No. Ill
Woensdag 10 Februari 1915
29e Jaargang
Se Oorl
öe Groote Oorlog.
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
(LAN 'SE VORSTSTRAAT 219.
Bureau te Middelburg:
FIRMA F. P. DHUIJ L. BURG.
Drukkers:
Oosterbaan Le Cointre - Goes.
De Zeeuw
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. post
Losse nummers
1.25
,0.05
Prijs der Advertentiën
15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend,
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels ƒ1.
iedere regel meer 10 ct.
(Rusl and)
II.
Burton beantwoordt de vraag of er
gnond voor is dat Rusland de in de
Schrift bedoelde mogendheid is, welke
uit het Noorden den Koning van het
Noorden zal komen bestoken, bevestigend.
Hij merkt hierbij op dat wij onze oogen
niet kunnen sluilen voor hot feit dat er een
groote beweging gaande is betreffende het
land Palestina. Do staatslieden van onzen
tijd rekenen niet met God, en toch zijn
zij de werktuigen ter volvoering van
Gods plannen. De mogendheden weten
geen raad met Turkije. Van alle zijden
is in de pers al opgemerkt, dat Rusland
de souvereiniteit over Aziatisch Turkije
in handen moest nemen, en dat de Joden
naar Palestina behoorden terug te kee-
ren. Men zou dit de beste oplossing der
Oosterse he quaes tie achten.
Zouden zij, die dezen raad geven wel
weten dat zij juist het plan beschrijven
dat geopenbaard is in de Profetieën?
Gods Woord (Daniël 824) heeft dui
delijk gezegd, dat de Koning van het Noor
den, de vorst die in don laatslein tijd Syrië
en Turksclh Azië zal beheeirschen machtig
zal zijn, „docih niet door eigen kracht".
Er zal een mogendheid achter hem staan
die hom den rug zal steunen. Welke macht
dit zal zijn stelt de Schrift, buiten twijfel.
En zoo voegt de schrijver er aan toe
diezelfde Schrift hoeft voorzegd dat (Je-
saja 18:2) het een groole zeemogend
heid zal zijn die de Joden naar Pales
tina zal terugbrengen.
Of wij deze terugzending moeten toe
juichen zij voor 'toogenblik in het
midden gelaten. Wij' gelooven het niet;
dewijl de Joden, die thans bij groepen naar
Palestina trekken de gelederen der af
vallige Joden gaan versterken. De En-
gelsche Christenen denken hier echter in
tegenovergestelden zin over.
Nu is Rusland al sinds jaren bezig
de Joden te vervolgen, op gruwelijke
wijze. Hiervoor zal God Rusland bezoeken,
dewijl het zich vergrepen heeft aan deze
beminden om der vaderen wil".
Daar echter Engeland tot het Romein
se,he Rijk behoort, veronderstelt men dat
niet Engeland de Joden naar hun vader
land zal terugbrengen. Mon vraagt zich
af, of dit dan somwijlen Japan zal zijn,
na Engeland en Amerika stellig de mach
tigste zeemogendheid.
Nu is het in de Schrift herhaaldelijk
voorspeld dat de grootste veldslag dien
de wereld heeft gekend nog moet gele
verd worden, en wel rondom den berg
Zion. „Het Beest en de koningen der aar
de en hun heirlcgers" (do Westersche
mogendheden volgens Buiion) zullen sa-
menvergaderd zijn om te strijden tegen den
Koning der koningen en den Heere.der
heeren.
Wie denkt, niet aan deze voorspelling
bij het zien van den oorlog in het tot de
'tanden gewapend Europa, en den gruwel
der verwoesting in West-Europa aange
richt!
Hoe zich Burton den verderen loop der
zaken voorstelt?
De saamvergadering der Westersche na
tiën rondom Jeruzalem zal plaats heb
ben in den tijd van de expeditie van den
Koning van het Noorden naar Egypte. De
Joden zullen dan in hun eigen land ge
vestigd zijn. In ongeloof teruggekeerd, zijn
zij weer tot een Moeiend volk geworden.
Dit kan evenwel niet slaan op onzen
tijd. Immers er is geen sprake van dat
de Koning van het Noorden (de vorst
van Aziatiscih Turkije) het voorzien zou
hebben op een deel van zijn eigen grond
gebied. Maar dat er aan het volk der
Joden oen en ander in dien geest vervuld
vvordl, is uit de feiten klaar bewijsbaar.
De beweging voor der Joden terugkeer is
geen religieuse, maar geschiedt uit zuiver
materialistische, iriamnionistische overwe
gingen. Des menschen gedachte is Jeru
zalem te maken tot een middelpunt van
tooneelkunst en muziek. Doch Gods ge
dachte is daar alle volken te vergade
ren tot hun oordeel. (Joël 3.)
Nu schreef Burton dit reeds cenige ja
ren geleden, toen Rusland in het Oosten
aan het manoeuvreeren was. Veel ster
ker nog, nu Rusland weer actief is op
getreden om Duitse,hland en Oostenrijk te
vernietigen, zou hij thans zijn waarschu
wing herhalen: Deze dingen kunnen spoe
dig gebeuren. Het is mogelijk dat de
Europeesche legere van hoden dezelfde
zijn die neergeveld worden door de ver
schijning van Christus' heerlijkheid, wan
neer Hij als de bliksem zal nederdalen;
het ongeloof dezer dagen mag ons niet
verleiden tot twijfel aan de mogelijkheid
dezer dingen. De 185 duizend Assyriërs
door Engelenhand geveld in Hiskia's da
gen zijn een waarschuwend teeken voor
de waarachtigheid der profetie.
De toekomst van Israels herstel en be
keering moge nog ver zijn, de geschie
denis der laatste dagen heeft die wereld
tot deze oplossing een groote schrede na
der gebracht.
Wij hebben reeds gezegd, dal de Koning
van het Noorden een vasal zijn zal van
een groolere mogendheid, en deze groote
mogendheid, meent Burton, zal geen an
dere zijn dan het uitgestrekte Russische
Rijk. Hij acht Rusland, schoon niet bij
name genoemd, toch zoo duidelijk in de
Schrift aangewezen, dat er geen twijfel
overblijft, of Rusland moet bedoeld zijn.
Hoe toch zal zich het drama van den
wereldbrand volgens de profetie ontknoo-
pen? Ezechiël 38 en 39 geven het ant
woord. Wanneer Israël ten slotte z!;il her
steld zijn in zijn land, wanneer het Beest
(de vorst der Westersche mogendheden) en
de Antichrist (de valsche Joodsohe
profeet) vernietigd zijn door de schit
terende verschijning van Jezus' komst,
wanneer de Koning van het Noorden
(Turkije?) gevallen is op de bergen van
Judea (Daniël 1145) dan moet nog het
oordeel voltrokken worden aan het groote
en machtige Rijk dat de Koning' van het
Noorden tot steun heeft gestrekt.
En dan lezen wij in Ezechiël 38:2:
„Me.nschenkind, zet uw aangezicht te
gen Gog, het land van Magog, vorst van
Rosh, Mesech en Tubal, ein profeteer te
gen hem". „Hier hebben we", zegt Bur
ton, „de namen van drie zonen van Ja-
,fet, die in de dagen van de vroege schei
ding der natiën (Gen. 102, 3) voorttrok
ken in de richting van het land dat nu
Rusland heet. Die drie namen bestaan
nog voort in de welbekende namen: Rus
land (Rosh), Moskou (Mesech) en To
bolsk (Tubal). De profeet voorspelt in
krachtige taal en fijne bijzonderheden de
omverwerping van het groote Noord Oos
telijke verbond, dat wij' in de laatste jaren
om Rusland zagen ontstaan. Hoevele vol
ken hebben zich niet reeds bij Rusland
aangesloten of staan onder zijn invloed,
zoowel in Europa als in Azië. Voeg
hierbij hot streven van Rusland naar de
oppermacht in het verste Oosten, tijde
lijk door Japan weerstaan doch niet ver
nietigd, zijn verdrag met China en zijn on
telbare nrillioenen, zijn invloed in Per-
zië en Afghanistan; de Siberische spoor
weg, zijn machtige legioenen
En wie1 nu den tegenwoordigem oorlog
volgt, moet wel vreezen dat er yoor Rus
land nog een groote toekomst verborgen
ligt. Het is de groote fout van England
geweest, dat het sinds Duitscihlands op
komst in de laatste helft der vorige eeuw
steeds als de groote onruststoker en oor-
logzoeker tegen Duitschland heeft ge
ageerd en de oogen gesloten gehouden
heeft voor het gevaar dat Europa en
de wereld dreigt van do zijd© van Rus
land. Rusland is de groote onderdruk
ker van den vooruitgang en van de be
schaving niet alleen, maar ook van den
godsdienst en van de vrijheid. Joden en
Stundisten ondervonden tot heden wat
men van het godsdienstige Rusland te
wachten heeft, Polen en Finnen gaan ge
bukt onder de slagen Van het staatkundige
Rusland; en de eigen zonen van het
groote Slavenrijk zagen in den strijd voor
de vrijheid hun eigen vrijheid den dood
steek toegebracht door de eigen rege-eTing
die hen naar Siberië verdreef. Zoo is
Rusland.
En van dit Rusland is Engeland de
bondgenoot. Het juicht den Gzaar toe die
zijn half-barbaateabe kozakken uitzendt
om Midden-Europa te vermeesteren, en de
macht van bet despotisme, van de vijan
den der vrijheid te vergrooten. Zou 't won
der zijn, wanneer straks de toeleg gelukt,
dat Rusland zich op Engeland werpt, om
dezen zoo in Azië als in Zuid Europa
en Afrika den buit te betwisten?
In dit licht krijgt de profetie tegtetn
het land van den Gog en den vorst van
Rosh beteekenis. Rusland zal zijn macht
uitbreiden; en ten slotte, na meerdere
overwinningen, zich op Israël werpen, ge
lijk hij het reeds vroeger op de Joden
deed.
De profeet zegt (Ezechiël 3815)„Gij
zult dan komen uit uw plaats, uit de
zijden van het Noorden, gij en vele volken
mot u, die altemaal op paarden zullen
rijden, en gij zult optrekken tegen mijn
VQ-lk Israël.
Doch zal deze inval slagen? „Zoo zegt
de Heere HEERE, ik wil aan u, O' Gog,
vorst van Rosh, Mesech en Tubal, ear
ik zal u omwenden, en u zessen" (slechts
het zesde deel van u overlaten). „Op do
hergen Israels zult. gij vallen, gij en al
uwe benden, en de volken die met u zijn.
En ik zal een vuur zenden in Magog
(Rusland) en onder degenen die in de
eilanden zeker wonen (de verre landen
vanwaar de bondgenooten kwamen) en zij
zullen weten dat ik de Heere hen". (Eze
chiël 39:16).
Gogs (Ruslands) ^nederlaag zal ver
schrikkelijk zijn. Zoo groot is de me
nigte die verslagen wordt, dat het. hout
hunner wapenen Israël zeven jaren tot
brandstof zal dienen, en dat zeven maan
den no-odig zijn om de douden te begra
ven en het land te reinigen. Gog, die
meende liet land en zijn schatten in hezlit
te nemen, zal daar een grafstede vin
den, en de Heere zal door Zijne oordeel
len bekend worden al den volken.
Rusland moet derhalve, volgens do
Schrift nog grooter worden dan het nu
reeds is. Het zal zich in Azië nog meer
uitbreiden. Niet Engeland, maar Rusland
zal de heerscihende macht in Azië zijn.
Doch dan zal de Heere tusschen-
beide komen, de nederlaag van Gog vol
komen maken en Zijne eer zetten onder
de Heidenen.
Een inlichting
Als antwoord op bij ons ingekomen
vragen herhalen wij1 nogmaals dat de aan
giftekiezers op de oude kiezerslijst blij
ven, dat is w e t. Indien derhalve hier
en daar vanwege de gemeente nieuwe
aangiftebiljetten voor de oude kiezers wor
den rondgebracht, gelijk ons dat althans
van één gemeente bekend is, dan is dit
een abuis. Wij: hebben ten overvloede hij
bevoegde zijde nog eens inlichtingen ge
vraagd, en handhaven derhalve op grond
van deze inlichtingen onze meening.
Beknopt overzicht van den toestand.
Meer en meer wint de overtuiging veld,
dat niet op de slagvelden in Oost of
West de beslissing zal vallen, maar dat
de „economische oorlog thans het begin
van bet einde worden zal.
Vooral als men ziet hoe de Amerikaan
se he Pers haar stom verheft en ach en
wee roept over de ongehoord© daden van
Duitschland.
Duitschland heeft reeds heel wat moe
ten slikken. De „Naw-York Herald" en
de „New-York World" o.a. hebben eon
'vlijmend scherpen toon aangeslagen, en
rekenen het de Duitsche regeering tot
de grootste fout op deze wijze een oorlog
met de Ver. Staten uit te lokken.
't Was te voorzien, dat Amerika ge
weldig te keer zou gaan, waar het 'zich
zoo benadeeld en bemoeilijkt ziet. En als
grootmachtige staat of liever Statenbond
mag het op eenige gunstige uitwerking
wel hopen.
En wij, nietig Landje, kunnen niet veel
meer doen, dan het helpen hopen.
Een officier der Zweedsche marine doet
ons en andere neutrale zeevaarders eetn
idee aan de hand, dat inderdaad overwe
ging Verdient. Hij stelt, een middel voor,
waardoor neutrale schepen het gevaar,
om door onderzeeërs aangevallen te wor
den, kunnen ontloopen. Elk neutraal schip
zou namelijk zijn boeg met zooi breed
mogelijke streepen in de neutrale kleurctn
kunnen laten beschilderen.
Hierdoor verkrijgt men twee voordeelen
lo. worden n.l. de schepen niet aangezien
voor vijandelijke schepen; 2o. ontkomt
men aan het gevaar, dat de vijand ver
moedt te doen te hebben met een schip,
dat onder een valsche vlag vaart.
Tot iets dergelijks zullen wij ongetwij
feld onzen toevlucht moeten nemen.
In het Oosten is de toestand weinig
veranderd.
Alleen uit de Boekowina meldt het of-
ficieele Oostenrijksch© bericht een nieuw
succes van de Oostenrijksche troepen, die
reeds tot de Suozawa zijn doorgedrongen.
Het is niet onmogelijk, dat de Russen
pogen zullen aan de Sucizlawa stand te
houden, om aan het krachtige. Oosten
rijksche offensief te weerstaan. Slagen zij
daarin niet, ''dan biedt de Sereth nog
gelegenheid tot defensief, voor de Oos
tenrijkers verder kunnen trekken ter be
vrijding van de hoofdstad Czernowitz.
Van bet Westelijk oorlogsterrein zijn
de berichten zeer schaarsch en bieden
weinig gelegenheid tot eenige nabeschou
wing.
Aan de Yser.
Uit een soldatenbrief in de Berliner
Zeitung am, Mittagj
Den zesden Januari werden we opge
wekt uit ons rustig leventje' en naar het
overstroomingsgebied van don Yser gezon
den. Om op onze post aan den overkant
van den Yser te komen, moesten wij door
het water baden. Slechts eenige plaatsen
zijn droog en daar is meestal geen weg.
Maar op veldwacht moet men toch. De
soldalen omwikkelen daaiom hun beenen
tot ver over de knie met zakkengoed
of met fietsbanden. In de hand draagt
ieder een langen stok, omi daarmee bij'
iederen stap te peilen: in de andere hand
'heeft men een takkenbos om den .weg
te effenen, of stroo voor zijn legerstede.
Tot het kanaal gaat het, maar dan
ziet men niets dan water, water en duister
nis, want slechts in het donker kan de
wacht afgelost worden. Plas, plas gaat
het door het water, en z,oo vindt men
in h et pikdonker den weg. Gesproken mag1
er niet worden. Afstand drie pas. Een
spookachtige stoet wandelt zoo langzaam
door het water. Wij' komen langs granaat-
kuilen, dierenlijken, puinhoopen, aangedre
ven hout en balken. D'aar verrijst rechts
uit het donker een hooge muur. Daar
moeten we heen. Men danst koord op
waggelende planken, die tot in het water
doorbuigen als men den voet er op zet,
en naar male men meer naar het midden
komt tot bijna dertig centimeter door-
zwiepen. Wie hier zijn evenwicht ver
liest krijgt een bad van top tot teen.
Op de eerste sloot volgt een tweede. Dan
struikelt men over een paar varkens, die
door een Franscihe granaat zij'n gedood.
Dan komt men aan de laatste sloot voor
de hoeve, waarover een onberispelijke
brag is gebouwd door onze pontonniers.
Eindelijk is men er. Halt niet te
vroeg gejuicht. Men staat pas voor den
h oogen muur, die het overblijfsel is van
oen schuur. Binnen in smeult het nog en
men ziet vlammetjes spelen als de wind
er in blaast. Een loopplank gaat over
een draadversperring. Voorzichtig als een
koorddanser stapt men er over. Achter
een afgebrokkelden muur sluipt men in
de richting van een zwak licht.
Vriendelijk opent zich een loopgraaf, die
den weg naar het licht vormt. Tot aan
den enkel waadt men door het slijk. Een
donker gat gaapt ons tegen en daarin, op
©enigen afstand schijnt een licht 1 Gebo
gen gaan we door een lage gang. Een
tweede gat, een kelder. Nu zlijh we er.
We worden reeds verwacht. Bleek en
wild zien de gezichten van de manschap-
er uit in het gelige licht van een vet
kaars. Midden in den kelder kan men
juist rechtop staan. Links en rechts een
gewelf. Maar geen vensters. Niets. Al
leen stank, en een lucht van rotting. Het
stroo op den grond is voor de helft ver
rot en voor do andere helft nat. Daar
moet men zich op neerleggen. Wie stroo
heeft meegebracht is er beter aan toe. In
het midden een kleine tafel, daarom heen
drie stoelen. De eene heeft nog drie poo-
ten, de andere geen zitting, de derde is
nog de beste. 'Die heeft zelfs nog1 een
stijl van de leuning. Maar men ver
heugt zich toch. Plaats nemen, posten
regelen, wachten bepalen enz., zijn onder
houdende bezigheden.
Ieder uur trokken de posten op. Wee,
als ze niet scherp uitkijken. Hoe ge
makkelijk kan ons de vijand, die op vijf
honderd meter afstand eveneens in hoe
ven ligt, overrompelen. Daarom loop ik
herhaaldelijk van den een naar den an
der, besluip hen, om hun oplettendheid
op de proef te stellen. Onlangs heeft een
verschrikte schildwacht mij: in zijn angst
een bajonet voorgehouden. Ik zlag den
punt verraderlijk onder mijn neus glinste
ren.
Aan de overzijde schiet de vijand met
lichtpistolen om zich 'zelf in het dichte
duister bij te lichten. Een griezelig mooi
gezicht. 'Spookachtig bewegen zich de wil
gen aan den rand van de sloot, als Wa
ren het levende gedaanten. Bleek steken
de witte muren van - het naburige ver
brande huis uit het onschuldig kabbe
lende water. Scherp getande, op en neer
gaande lijnen in de 'verte zijn de afge
brande dorpen. Al het andere is water,
water, water.
Aangrijpend.
Een aangrijpend stemmingsbeeld, dat
de oorlogsellende van de ongelukkige
Polen in sombere kleuren schildert, wordt
ïm
milB
door een correspondent van de „Stampa"
geschreven in een brief uit Warschau
gedateerd.
Hij schrijft ongeveer het volgende:
„In heuvelachtige deining ontrolt zich
de landstreek aan onze blikken. Bij eeul
bocht van den weg schemert groen het
opgaand akkermaalshout tcgenilhet grauw
van een dorpje. Eindclooze loopgraven'
rijen zich aaneen. Zo zijn door de Kussen,
gegraven, waarschijnlijk met de bedoeling)
om den vijand den straatweg naar Pia-
seczno onbegaanbaar te maken.
Aan het eind van het dorpje groept een
menigte hoeren en boerinnen bijeen cn zei
verdringen zich om pen 'tweetal met aller-'
lei rommel beladen handkarren. Zij zien:
er uit als landverhuizers, 'die optrekkeaij
naar een nieuw (vaderland. En toch doen
die lieden piets anders dan zich huni
vensters en deuren weer toe-eigenen, wel
ke zijn genomen door de soldaten, die!
enkele dagen tevoren het dorp zijn komieni
binnenstormen als een wervelwind, fenj
de huizen plunderden, om met de uitge
broken deuren en ramen en andere voor
werpen hunne loopgraven te versterken)
en te dekken.
Woedend herkont een der vrouwen haar
gordijnen, een andere haar matrassen.
Wanhopig klinkt haar uitroep:
„Kijk nou toch eens, Taddëus, wat ze
met ons waschstel hebben gedaan."
„Mijn mooi toilettafeltje. O, die dui
vels, die duivels."
„Is dat een manier om met een bakkers
trog om te ,gaan?"
Inderdaad. De vrouw heeft gelijk. Maar
voor de oorlogvoerende soldaten hebbeni
die meubels niet dezelfde waarde als voor
de bezitters.
De phantasie van den krijgsman gelijkt
die van eenl'spelend kind. Hij ontdekt in
elk voorwerp een verborgen waarde,
welke vóór dien inog geen mensch daarin
heeft ontdekt. Zoo vindt de soldaat, dat
het keurige tuinhekje het prachtigstel
materieel is voor een borstwering; deu
ren zijn „geboren" ledikanten, matrassen'
vormen de meest praktische muien.
Wij verlaten het dorpje! In de verte
strekt zich het wouid uit. Dan, in pens!,
stijgt dikke, zwart-gel© rook op. De wind)
jaagt over de leege vlakte. Tusschen twee|
hooge, recht-op-gaand© dennen bevindt
zich een grafheuvel, gesierd door tw'eci
eenvoudige, houten kruisen. Het opschrift
in blauwen jnkt geschreven, vertelt den!
voorbijganger, dat hief een onderofficier)
den dood hoeft gevonden. Aan den ande
ren kant staan twee witte kruisen opgei-
richt, met rooden inkt beschreven. Werk
tuigelijk breek ifk een groen twijlgje en,
leg het vol jdevotie op> den grafheuvel. En
denk ik even aan de beide jonge blond©
deerntjes, die haar bruidegoms hebben
verloren in den wereldbrand....
Uit de diepblauwe slagschaduwen van
het oerwoud kom ik weer op> den land
weg. De aard© is doorgroefd van diepe
wagensporen. Vol spanning volg ik dite)
sporen; ik voel geen 'koude meer en geenj
snerpenden wind. 'Een groen-spiegelend)
stroompje zie ik ivoortstroomen, de brug,
die zich eens daarover spande, ligt in
drie stukken. Tot vóór de poorten van]
Warschau is geen enkele brug onbescha
digd gebleven. Overal langs den weg
zwart-berookte, ellendige krotten 'de ven
sterruiten zijn dichtgestopt .met oude ma
trassen. Stil en verlaten ligt het dorps-
kerkhof. 0, wat hebben die dooden het
goed, die kalm nu sluimeren in hun laat
ste rustplaats onder den blauwen zerk
steen pn do altijd-groenende klimop-bla
ren. Wat hebben, zij het goed in vergelijr
king met de levenden, die uit hunnej
geplunderde en vernielde huizen zijn ge
vlucht.
Hier zijn de Russen geweest, hier heb
ben ze huisgehouden en gespeurd naar
materiaal om hunne loopgraven te „meu-
b'ileeren". De diepe gapingen in de mu
ren, de vernielde glazen, de gescheurde,
gordijnen, en hot kapot 'gegooide huisraad!
spreken duidelijk.
Overal heerscht het diepste zwijgen. Nut
doemen weer eindelooze velden op, in)
wier moerassigten bodem „sporen" van)
menschen ten dieren zijn te ontdekken.
Overal, waar ik verder ga, ontdek ik die
sporen. Hier zijn de menschen gevlucht;
opgejaagd van het eene dorp1 naar het
andere, over weiden en velden, door bos-
schen en woonplaatsen.
En gansch Polen, van de Karpafhen tot
aan de Oostzee, toont hetzelfde beeld i
één groote eentonige vlakte is het, door
het noodlot tot slagveld gemaakt; een(
landstreek, zonder eenige andere afwisse
ling dan die van woud en veld, van groen!
en geel, maar een groen dat tot zwart
is geworden en een geel, dat totaal ia
verbleekt....
Van Piaseczao is niets meer te hespeu
ren. Op goed geluk af loop ik verder,
zonder te denken aan den terugtocht.
Eensklaps wordt mijnpblik getroffen door