Zaterdag 30 Januari 1015 20e «laargang
.\o. 102
Uit de Pers.
De Groote Oorlog.
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LAN *E VORSTSTRAAT 219.
Bureau te Middelburg:
FIRMA F. P. DHUIJ - L. BURG.
Drukkers:
Oosterbaan Lc Cointro - Goes.
Minister van Staat.
Zelden, zal oen koninklijke benoeming
zoo aller instemming gevonden hebben
bij de nalie als die van minister Cort
v. d. Linden tot 'Minister van Staat.
Het is dan ook waar dat, zoolang onze
natie ministers kent, geen zich in kor
ten tijd zoo bemind en vertrouwd heeft
weten te maken als minister Cort v. d.
Linden.
O zeker, er zijn ministers geweest, van
wier optreden kracht uitging, regenten
van den eersten rang. Wij denken aan
Thorbecke, den groolen staatsman, doch
wiens invloed helaas aan hot eind zijner
loopbaan het beeld wekte van een Uit
gaande nachtkaars. Aan Van Hall die
zich naam maakte met zijn ontwerp „vrij
willige leening". Aan Van Zuylen v. Nije-
velt die in niet minder moeilijk tijds
gewricht dan wij nu doorleven, zich
den eerenaam wist te verwerven van red
der van den Europeeschen vrede1). Aan
den ouden Heemskerk die, naar men zegt,
een hooge koninklijke onderscheiding be
scheiden, gracieuselijk afwees. Aan ba
ron (later graaf) Van Lijnden, die echter
slechts lauweren inoogstte hij de door
hem uit de impasse (blind slop) geredde
liberale partij. Aan Kuyper die in 1903
zich een onsterfelijken naam maakte als
beteugelaar met Bergansius en Thom
son van het bekende, nooit te ver
geten anarchistisch avontuur. Doch geen
van deze allen maakte zulk een lang
durige allergewichtigste, allergevaarlijk
ste periode door als Minister Van der
Linden, die door zijn kalme beslistheid;
en waakzaamheid, en zijn waardig op
treden in het parlement zoo het vertrou
wen won van gansch het volk.
Naast ,h.et drietal groote mannen, de
eenigen wien deze koninklijke onderschei
ding in den loop der jaren te beurt viel
Kuyper, Lohman, Van Karnehcek
maakt deze nieuwbenoemde een uitne
mend figuur. Het klaverblad, door het
overlijden van mr. Asser geschonden,
wordt door de benoeming van mr. Cort
v. d. Linden op uitnemende wijze her
steld.
-Er-li minister van een buiienlaudsche mo
gendheid sprak tot hem na een behaald diplo
matiek succes: „Monsieur, vons avez sauvé la
paix de 1' Europe". (Gij hebt den Europeescheu
vrede gered.)
Laatdunkend.
In de „Maasbode" lezen we:
Professor Eerdmans, bekend uit 'tanti-
clericale professorale driemanschap Eerd
mansv. HamelKohnstamm, dat zich
bij de laatste verkiezingen zoo bijzonder
voor de vrijzinnigheid „verdienstelijk"
heeft gemaakt, is voor zijn kiezers in
Rotterdam III opgetreden, en was zoo
„vriendelijk" daarbij, volgens het verslag
in „Het Handelsblad", op te merken „dat
op dit moment dia politieke geschillen
rusten en dat het zijn bedoeling dan ook
uitsluitend was met zijn kiezers voeling
to houden om hij1' hen de politieke be
langstelling niet te doen vervliegen.)'
Wij kunnen ons voorstellen, dat het ne-
geeren van de politiek in zijn rede voor
den zofo politiek aangelegden professor
een heele krachttoer is geweest.
Toch zag hij nog even kans aan de
hand van de in dezen oorlog ontstane
internationale verhoudingen, een aanval
te doen op de Tariefvvetde natuur
gaat boven de leer.
Laatdunkend was echter de wijze, waar
op door hem de nobele houding der rech
terzijde tegenover de Regeering werd ver
klaard.
„Het Handelsblad-" schrijft daarvan:
De professor causeerde dan ook meer
over verschillende ondcrdeelen, waarbij1
hij, onder applaus der vergadering1, gele
genheid vond om hulde te brengen aan
de tegenwoordige Regeering, voor het
geen zij gedaan heeft en nog doet in
de benarde omstandigheden, die ons land
doorleeft, en wel zoodanig, dat het ge
heele land, ook de politieke tegenstander,
in haar een onbeperkt vertrouwen stelt.
Niet dus het hooge plichtsbesef, waar
van de geheele rechterzijde is doordron
gen, en waaraan op duidelijke wijze bij
herhaling is uiting gegeven in deze moei
lijke en zorgvolle tijden; ook niet de
liefde voor Vorstin en Vaderland heb
ben de rechterzijde gebracht tot haar te
genwoordige houding tegenover het zit
tend Kabinet; alleen de daden van de
Regeering hebben (het staat wel niet in
het verslag, maar het is er duidelijk in
te lezen), de politieke tegenstanders ge
dwongen in de Regeering Vertrouwen te
stellen.
Professor zou niet over de politiek spre
ken, maar dat moest hij de vergadering
toch nog even 'laten voelen.
De heer Eerdmans kreeg dc handen op
elkaar, zegt het verslag, en mogelijk is
hij daarmede tevreden.
Veel Zeggen doet het echter niet en voor
professors positie als Kamerlid ware het
te wenschen geweest, dat de Regeering
over hem net zoo tevreden ware als hij
over haar.
Daar mankeerde nog al wat aan, wat
in het antwoord van Minister Bosboom aan
hem duidelijk te merken was.
En hoe geheel anders sprak de Minister
over die houding van den woordvoerder
der Katholieken, den heer Nolens.
Dat is o-ok een professor.
Maar een die zijn verstand gebruikt.
Beknopt overzicht van den toestand.
Den SJöen, 26en en 27en Januari was
er op het Westelijk oorlogsterrein een ver
hoogde actie waar te nemen.
Het vermoeden ligt evenwel voor dc
hand, dat de Duitsohers hun Keizer op
zijn geboortedag een verrassing wilden
bereiden en daarom hun beste beentje
hebben voorgezet, want na laatstgenoem
den datum is weer rust ingetreden.
Aan beide zijden vielen enkele kleine
successen -te hoeken. We geven het den
lezer te doen, dc offiefeele communiqué's
van de laatste dagen met elkander te
vergelijken. Dan zal ook blijken, dat er
velfo tegenstrijdigheden in Zijn, die een
goeden kijk op den toestand haast on
mogelijk maakt.
Maken wij een ruwen balans op van
de laatste driodaagsche schermutseling,
dan komen wij' tot de slotsom, dat de
hoofdfrontlijn niet noemenswaard gewij
zigd is, en dat partijen nog: even vast
tegenover elkander liggen.
Wel broeit er wat, doch vermoedelijk
zal eerst het lentezonnetje sohrikkelijker
strijd aanschouwen.
Op het oostelijk front zetten de Oosten
rijkers hun operaties in de Karpathen blijk
baar niet zonder succes voort. Als 'tzoo
doorgaat zullen de Russen 'tin de Boe-
kowina nog kwaad te verantwoorden krij
gen. Reeds is het dal van de Nagy-Ag
in Maramaros van vijanden gezuiverd en
zijn deze over de Hongaarsohe grens te
ruggedreven.
't Brengt er den moed weer wat in bij'
't Oostenrijksche leger.
'tLiep den laatsten tijd zoo dikwijls
tegen. 1 I
Koning Albert onder zijn volk.
In de „XXe Siècle" komt een pakkende
beschrijving voor van een plechiige uitrei
king van oorlogsdecoraties in Vlaanderen.
De schrijver vertelt eerst hoe op het
terras eener villa ergens in Vlaanderen
dicht hij het gewoel van de zee, temid
den van het geraas van den heftigen
wind en het dof gebrom der kanonnen
in do verte een 40-tal mannen staan ge
schaard: officieren met grijze snorbaarden
en grimmig martiaal uiterlijk, eenvou
dige jonge soldaatjes, jeugdige luitenants
met krijgshaftige fiere houding en onder
die militairen een aalmoezenier en een
dokter.
Het zijn allen helden, die aanstonds door
den koning zullen worden gedecoreerd.
Zonder op rangverschil te letten heeft
elk zich een plaats gekozen: een soldaat
naast een hoogen officier, enz. Zijn ze
niet gelijk in dapperheid? De heldhaftig
heid kent immers geen graden en rangen.
Ieder heeft op zijn wijzei blijk gege
ven van moed, zelfverloochening en
doodsverachting. Do een heeft een gevaar
lijke zending volbracht, een tweeden te
midden van fluitende kogels zijn gewonde»
commandant gered, een derde onder het
vijandelijk vuur ergens een plank over
het water geworpen en zijn kameraden den
weg gewezen door zijn voorbeeld.
Een kapitein heeft een hijzonder blijk
van moed gegeven door, ofschoon zelf
ernstig gewond en geheel bedekt met
bloed, het commando over zijn compagnie
te blijven voeren
Daar verschijnt de koning! Allen staan
strain en salueeren. De koning passeert
langzaam, staat voor iederen man stil,
spreekt hem langen tijd toe, ondervraagt
hem-, glimlacht en geeft een teeken van
bemoediging.
De koning ontvangt van een zijner ad
judanten een doos, opent die en hecht op
de borst van een officier of een soldaat
een medaille of een kruis. Vaak ontvangt
een simpel soldaat of een eenvoudig kor
poraal het kruis der Leopoldsorde!
Nadat de koning de revue heeft ge
ëindigd plaatst hij zich voor het kleine
groepje helden en spreekt hen toe, Zonder
gebaren, met flink mannelijk geluid, al
leen accent gevend aan bepaalde woorden
en zijn stem verheffend bij het eind van
een zin.
Temidden van den wind gaan vele zij
ner woorden verloren. Slechts de volgende
zinnen zijn duidelijk te verstaan.
„Gij heb! gestreden te Luik, tc Antwer
pen, aan de Yser, in het. slijk en temid-
den van het geschutvuur „en gij hebt geen
kamp gegeven; het land is trotsoh op
uIk wenscli u geluk en stel al
mijn vertrouwen op' u
„Wij strijden voor de verdediging on
zer haardsteden en het heilig erfdeel der
vaderen. Wij willen Belgen blijven voor
altoos
„Indien van alle zijden, uit hot be
zette land en uit de kringen der vluchte
lingen eiken dag ons bewijzen geworden
van vertrouwen in het lot van het Va
derland, dan is het aan ons roemrijk le
ger, aan u, dat die lof wordt bewezen"
De koning salueert en trekt zich te
rug. Achter het gordijn van een half
geopend venster der villa heeft de koningin
alles gezien en alles afgeluisterd. Plotse
ling staat zij recht en met vlugge bewe
gingen gaat zij glimlachend de hand druk
ken van een der dappersten onder de
dapperen. i
In VlaaBiiercn.
In de Gewerkschaft, het oirfgaan van
het Verbond van Gemeente-werklieden,
schrijft een van de bestuursleden van
het Verhond brieven van het front in
Vlaanderen, die een onopgesmukte voor
stelling geven van den toestand.
's Morgens om vijf uur kwamen wij
in onze stelling. We losten een ander
regiment in de loopgraven af. Dit gaat
zoo stil mogelijk in zijn werk en een
ieder zoekt een zoo gunstig! mogelijke
stelling in te nemen en vooral een goede
schuilplaats te krijgen. Daarmee was het
hier echter niet veel gedaan. Want er
was weinig hout, en het platgeschoten
plaatsje Korteker-Kabai1 was door den
vijand bezet. Toen het dag werd, zagen
wij hoe ernstig de toestand daar was,
want voor en achter onze stelling lagen
de kameraden als neergemaaid. Er werden
nog grappen gemaakt. „Het schijnt nogal
tochtig te zijn in dit Kabaret" hoorde
men. Maar vier-en-twintig uur later lachte
niemand van ons meer en zoo is het wel
veertien dagen gebleven. Thans' is alles
haast weer vergeten. Den volgenden mor
gen, bij het aanbreken van den dag', werd
er last gegeven tot een stormaanval. De
vijandelijke loopgraven lagen honderd me
ter van ons af, op do meest vooruit
geschoven plaats zelfs slechts negentig
meter. Achter de vijandelijke loopgraven
liepen dichte doornheggen en daarachter
hadden zij nog twee loopgraven goed ver
borgen aangelegd. Tusschen onze stellin
gen liepen droge met wilgenboschjes be
zette en rechts steeds ondieper wordende
slootenOnze troep werd uit elkaar
gerukt en het grootste gedeelte kwam
niet uit de sloot. Het was ons geluk,
want daar was juist de plaats waar de
vijand, uit Franschen en Schoften be
staande, ons het best kon beschieten.
Van de twintig man konden zich slechts
acht niet den aanvoerder in de tusschen-
liggencie loopgraven redden en kwamen
nu niet voor of achteruit. Ik verwonderde
mij, dat er geen nieuw bevel kwam en
toen het krankzinnige schieten begon, wist
ik dat er iets niet in den haak was.
Toen ik over de borstwering keek, zag
ik voor ons de gevallenen, die zich ge
deeltelijk nog omwentelden. Anderen zag
ik de sloot bereiken. Wat nu te doeu?
Plotseling zie ik Techts onze derde af-
deeling vooruitrukken. In den beginne had
zij door een kleine stijging van den grond
dekking, maar daarop werd zij overstelpt
met een onbeschrijflijk hevig, yuur. De
vijand bestreek hier het veld echter niet
zoo goed, moest ver uit zijn dekking' ko
men en bood ons een goed doel. Ik nam
het bevel over twee groepen op mij en
bijna ieder schot was raak, op honderd
en vijftig meter afstand. Door den kij
ker zag ik den vijand zoeken, waar het
Vuur vandaan kwam. Maar wij hielden
vol en zoo kon onze dorde afdeeling
terug komen. Alles was in vijf of tien
minuten gebeurd. Nu moest eerst de ar
tillerie twee dagen lang de vijandelijke
stelling geducht beschieten en daarop
werd de tweede bestorming geprobeerd.
De vijand was echter nog onverzwakt.
...Nu moest eerst gegraven worden.
Onze loopgraven moesten versterkt en
vijftig, zestig, ja tachtig meter dichter
bij1 de vijandelijke stelling 'worden gebracht.
Er kwamen ook genie-soldaten, die mij
nen wierpen. Dat was interessant voor
ons en deed ons wat opleven, want do
stemming was, ten gevolge van de mis
lukte bestorming, gedrukt. In den tus-
schentijd verbeterden wij ook onze schuil
plaatsen. Stroo en hout moesten vriji ver
weggehaald worden. Wij' hadden echter
ook de tenten en jassen van gewonde
en gevallen kameraden. Regen, sneeuw
en hagel wisselden elkaar, dagelijks af.
En daarbij kwam nog het modderige van
den grond.
's Morgens werd eerst het geweer
schoongemaakt. Dit ging bij halve groe
pen tegelijk, omdat de andere helft zich
gereed moest houden om te schieten.
Ann de geweren wordt groote zorg be
steed. Het is uiterst zelden, dat een sol
daat nog in het hijzonder daartoe aan
gespoord moet worden. De geweren zien
er dan ook uit bijna als in het garnizoen.
Daarna ziet ieder op zijn manier den tijd!
te verdrijven. De uren voor en na den
middag worden gewoonlijk gebruikt om
den verzuimden nachtslaap in te halen.
De aanvoerder van een groep past echter
oip, dat niet meer dan vier tegelijk over
dag slapen. Dit doen trouwens ook de
kameraden zelf. Een man uit iedere
groep staat voortdurend op post. 's Nachts
twee man. Ik richtte het steeds zoo in,
dat lederen dag afgewisseld wordt, zoo
dat ieder den anderen dag altijd op een
ander uur aan de beurt komt. En dit
houd ik ook voor zeer goed, want ge
kimt niet gelooven, hoe prikkelbaar men
hier wordt, ondanks alle kameraadschap
pelijkheid.
Honger.
De correspondent van het „Berliner
Tageblatt" in Hongarije, zendt dit blad
een schetsje uit Satoralja-Ujhely, een Ilon-
gaarsch stadje. Hiji vertelt, hoe hij daar
's avonds in de eetzaal van het hotel
waar een gezelschap officieren van de
intendance, alle weldoorvoede mannen,
bijleen zit, plotsjeling een kapitein van het
front ziet 'binnen komfen, wien men de
ontbering van het uitgemagerd gezicht
leest. Een oogenblik is hij' verschrikt door
het groote gezelschap en bescheiden zet
hij zich alleen peer aan een leege tafel.
Hij zit stijf en rechtop in z'n stoel, met
zSj!n .knieën in een rechten hoek gebogen,
met de heele voetzool op den grond, als
om niet meer plaats in te nemen dan
hem toekomt.
Terwijl hij daar zoo zit, de magere
handen sierlijk op den rand van de tafel
gelegd, kan mien eerst goed zien (pielt
hoe weinig vteesch een man door het
leven komt. Leege ingewanden, beende
ren, pezen1, huid en haar, dat is alles,
wat van goede dagen is overgebleven.
Miaar het is volkomen genoeg om het er
mee to kunnen stelten.
Do kellnier had hem eein spijskaart ge
geven en nu begon de vervalsperiode. .Ge
leidelijk kwam het over hem. Door licha
melijke functies overweldigd, verslapte hij
tegenover de eischen van de vormelijk
heid. Behoedzaam leest hij' den eersten
naam van een gerecht op de kaart, den
tweeden, den derden, tot hij ze alle zes
heeft gehad en begint dan weer van
voren af aan, herhaalt het sneller en sel
ler, met koortsachtige oogen en een
smachtend gehemelte. Hij opent, als at
hijl reeds, den mond, bijt zijn tanden
hard op elkaar, wijst onzeker tastend op
de kaart, zonder te kunnen zien, waarop
hij wijst en houdt in den tijd, waarop hij
op het toevallig gekozen gerecht wijst,
de handen voor do oogten, als werd hij
gekweld door een ontzaglijke en smarte
lijke spanning.
Nu zet de kellner, met de borden rinke
lend, het eten voor hein op tafel. Da lucht
van kalfsborst met zuurkool dringt hem
verlokkend den neus. Mot de rechter
hand zoekt hij1, zonder hulp van zijd
oogenl, 'het mes, met de linkerhand (d©
de vork. Hijl vindt beide en gaat aan
het werk, snijdt groote stukken af en
kauwt zoo geweldig, dat alle beenderen
in 'zijln hoofd in hun anatomische samen
stelling zichtbaar worden. Steeds slap
per wordt zijn vormelijke houding. Hij'
ligt voorovergebogen, steunend op zijn
ellebogen en staart onafgebroken op het
hord.. Verwonderlijk snel is het bord leeg.
Weer wijst hij op de spijskaart. Gedurenda
den tijd, waarin hij moet wachten, strekt
hij zich dezen keer echter behagelijk pit;
hij leunt achterover, rekt de heenen ,uit,
zoo ver hij maar kan, en drinkt een
tweede gias bier uit. Hij is nu langzamer
hand zoo verzadigd geworden, dat hij
kalm en stelselmatig begint te eten. Hij
wordt zelfs kieskeurig. Na verschillende
gerechten is hijl hij de pannekoeken aan
gekomen. Hij maakt een pauze om weer
op krachten te komen en kijkt de portie,
die hij! nog overweldigen moet, wantrou
wig en critisch aan, als twijfelde hij of
zij wel goed was. Intusschen verwijderen
zich de andere officieren. Alleen de kapi
tein en ik blijven achter. De kellner heeft
niets meier te doen en staat op een tan
denstoker te bijten. Ten slotte sta il?
ook op en werp een liefdevollen blik op
de kapitein en zijn laatste pannekoeken.
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. post1.25
Losse nummers0.05
Prijs der Advertentlën
15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels ƒ1.
iedere regel meer 10 ct.
Een bezoek bij Keizer Wilhelm.
In do „Münchener Neuosta Nachrich.
ten" beschrijft Lodewijk Ganghofer (aan
avond hij den keizer te velde o.a. als!
volgt: Bij den keizer is niets van iaën)
grootscheepsche huishouding te bamem
ken. De weinige gasten aan den avond'
disch verzamelen zich in de kleine ont
vangkamer.
De keizer treedt in de veldgrauwe
generaals-uniform met rustigen, vear-
krachtigen tred binnen.
„Nu, Ganghofer", zegt hijl, „uwe Beie
ren zijn prachtige kerels. Die hebben,
degelijk en flink werk gedaan ten ;God|
zij dank gaat het overal voorwaarts."
Dan komt een herinnering aan de laat
ste ontmoeting in het voorjaar hoven.
Met langzame stem zegt de keizer: „Wie
had toen kunnen vermoeden wat thans
gekomjen is en dat wijl elkaar in Frank
rijk terug zouden zien?"
Daarna wordt in de eetzaal vlug een
korte maaltijd gtenomen, waarna een
praatuurtje in den kleinen, mooien win
tertuin wordt gehouden.
Tegen elf uur 's avonds wordt voor
den keizer en een aantal hooge officieren;
een militaire voordracht aangekondigd,
die in het nabijgelegen huis met vertoo
ning van lichtbeelden door een officier
wordt gehouden en die een nieuwe belang
rijke en voor den oorlog zeer dienstiga|
zaak behandelt.
Steeds weer stelt de keizer met vlugge,
korte woorden tussclienvragen. De offi
cier geeft telkens antwoord.
Aan het slot der voordracht treedt del
keizer op den jongen officier toe, reikt
hem de hand en zegt: Ik bedank u; dit
is een goed ding. Gelooft u, dat de Fran
schen ons dit na kunnen doen? De offi
cier antwoord glimlachend: Zoo spoedig
niet, Majesteit; 'wijl hebben hot thans
eerst gevonden. (Msh.)
Uit Aalst en Omstreken.
Men meldt uit Bergen-op-Zoom aan het
„Vad."
Te Aalst en in het geheele omliggende
district heerschen de grootste armoede en
ellende. De bewoners der kleinere dor
pen en afgelegen hoeven verkeeren in
voortdurende angst, want nu gendarmen:
sinds lang vertrokken zijn, bevinden de
weinige veldwachters zich huiten. staat
om de vleiligheid te verzekeren. Er heer
schen middeleeuwsche toestanden; in
braak en moord zijln aan de orde van, den!
dag. Rooversbenden loopen het land plat;
15 bandieten drongen de vorige week een
afgelegen hoeve binnen en namen al wat
waarde was m|ede na een der bewoners
vermoord te hebben. Te Meire drongen
11 roovers met zwart gemaakt gelaat del
woning eener weduwe binnen, mishan
delden haar en namen haar geld en sierab
den mede. Te Galmaerden vielen zes
bandieten het huis van 2 broeders bin
nen, die zich verdedigden en doodelijk
gewond werden. En deze lijst van schand
daden zouden wij met vele gevallen kun
nen aanvullen.
Neemt de overheid een enkele maal
maatregelen, dan zijn deze al van zeer
grilligen aard. Zoo is tijv. 'die ellendej
in het land van Aalst zóó totegenomen,
dat de wegen van bedelaars wemelen.
Hieraan maakt de overheid een einde,
iriet door die ellende te verzachten, maar
door het bedelen te verbieden. In del
stad Aalst is het brood schaarsch; petro
leum isl niet meer in voorraad, doch er
is brandstof genoeg. Te Weteren is de
toestand, naar ik verneem, eveneens
buitengewoon ongunstig. Hongersnood
heerscht er nog niet, doch weinig plaat
sen zijn er zoo na aan toe. De armoede
is nijpend, want aan wérken valt niet
te denken. Ten gevolge van het door
breken van den dijk is een groot deel vau
het land overstroomd en zijn tal vau
hoeven onhewoonbaar, zoodat de bewo
ners van verschillende gehuchten da
wijk hehhten moeten nemen.
Korte Oorlogsberichten.
Het proce s tegen Wjessels.
Men meldt uit Bloemfontein de hoofdstad
van (ex-) Oranje Vrijstaat:
Het proces tegen Brand Wessels, lid van
den Volksraad, beschuldigd van verraad,
is heden begonnen. Uit de verhooren bleek
dat de beklaagde deel uitmaakte van een
deputatie, die op 29 October generaal
Hertzog bezocht. Generaal de Wet kwam
later en de deputatie sprak met dezen,
die echter weigerde te luisteren, hoewel
de beschuldigde bij die gelegenheid zeer
zeker zijn best deed De Wet tot rede
te brengen. Toen ze zag dat hare pogingen
vruchteloos waren begaf de deputatie zich
naar Pretoria, waar zij een ontmoeting had
met de ministers Botha en Smuts. Zij
verlangde het aftreden van Botha, maar
de premier antwoorddeIk ben beslist niet
voornemens af te treden, maar ik aal de