J Ao. 154 Donderdag 1 April 1915 J89e «laargang re f i.m „0.§5 knecht De Groote OorSog. If k. I kan beslaan, bij In, Smederij te c h f itbode, lenstbode houdster, Wij blijven neutraal. t Mei a. s. lecht em ienstbooe fVEG, 's-Graven- an, bij 3E, Grijpskerke. ïoudster eeftijd, uit den In alleen. )y, Burg B lb. |n flinke [oog loon, bij Wolpliaartsdijk. )N, Lange Noord- Irraagd ana Jacobapolder. s. Tienstmeid, 1 GROENE Wzn., kge. Uitgave van de/Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LAN E VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: F1RWIA F. P. DHUU - L. BURG. Drukkers: Oosterbaan Le Colntre - Goes. De Zeeuw VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. De Engelsche romanschrijver Wells trachtte' dezer dagen in 'n Amerikaansch blad de Nederlanders op te roepen tot den -oorlog tegen Duitse bland, en spie gelde als belooning daarvoor aan Ne derland een vermeerdering van grond gebied ten koste, van Duitschland voor. Doch in -datzelfde blad heeft een te New- Y-ork /woonachtig Hollander, v. Roon, den Engelschman aangetoond waarom Neder land niet -pp zijn belangeloos voor stel -kan. ingaan. Hij schrijft: I i „De Hollander houdt vian Engeland, Dicht izijn leven zooveel mogelijk naar Engelsch voorbeeld in, doet het liefst zaken -met Engelschen. Maar is er reden, waarom Nederland misschien zijn eigen bestaan ,z-ou opofferen ten bate van En geland „Wil dhr. Wells zoo goed zijn even zijn geschiedenis door te loopen en zien wat wij als. volk van de zijde van En geland hebben geleden? „Drie eeuwen lang hebben wij met En geland gevochten over een beginsel, door den Delftschien Grotius (Hugo de Groot) neergelegd. (VVij hielden staande, dat de zee een open weg is, vrij voor al wie voer1. Engeland ziette zijn beste rechts kundigen .aan de taak om bet tegendeel te [bewijzen. In dien strijd putten wij! ons -uit en het slot was, dat wij- het verloren. Inmiddels zagen wij onze rijk ste koloniën an het bezit van Engeland overgaan. De eigen kolonie, waarin ik dezen brief iz'it te schrijven, werd -ons in vredestijd ontnomen. Natuurlijk is dit alles gebeurd en voorbij, en geen 'Hol lander zal een Engelschman beschuldi gen van daden, die zijn overgrootvader heeft bedreven. Maai' ons volk zal zich al die dingen vagelijk berinneren en zal het land wantrouwen dat hot voortdu rend heeft benadeeld. Wij hebben (als wij Maca-uly mogen gelooven) Engeland zijn besten koning geschonken. Maar om de macht van Lodewijk XIV te vernieti gen, en daardoor grootelijks ten voordeele van Engeland, heeft Willem III het land van zijn afkomst de grootste schade ge daan. Na 1715 moesten wij, ten eenen male uitgeput, zien, boe Engeland ons voorbijstreefde. „Er* zijn nog eehige andere kleinig heden. Ik doe ma-ar eeln keus. Terwijl de hertog van Wellington te Brussel de polka danste, hield de prins van Oranje met een klein Niederlandsch leger Napoleon's opmarsch bij Quatriei-Bras tegen, en door de bevelen van den Engelschen bevel hebber in den wind te slaan redde hij bet leger der bondgenooten en maakte Hij die overwinning van Waterloo moge- lijk. -Da dank, die wij voor die zelfop offering verwierven, was de bespotting van Thackeray en andere heeren, die sindsdien niet hebben opgehouden te la chen over die stumperige Nederlandsche troepen, die echter inderdaad de Engel schen en Pruisen zoo dapper hebben biji- gieistaan. In deze zaak zou een weinig in-oer edelmoedigheid bij de Engelsche ge schiedschrijvers 'ons tegenover onze En gelsche bui-en hartelijker hebben gestemd. Zoo is -het altijd gegaan. Als men de geschiedenis van de Armada leest, zou men meenen dat de Engelschen die ge vaarlijke Spaansche vloot vernietigden. Maar bevoegde historici weten, dat ze ker de helft van den roem daarvan de HoUandsch© zeelui toekomt, die de Span jaarden beletten him toevoer, hun loodsen en hun hulptroepen te krijgen. Dat zijn slechts voorheelden. Het zijn alle kleinig heden. Maai' er zijn er zooveel, ze kee- ren met zoo'n vaste regelmaat terug, da.t we- weer weinig geneigdheid zouden voe len om ons nationaal bestaan te wagen voor een land, dat naar ons gevoelen (te recht of ten onrechte, ik begeef me daal' niet in) ons nooit schappelijk heeft behandeld en waarmee we 'ruim drie eeuwen hebben moeten vechten, Voor het die olgemeene beginselen van volkenrecht wilde 'aanvaarden, die Grotius het eerst in bet begin der 17e eeuw heeft neerge legd. „Bedenlt echter, dat hierin geen dei minste vijandigheid tegen Engeland ligt. Dhr. Wells weet ongetwijfeld, dat onze schepen steeds edel werk hebben gedaan met het redden van de slachtoffers van duikbooten. Hij zal weten, dat onze re geering (t,ot grooten toorn van Duitschr land) de bepalingen van verschillende in ternationale verdragen in den ruimsten Zn uitgelegd en onmiddellijk alle Em- gelsche .onderdanen, die -door het oorlogs lot op onze kust waren geworpen, vrij gelaten heeft. Hij zal ook weten, als hiji de krant leest, dat -ons heele land hulde heeft gebracht aan de dapperheid van die mannen. Het gevaar voor den Engel sdien -oorlogsmatroos, die in Nederland aan wal tooant, is dal hij bezwijkt aan een zworen aanval van niootinei-vergjfti- ging, tengevolge yan de sigaren die nien- scben, in hun verlang-en om hun gevoe lens te [toonen en niet in staat, om de strikte wetten van de onzijdigheid te ver breken, uitstorten over den Engelschman, dien onze trolders en onze stoomschepen uit de 'Noordzee opvissohen. „Maar diep onder die sterke persoonlij ke sympathie voor Engeland en met alle oprechte bewondering voor den Engel schen regeeringsv orm ,kan het Nederland sche volk niet licht loskomen van een vaag gevoel van wantrouwenhet vreest er niet volkomen staat op te kunnen maken, dat het land, dat het in het ver leden zoo dikwijls heeft dwars gezeten, het deze maal billijk zal behandelen. In het voorbijgaan mag ik zeggen, dat het gedoe van dhr. Churchill te Ant werpen, waar wij veel meer van weten dan de mensehen in Engeland, nog een reden is, waarom we een weinig bang zijn voor het eiland over de Noordzee. „Wij verkeeren eigenlijk in den toe stand van een hond, die dikwijls onver diend slaag heeft gehad en die nu met een glimlach wordt uitgenoodigd om lief te zijn en iemand aan te vallen die he-m nooit kwaad heeft gedaan. De vergelijking moge voor ons niet vleiend zijn, maar dhr. Wells zal begrijpen, wat ik bedoel. Wij zijn altijd met de Duilscliers in aanraking geweest. Bij elkaar genomen, houden wij niet van ze. Hun wegen zijn niet onze wegen. Onze ongedisciplineerde stam heeft een afschuw van hun stelsel. Wij hebben van naderbij meer dan iemand an ders de ellende gezien die zij in België hebben veroorzaakt. De eindelooze blie ven en pamfletten, waarmede de Duit- schers ons land hebben overstroomd om de rechtvaardigheid van hun zaak te be wijzen, hebben niet den minsten indruk gemaakt. Wij hebben met onze eigen oogen de slachtoffers gezien van hun zoo stipte uitlegging van afdeeling 58, artikel I van het Duitsche militaire strafrecht. Wij hebben de Belgen aan hun eigen roode zakdoeken opgehangen gezien en wij hebben met eigen hand de menigte gevoed, die van alles was beroofd. Aan den anderen kant is Duitschland tot op dezen dag in zijn gedrag tegenover ons zeer nauwgezet geweest. In het verleden heeft het ons nooit kwaad gedaan. Wij mogen niet van Duitschland houden, het heeft zorgvuldig alle wrijving vermeden en ons met groote onderscheiding behan deld. „Zou het, om dit alles, om de zeer sobere beschouwing van ons volk aan- 'gaande al de dingen van het dag-elijksche leven, om die ^historische overdenkingen, die een zeer bepaalden invloed hebben, zou het/ wel haal fraai zijn, zonder uit tarting van de zijde van Duilschland, op te gaan en het in den rug aan te vallen, terwijl het in zoo'n hachelijken toestand verkeert? Ik herhaal, dit moge niet pre cies het gevoelen zijn van al mijn landge- nooten, maar ik geloof dat zeer velen het zoo opvatten. Misschien zijn wij- het in kleine bizonderheden oneens, maar wij zijn het in de hoofdzaak met elkaar eens. „Wij hebben ons land lief. Eeuwen lang hebben wij gevochten om onze indi- vidueele beschaving te handhaven legen de groote naburen om ons heen. Wij trachten den goeden naam van ons land als het tehuis voor al wie lijden gestand te doen. Het volk, dat door Duitsch land zonder tehuis is geworden, is tot ons gekomen en wij trachten het te voe den met het graan, voor zoover de En gelsche regeering het door het kanaal toelaat. Wij trachten onzen plihet tegen over onze buren trouw te blijven, zelfs wanneer zij de geheel© Noordzee (waarbij wij ook eenig belang hebben) tot oor logsgebied verklaard en onze schepen met hun mijneh opblazen. Wij vernietigen geduldig de mijnen, die uit de territo riale wateren van onze buren wegdrij ven en op onze kust landen. Om kort te ghan, wij volvoeren zoo goed als we kunnen een moeilijk werk om de schalen gelijk te houden. Maar het komt ons voor, dat wij onder moeilijke omstandigheden den eenigen rechten weg volgen die kan leiden naar "het einddoS dat wij willen bereiken, de blijvende achting van al wie ons zonder vooroordeel en zonder erg willen beoordeelen. „Het is heel vriendelijk van dhr. Wells om ons grondgebied als schadevergoeding aan te bieden, maar wij slaan met allen eerbied zoodanige belooning af voor een soort aanval, die zeer in den smaak was in de dagen van den ouden Macchia- velli." (Macchiavelli spreek uit Makkia- velli Italiaansch geschiedschrijver en staatsman, 1469—1527, schreef een boek: II principe De vorst waarin hij de wijze ontvouwt waarop een naar heer schappij strevend persoon macht in den staat kan verwerven, en zich staande hou den. Er komen zeer verderfelijke, ver raderlijke lessen in voor, doch niet voor dien tijd; eerst later werd 't ingezien; en plaatste de B. K. Kerk het boek op den index, de lijst van verboden boe ken.) Nerf.-Indische Gnuvarnementshntrekkingen. Dezer dagen kondigden wij1 reeds met een enkel woord bet verschijnen aan van den Gids voor verschillende Nede'rlandsch- Indische Gouvernementsbetrekkingen. Gaarne vestigen we de aandacht van on ze jongelingschap op dit nuttige boekske. Insulinde vraagt reeds vel© jaren om flinke werkkrachten uit het moederland. Doch, helaas, 'aan deze roepstem is slechts matig gevolg gegeven. Onze jongemannen zitten over 't algemeen zoo vast aan bonk. dat ze met geen stok te bewegen zijln zich in onze koloniën, welker belan gen ons toch zoo na aan het hart moeten liggen, te vestigen. En toch, hoeveel aan lokkelijks 'beeft het niet, vooral voor hen, die -oog hebben voor den geestelijken en economisdien 'bloei van een inderdaad Ned er land sch Indië. Niet alleen is er carrière te maken door energieke Iiollandscbe ambtenaren, doch er is tevens een schoone taak te vervullen (egenover onze Indische bezit tingen, en z'n bewoners. Het Christelijk Comité voor Indië deed daarom een uitnemend werk door een gids uittogeven, -die weer eens de aan dacht vestigt op het groote arbeidsveld -dat daar nog voor ons open ligt. Het boekje behelst een beknopte be schrijving van de voorwaarden, waaraan moet worden Voldaan en van de oplei ding, welke wordt vereischt om benoemd t.<^ kunnen worden tot verschillende be trekkingen .in den Indischen gouverne mentsdienst. Een afzonderlijk hoofdstuk aan het slot geeft inlichtingen omtrent den geldelijken steun, welke van Regee- ringöwege bij de studie voor onderschei dene dier betrekkingen wordt geboden. Indië vraagt administratieve ambtena ren, rechterlijke ambtenaren, ingenieurs, houtvesters, onderwijlzers, vooral Christe lijke onderwijzers, artsen, veeartsen, doua ne- en post- en telegraafambtenaren, stuur lieden en machinisten, gezaghebbers bij"1 het binnenlandsch bestuur, enz. enz. Komt, jongemannen, laat de band, die u aan liet moederland bindt, u niet weer houden onze koloniën te dienen. Ned. Indië vraagt goede krachten, vooral voor onze Christen jongemannen is er een grootsche taak weggelegd. Met genoegen grijlpen we de gelegenheid aan nog eens de aandacht te vestigen op den arbeid van het Chr. Comité voor Indië, te 's Gravenhage. Dit comité staat jongelui, die naar Indië willen gaan, met raad en daad hij; het mag dan ook met voldoening terugzien op jaren van vrucht baren arbeid. Het informatie-bureau van het Comité, Loosduinsch© Kade 80, 's- Gravenhage, verschaft alle gevraagde in lichtingen, ook omtrent de financieele voordeelen en vooruitzichten van de bovengenoemde gouvernementsbetrekkin gen. Zij het tot rijken zegen, voor Neder land zoowel als voor onze Oost. OP JEZUS' LIJOEN. Soo lang als ick op aarden leven sal Mijn Coninck groot ick eere geven sal Met woort, met daet, met juyehen en [gesanck. Hij heeft mij uyt getogen van den val, Geschreven in sijn uytvercoren tal, Dies mijne siel hem spelet lof en danck. Sijtn bitter lijden Doet miji verblijden, Sijin bert is mijn Het mijn is sijn. Treuricheyt wïjcfce Vrolijtekheyt blijeke, Want Jesus wil mijn Heylant sijn. J. Reviu-s. Beknopt overzicht van den toestand. Sedert half September staan in Frank rijk de Duitschers en de geallieerden te genover elkander. Ondanks de hevige- ge vechten is het front nagenoeg ongewijzigd gebleven en het leek wel, alsof het hier nimmer tot een beslissenden slag zou komen. In Oost-Frankrijk b.v. zijn van St. Mi- hiel tot de Vogezen de beid© partijen bijna niet van positie veranderd, zoodat men het sinds maanden reeds voor on mogelijk houdt, dat de Duitschers daar ooit de Fransche linie verbreker De militaire correspondent van de Ti mes zegt Belfort, Vesoul, Epinal, Toul, Verdun zijn even schotvrij als Bordeaux of Monte Carlo. Geen dier plaatsen is in het bereik van het Duitsche geschutvuur. En de geallieerden? Zij hebben zich slechts bepaald tot het strategische de fensief. Ook zij hebben de vijandelijke linies niet kunnen lorceeren. Pont a Mousson is herhaaldelijk be schoten. Het bosch Le Prêtre is thans in handen der geallieerden. Epinal en Belfort zijn nog in staat van beleg. Ook in het gebied van de Aisne is het al precies hetzelfde gebleven. Als er niet spoedig verandering komt, kan de vrede nog vei-- af zijn. Wacht maar, zegt. men evenwel, als de lente in het land is, zullen de stuk ken op het groote bloedige schaakbord weer verzet worden. Dan hebben partijen hun versterkingen verkregen en gaat het met vernieuwde kracht op den vijand in. En reeds zijn er verschijnselen op te merken, die op een verlevendigde actie, in de naaste toekomst reeds, wijzen. Aan het Yser-front broeit, weer iets. De stafrapporten bewaren wel een ge heimzinnig stilzwijgen omtrent de krijgs verrichtingen op dit gedeelte van het strijd- looneel ,doc.h we zitten er te dicht bij dan dat er niets zou uitlekken van wat zich aan de Yser en aan de Belgische kust afspeelt. Het telegram uit Sluis, dat we gisteren publiceerden, spreekt voor zichzelf, en ongetwijfeld staal in nauw verband hiermede hel alarm in Antwerpen en Calmpthout. in den deels geinundeerden Zuid-West hoek van België wordt weder hardnekkig gestreden. Dagelijks -worden de rijen aangevuld met versche manschappen en 's nachts zoo vertelt ons het Sluische bericht keeren treinen vdl met gewonden terug. De Engelsche vloot spreekt weer onop houdelijk. Vliegers doorkruisen de lucht tot verkenning van de Duitsche posities in Wesl-België. Tevergeefs is tot nog toe getracht hun machines neder te halen. Gok hier staan we dus aan den voor avond van gewichtige gebeurtenissen. En we gelooven, dat voor de Duitschers de maat der bittere Yser-ervaringen nog niet vol is. □e militaire kracht van Duitschland. Het as een niet te ontkennen feit, dat Duitschland door gijn militaire krachts- prestaties -ook zijn tegenstanders in ver bazing jbieeft gebracht en het spreekt vare zelf, dat men zich is .gaan afvragen, waar da Duitschers toch hun reusachtig! menschenmateriaal vandaan halen. Het zijn interessante bijzonderheden, die een rapport van den Franschen gene1- nalen staf hieromtrent geeft waarin ook berekend worden (de verliezen die het Duitsche leger geleden heeft. "De militaire krachtsontwikkeling van Duitschland, zegt hiet rapport, in het begin van den borlog overtrof alle verwachtingen. Het plan was, 'bet Fransche leger in enkele wieken tijds onder' een geweldige troepenmassa te verpletteren. Niets werd verzuimd, om die massa hijeen te brengen om daarna met alle macht tegen Rusland te kunnen optrekken. Het aantal Duitsche legerkorpsen is in vredestijd ,25. Toen de oorlog begon bracht de Duitsche generale si af op de twee oorlogstooneelen 61 legerkorpsen als strij dende troepen in het veld. In Januari bedroeg het aantal for maties, dat het Duitsche leger in het veld had gebracht, ongeveer 69 leger korpsen, die ,als volgt verdeeld waren: actieve korpsen 251/2, resierve-korpsen 211/2, aanvullingsbrigade 61/2, nieuw ge vormd© reserve-korpsen 7'i/g, landweer- korpsen 81/2, ,te zamen 69i/2. Die poging yan Duitschland om eerst den tegenstander te verpletteren, die het gevaarlijkst leek, weid vloor de eerst© maal verijdeld aan de Marne, en bereikte haai' bo-ogtepunt in den slag in Vlaan deren, toen meer dan 50 legerkorpsen van de 69 tegenover de vereenigde Fran sche, Engelsche en Belgische legers ge steld werden. Het Fransche rapport gaat dan de verliezen van het Duitsche leger na en leidt die af nit de officieele verliie-sMijsten door den Duifschen generalen staf ge publiceerd en ,de aanteeken-bbekjes en brieven yan gedo-ode of gevangengenomen officieren en soldaten. Deze documenten toonen aan, dat omstreeks half Januari Duitschland 1,800,000 man had verloren; aannemende dat yan deze 500.000 weder in staat waren, na herstel, naar het front terug te keeren, blijft het verlies 1,300,000 man of 260,000 per maand. Het totaal ,der in het begin van Januari aan het front staande legers omvatte vier millioen man. Volgens de Duitsche Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. post Losse nummers Prijs der Advertentiën 15 regels /0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend, Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels fl. iedere regel meer 10 ct. officieele rapporten bedragen alle 'hulp bronnen van Duitschland aan voor den dienst geschikte mannen negen millioen. Maar deze negen millioen moeten ver minderd worden met manschappen, die werkzaam zijn bij spoorwegen, politie en in verschillende administratieve en industrieele functies, in totaal 500,000 haan. Het totaal der yoor den oorlog bescliikbare manschappen bedroeg daar om 8,500,000. Van deze zijn ongeveer do helft, zegge 4,000,000 aan het front. De verliezen bedragen minstens 1.300.000, zoodat de reserve, waarover Duitschland in het begin van Januari beschikte, 3,200,000 mlan bedroeg. Deze reserve bestond uit mannen, die in vredestijd nog niet geoefend wiaren. De geoefende reservisten wiaren bijna allo uit de depots naar het front ver trokken. (JJ.it de statistiek blijkt, dat vain deze (3.2 millioen man er 800,000 boven de 39 jaar zijn en dus slechts middel matige (militaire waarde hebben. Van de rest ,is een kwart ongeschikt, zoodat er eenigszins (ruim berekend 2milliopn man beschikbaar 'zijn als reserve behoorende tot de lichtingen 1915, 1916 en 1917. Op liet oogenblik heeft D.uitschLand 800.000 man beschikbaar, in (April 500.000 en tusschen (April en December do laatste lichtingen (1916 en 1917 en ongeoefend© landstorm tusschen 30 en 40 jaar), welke 700.000 tot 800.000 man telt. Waai' het Fransche rapport berekend hiefeft, dat do verliezen van het Duitsche leger elke maand 260.000 man bedragen, zal Duitschland dan nog juist tot het eind van 1915 zijn verliezen Kunnen aan vullen. Indien de oorlog nog langer duurt, zal Duitschland dan geheel zonder reserve moeten vechten. Schadevmgoeding vour Duitschsrs in Balgië. Men acht het tijdstip genaderd om de kwestie der schadevergoedingen aanhangig te maken, welk© de vóór den oorlog in België woonachtige Duitschers kunnen eischen voor de alchade, geleden, tenge volge van de verwoestingen, in hunne winkels en café's door het gepeupel aan gericht. Men beroept zich hierbij op de| Belgische Wet van 10 Vendemiaire van liet jaar 4, welke nog van kracht is, en bepaalt dat de gemeenten verantwoorde lijk zijn voor de schade in haar gebied op gewelddadige wijze aan Staats- of particulier eigendom aangericht. Met het oog op den Wijzonderen toestand, die thans in België beerscht, heeft buitendien de Gouverneur-Generaal in een verorde ning van 3 Februari de instelling van scheidsgerechten bevolen. De eisch wordt in^e-steld bij den Belgischen rechter en vervolgens ter behandeling aan het scheidsgerecht overgedragen. Alleen scha de, tengevolge van de uitspattingen van het gepeupel geleden, komt voor vergoe ding in aanmerking. Een vrouwelijks Köpenick. Geheel Petersburg spreekt over de ver metele handelwijze van een jong' meisje van 16 jaar, die zich Yelina Bomauolf noemt. Geheel in verpleegsterscostuum kwam het meisje, dat een treffende gelijkenis vertoont met -een van de dochters van den Tsaar, aan het spoorwegstation ie Tsarkoje Selo aan in een gewone cou pé. Zij werd voorafgegaan door twee vriendinnen, die den conducteur hadden gevraagd de stations-autoriteiten mede te deelen, dat de dochter van den Tsaar spoedig zou amveeren. De stationschef zag het meisje be scheiden zitten op een bank op bét per ron, wachtende op den trein naar Gat- china. Hij groette en bood aim, een bij zonderen .trein voor te laten komen. De zoogenaamde groothertogin dankte voor het aanbod, zeggende dat zij liever als een gewone passagierster wilde r^iren. Toen de trein het station binnenstoom- de, koos de chef een coupé uit, waarin een luitenant-generaal reisde. De officier bood aan het compartiment te verlaten, maar het meisje had-er geen bezwaar tegen in zijn gezelschap te reizen. De "stationschef telegrapheerde naar Gat- china, dat de dochter van den Tsaar spoe dig daar aan zou komen. Het meisje werd aan het station door officieele personen begroet, die het gebruik van de Keizer lijke wachtkamer en het hofrijiuig aanbo den. Zij wilde echter liever in een ge wone drosky rijden en verzocht den ge neraal, haai' reisgenoot, om haar naar het hospitaal te Gatchina te vergezellen. Daar werd zij door het bestuur plechtig ontvangen. Zij inspecteerde de zalen, on derhield zich met de gewonden en vroeg het bestuur haar het geld af te dragen, dat voor het Fonds van de Groot-Hertogin was verzameld. Zij werd uitgenoodigd de Ithee te gebruiken. Maar op dat oogenblik arriveerde graaf Mordvinoff, de attaché van den Tsaar.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1915 | | pagina 1