Zaterdag SO Februari 1015
SOe Jaargang
No. ISO
De Groofe Oorlog.
- Uit de Pers.
Staten-Generaal
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LAW IE VORSTSTRAAT 219.
Bureau te Middelburg:
FIREV3A F. P. D HU IJ - L. BURG.
Drukkers:
Oosterbaan Le Cointre - Goes.
Beknopt overzicht van den toestand.
Men kan wel aannemen, dat de ge
allieerden de laatste dagen met succes
gestreden hebben, en dat de Duitscihers
hier enkele posities verloren hebben en
daar zich vergeefs uitputten om de vij
andelijke linie te verbreken.
Toch moet tegen overdrijving dn de
berichten gewaarschuwd worden. Aan de
tegenstrijdigheden komt dan ook geen
einde.
Thans is echter wel zooveel duidelijk,
dat de Fransche troepen z,ich benoorden
Atreciht, aan den weg naar Reims heb
ben meester gemaakt van Duitsche loop
graven, en dat de Duitschers trachtten
dit verloren -gebied te hernemen.
Het gevecht in Champagne ten N. van
Perthes, waair de Fransohen zich volgjens
het Duitsche bericht handhaafden in de
voorste linies, die zij den vijand hadden
ontnomen, heeft tot resultaat gehad, dat
alle veroverde terreinen in handen der
Franschen bleven. Het Fransche com
muniqué meldde, dat daar vijandelijke
stellingen over een gebied van 800 meter
zijn,, genomen, en dat de tegenaanvallen
werden afgeslagen.
Op verschillende punten in de Argon-
nen en ten 0. daarvan hebben de Fran
schen voordeelen behaald; terwijl de Duit
schers genoodzaakt waren de door hen
genomen posities bij1 Norroy, ten N.W.
van Pont-a-Mousson en de hoogte 365
te ontruimen, na de versterkingen te heb
ben vernield.
Terwijl in Oost-Pruisen, in Polen en in
de Karpathen de toestand nog vrijwel-
onveranderd is tusschen Augustof en
de Naref wordt wel hevig gevochten
hebben de Oostenrijkers in de Boekowina
hun opmaxsoh kunnen VooWfczetei na dat
zij Czernowitz zijn binnengetreden.
De Oostenrijksoh-Duitsche troepenmach
ten zijn daar verre in de meerderheid',
doch niet zoo overweldigend, of de Rus
sen hebben kans gezien er zonder groot
verlies tusschenuit te komen.
Men behoeft nog niet veel vertrouwen
in de strategische bekwaamheden der
Oostenrijkers te hebben, om het er voor
te houden, dat de Russen op dit gedeelte
van het front in een hachelijke positie
gekomen zijn.
Qe strijd in België.
Uit Calais wordt door den oorlogscor
respondent van ,,De Tijd" gemeld:
Het vechten aan den Yser is nu wat
minder, dan het in de laatste dagen was.
Overigens hebben de bondgenooten zich
nabij Gisthelles vastgezet. Als bijzonder
heid kan ik melden, dat hier 2 regimen
ten Belgen zijn aangekomen, die voor
het grootste deel bestaan uit vrijwilligers,
die zich sedert December en Januari hier
bevinden. Reeds heeft een deel hunner
ten Oosten van Yperen getoond, dat ze
het vuur goed kunnen verdragen niet al
leen, doch dat nun korte oefening geen
afbreuk heeft gedaan aan hun gevechts-
waarde. Velen van hen zijn uit de indu
striestreken.
Men gaf mij hier den raad, om zoo
spoedig mogelijk terug te koeren, daar
waarschijnlijk het scheepvaartverkeer Fol
kestoneVlissingen wel voor' korter of
langer tijd zal worden stilgelegd.
Ik zag hedenmorgen hier binnen bren
gen Dnitsch geschut, dat ter reparatie
werd opgezonden.
Eveneens zag ik overblijfselen van Tau
ten, welke naar midden Frankrijk wer
den gezonden. Het aantal der gewonde
en godoode Duitschers in de laatste 5
dagen wordt geschat op 4 a 5000. De
vliegersaanval op Zeehragge en omstreken
heeft blijkbaar de verkeerswegen der
Duitschers nogal getroffen. Vele dooden
en gewonden lieten ze althans bij Westen-
de liggen.
In Veume is weer het grootste gedeelte
der burgerbevolking teruggekeerd. Slechts
één dag was er ernstig gesproken van
vertrek van een deel der burgerij.
„Ons Vaderland", een Vlaamsch blad,
verschijnt 'nog in La Panne, evenals het
katholieke ,,Het Belgische Volk".
De bedreiging der Duitschers tegen den
18den dezer, heeft hier geen hijster groo-
ten indruk gemaakt. Men denkt, dat de
wanhoop Duitschland 'nog wel verder van
het goede pad zal brengen. De vloot der
verbondenen is met Londensche trawlers,
als opsporingsbrigade, versterkt. Die klei
ne stoemvaartuigen kunnen de onderzee-
beoten nog al spoedig opsporen.
De geheimzinnige telefoon.
In het soldatenblad de „Liller Kriegs-
zeitung" vindt men het volgende verhaal:
Wij vormden een kleine afdeeling van
de veld-telegrafie. Ons kwartier hadden
wij in een Belgisch (dorp, niet ver van een
belegerde vesting. Bij1 het verbeteren van
'De Zeeuw
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. post
Losse nummers
ƒ1.25
0.05
Prijs der Advertentiën
15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels ƒ1.
iedere regel meer 10 ct.
een gebrekkige leiding hadden we ©eri
onderaardschen telefoonkabel ontdekt, die
naar den vijand liep. Ofschoon de draad
onmiddellijk doorgesneden was, werd dq
vijand nog steeds over al onze plannen
uitstekend ingelicht. Er moest dus nog
een tweede geheime leiding zijn. Waar
was deze?
Wij allen werden door een detectieven-
koorts aangetast. Het toestel moest in ons
dorp zijn, want er kwam geen patrouille
uit, zonder dat de vijand het merkte. We
kwamen echter niet verder, tot op een
goeden dag een kameraad zei: de besta
nieuwsbeurzen zijn overal de herbergen,
Hier in (dit nest is nog maar één estaminet
open. Daar moet het dus zijn. Daar was
niets tegen te zeggen en wij gingen ons
dus op den loer leggen.
Ongemerkt hielden wij. den waard in
het oog, een man van in de veertig, die
een vrouw van bijna gelijken leeftijd had.
Kinderen bezat het echtpaar niet. We za
gen niets verdachts. Nu en dan ging den
waard in den kelder om in groote kannen
wijln naar hoven te halen, maar liiji bleef
altijd maar korten tijd weg. Als hij ech
ter een telefoon in huis had, moest dat
een onderaardsche zijn, en was de kelder
het beste utigangspunt. Toen wij naar
den kelder vroegen, bracht de waard ons
naar heneden, liet ons zijn grooten voor
raad van groote vaten zien, liet ons eenige
soorten wijn proeven en gaf opi alle vra
gen openhartig antwoord. Wij keken na
tuurlijk tijdens het bezoek in den kelder
goed uit, zagen echter niet het minste,
waaruit men had kunnen opmaken, dat er
een telefoon was. Achter het huas lag een
tuin. Onze kameraad, die het eerst de
aandacht op de kroeg: gevestigd had, ging
nui hier aan het werk, omdat hij- nog^
steeds achterdocht had tegen den wijn
kelder. Hij had een venster ontdekt met
matglas, dat in den kelder uitkwam. Daar
in sneed hij een heel klein gaatje, en nu:
ging hij spioneeren.
Den tweeden avond kwam hij opge
wonden in ons kwartier. „Neem je kara
bijnen en kom mee naar de kroeg. Ver
geet de bijlen niet. We moeten ©en vat
stukslaan. Gauw wat, dan kunnen we de
heele geschiedenis vanavond melden.
De waard schrok zichtbaar, toen wij
hem ten tweede malen uitnoodigden eens
den kelder te laten zien. Spoedig echter
herstelde hij zich en Mji lichtte ons bij.
Aan den ingang bleef een schildwacht
staan en wij' gingen onder aanvoering van
den ontdekker in den kelder. Voor een
groot vat hield onzen aanvoerder stil,
Maak de deur in dit vat open, snauwde
hij den waard toe. Welke deur, was het
verbaasde antwoord.
Dezelfde* waardoor ge altijd in het vat
kruipt.
„Ik weet van geen deur" verklaarde de
waard koppig.
Spoedig hadden wij echter het vat in
geslagen. Binnen in vonden we een vol
ledig telefoontoestel. Spoedig was de lei
ding vernield. Ze liep naar de belegerde
vesting.
We brachten den waard geboeid naar
de meest nabijzijnde etappe en brachten
rapport uit. Des avonds werd de spion
doodgeschoten.
Zoete broodjes?
Zou 't, nu Botha aan de Kaap meester
van het terrein bleef, weer op Zoete
broodjes gaan?
Naar de „Volksstem" te oordeelen, al
dus de „Standaard", bijna zeker.
In dit officieuse, zoo niet officieele
blad, wordt nu toch weer eeu zoo heel^
andere toon aangeslagen, en dringt alles
weer naar verz'oening met het Hollandscihe
element.
Vrij1 algemeen schijnt men dan ook voor
het leven van De Wet zonder zorge te
zijn. Hij is nu wel voor den krijgsraad
gedaagd. Maar aan 'Fourie's vonnis schijint
men genoeg' te hebben, en aan de fusilee-
ring van Generaal De Wet schijnt zelfs
niet te w'orden gedacht.
Toöh leide -men hieruit geenszins af,
dat Botha's opzet niet zoo heel schul
dig was.
Hier kan men dat niet zoo precies
nagaan, omdat de Pers slechts gaf wat
Botha er doorliet, en omdat, erger nog,
de censuur zelfs over de particuliere brie
ven ging, zoodat dé schrijver haast niets
dorst zeggen.
Thans echter komt een brief uit de
Kaap aan, die blijkbaar opgemerkt door
ging, en daarin leest me nonder andere
dit:
„Dr. Knyper heeft gelijk, meer dan
hij en jij' kunnen vermoeden. Je weet
wat een sneeuwbal doet, die van een
helling rolt! Hier is geen sneeuw, maar
wel zoo'n sneeuwbal en hellingen te
over, waar hij aldoor maar kan af
rollen. Un honrnie averti en vaut
deux. l
Als ik nu eens met je praten kon,
ziooals dien avond in Hydepark in
L(onden), je zo-udt wat hooren, maar
ik zit 7000 mijlen van je af."
Er is alzoio nog heel wat anders, dat
verzwegen werd.
Doch geduld maar.
Aan de nu gehouden stembus is Botha
nog ontsnapt. Maar een volgend jaar gaat
dit niet meer. Zeer mogelijk, dat Botha
er dan uitraakt. En dan zial in 'teind
de waarheid toch ook hier triomfeeren.
Sympathie voor lerland-
Mac üoimril, schrijver van „Belgium, Her
Kings, Kingdom and People", „The Life
of His Majesty Albert, King of the Bel
gians", enz., deelt in „Daily News" mede
hoe zijn dochters uit Brussel naar Enge
land wisten te ontkomen. Zij 'hadden lang
zamerhand genoeg gekregen van die stad
en besloten haar -onder alle omstandige
heden te verlaten.
Ofschoon haar verzekerd werd, dat het
voor een Engelsch onderdaan nutteloos
was verlof te vragen om te vertrekken,
en het onmogelijk was zonder pas te rei
zen, begaf -de oudste zic-h toch naar den
Amerikaanischen gezant, Mr. Brand Whit-
l-ock, wien zij verzocht haar een briefje
mee te geven voor den Duitschen com
mandant. Daarna begaf zij zich naar de
Kommandantur. De schildwachten lachten,
haar uit, toen zij vertelde wat zij wilde:,
maar brachten haar toch bij den „Ober-
leutnant", hoofd van de afdeeling „pas
poorten". Bulderend ontving haar de of
ficier.
„U is een Engelsche", riep hij.
„Ik ben 'een Iersche", -antwoordde zij.
„Oh, zeide de Duitscher, neem me dan
niet kwalijk. Wilt u niet gaan zitten,
juffrouw?"
Zijn toon was plotseling veranderd en
zijn gelaat straalde van welwillendheid.'
Hij luisterde oplettend maar wat irriijin doch
ter te vertellen had, schrijft mr. Mac Don-
nell, toonde groote Iwlnngstelling vooi;
haar lot om met vier jongere zusters en,
haar jongsten broeder te Brussel te moe^
ten achterblijven, maar was erg verbaasd
dat ik vertrokken was. „Waarom is uw
vader weggegaan", vroeg hij meer dan
eens.
„Omdat u hem anders zoudt, hebben'
gearresteerd en naar Duitschland gezon
den", zeide mijn dochter.
„Een Ier arresteeren nooit," riep de
O'Lerleutnant. „Waarom zouden we da\
doen?"
„Engelschen en Ieren zijn voor u toch
hetzelfde," merkte mijn dochter op.
„Volstrekt niet," was het zenuwachtige
antwoord van den officier, die aan het
gesprek een einde maakte door mijn doch
ter nog eens te verzekeren, dat hij' zou
doen wat hij kon.
De woorden van den Oberleutnant had
den mijn dochter maar half gerust gesteld,
want zij 'wist, dat Ieren en Engelschen
gelijkelijk waren gearresteerd en in ichet-
zelfde cel hadden gezeten. O.m. hadden
zij den Engelschen predikant te Brussel
drie dagen en twee of drie Iersche pries
ters negen dagen (vastgehouden, opgesloten
in een cel met j-ockey's 'en staljongens. Zij
waren gedwongen geweest op dezelfldle]
tritsen te slapen en denzelfden kost te
eten. Bovendien herinnerde mijn dochte'jj
zich, dat -op den dag, iclat ik was gevlucht,
vier Duitschers van de geheime politie aan
mijn huis waren gekomen om me te arres
teeren, en nogal erg hadden opgespeeld],
toen deze bemerkten, dat ik onts-napt was.
Niettemin ging zij op- den bepaalden dag
naar de Kommandantur terug. De Ober
leutnant verwachtte haar reeds. Op het
oogenblik, dat zij1 zijin bureau binnentrad',
overhandigde hij haar een exemplaar van
de „New-York World", waarin hij met
blauw potlood een artikel had aange
streept, waarin den Duitschers onmensche-
lijk gedrag jegens vrouwen werd verweten.
,,U ziet", zeide hij,, toen mijn dochter
het artikel had gelezen, „wat ze van ons
zeggen en welk kwaad zij van ons zeggen.
U kunt ze vertellen, -dat het niet waar is,
want„en imet een theatrale buiging
overhandigde hij haar de paspoorten„Dit
is mijn wraak".
Korte Oorlogsberichten.
Een Landstorm-soldaat, die in België
pochte tegen een Belg, dat de Duitschers
zoo dapper waren, en er zooveel hij: wa
ren die'een IJzeren Kruis kregen, vroeg
aan -den Belg, die stillekes naar hem luis
terde, of hij -de heteekenis van het ij'ze-
ren kruis wel wist. Waarop de Belg dood
leuk antwoordde: Dat de Duitschers aan
de Yser zooveel kruis hadden, dat zij
tot herinnering aan hun soldaten een
„YseF'-Kruis gaven.
Kruit-o-ngeluk. De „Nieuwe Ga
zet", die weer in Antwerpen verschijnt,
meldt
Dinsdagnamiddag, -om kwart vier drieën,
greep aan het fortje 4, gelegen aan de
Wilrijcksche Poort, nevens de kazerne
van het 7e linie, een vreeselijk© ontplof
fing plaats.
Een negental aldaar spelende kinderen
hadden uit de vest het poeier opgevischt,
dat het Belgisch leger daarin had gewor
pen, alvorens de stad te verlaten. Zij
brachten dit kruit naar een van die lood
sen, om het te laten drogen, en er dan
een vuurtje van te maken. Duur kwam
hen die onvoorzichtigheid te staan, want
niet zoodra was het vuur van de stekjes
aan het poeier gebracht of de ontplof
fing liet zich hooren. Er zijn 9 kinderen
verbrand.
Een Oostenrijksche „kapi
tein Von Köpenick". De Weensche
klerk Franz Baching er, landstormen, heeft
zich korten tijd verheugd in den roemi
van zijn geboortestad te zijn. Dragend het
IJzeren Kruis 2e kb, dat hij gekocht en
het IJzeren Kruis le kl. dat hij van een
gesneuvelden Pruis gestolen had, verzon
hij' een schitterende historie, van welke het
gloriepunt was, dat hij den gouverneur
van Warschau gevangen had genomen.
Hij werd plechtig ontv-angen door den
hoofdburgemeester v,an 'Wee-nen en -ontving
een geschenk in geld.
Toen -de pracht-geschiedenis de Duit
sche bladen bereikte, maakte een dragon
derregiment te Metz alle aanspraak op
de eer en B-achinger werd gearresteerd.
Ilij bekende toen, dat zijn verhaal een
verzinsel was en hij werd naar een hos
pitaal gezonden, waar men een onder
zoek naar zijn geestvermogens instelt.
Onwillige Engelsche te, e e-
lieden veroordeeld. Het politie
hof van de Theems te Londen heeft, meldt
de N. R. Ct., vijf matrozen van het
stoomschip „Lapwing", die geweigerd
hadden Dinsdag van Londen uit te varen
naar Amsterdam, wegens het gevaar van
den duikboot-oorlog, veroordeeld tot 3
boete of veertien dagen gevangenisstraf.
De rechter vond hun weigering „volslagen
onredelijk". De vijf mannen hadden zich
eerst bereid verklaard om te varen, als
hun loon met 5 shilling in de week
werd opgeslagen en hun weduwe 50
schadevergoeding zou krijgen, ingeval zij
door duikhoote-n of mijnen om het leven
kwamen; later hadden zij den eisch van
50 laten vallen. De aanklager zleide, dat
de .mannen reeds 7 sh. 6 d. (in de
week?) boven hun loon kregen, en het
gevaar is nu niet g'rooter, bewperde hij,
dan het maanden is geweest.
Van het Oostelijk oorlogs
terrein. Uit het Duitsche groote hoofd
kwartier wordt gemeld
Tauroggen is gisteren door ons geno
men. De achtervolgingsgevechten ten
Noord-Westen van Grodno en ten Noor
den van Suchawsla naderen hun einde. D-e
strijd ten Noord-Westen van Kolno duurt
n-og voort.
,®en Ziuiden van Myszyniec (aan de
Oost-Pruisische grens) wierpen wij. den
vijand uit eenige plaatsen.
In Polen ten Noorden van de Weichsel
hadden aan hei-de zijden van de Wkra en
ten Oosten van Racionsk kleine gevechten
plaats.
In Polen ten Zuiden van de Weichsel
deed zich niets nieuws voor.
Bededag in China.
In „De Standaard" lezen we:
In d|e „Mission 'Gleaner" deelt Miss.
Leona van der Linden iets niet onbelang
rijks mede van den Bededag door dei
Christenen in China v-oor den Vrede ge
houden.
L.l. Zondag, zoo meldt zij, ons, werd
zulk een bedestond ook in de kerken van
Am-oy en Kolongsu gehouden en wel op
uiitnoodiging van President Yuan-Sji-Khai.
Ditzelfde was nog eens geschied op 27
April 1913. Nu gebeurde het weer. Spe
ciaal de Christelijke kerken werden uab
genoodigd om voor China, ook in dezen,
bedenkelijken oorlogstoestand, te bidden.
Dit is dan ook geschied, en naar de
„Mission Gleaner" meldt, waren toen in
Christus Kerk ook afgezanten van de
Regeering verschenen. In de Second
Church van Amoy was opgekomen de
heer Toatai en -de heer Subeng. De heer
Toatai hield zelfs in deze Kerk een korte
toespraak, die zich -geheel op het terrein
der Gemeene Gratie biew-oog. Hij kwam
er vooruit, dat hij zelf geen Christen was,
maar toch zeer gaarne met Christenen
voor den vrede van het land bad.
Te Kolongsutrad op gelijke wijze de
rechter ,Mr. Chu op. Ook hij wees op 't
góede voorbeeld Van Amerika, waar men
evenzoo als natie, ,uit alle groepen en
kerken saam, zijn toevlucht tot den Al
machtige nam. En ook hij' eindigde met
te zeggen: „De macht van het gebed
is zoo groot. Ik hen geen belijdend Chris
ten, maar ik weet toch dat God gaarne
het gebed van zijn schepsel hoort."
Wat hier schijn en wat hier wezen
is, zij in 't midden gelaten, althans wat
Yuan-S hi-Klnai aangaat. Van hem kreeg
men wel eens den indruk, dat hij ook
de Christenen wel aan zijn -kant wilde
trekken, om met de Europeesche Mo
gendheden en met de Ver. Staten op
goeden voet te blijven.
Maar dit neemt niet weg, dat de toe
spraken die de Regeeringsdeputaten hiel
den, ons ten voorbeeld kunnen zijn.
Dit toch vooral komt er in uit.
De heidenen dwalen, maar ze verzaken
de Regilie niet. En 'juist dit is dé wonden
plek in onze Christenlanden, dat de Cul
tuur hij' maar al te velen niet enkel het
Christelijk geloof, maar zelf alle reli
gie besef uit -de ziel deed uitslijten.
Na Vliegen Van Kol.
Van Vliegen begreep men het, dat hij!
zich als Wethouder en Kamerlid in het
onbesuisde verliep. Vliegen zag niet veel
van de wereld, en liet zich deswege
eeniglijk door partijsympathie leiden.
Maar met Van Kol staat het anders.
Van Kol is wereldman.Hij doorzlag
zeer wel wat hij beging, toen hij; 't te
Parijs op zoo pertinente en luidruchtige
wijze tegen Duitschland voor Frankrijk
opnam.
Zijn sympathie behoeft niemand te ver
bloemen. Dit doet men in het Buitenland
ook niet. Maar als Senator op die wijk,
in dien :ti oon, en met die scherpte een
aanval tegen een met ons bevriend land
te doen, was stuitend, en Van Kol had
zelf moeten inzien, dat hij1 hiermede toon
de oogenblikken te kennen, waarin de
zelfbeheersohing hij hem op den loop is.
Op 'zich zelf kan het niemand bevreem
den, dat Van Kol pro-Fransch is. Vooral
wanneer een revolutionaire geest als de
zijne zich te Parijs bevindt, spreken tot
de steen-en van het plaveisel hem toe
met de herinnering, dat dit nu de stad
van de groote Revolutie is geweest, en
dat op Parijs' straten 'teerst de nieu
we politiek,, die ook hij voorstaat, is
uitgeroepen.
Het tot u spreken van zulk eeu stad
maakt altoos indruk. Da Costa hoorde
er den Bartholomeusnacht in naschrei-
en, en even sterk den geest van Diainton
er in naruisc-hen. Hóe kon 't anders of
ook Van Kol voelt, als hij Parijs Ziet, dat
daar zijn geestelijke vaderstad is. Dat
hij iets hiervan merken liet, is dan
ook geen raadsel. Waren die uitingen
binnen de maat gebleven, niemand zou
er hem om lastig Zijn gevallen. Vooral
wie Van Kol kent, zou gezegd •■Hebben
„Dat is Van Kol". Vandaag te Parijs,
morgen te Tokio, straks weer op Java.
Altijd twee graden boven het normale in
wat hij zegt.
Maar dat hij zoover ging, op zulk een
oogenblik, en in zijn qualiteit van Eerste
Kamerlid, dat prikkelt maar niet, doch
doet spijtig aan. i
Zijn jongste, meer z-elfstandige houding,
had hem metterdaad veler sympathie Jbjer-
geven. .lil
Waarom die nu weer Zoo hopeloos
verspeeld (De Standaard.)
Tweede Kamer.
Minister Posthuma's vlieger gin
niet op. Nog een minister teleur
gesteld. Van verwachting klopt
ons hart.
Minister Posthuma had kwade tegen
standers in het Parlement; 'tvuur is hem
zo;o na aan de schenen gelegd, dat 't
hem wel wat al te warm werd.
'tGing, zooals men weet, over het ont
werp tot aanvulling van de Wet van
1901 op de Paardenfokkerij. Hierbij werd
voorgesteld te bepalen, dat in bijzondere
gevallen door de Regeering kan worden
bepaald, dat hetzij de voorjaarskeuringen,
hetzij de najaarskeuringen van een be
paald jaar in het geheele rijk in be
paalde gedeelten niet zullen geschieden, en<
de gevolgen door de Regeering bepaald
worden.
Hoofdzakelijk werden bezwaren geop
perd tegen het verleggen van een belang
rijke bevoegdheid uit de wet naar den
minister. De minister stapt hier natuur
lijk makkelijk over heen. „Kan ik', mi
nister van landbouw, nijverheid en han
del, niet heoordeelen, of het al dan niet
gewenscht is de keuringen te houden?"
Maar dan is er nog een Kamer, die niet
met zich sollen laat en gaarne het heft
in handen houdt.
De ervaringen, die zij het vorige jaar
opgedaan heeft, waren niet van
dien aard. dat ze het vertrouwen in de
Regeering hebben doen toenemen, althans
op dit punt. Over het algemeen beleid
spreken we natuurlijk niet.