No. 106 Donderdag 4 Februari 1915 29e «laargang Uit de Pers. De Groote Oorlog* Zeeuwsche Stemmen. Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LAN sE VORSTSTRAAT 210. Bureau te Middelburg: FIRMA F. P. DHUIJ - L. BURG. Drukkers: Oosterbaan Le Cointro Goes. Twee sprekende citaten. „Ik geloof dat. geen volk genoeg heeft aan Staatsonderwijs. „Ik geloof, dat van al onze vrijheden de vrijheid van onderwijs de kostbaarste is, omdat zij naast de vrijheid van druk pers, hot eenige wapen is, dat overblijft voor den overwonnene". Prof. BUYS, 1 Liberaal. r l Meer dan de helft van ons volk, im mers als wij de waarheid willen zeggen, ook niet weinigen van liberalen huize, heeft aan de Staatsschool genoeg. Dt. COLENBRANDER. (In het vrijzinnig tijdschrift „De Gids" van Sept. 1912.) XXXI. Haat 'en verbittering tieren welig in deze dagen van opzweeping der mensche- lijke hartstochten. Vooral de' internationale verbittering neemt hand over hand toe. Reeds lang heeft ze de grenzen, die het internationa lisme schier geheel weggevaagd had, her steld, en nóg hartstochtelijker dan de va derlandsliefde is de haat geworden jegens den medeménsch, wien „het lot" anderen geboortegrond aanwees. Nu is het geen nieuw verschijnsel, die vijandige haat jegens den medemensch. Van den zondenval af hebben haat en ver bittering tweedracht gezaaid en wat er gezaaid werd, is ook gemaaid. Tot op den huidigen dag leven ze voort als een ingekankerde ziekte, zonder dat men zich afvraagt of er ook een geneesmiddel voor deze kwaal is, ja vaak zonder dat men zich rekenschap geeft van liet gevaarlijt ke karakter ervan. Er is haat tusschen de volkeren der wereld, haat aan de resp. hoven, haat op de regeeringbureaux, haat in de steden, haat op de dorpen ja ook in het lieve, nederige dorp. Hoe kan soms de onderlinge verbittering als een besmettelijke ziekte, als een ver pestende walm over het dorp- vallen, om het leven der oogenschijnlijk in volmaakten vrede levende burgers te vergiftigen, tot 't er ondraaglijk wordt. Er is haat in de kerk ja, ook hier haat in de school, in ieder huisgezin, in ieder hart. Heusch, 't hoeft geen verwondering te baren, dat de volkeren in deze oproerige periode zweren bij den haat. Met bezorgdheid ziet men de voortwoe- kering van het kwaad. Reeds laaien de vlammen van den internationalen haat hoog op en schijnt geen bedwingen meer mogelijk. Toch, dacht de Nederlandsche Anti; Oorlog-Raad, moet men een waarschu wende stem doen hooren. En hij heeft die doen hooren. Onder leiding van het Bestuur van den Raad en de uit dez'e) organisatie gevormde Commissie ter bei- vordering van de Internationale samenwer king; is dezer dagen aan de leiding gevende mannen onder de oorlogvoerende volken een kranig manifest gericht, dat ongetwij- feld nog goede vruchten kan dragen. Tal van Staatslieden, hoogleeraren en andere mannen van hoog en naam, onder wie velen van Christelijken huize, hebben hun handteekening onder dat kloeke stuk gezet. Wil ik u enkele van die klinkende na men 'noemen? Prof. Bavinck, dr. Kuyper Sr., ds. H. A. Leemans, mr. A. F. de Savornin Lohman en mr. W. H. de Savornin Lohman, prof. Rutgers, dr. Slotemaker da Bruine, ds. A. S. Talma (van Bennebroek), prof. Vis- (scher, dr. de Visser, oud-minister Heems kerk, prof. Obbink en dr. J. van der Valk. 't. Zijn er maar enkele uit de lijst van eerste mannen des lands. In het manifest, hetwelk in vier talen is Opgesteld, wordt er dan in de eerste; plaats op gewezen, dat vaderlandsliefde niet behoort uit te sluiten het vermogen om recht te doen wedervaren aan het karakter van den tegenstander; dat geloof in de deugden van eigen volk niet gepaard behoeft te gaan met den waan, dat alle ondeugden eigen zijn aan het volk, waar mede men strijd voert (inderdaad doet men het zoo voorkomen); dat overtuigino' der gerechtigheid van eigen zaak niet; mag doen vergeten, dat door den tegen stander die overtuiging in even sterke mate wordt gekoesterd. Men gunne toch plaats aan de over weging, dat de vraag, welke volken als rijandeu tegenover elkander komen te staan, afhankelijk is van de' politieke ver houdingen,. die wisselen naar door nie mand te voorziene omstandigheden. De vijand van heden js misschien do *DeZeeuw VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 8 maanden fr. p. post. ƒ1.25 Losse nummers0.05 Prijs der Advertentlën 15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels ƒ1. iedere regel meer 10 ct. vriend van morgen. Den Russisch-Japan- schen oorlog is men nog lang niet verge ten, en wat zien we nu: Japan trok United gi op met de verbondenen, om Duitschland's (macht te trachten af te takelen. In het manifest wordt er verder terecht op gewezen, hoe ook door de wijze, waar op in de dagbladpers der oorlogvoerends mogendheden wordt geschreven over den tegenstander, voor lange tijden de bitterste haat zal blijven voortbestaan. Aan de rampen, die de oorlog reeds onmiddellijk teweegbrengt, zal dan nog dit betreurenswaardige gevolg zijn toege voegd, dat samenwerking tusschen do thans met elkander strijdende natiën op het gebied van kunst en wetenschap; ja van alle werken des vredes voor geruimen tijd te worden belemmerd, zoo niet geheel onmogelijk gemaakt. En toch zal „Deo vo- luntate" (deze twee woorden stonden helaas niet in het manifest) na dezen oorlog wederom een tijd aanbreken, waar in de volken het onderling verkeer, zoo wel in het maatschappelijk als het geeste lijk leven, zullen moeten hervatten. Evenzeer terecht wordt dan beweerd, dat hoe minder heftige beschuldigingeni van weerskanten zijn geuit, hoe minder blijVende verbittering is gewekt, het la ter des te gemakkelijker zal vallen om de), doorgesneden draden van het internatio naal verkeer weder aaneen te knoop am Ieder, die in woord of geschrift den tegenstander smaalt en. den nationalen hartstocht prikkelt, staat mede verant woordelijk voor het verlengen van dezen gruwelijken oorlog. De pers der oorlogvoerende mogendhe den heeft er niet weinig schuld aan, dat de hartstochten zoo hoog opgezweept wor den. De Duitsche zoowel als de Engelsche en de Fransche bladen beijveren zich vaak, om de harten tegen de vijanden op te zetten. 'k Herinner me o.a. nog een vers in een der Duitsche bladen verschenen, waar in iemand een vrouw nog wel aan haar feilen haat tegenover Engeland lucht geeft op een wijze, die inderdaad afkeer wekt. En wat te zeggen van „poëzie" ais deze? Pas op Engeland! ,,'kWou 'k een schip had, Moederlief!" „Wat voor schip, mi'n hartedief?" ,,'n Schip, 'n schip!" „Wil je dan een kotter hebben?" „Neen moeder, neen! In 'tWesterland doe 'k niets daarmee, Geen badgast toeft er aan het strand der i zee, Ik wil alleen naar Engeland, Wee, Albion, wee, wee!" ,,'kWou 'keen schip had, Moederlief!" „Wat voor schip m'n hartedief?" ,,'n Schip, 'nschip!" „Wil je dan een stoomboot hebben?" „Neen moeder, neen! Een stoomboot is te groot voor mij; U weet, ik moet 't Kanaal voorbij1, Die doodsche mijnenzee Wee, Engeland, wee wee!" ,,'kWou 'keen schip had, Moederlief!" „Wat voor schip m'n hartedief?" ,,'n Schip, 'n schip!" „Wil je dan een U-boot hebben?" „Ja, moeder, ja! 'n Duikboot wil ik, een echte duikboot Compleet met schroef en periscoop, En met een drietal torpedo's maar! Wee, vijand, hou je klaar!" „U krij'gt een kusje, moederlief!" „Wat voor kus, m'n hartedief?" ,,'n Afscheidskus „Wilt ge soms naar Engeland gaan?" „Ja, moeder, ja!" „Ik monster Otto Weddig aan Óm ras naar England's kust te gaan, En 'k torpedeer drie kruisers dan Wee, wee den Engelschman!" Ik noemde u wederom een voorbeeld uit de Duitsche Pers, doch die van de andere oorlogvoerende naties is al geen haartje beter. Niet alleen tracht men bij de strijders den haat jegens den tegenover hem lig- genden vijand aan te wakkeren, doch ook den achtergebleven mannen en den kin deren dient men het gif der verbittering druppelsgewijs toe. Ja, ook het kinderhart zet men tegen de menschen, die zich Duitschers of En- gelschen noemen. Hoe gemakkelijk valt dit, als men het kind maar spreekt van die booze mannen, die vader doodgemaakt hebben, broer of oom 't Was dus een goede gedachte van den Ned. Anti-Oorlog Raad met nadruk te wijzen op het kwaad der verbittering tus schen de volkeren. Had hij enkel zulke goede gedachten, hij zou ons een van de sympathiekste corporaties voor den vrede zijn. Dat hij ook wel eens een minder juisten weg wil bewandelen, daarvan hoop ik u 'n volgenden keer te vertellen. De Ned. Anti-Oerlog Raad heeft ook in onze provincie z'n vertakkingen. Daar om is 't wellicht nuttig er nogmaals eenige regels aan te wijden. KEES VAN DER MEER. O u d-M i nister Col ij n over den Oorlog. In het Februari-nummer van „Stem men des Tijds" geeft de heer Colijn een belangwekkend artikel over den volke- renkrijg. Hij zet op grond van strategische ge gevens uiteen, dat een Russisch succes tegen Duitschland onwaarschijnlijk is. „Wel zal nog eens een poging herhaald worden om de Duitsch-Oostenrijksche le gers weer in Westelijke richting terug te drijven en wel is het best mogelijk, dat zulk een poging aanvankelijk slaagt, maar als de Russen dan weer eens een 200 K.M. van 'het eindpunt hunner spoorwe gen verwijderd zijn, dan vertraagt de voor- waartsche beweging weer, kunnen de bondgenooten met behulp hunner spoor wegen weer nieuwe groepeeringen in het leven roepen en rolt-eindelijk de stoom wals weer terug. Zoo ongeveer stel ik mij1 deu toestand in het Oosten voor, indien geen nieuwe factoren, als b.v. het ingrijpen yan Roe menië en Italië, 'zich doen gelden. Men zal elkaar vermoedelijk in evenwicht hou den en daarin ligt dus opgesloten, dat een beslissend Duitsch-Oostenrijksch suc ces evenmin waarschijnlijk is." Ook on het Westelijik oorlogstooneel is, naar hef, oordeel van den heer Colijn, geen beslissing te wachten. „Men houdt elkaar daar in evenwicht, met de laatste paar weken een lichte overhelling ten gunste van de Duitschers. Het groote Fransche offensief, medio December ingezet, is niet geslaagd. Ik verwacht, dat men daar met een nieuwe poging wachteu zal tot de nieuwe legers van Kitchener op het terrein verschenen zijn. Men zegt dat dit in 'het voorjaar geschieden zal. Maar het klinkt niet waarschijnlijk dat deze nieuwe troepen gelijktijdig zullen kunnen optreden. De uitrusting met geschut vooral gaat niet zoo vlug dat men in een 8-tal maanden een zestal legers uit niets zou kunnen vormen," nog daargelaten alle overige moeilijkheden als kadervorming e.d. Doch voor een oogenblik eens aanne mend dat we Engeland's vermogen hier in onderschatten, dan hangt het resultaat van de te verwachten verhoogde actie dei- geallieerden toch ten nauwste samen met de tegenprestatie der Duitschers. Zijn deze in staat een gelijke machtsvergroo- ting tegenover te stellen? Ik verwacht zulks wel. Men weet in Duitschland, dat deze nieuwe legers der Engelsoben komen men zal veel beter dan wij1 ingelicht zijn over den tijd waarop z:ij te verwachten zijn: aan menschen en aan materieel ont breekt het Duitschland niet. Mij dunkt zoo, dat de Duitsche voorzieningen wel gelijken tred zullen houden met de maat regelen der geallieerden. Er zal op het westelijk oorlogstooneel in het voorjaar zeer heftig gestreden wor den, maar het is te verwachten, dat de krachten ook dan tegen elkaar zullen op- Wegen en dat de uitkomst weinig ver andering zal te zien geven in den tegen- woordigen stand van zaken." Op de vraag: „En wat dan?" ant woordt de heer Colijn: „Dan zal de kracht waaro'p men zijn hoop gevestigd had om Frankrijk en België van den vijand te zuiveren zijn ingezet zonder het gehoopte resultaat te bereiken. En Zal dan niet het verlangen naar vrede open baar worden? „Men verlieze niet uit het oog, dat de oorlog voor het bezette gebied zoo onein dig veel zwaarder drukt dau voorheen. Het land waar gevochten wordt, wordt omgewoeld als de akker door- de ploeg schaar; niet één steen wordt op den an deren gelaten; de honger teistert de be volking der bezette streken als nooit te voren. Men kruipt vooruit en achter uit, en geen meter gronds ontgaat de verwoesting, een verwoesting1 Zóó intens, dat er geen voorbeeld van valt aan te wijzen. Zoolang men de hoop nog had binnen enkele maanden den gehaten indringer buiten de landpalen te drijven, werd de moed gesteund door de verwachting. Maar als die verwachting nu eens ijdel blijkt, zal dan niet de begeerte ontwaken er een eind aan te maken? Misschiet! niet bij' allen, maar toch bij1 hen die het meest te lijden hadden? Ik meen, dat dit waarschijnlijk geacht kan worden en dat men dus tegen den zomer aan vrede zal gaan denken, zelfs al zijn de Duitschers niet uit Frankrijk en België verdreven. Ik weet wel, dat Engeland niet opziet tegen een langeren duur van den krijg, dat het bereid is en ook in staat om nog jaren door te gaan met zijn economischen oorlog; maar zullen do anderen het op dien weg willen volgen? Niet alleen is twijfel daaromtrent geoorloofd, maar ik geloof zelfs op die vraag een ontkennend antwoord te mogen geven. De verwachting, dat de groote worste ling, die ih het voorjaar tegemoet gezien wordt, weinig verandering in den tegen- woordigen toestand brengen zal, is voor den oud-Minister Colijn de grondslag' voor zijn vertrouwen, dat we de helft van de oorlogsellende gehad hebben. Bij1 dit alles natuurlijk buiten beschou wing gelaten eventualiteiten die het ge volg zouden zijn van het ingrijpen van nu nog niet bij den oorlog betrokkenen. Indien Roemenië of misschien Zelfs Italië tegen Oostenrijk gaan oprukken, dan is het mogelijk, en in het laatste geval na genoeg zeker, dat Duitschland aan het Westelijk front geen nieuwe krachten zal kunnen stellen tegenover de nieuwe legers der. geallieerden. Dan wordt de kans op een spoediger vrede m.i. veel geringer, want dan gaat het voet voor voet terug door België heen, waarschijnlijk zelfs tot aan den Rijn. En dat kan lang duren. Zoodat we ten slotte toch nog weer met onzekerheid eindigen." Ziedaar het oordeel van een onzer ge zaghebbende mannen; wiens meening om trent het verloop van den wereldoorlog tot nog toe door de gebeurtenissen vrij wel bewaarheid is geworden. Moge de heer Colijn het ook nu bij het rechte eind hebben. Dan z;ou het einde van dezen rampzaligen oorlog ten minste reeds te zien zijn. Gevaar van allen kant. Wij lezen in de „Standaard": Maar al te grif geeft men toe aan de glad verkeerde meening, alsof er, voor hands ten minste, van gevaar, in verband met den oorlog voor ons land geen sprake kon zijn. Met wat in de Boekowina en bij War schau voorvalt, zoo zegt men, hebben wij' niets uitstaande. Die streek ligt militair gesproken voör ons op weken afstands. En al ligt de Yser-streek in West-Vlaan- deren dichterbij, toch ziet een ieder wel, dat beide partijen daar geheel aan elkander gewaagd zijn, en zoo schier glad tegen elkaar opwegen, dat er van nadering tot onze erve geen sprake is. Ja, zelfs al brak dan ten slotte een Fransch of En- gelsch corps door, zoo zou .'t toch altoos dagen nemen, eer de opschuivende Duit sche hoofdmacht onze grenzen naderde, en in die enkele dagen ware er tijd zat, om wie op verlof was, weer in allerijl te laten aantreden. Op dien grond nu Waande men, dat het volstrekt onnoodig Was, heel ons leger gemobiliseerd te houden, en zag men niet in waarom niet op veel rui mer schaal verloven voor langer tijd kon den worden toegestaan. Hoe fraai echter zulk een berekening zich voordoet, op de keper bezien, komt ze falikant uit. Van Brugge naar Staats- Vlaanderen is de afstand zóó gering', dat eenigszins beduidende overwinning van de Entente de Duitschers in één etmaal op onze grenzen zou kunnen werpen. Ston den we dan niet in massa op onze grenzen gereed, om wat over onze grenzen schoof te interneeren, zoo zou heel onze posi- teitie kunnen overrompeld worden met voor ons leger fatale gevolgen. En hierbij blijft het niet. Niet minder ernstig gevaar schuilt voor ons in Antwerpen. Daar zou het scherpe conflict zich zelfs van twee kanten tegelijk kunnen voordoen, langs de Schelde en uit Vlaanderen. Niets ziou men iu een ha chelijk oogenblik ontzien, om van links en van rechts d© positie te forceeren en noch van den Fransehen, noch van den Engelschen, noch van den Duitschen kant, zou men er ook maar aan denken onze grenzen te eerbiedigen, indien on- zaligerwij'ze bleek, 'dat we geen baas op eigen erf wisten te blijven. Vooral uit den Hoek van Staatsvlaan- deren en Antwerpen kan ons het onheil genaken, maar ook 'dan nog is uit niets af to leiden, dat het hierbij blijven zou. Limburg blijft niet minder, door zijn met smalle strook ver vooruitgeschoven een altoos bedenkelijk punt voor onze Defensie en men kent de kaart van zijn land niet, zoo men zich inbeeldt, dat al was half ons leger naar huis, we toch nog zéér wel, op 't oogenblik dat het gevaar uitbrak, overal op onzen post zouden kunnen zijn. Denk om het Rhijntractaat. In elk geval, zoolang er op het West- front geen beslissing van beteekenis geval len is, blijft de toestand voor ons Zuid-op altoos hachelijk. Hier vooral moet de Bevelhebber van ons leger meester van de positie blijven. Valt later een beslissing, zoodat geheel de positie zich, op veel verder afstand van onze grenzen, scherp afteekent, dan zal aan gedeeltelijke demobilisatie te denken vallen. Zooals 'tnu staat, Zou elke aarzeling van Regeeringswege kunnen uitloopen pp verraad jegens het vaderland. Land onder water. De „Standaard" schrijft: De onder-water-zetting van de landstreek hij Yperen in Vlaanderen begint ook hier te lande pngerustheid te wekken. Thans is gelijksoortig offer van ons land nog niet gevraagd, maar alle zeker heid ontbreekt, dat piet, eer we een maand verder zijn, gelijk (middel vap Landsver dediging ook tep onzent zal zijn toe te passen. Het middelstuk van Zuid-Holland voor al is er opzettelijk op ingericht, om, in( geval van nood, door onder-water-zetting een eventueelen vijand van ons af te hou den. Het is het van ouds bekende middel van verweer, dat speciaal ten onzent is uitgedacht, en voorheen herhaaldelijk bij de verdediging van ons land in toepassing is gebracht. Ook nu is 't alles er weer op ingericht, om, werden we onverhoopt ook zelf in dezen oorlog gesleept, de verdediging door het water in toepassing te brengen. Wat in Vlaanderen als hij' verrassing is aange grepen, is ten onzent systeem. Geheel ons verweer is er op ingericht, althans daar waar de onder-water-zetting vlug genoeg in practijk kan worden gebracht: en vrij! stellig! kan pifen er op' aan, dat; gedurende de half-jarige mobilisatie ini die streken die voor inundatie in aanmer king komen, nogmaals alles is nagezien! en gekeurd, en dat, bleek het onverhoopt noodig, ook ten onzent, maar dan op veel' breeder schaal, ©en feit zou zijn, wat nu onlangs in West-Vlaanderen -die militaire) berekening zoo onverhoeds ;in de War hielp. i Natuurlijk is het stelsel der loopgraven in moerassigen bodem niet voor toepas sing vatbaar. Met {iet geweld van het water zou men daarom in zulk drassig land zijn voordeel moeten doen, en men vergist zich niet, fcoo men van zulke) inundatie pp groote schaal u een krach tige uitwerking voorspiegelt. Doch juist daarom let men nu ook ten onzent opi wat pit België „over wat dan volgt" bericht wordt. Ten minste vijf jaren lang, zoo weet men nu reeds tel voorspellen, zal het lO'ndergteloopen land' aan de gevolgen lijden. En dan de bere kening hoe zelfs bij zoo kleine uitgestrekt heid als aan den Yser zulk een inundatie aan de bevolking van zulk een streek op namelooze schade te staan zal komen. Wel is 'men ten onzent beter op zulk een inundatie ingericht, maar dit neemt niet weg ,dat de traditie van da ellende, die zulk een inundatie vroeger vaak veroor zaakte, in de streek die 't geldt, nog voortleeft. Zelfs wteet toten elkaar nog zeer wel te verhalen, tot wat verzet en rebellie zulk een inundatie meer dan eens aanleiding gaf. Ergerlijkheden dïe' thans wel niet meer te duchten zullen zipit maar dan toch de heugenis levendig hou den van 't bitter lot, dat aan onze boeren te wachten staat, .als 't sparen van 't land militair oogpunt eenvoudig niet lan ger kan. Ook dit gevaar mag niet verzwegen worden. Het is toch beter, dat zulk een ramp den landman niet onvoorbereid overvalle. Er kan zooveel geschieden, om 't leed dat dreigde, zooal niet te keeren, dan toch te verzachten. Ook hier is de Fransche spreuk toe passelijk: Un 'hom me averti en vaut deux. Beknopt overzicht van den toestand. In de eerste plaats wordt onze aandacht gevraagd voor de nieuwe acties aan het Oostelijk front, welker aard den indruk dat de strijd! zich bewetegt in de richting van pen nieuw beslissend stadium, be slissend althans in zoover, clat ingrijpendiét veranderingen aanstaand© zijn. Alhoewel bet front in Polen, sinds bet offensief van Von .Hindenburg tot staan] is gekomen vrijwel onbewegelijk is ge- Heven, is de toestand toch niet gelijk! die aan het Westelijk front en bestaat er gelegenheid aan beide zijden tot ontplooi ing van eenigszins omvattende operaties.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1915 | | pagina 1