it (halt»), serenknecht IVo. 104 Dinsdag 3 Februari 1915 39e Jaargang itbode Uit da Pers. De Groote Oorlog- it gevraagd sknecht Ie Knecht inoodigd m r u k icr met Maart of Mei japinge. of Mei rsche weg. gd: lijk in dienst te .'ÉR, Lange Kerk- adt zich aan 5een bezorging, eau van dit blad aart chikbaar), bij M. :ne. art )EIJER Lz., br, Ierseke, Zoute. lei CL, Bakker, Goes. Ihem. bt op de Wester- |i-BreskenS-Neuzen. istregeling [ider aankondiging. Ireskens vm. 7.05, [3.43. lissingen vm. 7.45, 1.10. I Neuzen vm. 7.05, |3. lissingen vm. 7.15, bnskerke nm. 1.45. Neuzen nm. 2.15. trein 12.02 kan Is ten hoogste 5 inaar Neuzen kan ehalve des Woens- |ij stipt om 12.10 Borsselen aan. ÏOOTDIENST OP ICHELDE. L Kantoor te Mid- Joort G 150. LStregeling |iere aankondiging. werkdagen vm. adagen vm. 7.30, luderdagen vm. 7, |rkdagen vm. 7.30, vm. 7.30, nm. -WALSOORDEN lo r d e nV lake, je Tijd. Icember 1914. |t (Station) vm. 2.25, 5.25 en 8 u. i r Z a n d e (Dorp) |im. 3.15, 6.15 en -den (Dijk) vm. i. 3.25, 6.25 en L e n (dijk) Vm. 3.45, 6.40, 9.05. lande (dorp) Vm. 3.55, 6.50 en kat ion) Vm. 7.05, 7.40 en 10.05 u. HENST 1NSWEERD. lake op het spoor bp den tram. lere aankondiging. |che tijd. Hansweert vm. PO. Walsoorden vm. 6.—. IEERT—VLAKE. Vlake vm. 7.20, sweert vm. 8.08, Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LAM SE VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: FIRMA F. P. DHUEJ - L. BURG. Drukkers: Oosterbaan Le Colntre Goes. De Zeeuw VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. post. Losse nummers ƒ1.25 ,0.05 Prijs der Advertentlën 15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels ƒ1. iedere regel meer 10 ct. Oude en euwe plunje. De so< iaal-democralische leaders moe ten nogal eens wat slikken van him vol gelingen, wanneer zij meeningen uitspre ken of verklaringen afleggen in een geest tegengesteld aan dien waarin deze vol gelingen door hen zijn opgevoed. De redactie van Het Volk kreeg een. aanmerking van twee geestverwanten om dat zij minister .Cort v. d. Linden als man van karakter, wijsheid en onkreuk baarheid (integriteit) geprezen had. Dat mocht niet, want die minister is de va- dor van de Tuchthuis wet, zoo meenden deze critici. Ons dunkt, zeggen zij Ons dunkt, dat de arbeiders noch dezen man, noch een der zijnen anders kunnen zien dan als de hun nood- wendig-vijandige pleitbezorgers der hun altijd en overal vijandig-gestemde klasse, wier wijsheid en onkreukbaar heid^) zij slechts scherp te doorzien en te duchten hebben. De redactie dient dezen heenen evenwel afdoende van antwoord, onder meer, om te bewijzen „haar vollediger kennis van deze staatkundige figuur" somt zij nog öenige andere grieven tegen den minister op (hij is onder anderen de man van de Hogerhuis-zaak, onder zijn bestuur moest mr. Troelstra een maand zitten, ten dergelijke!) doch zij houdt tevens haar gunstige beschouwingen omtrent dezen staatsman vol onder meer dewijl hij het algemeen stemrecht brengen zal, en be reids de oppositie van rechts heeft lam geslagen, door de quaestie van het on derwijs aan die van het kiesrecht te kop pelen. Wat echter niet belet dat het blad, hetwelk zijn mensohen in de alLeenzaligl- makende kracht der klassenstrijdleer heeft grootgebracht, nog eens te herinneren aan mr. Cort v. d. Lindens „leven in een geheel andere gedachten wereld" dan de S. D. A. P. Wat heeft, mogen wij wel zeggen, die prediking van den klassenstrijd de predi kers toch in een moeilijk parket gebracht! Ook ds. Hugenholtz, de Kamer-woord voerder der anti-militaire socialisten kreeg het verwijt te slikken dat hij, nu de mobilisatie hem verrast, zijn oude plunje beeft weggeworpen. In zijn verweer tegen dit verwijt werpt hij de beschuldiging van zich; doch er kent tegelijk dat hij zich bij zijn oud© plunje nog wat nieuwe plunje heeft aan geschaft. Het slot van zijn verweer luidt: Wat intusschen niet zeggen wil dat ik, naast de oude plunje, mij geen nieu we zou hebben aangeschaft. Ik wil wel ■eerlijk bekennen, dat het afgeloopen hal ve jaar mij ook op militair gebied allerlei dingen anders heeft doen zien dan vroeger. Dat het kleine Belgische leger in staat is geweest het geheele veldplan van Duitschland te verijdelen en dat ten spijt van de geweldige vloot- macht van Engeland, een paar Duitsche onderzeebooten, ver van hun vlootba- sis en zonder bescherming van zwaar gewapende moederschepen in staat zijn schrik en verwarring te brengen onder vijanden en neutralen, dat zal mij waar schijnlijk in het vervolg metwatmin- der geringschatting doen spreken van wat ook met kleine middelen is te bereiken, zoolang wij nog door het oppermachtig kapitalisme om ons heen genoodzaakt worden een zekere weermacht in stand te houden. Dat laatste, van „het oppermachtig ka pitalisme" moet er natuurlijk bij ter ge ruststelling van de volgelingen. Overi gens mogen wij, bourgeois, niet anders dan ons verblijden bij ieder blijk van dien kant dat het gezond verstand er steeds meer spreken gaat. De oude plunje moge in de S. D. A. P. de w ij n zijn, hoe meer nieuwe plunje er bij komt, hoe beter, want dat is dan bet water in den wijn De Kerstgroet. Prof. Fabius schrijft in zijn „Studiën en Schetsen": Het woord der Koningin, als Kerst groet 'tot haar volk gericht, heeft bui tengewone be teekenis Welk een boog te schatten voorrecht is het, dat de laatste telg uit het Huis van Oranje op even ongekunstelde als besliste wijze getuigenis aflegt van haar TÜgelok in Jezus Christus, eu haar volk oproept met haar neêr te knielen aan de kribbe, en bet kruis. Uiteraard weet men raak zoo weinig: van wat er omgaat in hart en hoofd der Koningin. En de Koningin, daardoor lichtelijk bloot staande aan verkeerde oordeelvel ling, heeft datslechts neer te leggen In hooger hand. Voor Nederland bracht de oorlog den zegen, dat in breeder kring gevoeld is, welke schatten do Heere in hoofd en hart der Koningin geschonken heeft. Gelijk daarvan ook deze Kerstgroet blijk gaf. En wel mag velen tot ernstig naden ken leiden, dat van dit aangrijpende woord do vrijzinnige pers in Nederland, naar het schijnt, nauwelijks eenige notitie nam. Ter dege Antirevolutionair van Beginsel. Prof. Fabius schrijft in zijn „Studiën en Schetsen" In „De Standaard" vond men 23 Jan. 1.1. geschreven Nog in 1871 heeft Parijs zijn Com mune gehad, met al de onheilige aan drift, die in deze Commune het volksleven poogde te beheerschen. Vandaar verklaart het zich dan ook, dat wie ter dege anti-revolutionair van beginsel is, ook nu "niet vergeten kan, van wat middenpunt de alles omver werpende revolutionaire actie Is uitge gaan. De goden onzer eeuw hadden nu een maal aan de Seine hun tenten opgesla gen. Van daar dat de breuk met Parijs ook nu onder ons blijft natintelen. Een Voltairiaan als Viviani kan 'óns de leider der volken niet zijn. Da Costa's waarschuwing stierf uit onze hengenis nog niet weg. Van partijkeuze spreken we hierbij niet. Alleen maar de September-moor- den en de Commune mogen we niet vergeten. „Van partijkeuze spreken we nierbij niet". Het is goed, dat het er bij staat. Immers ook „wie ter dege anti-revolutio nair van beginsel is", zou kunnen mee- nen, dat hier feitelijk op partijkeuze werd aangestuurd naar volkomen valschen maatstaf. De antirevolutionaire partij mag zich vooral in deze dagen gelukkig achten in Groen van Prinsterer nog haren lei der te hebben, die vaste lijnen trok en hield aan volkenrecht. De antirevolutionair, die bij hem ter schele ging, heeft geleerd het: roof blijft roof; ook tegenover den Paus. Hij weet, hoe Groen van Prinsterer niet hooren wou van partij kiezen voor Prui sen in den „broederkrijg" tegen Oosten rijk gevoerd, op grond, dat immers Prui sen was een Protostantsche Staat. Bij hem stierf nog niet uit de heugenis weg, dat Groen van Prinsterer na Se dan het met vuur voor het revolutionaire Frankrijk heeft opgenomen tegen Duitsch land. Voor den zoodanige staat vast, dat- wie zich bij ernstige vragen, als thans de wereld beroeren, in zijn oordeel do>or al- gemeene sympathie of antipathie leiden laat, het juiste standpunt mist. Beknopt overzicht van den toestand. Nauwelijks is men van zijn verbazing bekomen over het stoutmoedige optreden van de Duitsche Marine hier en ginds, of nieuwe heldendaden vragen onze aan dacht. Men moet zich wel zeer verbazen over de koelbloedigheid, waarmede de Duit sche strijders hun beroep te water uit oefenen. Het stoute optreden van de onderzeeërs, die aan de westkust van Engeland, tus sehen Liverpool en Havre op Engelsche schepen jacht maken, en reeds verschil lende vaartuigen in den grond hebben geboord, heeft in Engeland begrijpelijker wijs groote ontroering gewekt. De aanvoer van levensmiddelen was tot nu toe ten volle gewaarborgd. De en kele Duitsche kruisers, die nog op den Oceaan zwierven, zijn vernietigd, met uit zondering van de „Karlsruhe", die ech ter niet veel van zich laat hooren. Maar nu? Het U-gevaar is plotseling opgedoken, 'tls onberekenbaar in z'n ge volgen. Tot nu toe was Engeland er op uit eiken aanvoer van levensmiddelen en van andere artikelen, voor de industrie be- noodigtd, naar Duitschland af te snijden, om daardoor te pogen het Duitsche volk uit te hongeren. Zelf kon het intusschen nog steeds vrij aanvoeTen wat het voot zijn levensonderhoud en nijverheid noodig had. Maai" nu? De Duitsche onderzeeërs heb ben ook deze nijverheid aan banden ge legd, en door de Engelsche koopvaarders aan te vallen en ze, daar zij niet naar een bevriende haven kunnen worden ge bracht en aan een prijsgerecht kunnen worden overgegeven, in den grond te boL ren, berokkenen zij den Engelschen zee handel natuurlijk ontzaglijk veel schade. Zoo is er van het heerlijke zich-veilig- weten bij den Engelschman niet veel meer overgebleven. Dag en nacht dreigt gevaar uit de lucht; een landing der Duitschers behoort niet tot de onmoge lijkheden; en rohdom de eilandengroep, enkele decimeters boven den waterspie gel, verheffen zich de periscopen der Duit sche U-booten. In hoeverre de practijken der Duitschers „stelselmatige en bewuste schending zijn van het volkenrecht", zooals de Engel sche minister van marine het noemt, is nog niet ui (gemaakt. Het zeerecht zegt over de inbezitne ming van handelsvaartuigen van de vij andelijke partij: „Zij mogen naar een ha ven worden gebracht of vernietigd. „Vernietiging mag alleen plaats hebben bij volstrekte onvermijdelijkheid b.v. bij gemis of afstand van een eigen haven waarheen de prijs zou kunnen gevoerd worden". „Deze gevallen zijn evenwel niet nauw keurig omschreven", zegt prof. De Louter in zijn Stellig volkenrecht, „en uit den aard der zaak rekbaar en moeilijk bewijsbaar, zoodat de deur voor misbruik hier Wijd openstaat en menige prijs zon der vonnis van een prijsgerecht is te gronde gegaan". Bovendien, wat bekommert men zich op de wijde watervlakten, met den aarts vijand voor zich, om de bepalingen van het z.g. volkenrecht, vooral waar reeds zoo menig tractaat als scheurpapier be handeld is. Afgezien van de vraag of 'talzoo be schreven is of niet, zou het echter zeer te laken zijn, indien dc Duitschers in derdaad zonder waarschuwing, dus zon der gelegenheid te geven tot het red den der bemanning, de „vijandelijke" vrachtschepen in den grond boorde. Een bericht uit Havre beweert, dat 't ge beurd is. We hopen echter dat het niet bevestigd wordt. Een „bijzondere" man van „De Tele graaf", die dezer dagen door België is getrokken, heeft zich kunnen-vergewissen dat de Duitschers reeds sedert verschei dene weken de mogelijkheid van een te rugtocht onder het oog zien. Hij stippelt dan verschillende defensie- lijnen uit, die het land in het Westen in alle richtingen doorkruisen, zonder be paald onderling verband. Deze vormen evenwel niet de groole retireeïingslinie, welke de Duitschers gelrokken hebben en die gereed is. Het zijn feitelijk verdedi gingswerken, die het gros van het leger moeten veroorloven, achter de geweldige forten: Antwerpen en Dinant, terug te trekken. Die sterke reteeringslinie heeft hij stap voor stap gevolgd. Ten Noorden van Antwerpen wordt daarvoor de Schelde gebruikt, tot aan de Nederlandsche grens. De forten, die van Lillo, St. Philippe, Berendreoht, Sto- broeck en Merxem zijn opnieuw ingericht, en van nieuwe kanonnen voorzien. De diepe loopgrachten ervóór staan vol wa ter. Ook die van St. Marie en Zwijn- drecht zijn weer in staat van verdedi ging gebracht. Als men Oude God verlaat en den weg van Lier volgt, dan ziet men, zoo ver het oog reikt, pas aangelegde loop graven. Dat zijn de voormalige Belgische loopgraven, maar uitgediept, verbreed, jrjau traversen enz. voorzien. Te Bouchout, halfweg tussehen Antwerpen en Lier, zijn de akkers letterlijk doorzeefd, zonder oenig ontzag voor den aardappeloogst, die dan ook voor een groot deel verwoest is. Te Lier hebben de Duitschers een paar bruggen hersteld, en eenige begaanbare wegen gemaakt. Langs de Nethe, die voor hen een zoo dootdelijk gevaar bleek, heb ben zij zeer diepe loopgraven aangelegd. Deze nog hermetisch afgesloten loop graven verbinden Lier met Duffel. Daar na zwenkt de linie Zuidwaarts, gaat tus sehen St. Kathelyne-Waver en Putte door, voorbij! Mechelen, om tussehen Rijnomam en Haecht op de Dyle uit te loopen. Het geheele gebied tussehen het Kanaal van Leuven naar Mechelen en van de Dyle tot Leuven is in uitstekenden staat van verdediging gebracht. Deze defensie-lijn is niet, zooals men zou kunnen gelooven, een eenvoudige borstwering. Zij is over aanzienlijke af standen in de breedte uitgebouwd. Men vindt haar tot in de omstreken van Beren- thal, tot in 't Oosten van Aerschot en zelfs tot 'bij Thienen. Ten Z.uiden van Leuven schijnt zij minder belangrijk te worden. De loop graven zijn er minder talrijk, doch vindt men er in de dorpen Bierbeek, Tourènnes, Piètrebois, Opprebois tot bijl Perwez. Van daar wordt zij1 wederom van be lang. De loopgraven loopen naar Suarlee, welks fort en voor-stellingen zoo goed als ongeschonden zijn gebleven. Van de geheele versterkte stelling Na- men lis opnieuw gebruik gemaakt. Er zijn hier aanzienlijke verdedigingswerken aan gelegd, de loopgraven zijn uitgediept en geheel nieuw ingericht, de forten zijn gebetonneerd, het terrein is over gewel dige afstanden van prikkeldraadversper ringen voorzien. Te Namen hebben de Duitschers deze krachttoer verricht: de groote spoorweg brug 'op de lijn, die van Luxemburg komt, en die was opgeblazen, is in 21 dagen geheel! hersteld. De stalen pijlers kwamen kant) en klaar uit Duitschland, en behoef den slechts te worden vastgeklonken. Het staat dus als een paal hoven water, dat deze brug, lang voor de oorlog begon, dooi* spionnen zorgvuldig was bestudeerd en opgemeten en dat de Duitschers er een uitstekend© werkteekening van be zaten. Het geheele Maasdal, tot Dinant toe is op beide rivieroevers versterkt. Tussehen Sombre en Maas, gaan de verdedigings werken vrij ver, tot Mettet, Philippeville, Mariembourg en Couoin. Daar moeten zij' zelfs niet eindigen, want menschen uit Rauce, 'een dorp' bij de Fransche grens, ver voorbij Philippe ville, hebben verzekerd, dat de Duitschers loopgravenhadden aangelegd, die tot in Frankrijk doorloopen. Aldus is de eerste groote retireerings- linie, welke de overweldigers in België hebben' aangelegd, van het Noorden naar het Zuiden een onderaardsche muur. De Duitschers z'ijm dus voornemens, niet dan stap voor stap terug te wijken. En iedere mogelijkheid van een vrijwillige ontruiming van België moet dan ook ter zijde worden gesteld. Tot zoover de beschouwingen van den bij zonderen Telegraaf-correspondent. Ze toonen ons, dat de Duitschers achter het .front niet stilgezeten hebben, doch op alle gebeurlijkheden gerekend hebben 'en hun maatregelen genomen hebben. Van de gevechtsfronten is weinig nieuws de losse berichten verwijzen, te melden, waarom we voor ditmaal naar Een gevaarlijke patrouille. Een medewerker van de „Berliner Mor- genpost" vertelt: Tachtig meter voor ons front stond een gebouw, waaruit wij voortdurend bescho ten weiden. Het werd door een veldbat- terij gebombardeerd maar do gevel bleef staan. Van onzen majoor kreeg' ik ge daan, dat hg vier man van de genie be schikbaar stelde om den gevel te laten springen. Het huis stond in den hoek van twee vijandelijk© loopgraven, achter een hek. De loopgraven waren met prikkel draad en draadstrikken beveiligd en er was slechts een smalle weg door deze hindernissen. Liet terrein er tussehen was vlak met afzonderlijk staande hoornen en de grond was bezaaid met dorre tak ken, den gevaarlijksten vijand van een sluip-patrouille. De nacht scheen biji een bedekte lucht zeer donker te zullen wor den. Tegen negen uur 's avonds maakten wijl ons gereed. Dicht voor onze loopgraaf, moesten wij over een hoop rottende aardappelen, die een verpestende lucht gaven. Wij moesten voorbij' rottende lijken van dieren, het gezicht dicht tegen de aarde gedrukt. Zoo kropen wij' vaorwaarts. Ieder takje werd zorgvuldig weggeschoven, iedere Steen verwijderd, opdat de genie-soldaten met hun zwaren last geen hindernis kon den ontmoeten. Vaak moesten wij' mi nuten lang onbewegelijk in het slijk liggen en waagden wij1 het ternauwernood te ade- -men, als de Franschen het terrein met lic.htkogels beschoten. Toen we ongeveer halverwege waren, bleef een van die licht- kogels' met zijn valscherm in ©en nauwe lijks twee meter van ons afstaanden boom hangen en verbrandde daar langzaam. Deze seconden waren voor ons als jaren. We hoorden ons hart kloppen. Daarbij: kwam mij een grashalm in den neus on ik had de grootste moeit© om mijn niezen te bedwingen. Ik begrijp nog niet, dat wij in dit licht niet ontdekt zijn. Einde lijk, na vijf en veertig lange minuten be reikten wij de heg. Wij konden nu hooren hoe de Franschen elkaar fluisterend aan maanden om uit te kijken. Nu werd het kruitvat vooruit geschoven en begonnen wij den terugtocht, waarbij de lont zorg vuldig! languit gelegd werd. Toen wij1 aan het eind van den draad gekomen waren, werd deze aangestoken en trokken wij ons, nu alle voorzichtigheidsmaatregelen versmadende, in onzen kelder terug. In ademlooze spanning telden wij1 de secon den. Twee en een halve minuut moest de lont branden. Reeds waren drie mi nuten voorbij en nog hoorden wij niets. Ik ging naar den meest vooruitgeschoven hoek van de loopgraaf en luisterde in het duister. Het was alsof iets zich bij do heg bewoog. Ik nam het geweer van den post, die naast mij stond, schoot en gaf het bevel tot snelvuur. Onmiddellijk gingen er lichtkogels omhoog en nu za gen wijl een Fransche patrouille, die blijk baar ons wat wilde wegnemen, maar die door ons vuur teruggedreven werd. Ter wijl onze lieden door voortdurend schieten den eenigen uitgang uit d© vijandelijke stelling gesloten hielden, kropen twee van onze soldaten nog eens naar de lont. Nauwelijks waren zij in den kelder terug of een ontzettende ontploffing deed den grond trillen. Een gele vlam sloeg uit eni'daarna steeg' een zwarte rookwolk ten hemel. De gtevel lag in puin. Het handwerk gedurende den oorlog. Een Duitsch blad schrijft: Na den half jarigen duur van den wereldoorlog kan men thans den toestand van het handwerk beter dan vroeger beoordeelen. Nog steeds is deze weinig bevredigend. Het is zeker, dat niet veel soorten hand werkslieden voor militaire leveranties be- noodigd zijn en aldus hun handen vol hebben. Misschien zouden nog wel heel wat fee- drijven op dezelfde wijze werk en kans op verdienste hebben, wanneer zij', evenals de industrie, meer vindingrijkheid en aan passingsvermogen hadden. Een ander, niet zoo klein deel van het handwerk, vooral de bakkers en slagers, maken ook, zonder dat zij1 direct met de legerbehoeften te doen hebben, goede zaken. De hoogena loonen voor personeel kunnen zij door voorzichtige prijsstijgingen vergoeden. Het meerendeel van de handwerksbe- drijVen echter n.l. alle die met het bouw bedrijf samengaan, die luxe-artikelen ver vaardigen, ook de handwerkslieden van kleine landstadjes of dorpjes, worden door den oorlogstoestand zeer zwaar getroffen. Zij' hebben voor alles te klagen over ge brek aan cxediet en over duurte van geld. De hulp van de oorlogscredietver- eenigingen komt immers in de eerste plaats de meer kundige en degelijke za- kenmenschen ten goede, die Zich mis schien ook op andere wijze hadden kun nen redden. De groote massa kleine, hul- pelooze bedrijven is en blijft noodlijdend. Geld kunnen zij slechts tegen hooge ren te krijgen, arbeiders slechts tegen hoog© loonen, terwijl zij aan den anderen kant door de 'concurrentie gedrukt, door de oorlogsspaarzaamheid van hun dliëntèle in 'tnauw gebracht, hun prijzen niet op voeren, hun vorderingen niet opeiscihen durven. Zoo strijden vete bandwerkslui thans om hun bestaan en de hoop op spoedigen vrede i s in deze kringen bijzonder le vendig, niettegenstaande dat, vindt men juist hier veel patriottische offervaardig heid. Uit da Vogezen. De oorlogscorrespondent van de „Tag- liche Rundschau" heeft een tocht gemaakt door de zuidelijke Vogezen. Hij schrijft de buurt van Gebweiler: Hier zijn het niet lange hellingen, waar op de vijanden tegenover elkaar liggen en ingerekte, bij groepen aangelegde loopgraven elkaar afbreuk trachten te doen, maar de grillige bergkopjes heb ben hier de overhand. Op dein rand van de bosschen op deze hoogten in de diep ingegroefde dalen, in de open plekken in liet bosch heeft de vijand zich ge nesteld; niet in loopgraven, zooals men elders gewoon is, maar in een soort van termieten-heuvels, met platte molsboopen te vergelijken, die bovendien in zeer on gelijkmatige lijn zijn aangelegd, heeft de vijandelijke infanterie zich ingegraven. Zoo'n aarden pantsertoren, die tenauwer- nood boven den grond zichtbaar is en nu door de sneeuw volkomen verborgen wordt, is met drie of vier man bezet, van wie elk zijn van buiten onzichtbaar schietgat heeft. Uit deze kleine aardho- len loopen smalle gangen naar achter, naar de dekking in het bosch. Bovendien zijn de daarvoor geschikte boonten bezet. Er is een kraaiennest in, waarin een of op zijn hoogst twee man zich ternau wernood kunnen bewegen of de mannen hangen meer dan zij zitten, vast gebon den in de kronen en vormen voor onze soldaten, die daar langs komen, buiten gewoon groot gevaar. Zijn onze manschap pen ongehinderd een termieten-kolonie voorbij gekomen, dan kunnen zij er zeker van zijn van boven of in den rug be schoten te worden. Hier zouden Sioux- Indianen goede diensten bewijzen. Hier, voor deze guerilla, zou men troepen noo dig hebben, die bijzonder voor deze soort van vernietigjngsooriog afgericht zijn, ja- ■M

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1915 | | pagina 1