Maandag 8 Februari 1915
29e «laargang
,\o. 109
De Groote Oorlog»
De Zeeuw
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG-
Abonnementsprijs
Per 8 maanden fr. p. postf 1.25
Losse nummers0.06
Prijs der Advertentiên
15 regels f 0.50, iedere regel meer 10 ct.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels fl.T
iedere regel meer 10 ct.
i
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMfittGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LAN IE VORSTSTRAAT 219.
Bureau te Middelburg:
FIRMA F. P. DHUIJ L. BURG.
Drukkers:
Oosterbaan Le Cointre - Goes.
(Rusl and)
I.
Rusland, dat groote land, in zijn gan-
stihe uitgestrektheid zoo groot als het ove
rige Europa, met zijn 120 millioen inwo
ners, is een niet te ondersohatten gevaar.
Het wil vooruit, het breidt zijn invloed
uit, Westwaarts en Zuidwaarts, nadat het
Oostwaarts zich door Japan in zijn macht
gefnuikt, en door Amerika in zijn loop
bedreigd zag.
Maar hot blijft in actie, bezig om het
testament uit te voeren van Czaar Peter
den Grooten, die in 1697 als Peter Baas
in ons land toefde en in 1725 stierf.
Hoo luidde dit testament in hoofdzaak?
De Russische natie, aldus deze Czaar',
moet voortdurend op voet van oorlog Zijn,
de soldaten ten strijde uitgerust. Geen
rust mag worden vergund, dan alleen met
't oog op de financiën of op 't af te wach
ten oogenblik voor den aanval. Daardoor
zal de vrede den oorlog ten goede komen,
en de oorlog den vrede, in het belang
van de vergrooting en den toenemenden
bloei van Rusland.
Elke gelegenheid moet worden aangegre
pen om den neus te steken in geschil
len van Europa, vooral ia de zaken van
Duitschland (bedoeld is Pruisen!) dat we
gens zijn nabijheid voor ons van het
grootste belang is.
Wjj moeten onze grenzen steeds meer
uitbreiden, zoowel aan de Oostzee (Zwe
den) als aan de Zwarte Zee (Turkjje).
Vooral moeten wij zien te krijgen Con-
stantinopel en Indië, dan hebben wij' heer
schappij over do wereld. Met het oog
hierop moeten wjj gedurig twist zoeken,
met Turkije en met Perzië. Wij. moeten
werven en dokken aanleggen langs de
Zwarte Zee en probeeren die zee in bezit
te krijgen; ook de Oostzee; en ons een
weg banen naar Indië dat de voorraad
schuur der wereld is. Zijn we eens daar,
dan hebben wij geen Engelsoh goud meer
noodig.
Wij moeten een innig verbond sluiten
en handhaven met Oostenrijk, doch altijd
in schijn, en in schijn Oostenrijk steunen
tegen Duitschland, terwijl wij in werkelijk
heid de kloine staten van .Duitschland
opzetten tegen Oostenrijk.
Wij moeten rondom ons Huis alle Grie
ken verzamelen uit Hongarije, Turkije en
Polen. Wij moeten ze zachtkens lokken
onder onze kerkelijke heerschappij, dan
komen wij daardoor aan de staatkundige.
Wanneer Zweden, Perzië, Polen en Tur
kije door ons veroverd zijn, en de Zwarte
Zee en de Oostzee in de macht van onze
schepen, dan moeten we geheime onder
handelingen aanknoopen met Frankrijk en
Oostenrijk om saam de heerschappij over
de wereld te deelen. Indien een van bei
de onze voorstellen aanneemt, wat te ver
wachten is, indien er goed gewerkt wordt
op hun eerzucht en hebzucht, dan moe
ten we den een gebruiken om den an
der te vernietigen; is dat- geschied, dan
hebben wij alleen nog den overblijvende
te verslaan door een voorwendsel te zoe
ken tot een strijd, welker uitslag niet
twijfelachtig kan Zijn, daar Rusland dan
reeds in het volstrekte bezit zal zijn van
het Oosten en van het beste deel van
Europa.
In het ondenkbare geval, dat beide onze
voorstellen afwijzen, moe.t onze staat-
kunde den een tegen den ander opzetten.
Rusland moet dan het gunstige oogenblik
afwachten om zijn reeds verzamelde le
gerscharen in Duitschland te zenden, ter
wijl twee ontzaglijke vloten uitzeilen van
de zee van Asof en de haven van Ar
changel; langs de kusten der Middel-
landsche Zee en van den Atlantischen
Oceaan varende, zullen zij Frankrijk aan
de eene zijde en Duitschland aan de au^
dere overweldigen. Dan komt het overige
Europa gemakkelijk onder ons juk.
Dit testament, indertijd door een der
grootste Engelsche bladen The Times
gepubliceerd, vindt men eenigszins uit
gebreider afgedrukt in „De toekomst van
Uusland", door Burton, Den Haag, J. N.
Voorhoeve.
Het is opmerkelijk, dat Napoleon, die
Van 't bestaan van dit testament, gesteld
('at het echt zij, wel niets zal hebben
afgeweten, voorgevoeld heeft dat Rus
and zich op enorme machtsuitbreiding
voorbereidde, en als gevangene op St.
Helena zijn gedachten hieromtrent als
volgt heeft uitgedrukt
In den loop van weinige jaren zal Rus
land Constantinopel, een deel van Tur
kije en geheel Griekenland bezitten. De
mogendheden die daar last van zullen
hebben, en die trachten zullen het te
verhinderen, zijn Engeland, Frankrijk,
Pruisen en Oostenrijk. Maar Rusland zal
zijn doel trachten te bereiken, trots deze
imachten. En is 't eenmaal meester van
Constantinopel, dan krijgt het den ge-
heelen handel op de Middellandscho Zee;
het wordt een zeemogendheid, en God
weet wat er dan gebeuren zal.
Natuurlijk is 't testament van Czaar Pe
ter niet in alle doelen uitgevoerd, dat
lag aan den loop der gebeurtenissen.
Frankrijk is thans de bondgenoot van
Rusland; Engeland zelfs ook; niettegen
staande het zeer goed weet, welk kwaad
er van de zijde van Rusland dreigt.
Engeland berokkent zich dan ook de
waarschijnlijk groote schade door mee te
werken aan de vernietiging van Duitsch
land, met wien als bondgenoot het allicht
de macht van Rusland had kunnen tegen
hielden. Is nu Duitschland tegen den grond
geslagen, dan zal zoo voorspellen de
beste staatslieden van onzen tijd En
geland het met Rusland aan den stok
krijgen; en wat zal 't einde zijn, wanneer
deze kolossus zich ook naar het Zuiden
wenden zal en Engelsch-Indië bedreigen.
Neen, dan doorziet Turkije 't gevaar
beter. Het begrijpt, dat 't om Constanti
nopel, om de Zwarte Zee, om den alleen
handel in het Zuiden te doen is, en
daarom 'tracht het den Rus in Klein-Azië
en in den Kaukasus alle mogelijke af
breuk fto doen.
Hoe deze oorlog afloopen zal, is niet
te zeggen, doch de voorspelling van Na
poleon, (den geweldenaar, verkrijgt in het
licht der jongste gebeurtenissen groote
betsekenis. Rusland is de natuurlijke vij
and zoowel van Duitschland als van
Frankrijk, zoowel van Oostenrijk als van
Engeland. Daarom steunt hij Frankrijk te
gen Duitschland, doch om later met En
geland af te rekenen.
Schriftgeleerden onzer dagen zijn het
leens, dat Rusland in de profetieën is
aangekondigd als de mogendheid, die in
het laatste der dagen een groote rol zal
spelen. Volgens Burton, bovengenoemd,
zal Rusland het einde van zijn bestaan
vinden op de bergen van Palestina.
De „tijden der Heidenen" in het Boek
van Daniël genoemd, loopen van Nebukad-
rezar tot de komst van Christus in heer
lijkheid.
De vier deelen van het beeld in Nebu-
kadrezars nachtgezicht zijn Babyion, Me-
do-Perzië, Griekenland, Rome; dat Ro-
meinsche Rijk is eveneens te niet gedaan,
doch zal weer hersteld worden (Openb.
178), het zal de groote unie zijn van
tien koninkrijken van West-Europa. Maar
ook het Grieksche Rijk zal herleven
(Openb. 19). Het is het derde dier uit
Daniël 7 en ziet op de toekomst van Rus
land. Het is onmogelijk, zegt Burton, dat
Rusland en Frankrijk voorgoed verbonden
blijven, want Frankrijk zal deel uitmaken
■van het Romeinsche (het vierde) rijk,
terwijl Rusland de macht zal zijn waaraan
de laatste „Koning van het Noorden" (Da
niël 11) de vertegenwoordiger van het
Grieksche (het derde) rijk zijn steun ?al
ontleenen. Het blijkt duidelijk uit de
Schrift, dat deze twee machten staatkun
dig tegenover elkander zullen staan.
De profetie van Daniël in zake het
Grieksche Rijk (Daniël 8) is letterlijk in
Alexander den Groote en na diens dood
in zijn opvolgers vervuld. Dit geeft vrij
moedigheid om de vervulling van het
geen de profeet zegt aangaande „den Ko
ning van het Noorden", te zoeken in
Turksch-Azië, overeenkomende met den
kleinen hoorn, van welken in Daniël 8
wordt gezegd, dat hij uitnemend groot
werd tegen het Zuiden en tegen het
Oosten en tegen het „sierlijke land" (Pa
lestina).
„De Koning van het Zuiden" is dan
de macht, die over Egypte heerschappij
voert. Op 't oogenblik is dit Engeland.
Daar Engeland deel zal uitmaken van het
Romeinsche rijk (West-Europa) zal het
deze macht wel niet behouden. Doch dit
ziji in het midden gelaten. Letten wij
alleen op Daniël 11:40, waar sprake is
van een aanval dien „de Koning van het
Noorden" ial hebben te doorstaan van
het Zuiden en van het Noorden.
Er is dus nog een derde macht, nl. ten
Noorden van den Koning van het Noor
den; en voor deze .macht ziet Burton
Rusland aan.
Is daar grond voor
(Slot volgt.)
Tholsn.
De uitslag der gemeenteraadsverkiezing
te Tholen bracht nog een kleine ver
rassing. Wij hadden gedacht dat dè in
vloed der liberale groep jhr. v. Vre-
denburch grooter was; te meer nu zij
leentjebuur speelde hij een der Chr. par
tijen, en nogal zwaaide met de stoffe
lijke belangen.
De mislukking van deze truc is oor
zaak dat onze vriend v. d. Berge uit
viel.
Laat hij aan dergelijke truc-jes nu maar
nooit weer meedoen.
Nu in zijn plaats een antirevolutionair
in herstemming komt met den liberaal,
achten wij het van groot belang dat. alle
antirevolutionaire kiezers nu Van Hiele
stemmen. Te meer omdat anders de ze
tel van een antirevolutionair Verloren
gaat; lest niet minst omdat de
Thoolscbe liberalen, door verbreking van
den Godsvrede met hun tegencandida-
ten zich weer eens van den min zuiveren
kant deden kennen.
Den zetel laten aan de partij die haar
door overlijden verloor, het moest zelfs
in normale tijden kunnen. Veel meer nu!
•jr
Boknspt overzicht van den toestand.
Er is nog voor niets anders aandacht
dan voor den Engelsch-Duitschen han
delsoorlog en de Hollandsche Pers ver
diept zich natuurlijk in beschouwingen'
over de eventueele 'gevolgen 'van Enge'-
lands en Duitschlands houding voor de
neutrale koopvaardij in het algemeen, en
de onze in het hijzonder.
Al is men het nog niet eens over den
omvang van de ramp uiteraard zijn
de gevolgen moeilijk te overzien men
is wel algemeen overtuigd, dat 't voor
ons een ramp is. Bij alle strubbelingen,
die we tot nog toe meegemaakt hebben,
komt nu nog de afsnijding van de pas
sage door het Kanaal, want daar komt
't tenslotte toch op neer.
Terecht merkt de „Standaard" op,
dat ook onze vaart Oip Amerika en op
onze Oost met dit nieuw opgekomen ge
vaar rekening zal moeten houden, en dat
hiermede voor onze regeering een nieu
we moeilijkheid opkomt, dat ze zich niet
wel van alle interventie zal kunnen ont
houden.
Waar blijft nu de „vrije zee"?
Ze wordt steeds onveiliger en wij, die
haar niet missen kunnen, voelen met den
dag den druk op onze scheepvaart ver
meerderen.
Het gaat om een groot beginsel, om
de handhaving en erkenning van het recht
der neutrale Stalen, al zijn deze meeren-
deels slechts kleine Staten. Dit hebbe
men wel te bedenken. Doch waarom zon
men zichzelf door dergelijke ondergeschik
te belangen laten bemoeilijken en belem
meren in z'n bewegingen.
Geldt het niet een strijd op leven en
dood tusschen de twee machtigste sta
ten van Europa? Duitschland is de groot
ste militaire macht te'land, Engeland de
sterkste ter zee.
Zij zijn dus, gelijk het „Centrum" op
merkt, ongelijke grootheden, die elkaar
dus niet kunnen verpletteren. Maar wel
wordt steeds duidelijker, dat het herstel
en de bestendiging van den Europeeschen
vrede vooral aan hun wederzijdsch© ver
houding gebonden is.
En wat zegt de Pers van de heide
grootmachtige naties.
Merkwaardig is het wat de maritieme
medewerker van de „Times" over het
gebruik der neutrale vlag zegt. Met be
langstelling heeft men natuurlijk het
praatje verbeid, dat een zoo ongehoord
feit tracht te verontschuldigen. De Engel
sche Pers maakt er niet veel woorden
over vuil.
„Er is, aldus genoemde medewerker,
veel dwaasheid geschreven over het ge
bruik van de neutrale vlag door handel
schepen. Er is voor de admiraliteit geen
noodzakelijkheid eenige order hieromtrent
uit te vaardigen, en ik geloof ook niet
dat zulk een order is gegeven. In gewone
omstandigheden heeft 'n handelsschip niet
het recht de neutral© vlag te voeren.
Maar het gebruik op zee, en vele pre
cedenten bewijzen dit, is dat het wordt
toegelaten dat een schip het doet als
het tracht aan een vijand te ontkomen.
Elke natie die een eenigszins belangrijke
handelsvloot heeft bezeten zal in eigen
geschiedenis hiervan voorbeelden vinden.
Niet vele jaren geleden erkende Groot
Brittannië het recht toen het zelf neu
traal was. Indien onze handelsschepen
een neutrale vlag hijschen om de aandacht
van een vijandelijken onderzeeër te ont
gaan zullen ze het recht op hun hand
hebben".
't Is eigenlijk overbodig nog naar een
precedent te zoeken. Ook zonder dat zou
Engeland dezen weg behandeld hebbten.
In dezen oorlog wordt eenvoudig gespot
met alle tractaten en gebruiken.
De Zweedsche Pers is natuurlijk ook
zeer verbolgen. Vooral geldt die veront
waardiging Engeland.
Een der Zweedsche bladen schreef on
der den titel
„De noodlottige 18e Februari"„Niet
Duitschland door zijn nieuw decreet, maar
Engeland door zijn Noord zee-verorden inh]
van 3 November j.l. heeft den zeeoorlog
op gewetenlooze wijze een nieuwe rich
ting gegeven, die tegen alle bepalingen
van het volkenrecht indrnischt. Met zijn
beroep op zijn levensbelangen kan En
geland ongetwijfeld de poging tot uithon
gering der Duitsche burgerlijke bevolking
rechtvaardigen. Daaruit volgt ook, dat de
genen, die het eerst aan zulk een poging
tot verworging blootgesteld weid, zich met
grooter recht op zijn levensbelangen be-
roeepn kan, wanneer hij zich van moord
dadige aanvallen tracht te ontlasten".
„Engeland voerde dit nieuwe soort van
tweegevecht in en trad daarbij de be
langen der onzijdige mogendheden met
voeten. Wij, Zweden, konden de werking
van de Duitsche bekendmaking rustig af
wachten, wanneer niet d© Engelsche eisch
bestond, dat onze schepen het gevaarlijke
Kirkwall moeten aandoen".
Er is dus dubbel reden om oveir hot
verloop van dezen modernen oorlog be
zorgd te zijn.
In de eerste plaats over de verregaande
ontaarding. Immers wat blijft er in dezen
tijd van .haat en bitterheid over van de
humanitaire bepalingen, door do diplo
matie in lijvige documenten vastgelegd?
En de onzijdige mogendheden zien iede
re n dag hun vrijheid meer en meer aan
banden gelegd.
Alles moet buigen onder de „militaire
noodzakelijkheid". Wel leven wij Gode
zij dank nog in vrede, doch de be
proevingen blijven ons niet gespaard.
Wat zal de Nederlandsch© regeering
onder dit alles doen?
De „N. Crt." meent, dat... we moeten
protesteeren. Het blad schrijft:
„Wanneer de oorlogvoerende mogendhe
den zich op elkanders overtredingen of
schendingen van het volkenrecht beroepen1
om maatregelen te nemen, welke den toelta
van dat recht niet kunnen doorstaan, dan
blijft voor de kleine onzijdige staten, in
dien hun levensbelangen daardoor riiet
zóó ernstig getroffen worden dat ook zij
genoopt zouden zijn het zwaard te trekken,
geen andere weg open dan die van het
protest. Maatregelen als, naar men zegt,
Amerika overweegt, n.l. om zijn groote
handelsschepen te convoyeeren, d.i. hun
een welbewapend geleide over zee mede
te geven, vallen niet binnen ons 'bereik.
Na het protest ter wille van ons recht
hebben wij, ons rekenschap gevende van
de w e r k e 1 ij kh e i d, af te wachten wel
ken loop de zaak voor ons neemt en
daarbij to doen wat in ons vermogen
ligt om dien loop in de goede richting
te leiden. Tot nog toe bleek dan dikwijls
de wolk niet zoo zwanger van onweer
te zijn als zij er bij1 haar dreigende na
dering uitzag. Zoo ging het met de' En
gelsche „sluiting der Noordzee" van No
vember, zoo zal het allicht ook met het
Duitsche mare clausum van Fe
bruari gaan".
„En bij de nadeelen die onze handel en
scheepvaart dan toch ondervinden, moge
Nederland nuchter bedenken wat een er
varen staatsman ons eenige maanden ge
leden zeide: Wij trekken, in normale om
standigheden, zoo verbazend veel econo
misch profijt van onze bijzonder gunstige
aardrijkskundige ligging, dat wij ons in
den algemeenen oorlog, die rondom ons.
gunstig hoekje van Europa het felst woedt,
ons maar het een en ander moetien getroos
ten, dat we tóch niet verhinderen kun
nen".
Ja, we zullen ons alles getroosten,
alles manmoedig verdragen, wat men ons
aandoet. Als men ons binnen de grenzen
maar met rust laat.
Doch protesteeren zullen we tegen iede
re verkrachting van het volkenrecht, te
gen elke daad, die met recht en gerech
tigheid spot.
De strijd op de slagvelden verkeert nog
in hetzelfde stadium.
Geen nieuws van belang.
Een Nederlandsche heldin.
Men schrijft aan de Tel.:
De dochter van de familie K., te Weert,
die met een thans in het Belgische le
ger strijdenden Brusselaar getrouwd is,
vertelde aan een onzer correspondenten;
Nadat de Duitschers Brussel hadden be
zet, werd het mij te benauwd in die
stad, waar ik geen bericht van mijn man'
ontving. Ik ging naar Nederland om te
trachten daar iets van hem te vernemen.
Het bleek mij al spoedig, dat hij niet
onder de geïnterneerden was, waarom ik
besloot naar Engeland te gaan. De zeerei»
was wel niet aangenaam en de Engelsche
taal ben ik niet mach lig, maar gelukkig
ontmoette ik te Londen, een verpleegster
van het Roode Kruis, die Fransoh ver
stond. Ze hielp me voort en door onzle
nasporingen kwamen we tot de overtui
ging, dat mijn man zich niet in Engeland
bevond.
Ik stak dus het Kanaal over naar Bou
logne. Daar wist iemand mij de plaats
to noemen, waar de generale staf zich
bevond. Ik ging er heen en men zlei mjji
daar ,dat mijn man nog leefde en zelfs
niet gewond was. Zoodra hij werd afge
lost, mocht ik "hem bezoeken.
Drie uren later heb ik hem dan ein
delijk gevonden, al was hij bedekt met
vuil en modder. Dat waren onvergetelijke
oogenblikken, waarover ik niet veel behoef
te vertellen.
Mijn man was tot onderofficier bevor
derd, wat ik niet zou bemerkt hebben,
als hij zijn streepen niet had schoon
geveegd en gekrabt van de modder.
Vier weken lang ben ik daar geweest,,
vlak achter het front. In een kelder mocht
ik voor de compagnie van mijn man ko
ken.
Op den duur werd het er echter te
warm door de hevige kanonnades van
dien Diutsoh. Ik wou niet heengaan, maar
mijn man wilde het. Van eenige Belgische
jongens kreeg ik geld, zoodat ik, met het
bewijs van mijn man, een aardig sommetje
bij mekaar kreeg.
Daarmee heb ik de terugtocht aan
vaard over Engeland. Na ga ik naar den
consul om een pas naar Brussel. Daar
zal ik kleeren en ondergoed halen, zoo
veel ik drageh kan en dan ga ik weer
gauw naap mijn man terug."
Hoe m»n in Luik leeft.
Een Luikenaar vertelde aan de redactie
van het Vad.
In Luik gaat het leven vrij' kalm zij*,
gang en over het algemeen is de verhou
ding tusschen burgers en militairen dra
gelijk.
Rij gaf nadere, vreeselijke bijzonder
heden over het vervoer van Duitsche lij
ken naar Duitschland, o-m daar ver
brand te worden. De lijken zijn geheel ont
kleed en worden in bosschen van vijf
met ijzerdraad aan elkaar gebonden in de
goederenwagens geborgen. Gemiddeld ko
men er dagelijks 25 treinen met gewonden
door. Elke trein heeft 4045 wagens e*
elke wagen bergt 8 bedden. Dikwijls
stroomt het bloed over de treeplanken.
Sinds Nieuwjaar mogen de Luikenaars
tot 9 uur op straat blijven, maar wie
daarna nog op straat loopt, krijgt een
flink© boete of cachot. Van geweldpleging
of ruwheid is geen sprake meer. Het re
giem is streng maar nergens noodeloos
kwellend of plagend. De bevolking staat
op broodrantsoen, maar er is tot dusver
voldoende voorraad van levensmiddelen.
Op ziekeren dag kregen .alle Belgische
werklieden in de wapenfabrieken vijf tien
minuten tijd. om te vertrekken en er nooit
weer in te komen. Na dien tijd werken
er arbeiders van Krupp.
Van het begin van den oorlog is deze
Luikenaar daar in de omgeving geweest,
en hij gaf een nieuwe verklaring, hoe
de franctireursverhalen in de wereld kwa
men.
In het begin van den oorlog overnacht
ten vele Belgische soldaten bij' de burgers
in de dorpen. Wanneer dan plotseling
in den nacht daar Duitsche soldaten op
doken hebben de Belgische soldaten in
derdaad uit de vensters en verdiepingen
der huizen geschoten, zooals hun volle
recht was. De Duitschers verklaarden dan,
dat door burgers uit de huizen geschoten
was en het strafgeding was daar.
De verteller en zijn vader hebben op
die wijze twee uur onder onmiddellijk
doodsgevaar verkeerd. De Duitschers kwa
men en verklaarden, dat er vier- Belgische
soldaten in hun huis verborgen werden
gehouden. Ontkennen hielp niet. Beide
moes ten gaan zitten en soldaten werden,
met het pistool in de handen voor hen
geplaatst. Anderen doorzochten in dien tijd
van boven tot onder het huis. „Als Ze ook
maar één uniformstukje gevonden had
den, zou ik hier niet voor u zitten" be
sloot de gelukkig ontsnapte.