No. Ill Woensdag 10 Februari 1915 29e Jaargang Se Oorl öe Groote Oorlog. Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: (LAN 'SE VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: FIRMA F. P. DHUIJ L. BURG. Drukkers: Oosterbaan Le Cointre - Goes. De Zeeuw VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. post Losse nummers 1.25 ,0.05 Prijs der Advertentiën 15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend, Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels ƒ1. iedere regel meer 10 ct. (Rusl and) II. Burton beantwoordt de vraag of er gnond voor is dat Rusland de in de Schrift bedoelde mogendheid is, welke uit het Noorden den Koning van het Noorden zal komen bestoken, bevestigend. Hij merkt hierbij op dat wij onze oogen niet kunnen sluilen voor hot feit dat er een groote beweging gaande is betreffende het land Palestina. Do staatslieden van onzen tijd rekenen niet met God, en toch zijn zij de werktuigen ter volvoering van Gods plannen. De mogendheden weten geen raad met Turkije. Van alle zijden is in de pers al opgemerkt, dat Rusland de souvereiniteit over Aziatisch Turkije in handen moest nemen, en dat de Joden naar Palestina behoorden terug te kee- ren. Men zou dit de beste oplossing der Oosterse he quaes tie achten. Zouden zij, die dezen raad geven wel weten dat zij juist het plan beschrijven dat geopenbaard is in de Profetieën? Gods Woord (Daniël 824) heeft dui delijk gezegd, dat de Koning van het Noor den, de vorst die in don laatslein tijd Syrië en Turksclh Azië zal beheeirschen machtig zal zijn, „docih niet door eigen kracht". Er zal een mogendheid achter hem staan die hom den rug zal steunen. Welke macht dit zal zijn stelt de Schrift, buiten twijfel. En zoo voegt de schrijver er aan toe diezelfde Schrift hoeft voorzegd dat (Je- saja 18:2) het een groole zeemogend heid zal zijn die de Joden naar Pales tina zal terugbrengen. Of wij deze terugzending moeten toe juichen zij voor 'toogenblik in het midden gelaten. Wij' gelooven het niet; dewijl de Joden, die thans bij groepen naar Palestina trekken de gelederen der af vallige Joden gaan versterken. De En- gelsche Christenen denken hier echter in tegenovergestelden zin over. Nu is Rusland al sinds jaren bezig de Joden te vervolgen, op gruwelijke wijze. Hiervoor zal God Rusland bezoeken, dewijl het zich vergrepen heeft aan deze beminden om der vaderen wil". Daar echter Engeland tot het Romein se,he Rijk behoort, veronderstelt men dat niet Engeland de Joden naar hun vader land zal terugbrengen. Mon vraagt zich af, of dit dan somwijlen Japan zal zijn, na Engeland en Amerika stellig de mach tigste zeemogendheid. Nu is het in de Schrift herhaaldelijk voorspeld dat de grootste veldslag dien de wereld heeft gekend nog moet gele verd worden, en wel rondom den berg Zion. „Het Beest en de koningen der aar de en hun heirlcgers" (do Westersche mogendheden volgens Buiion) zullen sa- menvergaderd zijn om te strijden tegen den Koning der koningen en den Heere.der heeren. Wie denkt, niet aan deze voorspelling bij het zien van den oorlog in het tot de 'tanden gewapend Europa, en den gruwel der verwoesting in West-Europa aange richt! Hoe zich Burton den verderen loop der zaken voorstelt? De saamvergadering der Westersche na tiën rondom Jeruzalem zal plaats heb ben in den tijd van de expeditie van den Koning van het Noorden naar Egypte. De Joden zullen dan in hun eigen land ge vestigd zijn. In ongeloof teruggekeerd, zijn zij weer tot een Moeiend volk geworden. Dit kan evenwel niet slaan op onzen tijd. Immers er is geen sprake van dat de Koning van het Noorden (de vorst van Aziatiscih Turkije) het voorzien zou hebben op een deel van zijn eigen grond gebied. Maar dat er aan het volk der Joden oen en ander in dien geest vervuld vvordl, is uit de feiten klaar bewijsbaar. De beweging voor der Joden terugkeer is geen religieuse, maar geschiedt uit zuiver materialistische, iriamnionistische overwe gingen. Des menschen gedachte is Jeru zalem te maken tot een middelpunt van tooneelkunst en muziek. Doch Gods ge dachte is daar alle volken te vergade ren tot hun oordeel. (Joël 3.) Nu schreef Burton dit reeds cenige ja ren geleden, toen Rusland in het Oosten aan het manoeuvreeren was. Veel ster ker nog, nu Rusland weer actief is op getreden om Duitse,hland en Oostenrijk te vernietigen, zou hij thans zijn waarschu wing herhalen: Deze dingen kunnen spoe dig gebeuren. Het is mogelijk dat de Europeesche legere van hoden dezelfde zijn die neergeveld worden door de ver schijning van Christus' heerlijkheid, wan neer Hij als de bliksem zal nederdalen; het ongeloof dezer dagen mag ons niet verleiden tot twijfel aan de mogelijkheid dezer dingen. De 185 duizend Assyriërs door Engelenhand geveld in Hiskia's da gen zijn een waarschuwend teeken voor de waarachtigheid der profetie. De toekomst van Israels herstel en be keering moge nog ver zijn, de geschie denis der laatste dagen heeft die wereld tot deze oplossing een groote schrede na der gebracht. Wij hebben reeds gezegd, dal de Koning van het Noorden een vasal zijn zal van een groolere mogendheid, en deze groote mogendheid, meent Burton, zal geen an dere zijn dan het uitgestrekte Russische Rijk. Hij acht Rusland, schoon niet bij name genoemd, toch zoo duidelijk in de Schrift aangewezen, dat er geen twijfel overblijft, of Rusland moet bedoeld zijn. Hoe toch zal zich het drama van den wereldbrand volgens de profetie ontknoo- pen? Ezechiël 38 en 39 geven het ant woord. Wanneer Israël ten slotte z!;il her steld zijn in zijn land, wanneer het Beest (de vorst der Westersche mogendheden) en de Antichrist (de valsche Joodsohe profeet) vernietigd zijn door de schit terende verschijning van Jezus' komst, wanneer de Koning van het Noorden (Turkije?) gevallen is op de bergen van Judea (Daniël 1145) dan moet nog het oordeel voltrokken worden aan het groote en machtige Rijk dat de Koning' van het Noorden tot steun heeft gestrekt. En dan lezen wij in Ezechiël 38:2: „Me.nschenkind, zet uw aangezicht te gen Gog, het land van Magog, vorst van Rosh, Mesech en Tubal, ein profeteer te gen hem". „Hier hebben we", zegt Bur ton, „de namen van drie zonen van Ja- ,fet, die in de dagen van de vroege schei ding der natiën (Gen. 102, 3) voorttrok ken in de richting van het land dat nu Rusland heet. Die drie namen bestaan nog voort in de welbekende namen: Rus land (Rosh), Moskou (Mesech) en To bolsk (Tubal). De profeet voorspelt in krachtige taal en fijne bijzonderheden de omverwerping van het groote Noord Oos telijke verbond, dat wij' in de laatste jaren om Rusland zagen ontstaan. Hoevele vol ken hebben zich niet reeds bij Rusland aangesloten of staan onder zijn invloed, zoowel in Europa als in Azië. Voeg hierbij hot streven van Rusland naar de oppermacht in het verste Oosten, tijde lijk door Japan weerstaan doch niet ver nietigd, zijn verdrag met China en zijn on telbare nrillioenen, zijn invloed in Per- zië en Afghanistan; de Siberische spoor weg, zijn machtige legioenen En wie1 nu den tegenwoordigem oorlog volgt, moet wel vreezen dat er yoor Rus land nog een groote toekomst verborgen ligt. Het is de groote fout van England geweest, dat het sinds Duitscihlands op komst in de laatste helft der vorige eeuw steeds als de groote onruststoker en oor- logzoeker tegen Duitschland heeft ge ageerd en de oogen gesloten gehouden heeft voor het gevaar dat Europa en de wereld dreigt van do zijd© van Rus land. Rusland is de groote onderdruk ker van den vooruitgang en van de be schaving niet alleen, maar ook van den godsdienst en van de vrijheid. Joden en Stundisten ondervonden tot heden wat men van het godsdienstige Rusland te wachten heeft, Polen en Finnen gaan ge bukt onder de slagen Van het staatkundige Rusland; en de eigen zonen van het groote Slavenrijk zagen in den strijd voor de vrijheid hun eigen vrijheid den dood steek toegebracht door de eigen rege-eTing die hen naar Siberië verdreef. Zoo is Rusland. En van dit Rusland is Engeland de bondgenoot. Het juicht den Gzaar toe die zijn half-barbaateabe kozakken uitzendt om Midden-Europa te vermeesteren, en de macht van bet despotisme, van de vijan den der vrijheid te vergrooten. Zou 't won der zijn, wanneer straks de toeleg gelukt, dat Rusland zich op Engeland werpt, om dezen zoo in Azië als in Zuid Europa en Afrika den buit te betwisten? In dit licht krijgt de profetie tegtetn het land van den Gog en den vorst van Rosh beteekenis. Rusland zal zijn macht uitbreiden; en ten slotte, na meerdere overwinningen, zich op Israël werpen, ge lijk hij het reeds vroeger op de Joden deed. De profeet zegt (Ezechiël 3815)„Gij zult dan komen uit uw plaats, uit de zijden van het Noorden, gij en vele volken mot u, die altemaal op paarden zullen rijden, en gij zult optrekken tegen mijn VQ-lk Israël. Doch zal deze inval slagen? „Zoo zegt de Heere HEERE, ik wil aan u, O' Gog, vorst van Rosh, Mesech en Tubal, ear ik zal u omwenden, en u zessen" (slechts het zesde deel van u overlaten). „Op do hergen Israels zult. gij vallen, gij en al uwe benden, en de volken die met u zijn. En ik zal een vuur zenden in Magog (Rusland) en onder degenen die in de eilanden zeker wonen (de verre landen vanwaar de bondgenooten kwamen) en zij zullen weten dat ik de Heere hen". (Eze chiël 39:16). Gogs (Ruslands) ^nederlaag zal ver schrikkelijk zijn. Zoo groot is de me nigte die verslagen wordt, dat het. hout hunner wapenen Israël zeven jaren tot brandstof zal dienen, en dat zeven maan den no-odig zijn om de douden te begra ven en het land te reinigen. Gog, die meende liet land en zijn schatten in hezlit te nemen, zal daar een grafstede vin den, en de Heere zal door Zijne oordeel len bekend worden al den volken. Rusland moet derhalve, volgens do Schrift nog grooter worden dan het nu reeds is. Het zal zich in Azië nog meer uitbreiden. Niet Engeland, maar Rusland zal de heerscihende macht in Azië zijn. Doch dan zal de Heere tusschen- beide komen, de nederlaag van Gog vol komen maken en Zijne eer zetten onder de Heidenen. Een inlichting Als antwoord op bij ons ingekomen vragen herhalen wij1 nogmaals dat de aan giftekiezers op de oude kiezerslijst blij ven, dat is w e t. Indien derhalve hier en daar vanwege de gemeente nieuwe aangiftebiljetten voor de oude kiezers wor den rondgebracht, gelijk ons dat althans van één gemeente bekend is, dan is dit een abuis. Wij: hebben ten overvloede hij bevoegde zijde nog eens inlichtingen ge vraagd, en handhaven derhalve op grond van deze inlichtingen onze meening. Beknopt overzicht van den toestand. Meer en meer wint de overtuiging veld, dat niet op de slagvelden in Oost of West de beslissing zal vallen, maar dat de „economische oorlog thans het begin van bet einde worden zal. Vooral als men ziet hoe de Amerikaan se he Pers haar stom verheft en ach en wee roept over de ongehoord© daden van Duitschland. Duitschland heeft reeds heel wat moe ten slikken. De „Naw-York Herald" en de „New-York World" o.a. hebben eon 'vlijmend scherpen toon aangeslagen, en rekenen het de Duitsche regeering tot de grootste fout op deze wijze een oorlog met de Ver. Staten uit te lokken. 't Was te voorzien, dat Amerika ge weldig te keer zou gaan, waar het 'zich zoo benadeeld en bemoeilijkt ziet. En als grootmachtige staat of liever Statenbond mag het op eenige gunstige uitwerking wel hopen. En wij, nietig Landje, kunnen niet veel meer doen, dan het helpen hopen. Een officier der Zweedsche marine doet ons en andere neutrale zeevaarders eetn idee aan de hand, dat inderdaad overwe ging Verdient. Hij stelt, een middel voor, waardoor neutrale schepen het gevaar, om door onderzeeërs aangevallen te wor den, kunnen ontloopen. Elk neutraal schip zou namelijk zijn boeg met zooi breed mogelijke streepen in de neutrale kleurctn kunnen laten beschilderen. Hierdoor verkrijgt men twee voordeelen lo. worden n.l. de schepen niet aangezien voor vijandelijke schepen; 2o. ontkomt men aan het gevaar, dat de vijand ver moedt te doen te hebben met een schip, dat onder een valsche vlag vaart. Tot iets dergelijks zullen wij ongetwij feld onzen toevlucht moeten nemen. In het Oosten is de toestand weinig veranderd. Alleen uit de Boekowina meldt het of- ficieele Oostenrijksch© bericht een nieuw succes van de Oostenrijksche troepen, die reeds tot de Suozawa zijn doorgedrongen. Het is niet onmogelijk, dat de Russen pogen zullen aan de Sucizlawa stand te houden, om aan het krachtige. Oosten rijksche offensief te weerstaan. Slagen zij daarin niet, ''dan biedt de Sereth nog gelegenheid tot defensief, voor de Oos tenrijkers verder kunnen trekken ter be vrijding van de hoofdstad Czernowitz. Van bet Westelijk oorlogsterrein zijn de berichten zeer schaarsch en bieden weinig gelegenheid tot eenige nabeschou wing. Aan de Yser. Uit een soldatenbrief in de Berliner Zeitung am, Mittagj Den zesden Januari werden we opge wekt uit ons rustig leventje' en naar het overstroomingsgebied van don Yser gezon den. Om op onze post aan den overkant van den Yser te komen, moesten wij door het water baden. Slechts eenige plaatsen zijn droog en daar is meestal geen weg. Maar op veldwacht moet men toch. De soldalen omwikkelen daaiom hun beenen tot ver over de knie met zakkengoed of met fietsbanden. In de hand draagt ieder een langen stok, omi daarmee bij' iederen stap te peilen: in de andere hand 'heeft men een takkenbos om den .weg te effenen, of stroo voor zijn legerstede. Tot het kanaal gaat het, maar dan ziet men niets dan water, water en duister nis, want slechts in het donker kan de wacht afgelost worden. Plas, plas gaat het door het water, en z,oo vindt men in h et pikdonker den weg. Gesproken mag1 er niet worden. Afstand drie pas. Een spookachtige stoet wandelt zoo langzaam door het water. Wij' komen langs granaat- kuilen, dierenlijken, puinhoopen, aangedre ven hout en balken. D'aar verrijst rechts uit het donker een hooge muur. Daar moeten we heen. Men danst koord op waggelende planken, die tot in het water doorbuigen als men den voet er op zet, en naar male men meer naar het midden komt tot bijna dertig centimeter door- zwiepen. Wie hier zijn evenwicht ver liest krijgt een bad van top tot teen. Op de eerste sloot volgt een tweede. Dan struikelt men over een paar varkens, die door een Franscihe granaat zij'n gedood. Dan komt men aan de laatste sloot voor de hoeve, waarover een onberispelijke brag is gebouwd door onze pontonniers. Eindelijk is men er. Halt niet te vroeg gejuicht. Men staat pas voor den h oogen muur, die het overblijfsel is van oen schuur. Binnen in smeult het nog en men ziet vlammetjes spelen als de wind er in blaast. Een loopplank gaat over een draadversperring. Voorzichtig als een koorddanser stapt men er over. Achter een afgebrokkelden muur sluipt men in de richting van een zwak licht. Vriendelijk opent zich een loopgraaf, die den weg naar het licht vormt. Tot aan den enkel waadt men door het slijk. Een donker gat gaapt ons tegen en daarin, op ©enigen afstand schijnt een licht 1 Gebo gen gaan we door een lage gang. Een tweede gat, een kelder. Nu zlijh we er. We worden reeds verwacht. Bleek en wild zien de gezichten van de manschap- er uit in het gelige licht van een vet kaars. Midden in den kelder kan men juist rechtop staan. Links en rechts een gewelf. Maar geen vensters. Niets. Al leen stank, en een lucht van rotting. Het stroo op den grond is voor de helft ver rot en voor do andere helft nat. Daar moet men zich op neerleggen. Wie stroo heeft meegebracht is er beter aan toe. In het midden een kleine tafel, daarom heen drie stoelen. De eene heeft nog drie poo- ten, de andere geen zitting, de derde is nog de beste. 'Die heeft zelfs nog1 een stijl van de leuning. Maar men ver heugt zich toch. Plaats nemen, posten regelen, wachten bepalen enz., zijn onder houdende bezigheden. Ieder uur trokken de posten op. Wee, als ze niet scherp uitkijken. Hoe ge makkelijk kan ons de vijand, die op vijf honderd meter afstand eveneens in hoe ven ligt, overrompelen. Daarom loop ik herhaaldelijk van den een naar den an der, besluip hen, om hun oplettendheid op de proef te stellen. Onlangs heeft een verschrikte schildwacht mij: in zijn angst een bajonet voorgehouden. Ik zlag den punt verraderlijk onder mijn neus glinste ren. Aan de overzijde schiet de vijand met lichtpistolen om zich 'zelf in het dichte duister bij te lichten. Een griezelig mooi gezicht. 'Spookachtig bewegen zich de wil gen aan den rand van de sloot, als Wa ren het levende gedaanten. Bleek steken de witte muren van - het naburige ver brande huis uit het onschuldig kabbe lende water. Scherp getande, op en neer gaande lijnen in de 'verte zijn de afge brande dorpen. Al het andere is water, water, water. Aangrijpend. Een aangrijpend stemmingsbeeld, dat de oorlogsellende van de ongelukkige Polen in sombere kleuren schildert, wordt ïm milB door een correspondent van de „Stampa" geschreven in een brief uit Warschau gedateerd. Hij schrijft ongeveer het volgende: „In heuvelachtige deining ontrolt zich de landstreek aan onze blikken. Bij eeul bocht van den weg schemert groen het opgaand akkermaalshout tcgenilhet grauw van een dorpje. Eindclooze loopgraven' rijen zich aaneen. Zo zijn door de Kussen, gegraven, waarschijnlijk met de bedoeling) om den vijand den straatweg naar Pia- seczno onbegaanbaar te maken. Aan het eind van het dorpje groept een menigte hoeren en boerinnen bijeen cn zei verdringen zich om pen 'tweetal met aller-' lei rommel beladen handkarren. Zij zien: er uit als landverhuizers, 'die optrekkeaij naar een nieuw (vaderland. En toch doen die lieden piets anders dan zich huni vensters en deuren weer toe-eigenen, wel ke zijn genomen door de soldaten, die! enkele dagen tevoren het dorp zijn komieni binnenstormen als een wervelwind, fenj de huizen plunderden, om met de uitge broken deuren en ramen en andere voor werpen hunne loopgraven te versterken) en te dekken. Woedend herkont een der vrouwen haar gordijnen, een andere haar matrassen. Wanhopig klinkt haar uitroep: „Kijk nou toch eens, Taddëus, wat ze met ons waschstel hebben gedaan." „Mijn mooi toilettafeltje. O, die dui vels, die duivels." „Is dat een manier om met een bakkers trog om te ,gaan?" Inderdaad. De vrouw heeft gelijk. Maar voor de oorlogvoerende soldaten hebbeni die meubels niet dezelfde waarde als voor de bezitters. De phantasie van den krijgsman gelijkt die van eenl'spelend kind. Hij ontdekt in elk voorwerp een verborgen waarde, welke vóór dien inog geen mensch daarin heeft ontdekt. Zoo vindt de soldaat, dat het keurige tuinhekje het prachtigstel materieel is voor een borstwering; deu ren zijn „geboren" ledikanten, matrassen' vormen de meest praktische muien. Wij verlaten het dorpje! In de verte strekt zich het wouid uit. Dan, in pens!, stijgt dikke, zwart-gel© rook op. De wind) jaagt over de leege vlakte. Tusschen twee| hooge, recht-op-gaand© dennen bevindt zich een grafheuvel, gesierd door tw'eci eenvoudige, houten kruisen. Het opschrift in blauwen jnkt geschreven, vertelt den! voorbijganger, dat hief een onderofficier) den dood hoeft gevonden. Aan den ande ren kant staan twee witte kruisen opgei- richt, met rooden inkt beschreven. Werk tuigelijk breek ifk een groen twijlgje en, leg het vol jdevotie op> den grafheuvel. En denk ik even aan de beide jonge blond© deerntjes, die haar bruidegoms hebben verloren in den wereldbrand.... Uit de diepblauwe slagschaduwen van het oerwoud kom ik weer op> den land weg. De aard© is doorgroefd van diepe wagensporen. Vol spanning volg ik dite) sporen; ik voel geen 'koude meer en geenj snerpenden wind. 'Een groen-spiegelend) stroompje zie ik ivoortstroomen, de brug, die zich eens daarover spande, ligt in drie stukken. Tot vóór de poorten van] Warschau is geen enkele brug onbescha digd gebleven. Overal langs den weg zwart-berookte, ellendige krotten 'de ven sterruiten zijn dichtgestopt .met oude ma trassen. Stil en verlaten ligt het dorps- kerkhof. 0, wat hebben die dooden het goed, die kalm nu sluimeren in hun laat ste rustplaats onder den blauwen zerk steen pn do altijd-groenende klimop-bla ren. Wat hebben, zij het goed in vergelijr king met de levenden, die uit hunnej geplunderde en vernielde huizen zijn ge vlucht. Hier zijn de Russen geweest, hier heb ben ze huisgehouden en gespeurd naar materiaal om hunne loopgraven te „meu- b'ileeren". De diepe gapingen in de mu ren, de vernielde glazen, de gescheurde, gordijnen, en hot kapot 'gegooide huisraad! spreken duidelijk. Overal heerscht het diepste zwijgen. Nut doemen weer eindelooze velden op, in) wier moerassigten bodem „sporen" van) menschen ten dieren zijn te ontdekken. Overal, waar ik verder ga, ontdek ik die sporen. Hier zijn de menschen gevlucht; opgejaagd van het eene dorp1 naar het andere, over weiden en velden, door bos- schen en woonplaatsen. En gansch Polen, van de Karpafhen tot aan de Oostzee, toont hetzelfde beeld i één groote eentonige vlakte is het, door het noodlot tot slagveld gemaakt; een( landstreek, zonder eenige andere afwisse ling dan die van woud en veld, van groen! en geel, maar een groen dat tot zwart is geworden en een geel, dat totaal ia verbleekt.... Van Piaseczao is niets meer te hespeu ren. Op goed geluk af loop ik verder, zonder te denken aan den terugtocht. Eensklaps wordt mijnpblik getroffen door

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1915 | | pagina 1