbillijke, om niet te spre ken van het onrechtvaardige, in het oog gevallen zijn. Dan wordt elke gedachte aan oen ver goeding voor verleende prestaties onmo gelijk ,en voelt men, dat. 't hier wel de gelijk een nieuwe belasting geldt. Óm verschillende inderdaad ztwaarwich- tige redenen nu is 't gewenscht, dat een dergelijke nieuwe belasting, die niet het algemeen belang, doch enkele landeigena ren ten goede komt, nooit ingevoerd worde. Hoe is de toestand op Zuid-Beveland? In Goes en op de verschillende dor pen? Het bouwen kost veel geld; de belastin gen en kosten van onderhoud zijn hoog, mitsdien zijn de huizen duur en de huur prijzen hoog. Natuurlijk) de hooge uitgaven wreken zich op den huurder. Kunnen de lasten nu nog hooger ge bracht worden? Meen niet, dat het slechts een centenkwestie is, waarin het be stuur van het Waterschap zich ver diept,. De voorstellers zeiven hebben niet geschroomd te verklaren, dat 't Volstrekt geen centenkwestie is, maar dat er nog belangrijke aanslagen gedaan zullen kun nen worden. De huurprijzen kunnen dus onmogelijk verhoogd worden. In normale tijdsomstan digheden niet, laat staan nu, in deze benarde tijden. Maar ook de huiseigenaren zullen de nieuwe lasten in den regel niet kunnen dragen. Velen hebben een gebouw met een zilveren dak. Zo zijn in zekeren zin slechts voor een klein gedeelte eigenaar van „hun" gebouwen. Meerderen zelfs hcclemaal niet. Hun geheele huis is be zwaard. Daarom heteekent, deze nieuwe, gelcl- makende maatregel juist voor hen een belangrijke vermeerdering van den be lastingdruk. B.v. een „huiseigenaar" heeft een ge- houw gekocht voor f6000 en daarop hy potheek verleend tot een bedrag van f 4000. Onverschillig nu welk percentage van de behistbare opbrengst geheven wordt, is hot duidelijk, dat do bezitting van dezen „huiseigenaar", welke inderdaad slechts een waarde van f2000 vertegenwoordigt, met een zware belasting bedreigd wordt. 't Gevolg is dus, dat. de kosten van het, bouwen hooger worden en de huur prijzen dito, om niet te spreken van de waardevermindering, waaraan dc gebou wen onderhevig zijn. En wie moeten in de eerste plaats deze meerdere uitgaven betalen? De midden stand, kleine neringdoenden, en ook de arbeiders. En dat alleen ten gerieve van de gegoede landeigenaren. We hebben hier dus te doen met een even onpractisch als onbillijk voorstel, hetwelk bovendien geheel in strijd is met den geest van de bepalingen van het Al gemeen Reglement voor de Polders of Waterschappen in Zeeland, hetwelk b.v. wel verhoogd geschot op vroonen en vrij landen toestaat, en van elke wet. Nu is het voorstel nog lang geen wet. De voorstellers zeiven vleien zich niet met de hoop, dat het dit spoedig zal zijn. Zelfs do Koninklijke goedkeuring wordt nog vereischt. Maar toch dient reeds thans een krachtig protest uit te gaan tegen jüt inbreuk maken op een eeuwenoud vrijdom van lasten. Aiogen Gedeputeerde Staten reeds aan stonds eenstenmiig van oordeel zijn, dat „de Breede Watering bew. lerseke" een verkeerden weg is ingeslagen, en het ver zoek ter zijde leggen. Beknopt overzicht van den toestand. De strategen gaan polemiseeren. 'tZou een bewijs zijn, dat men weer een rustige periode is ingetreden, ware het niet, dat de jongste communique's weer van steeds heftiger krijg gewagen. Naar aanleiding van de Parijsche be richten meende het Duitsche groot-hoofd kwartier eens een boekje te riioeten open doen over de resultaten van den strijd tusschen Maas en Moezel. Deze beschouwingen zijn belangwekkend genoeg, om ze in ons overzicht op te nemen. Dc lezer raadplege een atlas. Uit Berlijn wordt geschreven: Het Fransche rapport (van den Eiffel- toren)' van 9 April namiddag telt in een „samenvatting" beweerde successen der Fransche troepen in de gevechten tusschen Maas en Moezel op. De wijze, waarop hier de zaken worden voorgesteld, moet nader worden bezien, want de bloeiende fantazie van den vervaardiger dezer rap porten bereikt hier een ongekende hoogte. Ieder der vier beweringen van de sa menvatting moet daarom in oogenschouw genomen worden. - Ie-, De ten Westen van de Ornev ge legen, deze rivier beheerschende. hoogten, alsmede de dorpen Gussainville en Fro- mezey waren nooit in Duitsch bezit. De van dit terrein uit tegen de Duitsche stellingen ondernomen Fransche aanval len mislukten echter zonder uitzondering onder zeer zware verliezen door ons vuur. De mislukte aanval uit de genoemde ,door ons nooit bezette linie, schijnen de Fran- techen als een verovering, te rekenen. 2e. Op hot woord „bijna", waarmede het rapport zelf de verovering door de Fran- schen van de hoogtestelling bij Les Epar- ges beperkt, moet het zwaartepunt wor den gelegd. In werkelijkheid bezitten de Franschen geen gedeelte der hoogtestel ling. Wel is het hun gelukt, in enkele stukken loopgraaf op de Noordelijke hel ling beneden den hoogte-kam binnen te dringen. 3e. Evenals onder le. rekenen de Fran schen als een verovering, wat nooit in Duitsch bezit was, want het terrein ten Zuid-Westen van het Aillybosch lag steeds binnen hunne linies. Van Duitsche zijde werden ook nooit pogingen gedaan om dit terrein te bemachtigen. De gevechten der a%eloopen week hadden slechts plaats in het Aillybosch zelf, waar zich tijdelijk kleine gedeelte Duitsche loopgraven in Fransche handen bevonden. 4e. In de voor ons front liggende dor pen Regnieville en Fey-en-Haye bevonden zich steeds slechts vooruitgeschoven wachtposten, die hij den Franschen aan val, volgens het plan doortrokken. Daar op dit deel van het front de loopgraven aan beide zijden op een afstand liggen van slechts 100 a 500 meter en wij niets verloren hebben, is 't rekenkundig, onmogelijk, dat do Franschen hier een terrein van 3 K.M. diepte veroverden. In ds loopgraven. l'rotessor Fritz Belui, de Münchener beeldhouwer, die als luitenant dienst doet in het Westen, schrijft in de „Süd- doutsche Monatshefte Wie, die leest: „Onze helden in d-e loopgraven", weet, wat dit eigenlijk, he teekent? Kunt ge u eigenlijk een voor stelling maken van den warwinkel, van het labyrinth van glibberige, nauwe leem- greppels ongeveer ter diepte van één man, heneden vol modderig water, boften met een kleine aarden verhooging, die voort durend waarschuwt: hoofd weg, het fluit hier overal en steeds van vijandelijke ge weerkogels Kent gij dio kleine, geniepige schiet- spleten, waarin de vastgeschroefde ge weren van den vijand ons even kwaad aardig schieten als de onzen waakzaam van tijd tol tijd er uit schieten? Kent gij de inééngestorte schuilplaatsen, door weekt van den regen, de moddergreppcls, de fantastische nissen, waaruit gij een paar schoenen ziet steken van een man, die inééngehurkt slaapt? Kleine nissen, waarin de met modder bevuilde patronen liggen, liefdevol met flarden bedekt en daarnaast een geweer, waarvan de loop liefdevol met wol is dicht gestopt? Naast de schietspleot staat een soldaat, gewikkeld in wol, van hoven tot beneden bedekt met een gele laag leem. Verderop het zelfde tooneel. Maar -hier, waar de grond iets dro ger is: een bloedplas. Ge kijkt om den hoek, een doode van den vorigen nacht. iZijn gezicht is toegedekt. Men kon hem nog niet weg brengen. Daarnaast onverschillig een soldaat, die bij de schietspleet staat, in wol gewikkeld. De commandant vraagt Hoe ver van hier liggen de Franschen? „200 meter". Over de prikkeldraadversperringen vliegt onze blik naar het bietenveld, daar waar men een lichte streep ziet den wal van de vijandelijke loopgraaf. Verderop, aan den horizon, de kerktoren van St. E., waar do vijandelijke artillerie op den uit kijk staat. Nu eens kraakt het rechts, dan weer links. Men bukt, kijkt over den wal van de loopgraaf. Groote donkere wolken wijzen, waar de vijandelijke gra naten ingeslagen zijn. Zij schieten nog op onze loopgraaf, sedert gistermiddag. De majoor vraagt een anderen man: „IToo is het hier vannacht geweest? Hebben zij erg geschoten met de artillerie?" „Ach. dat beetje artillerie is niet erg, maar dat water 1" is het antwoord. Wij zijn in de officiers-schuilplaatsen, met planken stevig getimmerd. Zelfs een barometer hangt aan den wand. „Hoe was de nacht?" „Niets bijzonders, majoor. Zij hebben den heelen nacht geschoten, 's Middags probeerden zij een aanval te doop, maar zij kwamen niet uit de loop graven. Unze artillerie maakte het hun onmogelijk." De oorlog in de woestijn. Terwijl aan het front in het Westen de Engelsehen vechten, ondernemen zijl op verder .afgelegen oorlogsterreinen moei lijke veldtochten in de droge Zandwoestij nen. Ik schrijf dezen aldus een vrij williger bij de troepen in Duitsch Zuid west Afrika in de Times op den top yan een duin. Zoover mijn oog reikt, zie ik slechts duinen en zandvlakten. Een. droog, waterloos, verlaten land. Op het oogenblik i,s de zon verduisterd dooi' wol ken en de zeemist valt nog neer (het regent hier nooit eens behoorlijk) maait wat later op den middag zal de zon doorbreken en \het helmvizier een zand- sluier moeten voorgedaan warden. Ik ben hjer belast met een observatiepost, met drie man en een heliograaf, ongeveer op drie kilometer afstand van onze loopgra ven en de spoorlijn met haar rij. van blokhuizen. De Duitse,here zijn verder het land ingetrokken, hun stad ongedeerd en onbewoond aan ons overlatend (echter niet zonder de plaats met mijnen gevaar lijk te maken). Twee mannen van onze cavalerie (de Imperial Light Horse) wer den in stukken gescheurd den eersten dag, maar sinds dien hebben onze sap- peurs alle andere mijnen gevonden etni ze verwijderd voor ze eenig kwaad kon den doen. Ook de putten zijn schoonge maakt en wij hebben nu volop water voor alle behoeften. Swakopmund is een

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1915 | | pagina 1