it (halt»),
serenknecht
IVo. 104
Dinsdag 3 Februari 1915
39e Jaargang
itbode
Uit da Pers.
De Groote Oorlog-
it gevraagd
sknecht
Ie Knecht
inoodigd
m r u k icr
met Maart of Mei
japinge.
of Mei
rsche weg.
gd:
lijk in dienst te
.'ÉR, Lange Kerk-
adt zich aan
5een bezorging,
eau van dit blad
aart
chikbaar), bij M.
:ne.
art
)EIJER Lz.,
br, Ierseke, Zoute.
lei
CL, Bakker, Goes.
Ihem.
bt op de Wester-
|i-BreskenS-Neuzen.
istregeling
[ider aankondiging.
Ireskens vm. 7.05,
[3.43.
lissingen vm. 7.45,
1.10.
I Neuzen vm. 7.05,
|3.
lissingen vm. 7.15,
bnskerke nm. 1.45.
Neuzen nm. 2.15.
trein 12.02 kan
Is ten hoogste 5
inaar Neuzen kan
ehalve des Woens-
|ij stipt om 12.10
Borsselen aan.
ÏOOTDIENST OP
ICHELDE.
L Kantoor te Mid-
Joort G 150.
LStregeling
|iere aankondiging.
werkdagen vm.
adagen vm. 7.30,
luderdagen vm. 7,
|rkdagen vm. 7.30,
vm. 7.30, nm.
-WALSOORDEN
lo r d e nV lake,
je Tijd.
Icember 1914.
|t (Station) vm.
2.25, 5.25 en 8 u.
i r Z a n d e (Dorp)
|im. 3.15, 6.15 en
-den (Dijk) vm.
i. 3.25, 6.25 en
L e n (dijk) Vm.
3.45, 6.40, 9.05.
lande (dorp) Vm.
3.55, 6.50 en
kat ion) Vm. 7.05,
7.40 en 10.05 u.
HENST
1NSWEERD.
lake op het spoor
bp den tram.
lere aankondiging.
|che tijd.
Hansweert vm.
PO.
Walsoorden vm.
6.—.
IEERT—VLAKE.
Vlake vm. 7.20,
sweert vm. 8.08,
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LAM SE VORSTSTRAAT 219.
Bureau te Middelburg:
FIRMA F. P. DHUEJ - L. BURG.
Drukkers:
Oosterbaan Le Colntre Goes.
De Zeeuw
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. post.
Losse nummers
ƒ1.25
,0.05
Prijs der Advertentlën
15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels ƒ1.
iedere regel meer 10 ct.
Oude en euwe plunje.
De so< iaal-democralische leaders moe
ten nogal eens wat slikken van him vol
gelingen, wanneer zij meeningen uitspre
ken of verklaringen afleggen in een geest
tegengesteld aan dien waarin deze vol
gelingen door hen zijn opgevoed.
De redactie van Het Volk kreeg een.
aanmerking van twee geestverwanten om
dat zij minister .Cort v. d. Linden als
man van karakter, wijsheid en onkreuk
baarheid (integriteit) geprezen had. Dat
mocht niet, want die minister is de va-
dor van de Tuchthuis wet, zoo meenden
deze critici. Ons dunkt, zeggen zij
Ons dunkt, dat de arbeiders noch
dezen man, noch een der zijnen anders
kunnen zien dan als de hun nood-
wendig-vijandige pleitbezorgers der hun
altijd en overal vijandig-gestemde klasse,
wier wijsheid en onkreukbaar
heid^) zij slechts scherp te doorzien
en te duchten hebben.
De redactie dient dezen heenen evenwel
afdoende van antwoord, onder meer, om
te bewijzen „haar vollediger kennis van
deze staatkundige figuur" somt zij nog
öenige andere grieven tegen den minister
op (hij is onder anderen de man van
de Hogerhuis-zaak, onder zijn bestuur
moest mr. Troelstra een maand zitten,
ten dergelijke!) doch zij houdt tevens haar
gunstige beschouwingen omtrent dezen
staatsman vol onder meer dewijl hij het
algemeen stemrecht brengen zal, en be
reids de oppositie van rechts heeft lam
geslagen, door de quaestie van het on
derwijs aan die van het kiesrecht te kop
pelen.
Wat echter niet belet dat het blad,
hetwelk zijn mensohen in de alLeenzaligl-
makende kracht der klassenstrijdleer heeft
grootgebracht, nog eens te herinneren aan
mr. Cort v. d. Lindens „leven in een
geheel andere gedachten wereld" dan de
S. D. A. P.
Wat heeft, mogen wij wel zeggen, die
prediking van den klassenstrijd de predi
kers toch in een moeilijk parket gebracht!
Ook ds. Hugenholtz, de Kamer-woord
voerder der anti-militaire socialisten kreeg
het verwijt te slikken dat hij, nu de
mobilisatie hem verrast, zijn oude plunje
beeft weggeworpen.
In zijn verweer tegen dit verwijt werpt
hij de beschuldiging van zich; doch er
kent tegelijk dat hij zich bij zijn oud©
plunje nog wat nieuwe plunje heeft aan
geschaft. Het slot van zijn verweer luidt:
Wat intusschen niet zeggen wil dat
ik, naast de oude plunje, mij geen nieu
we zou hebben aangeschaft. Ik wil wel
■eerlijk bekennen, dat het afgeloopen hal
ve jaar mij ook op militair gebied
allerlei dingen anders heeft doen zien
dan vroeger. Dat het kleine Belgische
leger in staat is geweest het geheele
veldplan van Duitschland te verijdelen
en dat ten spijt van de geweldige vloot-
macht van Engeland, een paar Duitsche
onderzeebooten, ver van hun vlootba-
sis en zonder bescherming van zwaar
gewapende moederschepen in staat zijn
schrik en verwarring te brengen onder
vijanden en neutralen, dat zal mij waar
schijnlijk in het vervolg metwatmin-
der geringschatting doen
spreken van wat ook met kleine
middelen is te bereiken, zoolang wij
nog door het oppermachtig kapitalisme
om ons heen genoodzaakt worden een
zekere weermacht in stand te houden.
Dat laatste, van „het oppermachtig ka
pitalisme" moet er natuurlijk bij ter ge
ruststelling van de volgelingen. Overi
gens mogen wij, bourgeois, niet anders
dan ons verblijden bij ieder blijk van
dien kant dat het gezond verstand er
steeds meer spreken gaat.
De oude plunje moge in de S. D. A. P.
de w ij n zijn, hoe meer nieuwe plunje
er bij komt, hoe beter, want dat is dan
bet water in den wijn
De Kerstgroet.
Prof. Fabius schrijft in zijn „Studiën
en Schetsen":
Het woord der Koningin, als Kerst
groet 'tot haar volk gericht, heeft bui
tengewone be teekenis
Welk een boog te schatten voorrecht
is het, dat de laatste telg uit het Huis
van Oranje op even ongekunstelde als
besliste wijze getuigenis aflegt van haar
TÜgelok in Jezus Christus, eu haar volk
oproept met haar neêr te knielen aan
de kribbe, en bet kruis.
Uiteraard weet men raak zoo weinig:
van wat er omgaat in hart en hoofd
der Koningin.
En de Koningin, daardoor lichtelijk
bloot staande aan verkeerde oordeelvel
ling, heeft datslechts neer te leggen
In hooger hand.
Voor Nederland bracht de oorlog den
zegen, dat in breeder kring gevoeld is,
welke schatten do Heere in hoofd en
hart der Koningin geschonken heeft.
Gelijk daarvan ook deze Kerstgroet blijk
gaf.
En wel mag velen tot ernstig naden
ken leiden, dat van dit aangrijpende woord
do vrijzinnige pers in Nederland, naar
het schijnt, nauwelijks eenige notitie nam.
Ter dege Antirevolutionair
van Beginsel.
Prof. Fabius schrijft in zijn „Studiën
en Schetsen"
In „De Standaard" vond men 23 Jan.
1.1. geschreven
Nog in 1871 heeft Parijs zijn Com
mune gehad, met al de onheilige aan
drift, die in deze Commune het
volksleven poogde te beheerschen.
Vandaar verklaart het zich dan ook,
dat wie ter dege anti-revolutionair van
beginsel is, ook nu "niet vergeten kan,
van wat middenpunt de alles omver
werpende revolutionaire actie Is uitge
gaan.
De goden onzer eeuw hadden nu een
maal aan de Seine hun tenten opgesla
gen.
Van daar dat de breuk met Parijs
ook nu onder ons blijft natintelen.
Een Voltairiaan als Viviani kan 'óns
de leider der volken niet zijn.
Da Costa's waarschuwing stierf uit
onze hengenis nog niet weg.
Van partijkeuze spreken we hierbij
niet. Alleen maar de September-moor-
den en de Commune mogen we niet
vergeten.
„Van partijkeuze spreken we nierbij
niet". Het is goed, dat het er bij staat.
Immers ook „wie ter dege anti-revolutio
nair van beginsel is", zou kunnen mee-
nen, dat hier feitelijk op partijkeuze werd
aangestuurd naar volkomen valschen
maatstaf.
De antirevolutionaire partij mag zich
vooral in deze dagen gelukkig achten
in Groen van Prinsterer nog haren lei
der te hebben, die vaste lijnen trok en
hield aan volkenrecht.
De antirevolutionair, die bij hem ter
schele ging, heeft geleerd het: roof blijft
roof; ook tegenover den Paus.
Hij weet, hoe Groen van Prinsterer niet
hooren wou van partij kiezen voor Prui
sen in den „broederkrijg" tegen Oosten
rijk gevoerd, op grond, dat immers Prui
sen was een Protostantsche Staat.
Bij hem stierf nog niet uit de heugenis
weg, dat Groen van Prinsterer na Se
dan het met vuur voor het revolutionaire
Frankrijk heeft opgenomen tegen Duitsch
land.
Voor den zoodanige staat vast, dat- wie
zich bij ernstige vragen, als thans de
wereld beroeren, in zijn oordeel do>or al-
gemeene sympathie of antipathie leiden
laat, het juiste standpunt mist.
Beknopt overzicht van den toestand.
Nauwelijks is men van zijn verbazing
bekomen over het stoutmoedige optreden
van de Duitsche Marine hier en ginds,
of nieuwe heldendaden vragen onze aan
dacht.
Men moet zich wel zeer verbazen over
de koelbloedigheid, waarmede de Duit
sche strijders hun beroep te water uit
oefenen.
Het stoute optreden van de onderzeeërs,
die aan de westkust van Engeland, tus
sehen Liverpool en Havre op Engelsche
schepen jacht maken, en reeds verschil
lende vaartuigen in den grond hebben
geboord, heeft in Engeland begrijpelijker
wijs groote ontroering gewekt.
De aanvoer van levensmiddelen was
tot nu toe ten volle gewaarborgd. De en
kele Duitsche kruisers, die nog op den
Oceaan zwierven, zijn vernietigd, met uit
zondering van de „Karlsruhe", die ech
ter niet veel van zich laat hooren.
Maar nu? Het U-gevaar is plotseling
opgedoken, 'tls onberekenbaar in z'n ge
volgen.
Tot nu toe was Engeland er op uit
eiken aanvoer van levensmiddelen en van
andere artikelen, voor de industrie be-
noodigtd, naar Duitschland af te snijden,
om daardoor te pogen het Duitsche volk
uit te hongeren. Zelf kon het intusschen
nog steeds vrij aanvoeTen wat het voot
zijn levensonderhoud en nijverheid noodig
had.
Maai" nu? De Duitsche onderzeeërs heb
ben ook deze nijverheid aan banden ge
legd, en door de Engelsche koopvaarders
aan te vallen en ze, daar zij niet naar
een bevriende haven kunnen worden ge
bracht en aan een prijsgerecht kunnen
worden overgegeven, in den grond te boL
ren, berokkenen zij den Engelschen zee
handel natuurlijk ontzaglijk veel schade.
Zoo is er van het heerlijke zich-veilig-
weten bij den Engelschman niet veel
meer overgebleven. Dag en nacht dreigt
gevaar uit de lucht; een landing der
Duitschers behoort niet tot de onmoge
lijkheden; en rohdom de eilandengroep,
enkele decimeters boven den waterspie
gel, verheffen zich de periscopen der Duit
sche U-booten.
In hoeverre de practijken der Duitschers
„stelselmatige en bewuste schending zijn
van het volkenrecht", zooals de Engel
sche minister van marine het noemt, is
nog niet ui (gemaakt.
Het zeerecht zegt over de inbezitne
ming van handelsvaartuigen van de vij
andelijke partij: „Zij mogen naar een ha
ven worden gebracht of vernietigd.
„Vernietiging mag alleen plaats hebben
bij volstrekte onvermijdelijkheid b.v.
bij gemis of afstand van een
eigen haven waarheen de prijs zou kunnen
gevoerd worden".
„Deze gevallen zijn evenwel niet nauw
keurig omschreven", zegt prof. De Louter
in zijn Stellig volkenrecht, „en uit
den aard der zaak rekbaar en moeilijk
bewijsbaar, zoodat de deur voor misbruik
hier Wijd openstaat en menige prijs zon
der vonnis van een prijsgerecht is te
gronde gegaan".
Bovendien, wat bekommert men zich
op de wijde watervlakten, met den aarts
vijand voor zich, om de bepalingen van
het z.g. volkenrecht, vooral waar reeds
zoo menig tractaat als scheurpapier be
handeld is.
Afgezien van de vraag of 'talzoo be
schreven is of niet, zou het echter zeer
te laken zijn, indien dc Duitschers in
derdaad zonder waarschuwing, dus zon
der gelegenheid te geven tot het red
den der bemanning, de „vijandelijke"
vrachtschepen in den grond boorde.
Een bericht uit Havre beweert, dat 't ge
beurd is. We hopen echter dat het niet
bevestigd wordt.
Een „bijzondere" man van „De Tele
graaf", die dezer dagen door België is
getrokken, heeft zich kunnen-vergewissen
dat de Duitschers reeds sedert verschei
dene weken de mogelijkheid van een te
rugtocht onder het oog zien.
Hij stippelt dan verschillende defensie-
lijnen uit, die het land in het Westen
in alle richtingen doorkruisen, zonder be
paald onderling verband. Deze vormen
evenwel niet de groole retireeïingslinie,
welke de Duitschers gelrokken hebben en
die gereed is. Het zijn feitelijk verdedi
gingswerken, die het gros van het leger
moeten veroorloven, achter de geweldige
forten: Antwerpen en Dinant, terug te
trekken.
Die sterke reteeringslinie heeft hij stap
voor stap gevolgd.
Ten Noorden van Antwerpen wordt
daarvoor de Schelde gebruikt, tot aan
de Nederlandsche grens. De forten, die
van Lillo, St. Philippe, Berendreoht, Sto-
broeck en Merxem zijn opnieuw ingericht,
en van nieuwe kanonnen voorzien. De
diepe loopgrachten ervóór staan vol wa
ter. Ook die van St. Marie en Zwijn-
drecht zijn weer in staat van verdedi
ging gebracht.
Als men Oude God verlaat en den
weg van Lier volgt, dan ziet men, zoo
ver het oog reikt, pas aangelegde loop
graven. Dat zijn de voormalige Belgische
loopgraven, maar uitgediept, verbreed, jrjau
traversen enz. voorzien. Te Bouchout,
halfweg tussehen Antwerpen en Lier, zijn
de akkers letterlijk doorzeefd, zonder oenig
ontzag voor den aardappeloogst, die dan
ook voor een groot deel verwoest is.
Te Lier hebben de Duitschers een paar
bruggen hersteld, en eenige begaanbare
wegen gemaakt. Langs de Nethe, die voor
hen een zoo dootdelijk gevaar bleek, heb
ben zij zeer diepe loopgraven aangelegd.
Deze nog hermetisch afgesloten loop
graven verbinden Lier met Duffel. Daar
na zwenkt de linie Zuidwaarts, gaat tus
sehen St. Kathelyne-Waver en Putte door,
voorbij! Mechelen, om tussehen Rijnomam
en Haecht op de Dyle uit te loopen. Het
geheele gebied tussehen het Kanaal van
Leuven naar Mechelen en van de Dyle
tot Leuven is in uitstekenden staat van
verdediging gebracht.
Deze defensie-lijn is niet, zooals men
zou kunnen gelooven, een eenvoudige
borstwering. Zij is over aanzienlijke af
standen in de breedte uitgebouwd. Men
vindt haar tot in de omstreken van Beren-
thal, tot in 't Oosten van Aerschot en zelfs
tot 'bij Thienen.
Ten Z.uiden van Leuven schijnt zij
minder belangrijk te worden. De loop
graven zijn er minder talrijk, doch vindt
men er in de dorpen Bierbeek, Tourènnes,
Piètrebois, Opprebois tot bijl Perwez.
Van daar wordt zij1 wederom van be
lang. De loopgraven loopen naar Suarlee,
welks fort en voor-stellingen zoo goed
als ongeschonden zijn gebleven.
Van de geheele versterkte stelling Na-
men lis opnieuw gebruik gemaakt. Er zijn
hier aanzienlijke verdedigingswerken aan
gelegd, de loopgraven zijn uitgediept en
geheel nieuw ingericht, de forten zijn
gebetonneerd, het terrein is over gewel
dige afstanden van prikkeldraadversper
ringen voorzien.
Te Namen hebben de Duitschers deze
krachttoer verricht: de groote spoorweg
brug 'op de lijn, die van Luxemburg komt,
en die was opgeblazen, is in 21 dagen
geheel! hersteld. De stalen pijlers kwamen
kant) en klaar uit Duitschland, en behoef
den slechts te worden vastgeklonken. Het
staat dus als een paal hoven water, dat
deze brug, lang voor de oorlog begon,
dooi* spionnen zorgvuldig was bestudeerd
en opgemeten en dat de Duitschers er
een uitstekend© werkteekening van be
zaten.
Het geheele Maasdal, tot Dinant toe is
op beide rivieroevers versterkt. Tussehen
Sombre en Maas, gaan de verdedigings
werken vrij ver, tot Mettet, Philippeville,
Mariembourg en Couoin.
Daar moeten zij' zelfs niet eindigen,
want menschen uit Rauce, 'een dorp' bij
de Fransche grens, ver voorbij Philippe
ville, hebben verzekerd, dat de Duitschers
loopgravenhadden aangelegd, die tot in
Frankrijk doorloopen.
Aldus is de eerste groote retireerings-
linie, welke de overweldigers in België
hebben' aangelegd, van het Noorden naar
het Zuiden een onderaardsche muur.
De Duitschers z'ijm dus voornemens, niet
dan stap voor stap terug te wijken. En
iedere mogelijkheid van een vrijwillige
ontruiming van België moet dan ook ter
zijde worden gesteld.
Tot zoover de beschouwingen van den
bij zonderen Telegraaf-correspondent. Ze
toonen ons, dat de Duitschers achter het
.front niet stilgezeten hebben, doch op
alle gebeurlijkheden gerekend hebben 'en
hun maatregelen genomen hebben.
Van de gevechtsfronten is weinig nieuws
de losse berichten verwijzen,
te melden, waarom we voor ditmaal naar
Een gevaarlijke patrouille.
Een medewerker van de „Berliner Mor-
genpost" vertelt:
Tachtig meter voor ons front stond een
gebouw, waaruit wij voortdurend bescho
ten weiden. Het werd door een veldbat-
terij gebombardeerd maar do gevel bleef
staan. Van onzen majoor kreeg' ik ge
daan, dat hg vier man van de genie be
schikbaar stelde om den gevel te laten
springen. Het huis stond in den hoek van
twee vijandelijk© loopgraven, achter een
hek. De loopgraven waren met prikkel
draad en draadstrikken beveiligd en er
was slechts een smalle weg door deze
hindernissen. Liet terrein er tussehen was
vlak met afzonderlijk staande hoornen
en de grond was bezaaid met dorre tak
ken, den gevaarlijksten vijand van een
sluip-patrouille. De nacht scheen biji een
bedekte lucht zeer donker te zullen wor
den. Tegen negen uur 's avonds maakten
wijl ons gereed.
Dicht voor onze loopgraaf, moesten
wij over een hoop rottende aardappelen,
die een verpestende lucht gaven. Wij
moesten voorbij' rottende lijken van dieren,
het gezicht dicht tegen de aarde gedrukt.
Zoo kropen wij' vaorwaarts. Ieder takje
werd zorgvuldig weggeschoven, iedere
Steen verwijderd, opdat de genie-soldaten
met hun zwaren last geen hindernis kon
den ontmoeten. Vaak moesten wij' mi
nuten lang onbewegelijk in het slijk liggen
en waagden wij1 het ternauwernood te ade-
-men, als de Franschen het terrein met
lic.htkogels beschoten. Toen we ongeveer
halverwege waren, bleef een van die licht-
kogels' met zijn valscherm in ©en nauwe
lijks twee meter van ons afstaanden boom
hangen en verbrandde daar langzaam.
Deze seconden waren voor ons als jaren.
We hoorden ons hart kloppen. Daarbij:
kwam mij een grashalm in den neus on ik
had de grootste moeit© om mijn niezen
te bedwingen. Ik begrijp nog niet, dat
wij in dit licht niet ontdekt zijn. Einde
lijk, na vijf en veertig lange minuten be
reikten wij de heg. Wij konden nu hooren
hoe de Franschen elkaar fluisterend aan
maanden om uit te kijken. Nu werd het
kruitvat vooruit geschoven en begonnen
wij den terugtocht, waarbij de lont zorg
vuldig! languit gelegd werd. Toen wij1 aan
het eind van den draad gekomen waren,
werd deze aangestoken en trokken wij
ons, nu alle voorzichtigheidsmaatregelen
versmadende, in onzen kelder terug. In
ademlooze spanning telden wij1 de secon
den. Twee en een halve minuut moest
de lont branden. Reeds waren drie mi
nuten voorbij en nog hoorden wij niets.
Ik ging naar den meest vooruitgeschoven
hoek van de loopgraaf en luisterde in
het duister. Het was alsof iets zich bij
do heg bewoog. Ik nam het geweer van
den post, die naast mij stond, schoot en
gaf het bevel tot snelvuur. Onmiddellijk
gingen er lichtkogels omhoog en nu za
gen wijl een Fransche patrouille, die blijk
baar ons wat wilde wegnemen, maar die
door ons vuur teruggedreven werd. Ter
wijl onze lieden door voortdurend schieten
den eenigen uitgang uit d© vijandelijke
stelling gesloten hielden, kropen twee
van onze soldaten nog eens naar de lont.
Nauwelijks waren zij in den kelder terug
of een ontzettende ontploffing deed den
grond trillen. Een gele vlam sloeg uit
eni'daarna steeg' een zwarte rookwolk ten
hemel. De gtevel lag in puin.
Het handwerk gedurende den oorlog.
Een Duitsch blad schrijft: Na den
half jarigen duur van den wereldoorlog
kan men thans den toestand van het
handwerk beter dan vroeger beoordeelen.
Nog steeds is deze weinig bevredigend.
Het is zeker, dat niet veel soorten hand
werkslieden voor militaire leveranties be-
noodigd zijn en aldus hun handen vol
hebben.
Misschien zouden nog wel heel wat fee-
drijven op dezelfde wijze werk en kans op
verdienste hebben, wanneer zij', evenals
de industrie, meer vindingrijkheid en aan
passingsvermogen hadden. Een ander, niet
zoo klein deel van het handwerk, vooral
de bakkers en slagers, maken ook, zonder
dat zij1 direct met de legerbehoeften te
doen hebben, goede zaken. De hoogena
loonen voor personeel kunnen zij door
voorzichtige prijsstijgingen vergoeden.
Het meerendeel van de handwerksbe-
drijVen echter n.l. alle die met het bouw
bedrijf samengaan, die luxe-artikelen ver
vaardigen, ook de handwerkslieden van
kleine landstadjes of dorpjes, worden door
den oorlogstoestand zeer zwaar getroffen.
Zij' hebben voor alles te klagen over ge
brek aan cxediet en over duurte van
geld. De hulp van de oorlogscredietver-
eenigingen komt immers in de eerste
plaats de meer kundige en degelijke za-
kenmenschen ten goede, die Zich mis
schien ook op andere wijze hadden kun
nen redden. De groote massa kleine, hul-
pelooze bedrijven is en blijft noodlijdend.
Geld kunnen zij slechts tegen hooge ren
te krijgen, arbeiders slechts tegen hoog©
loonen, terwijl zij aan den anderen kant
door de 'concurrentie gedrukt, door de
oorlogsspaarzaamheid van hun dliëntèle
in 'tnauw gebracht, hun prijzen niet op
voeren, hun vorderingen niet opeiscihen
durven.
Zoo strijden vete bandwerkslui thans
om hun bestaan en de hoop op spoedigen
vrede i s in deze kringen bijzonder le
vendig, niettegenstaande dat, vindt men
juist hier veel patriottische offervaardig
heid.
Uit da Vogezen.
De oorlogscorrespondent van de „Tag-
liche Rundschau" heeft een tocht gemaakt
door de zuidelijke Vogezen. Hij schrijft
de buurt van Gebweiler:
Hier zijn het niet lange hellingen, waar
op de vijanden tegenover elkaar liggen
en ingerekte, bij groepen aangelegde
loopgraven elkaar afbreuk trachten te
doen, maar de grillige bergkopjes heb
ben hier de overhand. Op dein rand van
de bosschen op deze hoogten in de diep
ingegroefde dalen, in de open plekken
in liet bosch heeft de vijand zich ge
nesteld; niet in loopgraven, zooals men
elders gewoon is, maar in een soort van
termieten-heuvels, met platte molsboopen
te vergelijken, die bovendien in zeer on
gelijkmatige lijn zijn aangelegd, heeft de
vijandelijke infanterie zich ingegraven.
Zoo'n aarden pantsertoren, die tenauwer-
nood boven den grond zichtbaar is en
nu door de sneeuw volkomen verborgen
wordt, is met drie of vier man bezet,
van wie elk zijn van buiten onzichtbaar
schietgat heeft. Uit deze kleine aardho-
len loopen smalle gangen naar achter,
naar de dekking in het bosch. Bovendien
zijn de daarvoor geschikte boonten bezet.
Er is een kraaiennest in, waarin een
of op zijn hoogst twee man zich ternau
wernood kunnen bewegen of de mannen
hangen meer dan zij zitten, vast gebon
den in de kronen en vormen voor onze
soldaten, die daar langs komen, buiten
gewoon groot gevaar. Zijn onze manschap
pen ongehinderd een termieten-kolonie
voorbij gekomen, dan kunnen zij er zeker
van zijn van boven of in den rug be
schoten te worden. Hier zouden Sioux-
Indianen goede diensten bewijzen. Hier,
voor deze guerilla, zou men troepen noo
dig hebben, die bijzonder voor deze soort
van vernietigjngsooriog afgericht zijn, ja-
■M