Zaterdag SO Februari 1015 SOe Jaargang No. ISO De Groofe Oorlog. - Uit de Pers. Staten-Generaal Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LAW IE VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: FIREV3A F. P. D HU IJ - L. BURG. Drukkers: Oosterbaan Le Cointre - Goes. Beknopt overzicht van den toestand. Men kan wel aannemen, dat de ge allieerden de laatste dagen met succes gestreden hebben, en dat de Duitscihers hier enkele posities verloren hebben en daar zich vergeefs uitputten om de vij andelijke linie te verbreken. Toch moet tegen overdrijving dn de berichten gewaarschuwd worden. Aan de tegenstrijdigheden komt dan ook geen einde. Thans is echter wel zooveel duidelijk, dat de Fransche troepen z,ich benoorden Atreciht, aan den weg naar Reims heb ben meester gemaakt van Duitsche loop graven, en dat de Duitschers trachtten dit verloren -gebied te hernemen. Het gevecht in Champagne ten N. van Perthes, waair de Fransohen zich volgjens het Duitsche bericht handhaafden in de voorste linies, die zij den vijand hadden ontnomen, heeft tot resultaat gehad, dat alle veroverde terreinen in handen der Franschen bleven. Het Fransche com muniqué meldde, dat daar vijandelijke stellingen over een gebied van 800 meter zijn,, genomen, en dat de tegenaanvallen werden afgeslagen. Op verschillende punten in de Argon- nen en ten 0. daarvan hebben de Fran schen voordeelen behaald; terwijl de Duit schers genoodzaakt waren de door hen genomen posities bij1 Norroy, ten N.W. van Pont-a-Mousson en de hoogte 365 te ontruimen, na de versterkingen te heb ben vernield. Terwijl in Oost-Pruisen, in Polen en in de Karpathen de toestand nog vrijwel- onveranderd is tusschen Augustof en de Naref wordt wel hevig gevochten hebben de Oostenrijkers in de Boekowina hun opmaxsoh kunnen VooWfczetei na dat zij Czernowitz zijn binnengetreden. De Oostenrijksoh-Duitsche troepenmach ten zijn daar verre in de meerderheid', doch niet zoo overweldigend, of de Rus sen hebben kans gezien er zonder groot verlies tusschenuit te komen. Men behoeft nog niet veel vertrouwen in de strategische bekwaamheden der Oostenrijkers te hebben, om het er voor te houden, dat de Russen op dit gedeelte van het front in een hachelijke positie gekomen zijn. Qe strijd in België. Uit Calais wordt door den oorlogscor respondent van ,,De Tijd" gemeld: Het vechten aan den Yser is nu wat minder, dan het in de laatste dagen was. Overigens hebben de bondgenooten zich nabij Gisthelles vastgezet. Als bijzonder heid kan ik melden, dat hier 2 regimen ten Belgen zijn aangekomen, die voor het grootste deel bestaan uit vrijwilligers, die zich sedert December en Januari hier bevinden. Reeds heeft een deel hunner ten Oosten van Yperen getoond, dat ze het vuur goed kunnen verdragen niet al leen, doch dat nun korte oefening geen afbreuk heeft gedaan aan hun gevechts- waarde. Velen van hen zijn uit de indu striestreken. Men gaf mij hier den raad, om zoo spoedig mogelijk terug te koeren, daar waarschijnlijk het scheepvaartverkeer Fol kestoneVlissingen wel voor' korter of langer tijd zal worden stilgelegd. Ik zag hedenmorgen hier binnen bren gen Dnitsch geschut, dat ter reparatie werd opgezonden. Eveneens zag ik overblijfselen van Tau ten, welke naar midden Frankrijk wer den gezonden. Het aantal der gewonde en godoode Duitschers in de laatste 5 dagen wordt geschat op 4 a 5000. De vliegersaanval op Zeehragge en omstreken heeft blijkbaar de verkeerswegen der Duitschers nogal getroffen. Vele dooden en gewonden lieten ze althans bij Westen- de liggen. In Veume is weer het grootste gedeelte der burgerbevolking teruggekeerd. Slechts één dag was er ernstig gesproken van vertrek van een deel der burgerij. „Ons Vaderland", een Vlaamsch blad, verschijnt 'nog in La Panne, evenals het katholieke ,,Het Belgische Volk". De bedreiging der Duitschers tegen den 18den dezer, heeft hier geen hijster groo- ten indruk gemaakt. Men denkt, dat de wanhoop Duitschland 'nog wel verder van het goede pad zal brengen. De vloot der verbondenen is met Londensche trawlers, als opsporingsbrigade, versterkt. Die klei ne stoemvaartuigen kunnen de onderzee- beoten nog al spoedig opsporen. De geheimzinnige telefoon. In het soldatenblad de „Liller Kriegs- zeitung" vindt men het volgende verhaal: Wij vormden een kleine afdeeling van de veld-telegrafie. Ons kwartier hadden wij in een Belgisch (dorp, niet ver van een belegerde vesting. Bij1 het verbeteren van 'De Zeeuw VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. post Losse nummers ƒ1.25 0.05 Prijs der Advertentiën 15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels ƒ1. iedere regel meer 10 ct. een gebrekkige leiding hadden we ©eri onderaardschen telefoonkabel ontdekt, die naar den vijand liep. Ofschoon de draad onmiddellijk doorgesneden was, werd dq vijand nog steeds over al onze plannen uitstekend ingelicht. Er moest dus nog een tweede geheime leiding zijn. Waar was deze? Wij allen werden door een detectieven- koorts aangetast. Het toestel moest in ons dorp zijn, want er kwam geen patrouille uit, zonder dat de vijand het merkte. We kwamen echter niet verder, tot op een goeden dag een kameraad zei: de besta nieuwsbeurzen zijn overal de herbergen, Hier in (dit nest is nog maar één estaminet open. Daar moet het dus zijn. Daar was niets tegen te zeggen en wij gingen ons dus op den loer leggen. Ongemerkt hielden wij. den waard in het oog, een man van in de veertig, die een vrouw van bijna gelijken leeftijd had. Kinderen bezat het echtpaar niet. We za gen niets verdachts. Nu en dan ging den waard in den kelder om in groote kannen wijln naar hoven te halen, maar liiji bleef altijd maar korten tijd weg. Als hij ech ter een telefoon in huis had, moest dat een onderaardsche zijn, en was de kelder het beste utigangspunt. Toen wij naar den kelder vroegen, bracht de waard ons naar heneden, liet ons zijn grooten voor raad van groote vaten zien, liet ons eenige soorten wijn proeven en gaf opi alle vra gen openhartig antwoord. Wij keken na tuurlijk tijdens het bezoek in den kelder goed uit, zagen echter niet het minste, waaruit men had kunnen opmaken, dat er een telefoon was. Achter het huas lag een tuin. Onze kameraad, die het eerst de aandacht op de kroeg: gevestigd had, ging nui hier aan het werk, omdat hij- nog^ steeds achterdocht had tegen den wijn kelder. Hij had een venster ontdekt met matglas, dat in den kelder uitkwam. Daar in sneed hij een heel klein gaatje, en nu: ging hij spioneeren. Den tweeden avond kwam hij opge wonden in ons kwartier. „Neem je kara bijnen en kom mee naar de kroeg. Ver geet de bijlen niet. We moeten ©en vat stukslaan. Gauw wat, dan kunnen we de heele geschiedenis vanavond melden. De waard schrok zichtbaar, toen wij hem ten tweede malen uitnoodigden eens den kelder te laten zien. Spoedig echter herstelde hij zich en Mji lichtte ons bij. Aan den ingang bleef een schildwacht staan en wij' gingen onder aanvoering van den ontdekker in den kelder. Voor een groot vat hield onzen aanvoerder stil, Maak de deur in dit vat open, snauwde hij den waard toe. Welke deur, was het verbaasde antwoord. Dezelfde* waardoor ge altijd in het vat kruipt. „Ik weet van geen deur" verklaarde de waard koppig. Spoedig hadden wij echter het vat in geslagen. Binnen in vonden we een vol ledig telefoontoestel. Spoedig was de lei ding vernield. Ze liep naar de belegerde vesting. We brachten den waard geboeid naar de meest nabijzijnde etappe en brachten rapport uit. Des avonds werd de spion doodgeschoten. Zoete broodjes? Zou 't, nu Botha aan de Kaap meester van het terrein bleef, weer op Zoete broodjes gaan? Naar de „Volksstem" te oordeelen, al dus de „Standaard", bijna zeker. In dit officieuse, zoo niet officieele blad, wordt nu toch weer eeu zoo heel^ andere toon aangeslagen, en dringt alles weer naar verz'oening met het Hollandscihe element. Vrij1 algemeen schijnt men dan ook voor het leven van De Wet zonder zorge te zijn. Hij is nu wel voor den krijgsraad gedaagd. Maar aan 'Fourie's vonnis schijint men genoeg' te hebben, en aan de fusilee- ring van Generaal De Wet schijnt zelfs niet te w'orden gedacht. Toöh leide -men hieruit geenszins af, dat Botha's opzet niet zoo heel schul dig was. Hier kan men dat niet zoo precies nagaan, omdat de Pers slechts gaf wat Botha er doorliet, en omdat, erger nog, de censuur zelfs over de particuliere brie ven ging, zoodat dé schrijver haast niets dorst zeggen. Thans echter komt een brief uit de Kaap aan, die blijkbaar opgemerkt door ging, en daarin leest me nonder andere dit: „Dr. Knyper heeft gelijk, meer dan hij en jij' kunnen vermoeden. Je weet wat een sneeuwbal doet, die van een helling rolt! Hier is geen sneeuw, maar wel zoo'n sneeuwbal en hellingen te over, waar hij aldoor maar kan af rollen. Un honrnie averti en vaut deux. l Als ik nu eens met je praten kon, ziooals dien avond in Hydepark in L(onden), je zo-udt wat hooren, maar ik zit 7000 mijlen van je af." Er is alzoio nog heel wat anders, dat verzwegen werd. Doch geduld maar. Aan de nu gehouden stembus is Botha nog ontsnapt. Maar een volgend jaar gaat dit niet meer. Zeer mogelijk, dat Botha er dan uitraakt. En dan zial in 'teind de waarheid toch ook hier triomfeeren. Sympathie voor lerland- Mac üoimril, schrijver van „Belgium, Her Kings, Kingdom and People", „The Life of His Majesty Albert, King of the Bel gians", enz., deelt in „Daily News" mede hoe zijn dochters uit Brussel naar Enge land wisten te ontkomen. Zij 'hadden lang zamerhand genoeg gekregen van die stad en besloten haar -onder alle omstandige heden te verlaten. Ofschoon haar verzekerd werd, dat het voor een Engelsch onderdaan nutteloos was verlof te vragen om te vertrekken, en het onmogelijk was zonder pas te rei zen, begaf -de oudste zic-h toch naar den Amerikaanischen gezant, Mr. Brand Whit- l-ock, wien zij verzocht haar een briefje mee te geven voor den Duitschen com mandant. Daarna begaf zij zich naar de Kommandantur. De schildwachten lachten, haar uit, toen zij vertelde wat zij wilde:, maar brachten haar toch bij den „Ober- leutnant", hoofd van de afdeeling „pas poorten". Bulderend ontving haar de of ficier. „U is een Engelsche", riep hij. „Ik ben 'een Iersche", -antwoordde zij. „Oh, zeide de Duitscher, neem me dan niet kwalijk. Wilt u niet gaan zitten, juffrouw?" Zijn toon was plotseling veranderd en zijn gelaat straalde van welwillendheid.' Hij luisterde oplettend maar wat irriijin doch ter te vertellen had, schrijft mr. Mac Don- nell, toonde groote Iwlnngstelling vooi; haar lot om met vier jongere zusters en, haar jongsten broeder te Brussel te moe^ ten achterblijven, maar was erg verbaasd dat ik vertrokken was. „Waarom is uw vader weggegaan", vroeg hij meer dan eens. „Omdat u hem anders zoudt, hebben' gearresteerd en naar Duitschland gezon den", zeide mijn dochter. „Een Ier arresteeren nooit," riep de O'Lerleutnant. „Waarom zouden we da\ doen?" „Engelschen en Ieren zijn voor u toch hetzelfde," merkte mijn dochter op. „Volstrekt niet," was het zenuwachtige antwoord van den officier, die aan het gesprek een einde maakte door mijn doch ter nog eens te verzekeren, dat hij' zou doen wat hij kon. De woorden van den Oberleutnant had den mijn dochter maar half gerust gesteld, want zij 'wist, dat Ieren en Engelschen gelijkelijk waren gearresteerd en in ichet- zelfde cel hadden gezeten. O.m. hadden zij den Engelschen predikant te Brussel drie dagen en twee of drie Iersche pries ters negen dagen (vastgehouden, opgesloten in een cel met j-ockey's 'en staljongens. Zij waren gedwongen geweest op dezelfldle] tritsen te slapen en denzelfden kost te eten. Bovendien herinnerde mijn dochte'jj zich, dat -op den dag, iclat ik was gevlucht, vier Duitschers van de geheime politie aan mijn huis waren gekomen om me te arres teeren, en nogal erg hadden opgespeeld], toen deze bemerkten, dat ik onts-napt was. Niettemin ging zij op- den bepaalden dag naar de Kommandantur terug. De Ober leutnant verwachtte haar reeds. Op het oogenblik, dat zij1 zijin bureau binnentrad', overhandigde hij haar een exemplaar van de „New-York World", waarin hij met blauw potlood een artikel had aange streept, waarin den Duitschers onmensche- lijk gedrag jegens vrouwen werd verweten. ,,U ziet", zeide hij,, toen mijn dochter het artikel had gelezen, „wat ze van ons zeggen en welk kwaad zij van ons zeggen. U kunt ze vertellen, -dat het niet waar is, want„en imet een theatrale buiging overhandigde hij haar de paspoorten„Dit is mijn wraak". Korte Oorlogsberichten. Een Landstorm-soldaat, die in België pochte tegen een Belg, dat de Duitschers zoo dapper waren, en er zooveel hij: wa ren die'een IJzeren Kruis kregen, vroeg aan -den Belg, die stillekes naar hem luis terde, of hij -de heteekenis van het ij'ze- ren kruis wel wist. Waarop de Belg dood leuk antwoordde: Dat de Duitschers aan de Yser zooveel kruis hadden, dat zij tot herinnering aan hun soldaten een „YseF'-Kruis gaven. Kruit-o-ngeluk. De „Nieuwe Ga zet", die weer in Antwerpen verschijnt, meldt Dinsdagnamiddag, -om kwart vier drieën, greep aan het fortje 4, gelegen aan de Wilrijcksche Poort, nevens de kazerne van het 7e linie, een vreeselijk© ontplof fing plaats. Een negental aldaar spelende kinderen hadden uit de vest het poeier opgevischt, dat het Belgisch leger daarin had gewor pen, alvorens de stad te verlaten. Zij brachten dit kruit naar een van die lood sen, om het te laten drogen, en er dan een vuurtje van te maken. Duur kwam hen die onvoorzichtigheid te staan, want niet zoodra was het vuur van de stekjes aan het poeier gebracht of de ontplof fing liet zich hooren. Er zijn 9 kinderen verbrand. Een Oostenrijksche „kapi tein Von Köpenick". De Weensche klerk Franz Baching er, landstormen, heeft zich korten tijd verheugd in den roemi van zijn geboortestad te zijn. Dragend het IJzeren Kruis 2e kb, dat hij gekocht en het IJzeren Kruis le kl. dat hij van een gesneuvelden Pruis gestolen had, verzon hij' een schitterende historie, van welke het gloriepunt was, dat hij den gouverneur van Warschau gevangen had genomen. Hij werd plechtig ontv-angen door den hoofdburgemeester v,an 'Wee-nen en -ontving een geschenk in geld. Toen -de pracht-geschiedenis de Duit sche bladen bereikte, maakte een dragon derregiment te Metz alle aanspraak op de eer en B-achinger werd gearresteerd. Ilij bekende toen, dat zijn verhaal een verzinsel was en hij werd naar een hos pitaal gezonden, waar men een onder zoek naar zijn geestvermogens instelt. Onwillige Engelsche te, e e- lieden veroordeeld. Het politie hof van de Theems te Londen heeft, meldt de N. R. Ct., vijf matrozen van het stoomschip „Lapwing", die geweigerd hadden Dinsdag van Londen uit te varen naar Amsterdam, wegens het gevaar van den duikboot-oorlog, veroordeeld tot 3 boete of veertien dagen gevangenisstraf. De rechter vond hun weigering „volslagen onredelijk". De vijf mannen hadden zich eerst bereid verklaard om te varen, als hun loon met 5 shilling in de week werd opgeslagen en hun weduwe 50 schadevergoeding zou krijgen, ingeval zij door duikhoote-n of mijnen om het leven kwamen; later hadden zij den eisch van 50 laten vallen. De aanklager zleide, dat de .mannen reeds 7 sh. 6 d. (in de week?) boven hun loon kregen, en het gevaar is nu niet g'rooter, bewperde hij, dan het maanden is geweest. Van het Oostelijk oorlogs terrein. Uit het Duitsche groote hoofd kwartier wordt gemeld Tauroggen is gisteren door ons geno men. De achtervolgingsgevechten ten Noord-Westen van Grodno en ten Noor den van Suchawsla naderen hun einde. D-e strijd ten Noord-Westen van Kolno duurt n-og voort. ,®en Ziuiden van Myszyniec (aan de Oost-Pruisische grens) wierpen wij. den vijand uit eenige plaatsen. In Polen ten Noorden van de Weichsel hadden aan hei-de zijden van de Wkra en ten Oosten van Racionsk kleine gevechten plaats. In Polen ten Zuiden van de Weichsel deed zich niets nieuws voor. Bededag in China. In „De Standaard" lezen we: In d|e „Mission 'Gleaner" deelt Miss. Leona van der Linden iets niet onbelang rijks mede van den Bededag door dei Christenen in China v-oor den Vrede ge houden. L.l. Zondag, zoo meldt zij, ons, werd zulk een bedestond ook in de kerken van Am-oy en Kolongsu gehouden en wel op uiitnoodiging van President Yuan-Sji-Khai. Ditzelfde was nog eens geschied op 27 April 1913. Nu gebeurde het weer. Spe ciaal de Christelijke kerken werden uab genoodigd om voor China, ook in dezen, bedenkelijken oorlogstoestand, te bidden. Dit is dan ook geschied, en naar de „Mission Gleaner" meldt, waren toen in Christus Kerk ook afgezanten van de Regeering verschenen. In de Second Church van Amoy was opgekomen de heer Toatai en -de heer Subeng. De heer Toatai hield zelfs in deze Kerk een korte toespraak, die zich -geheel op het terrein der Gemeene Gratie biew-oog. Hij kwam er vooruit, dat hij zelf geen Christen was, maar toch zeer gaarne met Christenen voor den vrede van het land bad. Te Kolongsutrad op gelijke wijze de rechter ,Mr. Chu op. Ook hij wees op 't góede voorbeeld Van Amerika, waar men evenzoo als natie, ,uit alle groepen en kerken saam, zijn toevlucht tot den Al machtige nam. En ook hij' eindigde met te zeggen: „De macht van het gebed is zoo groot. Ik hen geen belijdend Chris ten, maar ik weet toch dat God gaarne het gebed van zijn schepsel hoort." Wat hier schijn en wat hier wezen is, zij in 't midden gelaten, althans wat Yuan-S hi-Klnai aangaat. Van hem kreeg men wel eens den indruk, dat hij ook de Christenen wel aan zijn -kant wilde trekken, om met de Europeesche Mo gendheden en met de Ver. Staten op goeden voet te blijven. Maar dit neemt niet weg, dat de toe spraken die de Regeeringsdeputaten hiel den, ons ten voorbeeld kunnen zijn. Dit toch vooral komt er in uit. De heidenen dwalen, maar ze verzaken de Regilie niet. En 'juist dit is dé wonden plek in onze Christenlanden, dat de Cul tuur hij' maar al te velen niet enkel het Christelijk geloof, maar zelf alle reli gie besef uit -de ziel deed uitslijten. Na Vliegen Van Kol. Van Vliegen begreep men het, dat hij! zich als Wethouder en Kamerlid in het onbesuisde verliep. Vliegen zag niet veel van de wereld, en liet zich deswege eeniglijk door partijsympathie leiden. Maar met Van Kol staat het anders. Van Kol is wereldman.Hij doorzlag zeer wel wat hij beging, toen hij; 't te Parijs op zoo pertinente en luidruchtige wijze tegen Duitschland voor Frankrijk opnam. Zijn sympathie behoeft niemand te ver bloemen. Dit doet men in het Buitenland ook niet. Maar als Senator op die wijk, in dien :ti oon, en met die scherpte een aanval tegen een met ons bevriend land te doen, was stuitend, en Van Kol had zelf moeten inzien, dat hij1 hiermede toon de oogenblikken te kennen, waarin de zelfbeheersohing hij hem op den loop is. Op 'zich zelf kan het niemand bevreem den, dat Van Kol pro-Fransch is. Vooral wanneer een revolutionaire geest als de zijne zich te Parijs bevindt, spreken tot de steen-en van het plaveisel hem toe met de herinnering, dat dit nu de stad van de groote Revolutie is geweest, en dat op Parijs' straten 'teerst de nieu we politiek,, die ook hij voorstaat, is uitgeroepen. Het tot u spreken van zulk eeu stad maakt altoos indruk. Da Costa hoorde er den Bartholomeusnacht in naschrei- en, en even sterk den geest van Diainton er in naruisc-hen. Hóe kon 't anders of ook Van Kol voelt, als hij Parijs Ziet, dat daar zijn geestelijke vaderstad is. Dat hij iets hiervan merken liet, is dan ook geen raadsel. Waren die uitingen binnen de maat gebleven, niemand zou er hem om lastig Zijn gevallen. Vooral wie Van Kol kent, zou gezegd •■Hebben „Dat is Van Kol". Vandaag te Parijs, morgen te Tokio, straks weer op Java. Altijd twee graden boven het normale in wat hij zegt. Maar dat hij zoover ging, op zulk een oogenblik, en in zijn qualiteit van Eerste Kamerlid, dat prikkelt maar niet, doch doet spijtig aan. i Zijn jongste, meer z-elfstandige houding, had hem metterdaad veler sympathie Jbjer- geven. .lil Waarom die nu weer Zoo hopeloos verspeeld (De Standaard.) Tweede Kamer. Minister Posthuma's vlieger gin niet op. Nog een minister teleur gesteld. Van verwachting klopt ons hart. Minister Posthuma had kwade tegen standers in het Parlement; 'tvuur is hem zo;o na aan de schenen gelegd, dat 't hem wel wat al te warm werd. 'tGing, zooals men weet, over het ont werp tot aanvulling van de Wet van 1901 op de Paardenfokkerij. Hierbij werd voorgesteld te bepalen, dat in bijzondere gevallen door de Regeering kan worden bepaald, dat hetzij de voorjaarskeuringen, hetzij de najaarskeuringen van een be paald jaar in het geheele rijk in be paalde gedeelten niet zullen geschieden, en< de gevolgen door de Regeering bepaald worden. Hoofdzakelijk werden bezwaren geop perd tegen het verleggen van een belang rijke bevoegdheid uit de wet naar den minister. De minister stapt hier natuur lijk makkelijk over heen. „Kan ik', mi nister van landbouw, nijverheid en han del, niet heoordeelen, of het al dan niet gewenscht is de keuringen te houden?" Maar dan is er nog een Kamer, die niet met zich sollen laat en gaarne het heft in handen houdt. De ervaringen, die zij het vorige jaar opgedaan heeft, waren niet van dien aard. dat ze het vertrouwen in de Regeering hebben doen toenemen, althans op dit punt. Over het algemeen beleid spreken we natuurlijk niet.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1915 | | pagina 1