J
Ao. 154
Donderdag 1 April 1915
J89e «laargang
re
f i.m
„0.§5
knecht
De Groote OorSog.
If
k.
I kan beslaan, bij
In, Smederij te
c h f
itbode,
lenstbode
houdster,
Wij blijven neutraal.
t Mei a. s.
lecht em
ienstbooe
fVEG, 's-Graven-
an, bij
3E, Grijpskerke.
ïoudster
eeftijd, uit den
In alleen.
)y, Burg B lb.
|n flinke
[oog loon, bij
Wolpliaartsdijk.
)N, Lange Noord-
Irraagd
ana Jacobapolder.
s.
Tienstmeid,
1 GROENE Wzn.,
kge.
Uitgave van
de/Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LAN E VORSTSTRAAT 219.
Bureau te Middelburg:
F1RWIA F. P. DHUU - L. BURG.
Drukkers:
Oosterbaan Le Colntre - Goes.
De Zeeuw
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
De Engelsche romanschrijver Wells
trachtte' dezer dagen in 'n Amerikaansch
blad de Nederlanders op te roepen tot
den -oorlog tegen Duitse bland, en spie
gelde als belooning daarvoor aan Ne
derland een vermeerdering van grond
gebied ten koste, van Duitschland voor.
Doch in -datzelfde blad heeft een te New-
Y-ork /woonachtig Hollander, v. Roon, den
Engelschman aangetoond waarom Neder
land niet -pp zijn belangeloos voor
stel -kan. ingaan. Hij schrijft:
I i
„De Hollander houdt vian Engeland,
Dicht izijn leven zooveel mogelijk naar
Engelsch voorbeeld in, doet het liefst
zaken -met Engelschen. Maar is er reden,
waarom Nederland misschien zijn eigen
bestaan ,z-ou opofferen ten bate van En
geland
„Wil dhr. Wells zoo goed zijn even
zijn geschiedenis door te loopen en zien
wat wij als. volk van de zijde van En
geland hebben geleden?
„Drie eeuwen lang hebben wij met En
geland gevochten over een beginsel, door
den Delftschien Grotius (Hugo de Groot)
neergelegd. (VVij hielden staande, dat de
zee een open weg is, vrij voor al wie
voer1. Engeland ziette zijn beste rechts
kundigen .aan de taak om bet tegendeel
te [bewijzen. In dien strijd putten wij!
ons -uit en het slot was, dat wij- het
verloren. Inmiddels zagen wij onze rijk
ste koloniën an het bezit van Engeland
overgaan. De eigen kolonie, waarin ik
dezen brief iz'it te schrijven, werd -ons
in vredestijd ontnomen. Natuurlijk is dit
alles gebeurd en voorbij, en geen 'Hol
lander zal een Engelschman beschuldi
gen van daden, die zijn overgrootvader
heeft bedreven. Maai' ons volk zal zich
al die dingen vagelijk berinneren en zal
het land wantrouwen dat hot voortdu
rend heeft benadeeld. Wij hebben (als
wij Maca-uly mogen gelooven) Engeland
zijn besten koning geschonken. Maar om
de macht van Lodewijk XIV te vernieti
gen, en daardoor grootelijks ten voordeele
van Engeland, heeft Willem III het land
van zijn afkomst de grootste schade ge
daan. Na 1715 moesten wij, ten eenen
male uitgeput, zien, boe Engeland ons
voorbijstreefde.
„Er* zijn nog eehige andere kleinig
heden. Ik doe ma-ar eeln keus. Terwijl de
hertog van Wellington te Brussel de polka
danste, hield de prins van Oranje met
een klein Niederlandsch leger Napoleon's
opmarsch bij Quatriei-Bras tegen, en door
de bevelen van den Engelschen bevel
hebber in den wind te slaan redde hij
bet leger der bondgenooten en maakte
Hij die overwinning van Waterloo moge-
lijk. -Da dank, die wij voor die zelfop
offering verwierven, was de bespotting
van Thackeray en andere heeren, die
sindsdien niet hebben opgehouden te la
chen over die stumperige Nederlandsche
troepen, die echter inderdaad de Engel
schen en Pruisen zoo dapper hebben biji-
gieistaan. In deze zaak zou een weinig
in-oer edelmoedigheid bij de Engelsche ge
schiedschrijvers 'ons tegenover onze En
gelsche bui-en hartelijker hebben gestemd.
Zoo is -het altijd gegaan. Als men de
geschiedenis van de Armada leest, zou
men meenen dat de Engelschen die ge
vaarlijke Spaansche vloot vernietigden.
Maar bevoegde historici weten, dat ze
ker de helft van den roem daarvan de
HoUandsch© zeelui toekomt, die de Span
jaarden beletten him toevoer, hun loodsen
en hun hulptroepen te krijgen. Dat zijn
slechts voorheelden. Het zijn alle kleinig
heden. Maai' er zijn er zooveel, ze kee-
ren met zoo'n vaste regelmaat terug, da.t
we- weer weinig geneigdheid zouden voe
len om ons nationaal bestaan te wagen
voor een land, dat naar ons gevoelen
(te recht of ten onrechte, ik begeef me
daal' niet in) ons nooit schappelijk heeft
behandeld en waarmee we 'ruim drie
eeuwen hebben moeten vechten, Voor het
die olgemeene beginselen van volkenrecht
wilde 'aanvaarden, die Grotius het eerst
in bet begin der 17e eeuw heeft neerge
legd.
„Bedenlt echter, dat hierin geen dei
minste vijandigheid tegen Engeland ligt.
Dhr. Wells weet ongetwijfeld, dat onze
schepen steeds edel werk hebben gedaan
met het redden van de slachtoffers van
duikbooten. Hij zal weten, dat onze re
geering (t,ot grooten toorn van Duitschr
land) de bepalingen van verschillende in
ternationale verdragen in den ruimsten
Zn uitgelegd en onmiddellijk alle Em-
gelsche .onderdanen, die -door het oorlogs
lot op onze kust waren geworpen, vrij
gelaten heeft. Hij zal ook weten, als hiji
de krant leest, dat -ons heele land hulde
heeft gebracht aan de dapperheid van
die mannen. Het gevaar voor den Engel
sdien -oorlogsmatroos, die in Nederland
aan wal tooant, is dal hij bezwijkt aan
een zworen aanval van niootinei-vergjfti-
ging, tengevolge yan de sigaren die nien-
scben, in hun verlang-en om hun gevoe
lens te [toonen en niet in staat, om de
strikte wetten van de onzijdigheid te ver
breken, uitstorten over den Engelschman,
dien onze trolders en onze stoomschepen
uit de 'Noordzee opvissohen.
„Maar diep onder die sterke persoonlij
ke sympathie voor Engeland en met alle
oprechte bewondering voor den Engel
schen regeeringsv orm ,kan het Nederland
sche volk niet licht loskomen van een
vaag gevoel van wantrouwenhet vreest
er niet volkomen staat op te kunnen
maken, dat het land, dat het in het ver
leden zoo dikwijls heeft dwars gezeten,
het deze maal billijk zal behandelen.
In het voorbijgaan mag ik zeggen, dat
het gedoe van dhr. Churchill te Ant
werpen, waar wij veel meer van weten
dan de mensehen in Engeland, nog een
reden is, waarom we een weinig bang
zijn voor het eiland over de Noordzee.
„Wij verkeeren eigenlijk in den toe
stand van een hond, die dikwijls onver
diend slaag heeft gehad en die nu met
een glimlach wordt uitgenoodigd om lief
te zijn en iemand aan te vallen die he-m
nooit kwaad heeft gedaan. De vergelijking
moge voor ons niet vleiend zijn, maar dhr.
Wells zal begrijpen, wat ik bedoel. Wij
zijn altijd met de Duilscliers in aanraking
geweest. Bij elkaar genomen, houden wij
niet van ze. Hun wegen zijn niet onze
wegen. Onze ongedisciplineerde stam
heeft een afschuw van hun stelsel. Wij
hebben van naderbij meer dan iemand an
ders de ellende gezien die zij in België
hebben veroorzaakt. De eindelooze blie
ven en pamfletten, waarmede de Duit-
schers ons land hebben overstroomd om
de rechtvaardigheid van hun zaak te be
wijzen, hebben niet den minsten indruk
gemaakt. Wij hebben met onze eigen
oogen de slachtoffers gezien van hun zoo
stipte uitlegging van afdeeling 58, artikel
I van het Duitsche militaire strafrecht.
Wij hebben de Belgen aan hun eigen
roode zakdoeken opgehangen gezien en
wij hebben met eigen hand de menigte
gevoed, die van alles was beroofd. Aan
den anderen kant is Duitschland tot op
dezen dag in zijn gedrag tegenover ons
zeer nauwgezet geweest. In het verleden
heeft het ons nooit kwaad gedaan. Wij
mogen niet van Duitschland houden, het
heeft zorgvuldig alle wrijving vermeden
en ons met groote onderscheiding behan
deld.
„Zou het, om dit alles, om de zeer
sobere beschouwing van ons volk aan-
'gaande al de dingen van het dag-elijksche
leven, om die ^historische overdenkingen,
die een zeer bepaalden invloed hebben,
zou het/ wel haal fraai zijn, zonder uit
tarting van de zijde van Duilschland, op
te gaan en het in den rug aan te vallen,
terwijl het in zoo'n hachelijken toestand
verkeert? Ik herhaal, dit moge niet pre
cies het gevoelen zijn van al mijn landge-
nooten, maar ik geloof dat zeer velen
het zoo opvatten. Misschien zijn wij- het
in kleine bizonderheden oneens, maar wij
zijn het in de hoofdzaak met elkaar eens.
„Wij hebben ons land lief. Eeuwen
lang hebben wij gevochten om onze indi-
vidueele beschaving te handhaven legen
de groote naburen om ons heen. Wij
trachten den goeden naam van ons land
als het tehuis voor al wie lijden gestand
te doen. Het volk, dat door Duitsch
land zonder tehuis is geworden, is tot
ons gekomen en wij trachten het te voe
den met het graan, voor zoover de En
gelsche regeering het door het kanaal
toelaat. Wij trachten onzen plihet tegen
over onze buren trouw te blijven, zelfs
wanneer zij de geheel© Noordzee (waarbij
wij ook eenig belang hebben) tot oor
logsgebied verklaard en onze schepen
met hun mijneh opblazen. Wij vernietigen
geduldig de mijnen, die uit de territo
riale wateren van onze buren wegdrij
ven en op onze kust landen. Om kort
te ghan, wij volvoeren zoo goed als we
kunnen een moeilijk werk om de schalen
gelijk te houden. Maar het komt ons voor,
dat wij onder moeilijke omstandigheden
den eenigen rechten weg volgen die kan
leiden naar "het einddoS dat wij willen
bereiken, de blijvende achting van al wie
ons zonder vooroordeel en zonder erg
willen beoordeelen.
„Het is heel vriendelijk van dhr. Wells
om ons grondgebied als schadevergoeding
aan te bieden, maar wij slaan met allen
eerbied zoodanige belooning af voor een
soort aanval, die zeer in den smaak was
in de dagen van den ouden Macchia-
velli."
(Macchiavelli spreek uit Makkia-
velli Italiaansch geschiedschrijver en
staatsman, 1469—1527, schreef een boek:
II principe De vorst waarin hij de
wijze ontvouwt waarop een naar heer
schappij strevend persoon macht in den
staat kan verwerven, en zich staande hou
den. Er komen zeer verderfelijke, ver
raderlijke lessen in voor, doch niet voor
dien tijd; eerst later werd 't ingezien;
en plaatste de B. K. Kerk het boek op
den index, de lijst van verboden boe
ken.)
Nerf.-Indische Gnuvarnementshntrekkingen.
Dezer dagen kondigden wij1 reeds met
een enkel woord bet verschijnen aan van
den Gids voor verschillende Nede'rlandsch-
Indische Gouvernementsbetrekkingen.
Gaarne vestigen we de aandacht van on
ze jongelingschap op dit nuttige boekske.
Insulinde vraagt reeds vel© jaren om
flinke werkkrachten uit het moederland.
Doch, helaas, 'aan deze roepstem is slechts
matig gevolg gegeven. Onze jongemannen
zitten over 't algemeen zoo vast aan
bonk. dat ze met geen stok te bewegen
zijln zich in onze koloniën, welker belan
gen ons toch zoo na aan het hart moeten
liggen, te vestigen. En toch, hoeveel aan
lokkelijks 'beeft het niet, vooral voor hen,
die -oog hebben voor den geestelijken en
economisdien 'bloei van een inderdaad
Ned er land sch Indië.
Niet alleen is er carrière te maken
door energieke Iiollandscbe ambtenaren,
doch er is tevens een schoone taak te
vervullen (egenover onze Indische bezit
tingen, en z'n bewoners.
Het Christelijk Comité voor Indië deed
daarom een uitnemend werk door een
gids uittogeven, -die weer eens de aan
dacht vestigt op het groote arbeidsveld
-dat daar nog voor ons open ligt.
Het boekje behelst een beknopte be
schrijving van de voorwaarden, waaraan
moet worden Voldaan en van de oplei
ding, welke wordt vereischt om benoemd
t.<^ kunnen worden tot verschillende be
trekkingen .in den Indischen gouverne
mentsdienst. Een afzonderlijk hoofdstuk
aan het slot geeft inlichtingen omtrent
den geldelijken steun, welke van Regee-
ringöwege bij de studie voor onderschei
dene dier betrekkingen wordt geboden.
Indië vraagt administratieve ambtena
ren, rechterlijke ambtenaren, ingenieurs,
houtvesters, onderwijlzers, vooral Christe
lijke onderwijzers, artsen, veeartsen, doua
ne- en post- en telegraafambtenaren, stuur
lieden en machinisten, gezaghebbers bij"1
het binnenlandsch bestuur, enz. enz.
Komt, jongemannen, laat de band, die
u aan liet moederland bindt, u niet weer
houden onze koloniën te dienen. Ned.
Indië vraagt goede krachten, vooral voor
onze Christen jongemannen is er een
grootsche taak weggelegd.
Met genoegen grijlpen we de gelegenheid
aan nog eens de aandacht te vestigen
op den arbeid van het Chr. Comité voor
Indië, te 's Gravenhage. Dit comité staat
jongelui, die naar Indië willen gaan, met
raad en daad hij; het mag dan ook met
voldoening terugzien op jaren van vrucht
baren arbeid. Het informatie-bureau van
het Comité, Loosduinsch© Kade 80, 's-
Gravenhage, verschaft alle gevraagde in
lichtingen, ook omtrent de financieele
voordeelen en vooruitzichten van de
bovengenoemde gouvernementsbetrekkin
gen.
Zij het tot rijken zegen, voor Neder
land zoowel als voor onze Oost.
OP JEZUS' LIJOEN.
Soo lang als ick op aarden leven sal
Mijn Coninck groot ick eere geven sal
Met woort, met daet, met juyehen en
[gesanck.
Hij heeft mij uyt getogen van den val,
Geschreven in sijn uytvercoren tal,
Dies mijne siel hem spelet lof en danck.
Sijtn bitter lijden
Doet miji verblijden,
Sijin bert is mijn
Het mijn is sijn.
Treuricheyt wïjcfce
Vrolijtekheyt blijeke,
Want Jesus wil mijn Heylant sijn.
J. Reviu-s.
Beknopt overzicht van den toestand.
Sedert half September staan in Frank
rijk de Duitschers en de geallieerden te
genover elkander. Ondanks de hevige- ge
vechten is het front nagenoeg ongewijzigd
gebleven en het leek wel, alsof het hier
nimmer tot een beslissenden slag zou
komen.
In Oost-Frankrijk b.v. zijn van St. Mi-
hiel tot de Vogezen de beid© partijen
bijna niet van positie veranderd, zoodat
men het sinds maanden reeds voor on
mogelijk houdt, dat de Duitschers daar
ooit de Fransche linie verbreker
De militaire correspondent van de Ti
mes zegt
Belfort, Vesoul, Epinal, Toul, Verdun
zijn even schotvrij als Bordeaux of Monte
Carlo. Geen dier plaatsen is in het bereik
van het Duitsche geschutvuur.
En de geallieerden? Zij hebben zich
slechts bepaald tot het strategische de
fensief. Ook zij hebben de vijandelijke
linies niet kunnen lorceeren.
Pont a Mousson is herhaaldelijk be
schoten. Het bosch Le Prêtre is thans
in handen der geallieerden.
Epinal en Belfort zijn nog in staat
van beleg.
Ook in het gebied van de Aisne is het
al precies hetzelfde gebleven. Als er niet
spoedig verandering komt, kan de vrede
nog vei-- af zijn.
Wacht maar, zegt. men evenwel, als
de lente in het land is, zullen de stuk
ken op het groote bloedige schaakbord
weer verzet worden. Dan hebben partijen
hun versterkingen verkregen en gaat het
met vernieuwde kracht op den vijand in.
En reeds zijn er verschijnselen op te
merken, die op een verlevendigde actie,
in de naaste toekomst reeds, wijzen.
Aan het Yser-front broeit, weer iets.
De stafrapporten bewaren wel een ge
heimzinnig stilzwijgen omtrent de krijgs
verrichtingen op dit gedeelte van het strijd-
looneel ,doc.h we zitten er te dicht bij
dan dat er niets zou uitlekken van wat
zich aan de Yser en aan de Belgische
kust afspeelt. Het telegram uit Sluis, dat
we gisteren publiceerden, spreekt voor
zichzelf, en ongetwijfeld staal in nauw
verband hiermede hel alarm in Antwerpen
en Calmpthout.
in den deels geinundeerden Zuid-West
hoek van België wordt weder hardnekkig
gestreden.
Dagelijks -worden de rijen aangevuld
met versche manschappen en 's nachts
zoo vertelt ons het Sluische bericht
keeren treinen vdl met gewonden terug.
De Engelsche vloot spreekt weer onop
houdelijk. Vliegers doorkruisen de lucht
tot verkenning van de Duitsche posities
in Wesl-België. Tevergeefs is tot nog toe
getracht hun machines neder te halen.
Gok hier staan we dus aan den voor
avond van gewichtige gebeurtenissen. En
we gelooven, dat voor de Duitschers de
maat der bittere Yser-ervaringen nog niet
vol is.
□e militaire kracht van Duitschland.
Het as een niet te ontkennen feit, dat
Duitschland door gijn militaire krachts-
prestaties -ook zijn tegenstanders in ver
bazing jbieeft gebracht en het spreekt vare
zelf, dat men zich is .gaan afvragen, waar
da Duitschers toch hun reusachtig!
menschenmateriaal vandaan halen.
Het zijn interessante bijzonderheden,
die een rapport van den Franschen gene1-
nalen staf hieromtrent geeft waarin ook
berekend worden (de verliezen die het
Duitsche leger geleden heeft. "De militaire
krachtsontwikkeling van Duitschland, zegt
hiet rapport, in het begin van den borlog
overtrof alle verwachtingen. Het plan
was, 'bet Fransche leger in enkele wieken
tijds onder' een geweldige troepenmassa
te verpletteren. Niets werd verzuimd, om
die massa hijeen te brengen om daarna
met alle macht tegen Rusland te kunnen
optrekken.
Het aantal Duitsche legerkorpsen is in
vredestijd ,25. Toen de oorlog begon bracht
de Duitsche generale si af op de twee
oorlogstooneelen 61 legerkorpsen als strij
dende troepen in het veld.
In Januari bedroeg het aantal for
maties, dat het Duitsche leger in het
veld had gebracht, ongeveer 69 leger
korpsen, die ,als volgt verdeeld waren:
actieve korpsen 251/2, resierve-korpsen
211/2, aanvullingsbrigade 61/2, nieuw ge
vormd© reserve-korpsen 7'i/g, landweer-
korpsen 81/2, ,te zamen 69i/2.
Die poging yan Duitschland om eerst
den tegenstander te verpletteren, die het
gevaarlijkst leek, weid vloor de eerst©
maal verijdeld aan de Marne, en bereikte
haai' bo-ogtepunt in den slag in Vlaan
deren, toen meer dan 50 legerkorpsen
van de 69 tegenover de vereenigde Fran
sche, Engelsche en Belgische legers ge
steld werden.
Het Fransche rapport gaat dan de
verliezen van het Duitsche leger na en
leidt die af nit de officieele verliie-sMijsten
door den Duifschen generalen staf ge
publiceerd en ,de aanteeken-bbekjes en
brieven yan gedo-ode of gevangengenomen
officieren en soldaten. Deze documenten
toonen aan, dat omstreeks half Januari
Duitschland 1,800,000 man had verloren;
aannemende dat yan deze 500.000 weder
in staat waren, na herstel, naar het front
terug te keeren, blijft het verlies
1,300,000 man of 260,000 per maand.
Het totaal ,der in het begin van Januari
aan het front staande legers omvatte
vier millioen man. Volgens de Duitsche
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. post
Losse nummers
Prijs der Advertentiën
15 regels /0.50, iedere regel meer 10 ct.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend,
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels fl.
iedere regel meer 10 ct.
officieele rapporten bedragen alle 'hulp
bronnen van Duitschland aan voor den
dienst geschikte mannen negen millioen.
Maar deze negen millioen moeten ver
minderd worden met manschappen, die
werkzaam zijn bij spoorwegen, politie en
in verschillende administratieve en
industrieele functies, in totaal 500,000
haan. Het totaal der yoor den oorlog
bescliikbare manschappen bedroeg daar
om 8,500,000. Van deze zijn ongeveer
do helft, zegge 4,000,000 aan het front.
De verliezen bedragen minstens 1.300.000,
zoodat de reserve, waarover Duitschland
in het begin van Januari beschikte,
3,200,000 mlan bedroeg.
Deze reserve bestond uit mannen, die
in vredestijd nog niet geoefend wiaren.
De geoefende reservisten wiaren bijna
allo uit de depots naar het front ver
trokken. (JJ.it de statistiek blijkt, dat vain
deze (3.2 millioen man er 800,000 boven
de 39 jaar zijn en dus slechts middel
matige (militaire waarde hebben. Van de
rest ,is een kwart ongeschikt, zoodat er
eenigszins (ruim berekend 2milliopn man
beschikbaar 'zijn als reserve behoorende
tot de lichtingen 1915, 1916 en 1917.
Op liet oogenblik heeft D.uitschLand
800.000 man beschikbaar, in (April 500.000
en tusschen (April en December do laatste
lichtingen (1916 en 1917 en ongeoefend©
landstorm tusschen 30 en 40 jaar), welke
700.000 tot 800.000 man telt.
Waai' het Fransche rapport berekend
hiefeft, dat do verliezen van het Duitsche
leger elke maand 260.000 man bedragen,
zal Duitschland dan nog juist tot het
eind van 1915 zijn verliezen Kunnen aan
vullen. Indien de oorlog nog langer
duurt, zal Duitschland dan geheel zonder
reserve moeten vechten.
Schadevmgoeding vour Duitschsrs in Balgië.
Men acht het tijdstip genaderd om de
kwestie der schadevergoedingen aanhangig
te maken, welk© de vóór den oorlog in
België woonachtige Duitschers kunnen
eischen voor de alchade, geleden, tenge
volge van de verwoestingen, in hunne
winkels en café's door het gepeupel aan
gericht. Men beroept zich hierbij op de|
Belgische Wet van 10 Vendemiaire van
liet jaar 4, welke nog van kracht is, en
bepaalt dat de gemeenten verantwoorde
lijk zijn voor de schade in haar gebied
op gewelddadige wijze aan Staats- of
particulier eigendom aangericht. Met het
oog op den Wijzonderen toestand, die
thans in België beerscht, heeft buitendien
de Gouverneur-Generaal in een verorde
ning van 3 Februari de instelling van
scheidsgerechten bevolen. De eisch wordt
in^e-steld bij den Belgischen rechter en
vervolgens ter behandeling aan het
scheidsgerecht overgedragen. Alleen scha
de, tengevolge van de uitspattingen van
het gepeupel geleden, komt voor vergoe
ding in aanmerking.
Een vrouwelijks Köpenick.
Geheel Petersburg spreekt over de ver
metele handelwijze van een jong' meisje
van 16 jaar, die zich Yelina Bomauolf
noemt.
Geheel in verpleegsterscostuum kwam
het meisje, dat een treffende gelijkenis
vertoont met -een van de dochters van
den Tsaar, aan het spoorwegstation ie
Tsarkoje Selo aan in een gewone cou
pé. Zij werd voorafgegaan door twee
vriendinnen, die den conducteur hadden
gevraagd de stations-autoriteiten mede te
deelen, dat de dochter van den Tsaar
spoedig zou amveeren.
De stationschef zag het meisje be
scheiden zitten op een bank op bét per
ron, wachtende op den trein naar Gat-
china. Hij groette en bood aim, een bij
zonderen .trein voor te laten komen. De
zoogenaamde groothertogin dankte voor
het aanbod, zeggende dat zij liever als
een gewone passagierster wilde r^iren.
Toen de trein het station binnenstoom-
de, koos de chef een coupé uit, waarin
een luitenant-generaal reisde. De officier
bood aan het compartiment te verlaten,
maar het meisje had-er geen bezwaar tegen
in zijn gezelschap te reizen.
De "stationschef telegrapheerde naar Gat-
china, dat de dochter van den Tsaar spoe
dig daar aan zou komen. Het meisje werd
aan het station door officieele personen
begroet, die het gebruik van de Keizer
lijke wachtkamer en het hofrijiuig aanbo
den. Zij wilde echter liever in een ge
wone drosky rijden en verzocht den ge
neraal, haai' reisgenoot, om haar naar
het hospitaal te Gatchina te vergezellen.
Daar werd zij door het bestuur plechtig
ontvangen. Zij inspecteerde de zalen, on
derhield zich met de gewonden en vroeg
het bestuur haar het geld af te dragen,
dat voor het Fonds van de Groot-Hertogin
was verzameld. Zij werd uitgenoodigd de
Ithee te gebruiken.
Maar op dat oogenblik arriveerde graaf
Mordvinoff, de attaché van den Tsaar.