i\o. 156
Zaterdag 3 April 1915
29e Jaarlaag
EERSTE BLAD.
De Groote Oorlog.
Dit nummer bestaat uit twee bladen
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LAN SE VORSTSTRAAT 219.
Bureau te Middelburg:
FiRIVSA F. P. DHUIJ - L. BURG.
Drukkers:
Oosterbaan Lo Cointro - Goes.
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. post
Losse nummers
1.2®
,8®
Prijs der Advertentiën:
1—15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct,
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend,
Bij abonnement voordeelige voorwaarden!,
Familieberichten van 110 regels ƒ1.
iedere regel meer 10 ct.
België.
Btolgië bestaat .uit verschillende stam
men, waaronder die der Vlamingen ear
Walen het meest onderscheiden zijn. liet
westeljjk deel van 't land spreekt
Vlaamsch, tot zelfs in Fransch Vlaair-
deren, liet oude Fransche Comté toe, het
terrein op 'i ©ogenblik van den volken-
strijd, met onder anderen als plaatsen
Nieuwkapelle, Duinkerken, Rijssel, Haze-
broiek, wier namen nog duidelijk aan de
Hollandschie bewoners der zeventiende
eeuw herinneren. Het midden, Zuiden en
Oosten spreekt Fransch; het Zuidoosten
Duitsch. Wat. natuurlijk niet wegneemt,
dat in Luxemburg behalve Duitsch ook
nog wtel Fransch eft Vlaamsch gesproken
wordt; en in de beide Vlaanderens niet
allen even gemakkelijk Vlaamsch spre
ken en ook in 't midden des lands nog)
door meerderen opzettelijk, niettegen1-
staande zij het Fransch verstaan, alleen
Vlaamsch wordt gesproken, met name
in Antwerpen.
Tot voor den oorlog naderden de Staats
uitgaven en inkomsten de 500 miljoen
francs, bedroeg de in- en uitvoer 1800
en '2000 miljoen francs per jaar-, en was
het spoorwegnet, een detr oudste' en best
georganiseerde van Europa, ruim vijfdui
zend kilometer lang.
Bij de Romeinen waren de Zuidelijke
Nederlanden bekende onder den naam
van Provincia Belgica, meest door Kel
tische stammen bewoond. Gedurende het
leenstelsel bestond het in hertogdommen
en graafschappen, van welke laatste
Vlaanderen de machtigste was. In de
14© eeuw kwam dit aan 't Bourgondische
huis dat in 1443 nagenoeg alle Neder»-
landsche gewesten onder één hoofd wist
te vereenigen. Vervolgens gingen zij
over aan het Oostenrijksche Huis, en liet
Keizer- Karei V, zelf een Zuid-Nederlander,
hij was geboren te Gent dezo
landen na aan zijn zoon Filips II van
Spanje. Ten gevolge van den tachtig1-
jarigen oorlog werden de Zuidelijke Ne
derlanden in 1598 onder- Albertus van
Oostenrijk en Izabella van Spanje een
zelfstandige staat. Na den vrede van
Munster bleef België aan Spanje; in 1713
kwam het aan Oostenrijk.
Toen de Republiek der Vereenigde
(Noord-olijke) Nederlanden in 1701 met
Engeland en den Keizer- de groote al
liantie tegen Frankrijk sloot, was haar
hoofddoel daarmee het verkrijgen eener
barrière, dat wil zeggen een rij van vesL
tingetn in de Zuidelijke Nederlanden te
gen Frankrijk. Daartoe werd met Enge
land en Oostenrijk in 1709 het barrière-
tractaat gesloten. In 1713 werd bepaald
dat deze vestingen door- den Keizer en
de Republiek gezamenlijk zouden bezet
worden. Deze laatste alleen bezette Na'-
men, Doornik, Meenen, Warneton, Yperen
en bet fort Iüiocke, en gezamenlijk met
den keizer Roermond. In 1781 zeide Kei
zer Jozef het tractaat op, en eindigden
de oneenigheden met de slooping dei-
vestingen.
De Fransche revolutie-koorts greep, 't
spreekt vanzelf, weldra ook de ontvlam
bare gemoederen der Walen aan. -Het
kwam in 1788 tot een opstand tegen het
Oostenrijksche gezag, welke opstand twee
jaar later door de Oostenrijkers wel be
dwongen werd, doch op een nederlaag voor
dezen uitliep, dank zij den steun der
Franschen onder aanvoering van de ge
neraals Pichegru en Dumouriez, welke
beiden evenwel spoedig daarna de zaak
der „vrijheid" verrieden; de laatste liep
zelfs tot de Oostenrijkers over. Tot 1814
was België met Frankrijk, daarna, tot 1830
met Noord-Nederland vereenigd.
De opstand der Belgen, door Engeland
en Frankrijk gesteund, eindigde met de
onafhankelijkverklaring in 1839. Sedert
dien tijd regeert over de Belgen liet Stam
huis van Saksen Koburg. Koning Albert,
de tegenwoordige vorst, die nog zoo moe
dig stand houdt aan den Yser, waardoor
België zijn onafhankelijke positie in de
lij der oorlogvoerende mogendheden be
stendigd ziet, is een kleinzoon van Ko
ning Leopold I, zoon van Filips, die een
broeder was van Leopold II. Toen Leo
pold II 's zoon (Leopold Ferdinand) in
1869 stierf, werd Boudcwijn (broeder van
Albert) vermoedelijke troonopvolger, doch
deze, geboren 3 Juni 1869, stierf 23 Ja
nuari 1891, en zoo werd Albert, die ge-
horen was in 1870, kroonprins. Hij volg
de zijn oom in 1909 in de rcgeering op.
Nederland heeft van ouds her aan Bel
gië veel te danken. Knappe krijgslieden:
Lumev, Bloys van Treslong, Sonoy, Mar-
nix van Sint Aldegonde waren Belgen.
Staatslieden als Egmond on Iloorne en
vele leden van het Verbond der Edelen
waren Belgen. De Vlaamsche schilder
school bracht haar kunst naar Holland
over: Hals, Brouwer, Ostade, Rubens.
Predikers als Datheen, Voetius, Hommius,
Modet, Fabricius, Plancius en vele an
deren waren Zuid-Nederlanders. Vele in-
dustriëelen, dichters, geloorden, en dui
zenden energieke, hoogst bekwame vak
mannon vestigden zich uil België in Noord-
Nederland.
De Belgen hebben ons Gods Woord
en de Zuivere prediking van dat Woord
gebracht.
Handel en welvaart en beschaving, wij
danken hot aan België, doch meest nog
prijzen wij België gelukkig dat het ons
zoovele vroede predikers der gerechtig
heid heeft geleverd.
België heeft het aan zijn ligging te
danken, dat het zoo dikwijls den last
van den oorlog moet dragen. Dit was
al zoo in de 14e eeuw: de Sporenslag
bij Kortrijk en niet het minst in do
17e eeuw. Spaansche benden en Noord-Ne-
derlandsche legers 'hebben herhaald vooral
Vlaanderens beemden doorkruist en door
ploegd. De Spaansche tirannen hebben
menige stad in België geplunderd, on
der anderen Mechelen. Antwerpen, Oude
naarde, Namen, Luik, Valenciennes, zijn
meermalen belegerd en ingenomen ge
weest. De kruiswegen om Brussel wa
ren in 1815 het tooneel van den oor
log. Vooral in den Spaanschen succes
sieoorlog en eenige jaren daar voor hebben
de Belgische steden Malplaquet, Ouden
aarde, Kortrijk Fontenoy, Ramedies, Lan
den, Neerwinden, Steenkerken veel van
den oorlog te lijden gehad. En thans ligt
weer een groot deel van België vertre
den.
Artillerieduels en oorlogsidylle.
De artillerie meldt de „VI. Stem" in
een brief van bet Belgische front is
voortdurend in actie. Dagelijks zenden de
Duitschers eenige kartetsen naar onze
voorposten-loopgraven. Onmiddelijik neemt
onze artillerie het woord en dan wordt
het een oorverdoovend lawaai. Niet ver
van mijn „poste de secours" staat een
kanon van zwaar kaliber, dat, als het
wordt afgevuurd, heel ons huisje doet
daveren. Wijl noemen het de Burgemees
ter. Het geeft den toon of zoo ge wilt,
opent de 'bespreking. Zoodra de Burge
meester gesproken heeft, komt de beurt
aan de Schepenen, twee groote kanonnen
van middelmatig kaliber. Onmiddellijk
daarna knalt allerwege het geschut der
75 m.M. batterijen dat zijn de Raads-
heeren. De Burgemeester spreekt niet dik
wijls, maai- rijn krachtige stem overdreunt
alles. De Schepenen komen meer aan de
beurt doch de groep der Raadsheeren
is niet spaarzaam op rijn woorden. Wan
neer onze artillerie de Duitschers wat
te erg in het nauw beeft gebracht, wil
de vïjland zich wreken en werpt eenige
obussen op het dorp X.... Vooral de kerk
toren is 'het mikpunt van hun geschut.
Zoo gauw het bombardement een einde
heeft genomen, ziet men de burgers uit
hun „tranchées-ahris" te voorschijn ko
men ja, zij ook hebben bomvrije loop-
graven weten aan te leggen net zoo
degelijk als degene die door onze troepen
worden aangelegd. De inwoners gaan dan
doodeenvoudig een kijkje nemen waar
de hommen gevallen zijn. Zij zetten zich
aan het graven, rapen zorgvuldig de kar-
in hunne gehavende woningen. Onlangs
tetspuinten op en bergen ze als een schat
vroeg ik ban een inwoner: Waarom raapt
ge zoo zorgvuldig al die scherven en
obuskoppen op? Wel, antwoordde hij met
een slimmen lach, ik raap al op wat
ik vind; ik heb al vele aardige dingen
gevonden. Na den oorlog, richt ik een
klein museum op-, en al wie het slagveld
van den Yser zal komen bezoeken, zal
ook een kijkje komen nemen in mijn mu
seum, en het zal mij een aardigen stuiver
opbrengen. Wel, gaf ik den slimmen Vla
ming ten antwoord, na den oorlog kom ik
zeker uwe collectie inzien, dat beloof
ik ui. De boeren zijn hier in deze streek
op hun hoeven blijven wonen en ver
zorgen land en vee, al kan alle oogen-
blikken hun have en erf door een vijan
delijke obus getroffen wordpn. Ik bevind
mij thans in eene der rare hoeven welke
nog onbeschadigd rijn gebleven; zij is
gelegen op 200 M. van de voorpostenlinie.
/De lieden hebben hun vee naar de weide
gebracht. Een zog met haar tros biggetjes
wandelt rustig grommend rónd de hoeve-
Hoe Przemysl leed!
De Weensche correspondent van de „N.
R. C." schrijft aan zijn blad:
Onder de brieven, die de twee laatste
vliegers nog uit Przemysl hebben meege
bracht, is er een van Ladislaw Szilagy aan
zijn moeder. Hij schrijft: „Lieve moeder:
dit zal wel de laatste kaart zijn die ge
van mij krijgt. Misschien zal God mij hel
pen, dat ik u nog weerzie. Ik ben ziek
en mijne voeten doen mij erge pijn. Giste
ren werd bij den uitval mijn oppasser
doodgeschoten. Anne jongen! Jammer dat
we niets meer te eten hebben, want anders
hadden wij het nog wel 10 jaar kunnen
uithouden.
Volgens het dienstreglement moet een
vesting proviand hebben voor een jaar.
Maar toen in Augustus de legers van de
generaals Brudermann en Auffenberg ver
slagen werden, verloren zij hun legertros
en hunne voorraden, zoodat, toen deze
half millioen uitgehongerde soldaten zich
op Przemysl moesten terugtrekken, zij uit
de magazijnen gevoed moesten worden.
Die legers werden haast door de Russen
op den voet gevolgd. Zij sloegen het be
leg om de stad en toen die weer ontzet
werd, was de tijd veel te kort. om Przemysl
opnieuw van levensmiddelen te voorzien.
Daar de Russen verschillende tunnels had
den opgeblazen en de spoorlijn hadden
vernield, verstreek er geruime tijd voordat
de lijn weder half klaar was. En toen
moest in de eerste plaats voor ammunitie
gezorgd worden. Later was het slechte
weer oorzaak, dat de operaties tegen de
Russen vertraging ondervonden en dat
het leger, dat de stad moest ontzetten,
niet vooruit kwam. Men heeft mij, gezegd
dat als de vesting het nog een week
langer had kunnen uithouden, de Oosten
rijkers haar ontzet hadden".
Przemysl, met 56,000 inwoners en
10,000 man garnizoen, was de grootste
vesting van Oostenrijk. De stad ligt in
een mooie streek aan de San en is ge
deeltelijk tegen een heuvel gebouwd. Ze
was inde 7deeeuw door vorst Przemyslaw
gesticht en kwam onder koning Kasimir
de Groote in 1370 aan Polen.
De hond.
In den nacht kwam een groot, grof
dier, een smerigb hond, de loopgraven
binnengeslopen, schuw, wantrouwend,
blijkbaar door honger gekweld. Een der
soldaten trok zich het dier aan; hij gaf
het wat van zijin brood, en een 6tuk worst
bovendien; ook de helft van zijn dek.
Daarmee verwierf hiji zich de volslagen
overgave en de blinde trouw van den
hond. Tegenover de Duitschers lagen de
Engelschen ingegraven, achter draadver
sperringen en versterkingen. Eindelijk,
na lang wachten, waren de Duitschers
blij, toen het bevel kwam, tegen de En
gelsche loopgraaf storm te loopen. In het
nachtelijk duister slopen een paar man
vooruit, om de draadversperring door te
knippen; doch midden in hun werk ste
gen er licht-raketten omhoog, hun zilver
licht uitstortend over de donkere aarde;
en dadelijk knetterde een salvo-vuur los,
en dreef de soldaten terug..
Allen bereikten Weder de eigen loop
graaf, op- 'één na, de baas van den vreem
den hond; hij lag zwaar gewond midden
op het veld. Reeds begon de nacht te
verbleekan; er was geen denken aan,
hem onder de oogen van den waakzamen
vijiand weg te halen. Daar sprong plotse
ling de hond te voorschijln, nadat hij al
een tijld lang vergeefs zijn meester in de
loopgraven gezocht had. Met één wip
was hijl uit den diepen kuil, joeg het
'terrein daarvoor af, tot hij! den gewonde
gévonden had; dan legde hijl zich naast
hem neer, den kop gericht naar den rood
achtig kleurenden ochtendstond, en ving
aan jammerlijk te janken. De soldaten,
die reeds aan heel wat gewend waren ge
raakt, huiverden bij het droevige huilen(
van den hondeen Engelsche schild
wacht joeg een kogel naar het dier. Toen
stond de hond op; keek naar zijn be-
wuisteloozen meester, begon hem naar
de loopgraven te sleepen. Bijl den vijand
had men dit gezien; er sisten nui telkens
kogels langs den hond, maar als door
een wonder bleef hij! ongedeerd. De hond
stoorde zich aan niets; hij sjorde en
sjouwde, en steeds wist hij het bloedige
lichaam van zijta baas iets dichter bij de
loopgraaf te brengen. Maar telkens moest
hij wel stil staan, nieuwe krachten schep
pend; even jankte hij den dagenden dag
tegen, maar sloeg sterk zijh tanden in
de uniform-jas van den beweegloozen
man, om hem weer een eindje verder te
trekken. Als dan de bleeke zon aan den
horizon te voorschijn steeg, was het geen
smerige verloopen straathond meer;
maar de zonnestralen hielden hem met
gouden pulver omweven.
De hond had zijh vracht nu bijna tot
den rand van de loopgraaf gebracht. Hij
wachtte voor het laatst; en het was, nu
hij weer den kop omhoog stak en zijn
geblaf liet klinken, alsof het ditmaal haat
en schimp was, wat hij den vijand daar
ginds toe-gromde. Zoo begreep die het
ook. De geweren uit de vijandelijke loop
graven hadden even gezwegen, maar
daar knalde weer een salvo. Ditmaal
was het raak. De hond viel neer, bleef
liggen. Maar de kameraden van den ge
wonden soldaat konden dezen omlaag in
hun loopgraaf trekken; hijl was gered'.
De hond kreeg zijh graf; een krans werd
daarop gelegd, alsof hiji een gesneuveld
■soldaat was. „Hand."
Korte Oorlogsberichten.
De machi n e g e weren. De „oog
getuige" bij het Engelsche hoofdkwartier
wijst ei' op, dat een machinegeweer ge
woonlijk 500 kogels per minuut' kan af
schieten.
In den sector van Neuve-ChapeOe, waar
de Duitschers 15 machinegeweren over
een front van 250 Yards hadden opge
steld, zouden dus 7500 kogels per minuut
kunnen zijn afgevuurd zonder de kogels
dei' mfanterie'-geweren mede te rekenen.
Het is klaarblijkelijk, welk een uitwerking!
zulk 'een regen van lood zou hebben
gehad op aanvallende infanterie, die op
gehouden wordt door versperringen of
over open grond vooruittrekt op de lang
zame wijze, die alleen voor zwaarbe1-
pakte soldaten mogelijk is.
De Duitsche machinegeweren zijn van
het maxim-type en worden overal mee
genomen waar de infanterie doordringen
kan. De meeste wórden-vervaardigd door
do „Deutsche Waffenfabrik", nabij Berlijn
en andere fabrieken in Duitschland, doch
sommige van anderen datum1 werden in
Engeland gemaakt.
Moclhonde n. Het volgende ver
haal leest men in de „Augsburger Post-
zeitung"
Een hondendokter ten plattelande zou
het gelukt zijn politiehonden in korten
tijd ervoor af te richten om de ambtena
ren, die toezicht moeten houden, op meel
en koren ,bij te staan. Deze honden moeten
instaat zijn meel en graan, zelfs al is
het meters ver achter hooi weggestopt,
te vinden. Zelfs de ingewikkeldste listen
om het te verbergen moeten niet tegen
den scherpen neus der dieren helpen.
De overheid zal, volgens het genoemde
blad, deze honden spoedig in gebruik ne
men.
Een ander blad merkt op, dat het ge
makkelijker valt aan „worsthonden" te
gelooven, dan aan deze „meelhonden".
Zal de oorlog worden be
kort door epidemieën? Dezevraag
wordt in een artikel in de „Times" be
handeld. Het antwoord is dat er gjeein
reden is om te veronderstellen dat de
oorlog hetzij belangrijk zal worden be
kort, hetzij onbeslist zal worden gelaten,
tengevolge van ziekte. Integendeel, da
oorlog moge ziekten veroorzaken, nim
mer zijln deze zoo gelukkig bestreden als
in de veldtochten van dezen oorlog. Men
heeft zich ©enigszins zenuwachtig ge
maakt over de aanstaande lente, uit vrees
dat het Warme weder epidemieën zal be
vorderen. De toestand van het Servische
volk, dat zoo zwaar bezocht wordt door
typhuis, heeft die zenuwachtigheid aange
wakkerd. Het lot van Servië is echter
grootendeels te wijiten aan de „normale"
ongezonde toestanden, die door den oor
log eenvoudig zijln verergerd. Servië ver
dient alle hulp, doch omdat de typhus
nui epidemisch heerscht in Servië, be
hoeft men niet te vreezen dat deze zich
zal uitbreiden over het Westelijke front
of zelfs tot de Russische liniën. De voor
waarden voor ontwikkeling van typhus
zijh daar niet in die mate voorhanden,
terwijl de bestrijdingsmiddelen niet moei
lijk zijn. De vrees voor cholera, is even
eens voorbarig. E,u|ropa was feitelijk vrij
van cholera, toen de oorlog uitbrak, en
mocht de ziekte terugkecren, dan is er
niet de minste reden te verwachten dat
de ziekte naar het Westelijk oorlogster
rein zou worden overgebracht, terwijl ze
op 't Oostelijk oorlogstooneel een be
trekkelijk goedaardig karakter blijkt te
hebben aangenomen. Alleen een nieuwe
cholera-epidemie in Bengalen, die men
echter geen reden heeft te verwachten,
zou de riekte in Europa een kwaadaardi-
gen vorm kunnen geven, maar dan toch
eerst na geruimen tijld. Het grootste gevaar
in 't Westen is waarschijnlijk de vliegen
plaag, die men tegen 't. einde van Mei
kan verwachten. Het artikel gOeft wenkea
omtrent de bestrijding van deze plaag.
Van de troepen zeiven hangt intusscbeu
voor een groot deel af of zijl door riekte*
worden bezocht.
In W os t-V 1 a and e j: e n. De oor
logscorrespondent te Sluis van de Tijd.
meldt het volgende:
Veel ontroering is te Thielt door heel
de stad gewekt, 'om de veroordeeling van
den heer Henri Ide, een bekend en al
gemeen gezien industrieel. In het huis
van zijn schoonzoon, die een twintig mi
nuten van hem afwoonde en thans met
zijn vrouw in Frankrijk vertoeft, is een
Duitsche uitrusting gevonden, als mantel,
geweer, paardenzadel enz. Daar men dea
bewoner nu zelf niet vatten kon, heeft
men zijn schoonvader verantwoordelijk ge
steld en dezen Zaterdag veroordeeld tot.
2 jaar gevangenisstraf. Rustig was het
wel in Gent, waar alleen de militairen
en nu en dan oen luchtschip aan den
oorlog herinnerden. De vrijheid is hier
van alle andere plaatsen het grootst en
zelfs uit de gecensureerde bladen kan
men nog al veel te weten komen. De
redactiebureaux van „liet Volle" en „Gen
tenaar" blijken ook nog „De Tijd"' machtig
te kunnen worden, waaruit veel geciteerd
wordt. De café's behoeven 's avonds eerst
te 11 uur gesloten te .worden en ook daarna
kan men zich nog vrij over de straten
begeven. Op een heel enkele uitzondering
na zijn de soldaten nergens bij burgers
ingekwartierd.
In Brugge blijft het gedrukt. Er worde*
nu ook gewonden aangebracht, die opge
nomen worden in de normaalschool en het
Engelsche klooster. Dinsdagochtend in. de
vroegte, het was ongeveer halfzes, bracht,
een Engelsche vliegenier een bezoek en
wierp zooals ik telegragisch reeds meldde,
vijf bommen op het bassin aan de Kom
vest. Als het in de haven van Zeebrugga
minder veilig is, worden in dit bassin
de onderzeeërs teruggebracht en ook wor
den er de noodige herstellingswerken aan
gedaan. Bovendien liggen er de groote
havenmagazijnen en zou er een buiten
gewoon zwaar kanon staan met den mond
naar Zeebrugge, welk kanon algemieem
voor een 42 c.M. gehouden wordt.
Naar wij uit vertrouwbare bron ver
namen, hadden verscheidene personen te
Keulen van de arbeidende klasse papie
ren voor hun vensters aangeplakt: „Gibt
uns Brot und unsere Jungens wieder".
Bij het verwijderen van deze papieren dooi
de politie kwam het tot handtastelijkhe
den, waarbij verscheidene personen ge
arresteerd werden. (Vad.),
Brief van een Duitsch ser
geant.... „Ik verblijd mij altijd, als; ik
moeders handschrift zie. Maar lieve moe
der, gij moogt de dingen niet verkeerd
verstaan. Het is zeker waar dat hem
die God in het hart heeft, niets kan
deren, maai- dit is naar de ziel bedoeld.
Een kogel kan ons altijd troffen, maar
dat kan ons door den Heiland geen schade
doen. Ik wil eens aannemen dat de Rus
sen mij dood schieten, dan moogt gij u
nog niet van God verlaten wanen.
„Ik las in de loopgraven onlangs een
Duitsche courant. Een vrouw meldde den
heldendood van haren man en wijdde
hem een vers. Ik heb een regel ervan
onthouden, die luidt: „en alle bidden was
te vergeefsch". Dat klinkt als eon aan
klacht tegen de wijsheid en goedheid van
den Heere onzen God. Dat is een recht
oppervlakkig geloof, alle bidden om eeu wig
te blijven leven. Neen, dat kan niet juist
zijn. Weet die vrouw, of die kogel welke
den dood bracht, niet ten goede bedoeld
was! In hare smart kan zij het ontzet
tende wat haar trof, niet begrijpen, dat is
menschelijk. Maar een kind van God moet
zeggen: „Tot weerziens in een betere we
reld". Wat is de mensch? Niets, nog
minder dan stof, want dat blijft stof.
Alleen zijne ziel maakt hem groot en die
zal niemand in het stof vertreden. Alle
bidden te vergeefschIk heb er veel over
nagedacht en er met mijne mannen over
gesproken. Ik wil eens aannemen, dat ik
niet terugkwam; zou dan uw bidden te
vergeefsch zijn geweest, wanneer gij weet
dat mijne en uwe ziel zich in Jezus'
gemeenschap wedervïnden? Ik geloof het
niet.
Zeker is het wederzien op aarde zoet,
ongelooflijk schoon. Maai- nader zijn ons
hier de gedachten des doods en daarmede
de eeuwigheid. Den menschen in het va
derland is dit kennelijk niet zoo helder,
anders kwam in een courant niet de
hopelooze uitdrukking voor: alle bidden,
te vergeefsch". (Heraut.)'
Een Duitse h-Z w i t s e r s c h
oordeel. Het katholieke „Basfer Vollcs-
blatt" schrijft:
Wij zijn van oordeel dat geheel Zwit
serland de partij moest opnemen van
België. Meei' en meer verspreidt 'zich de