Zaterdag 30 Januari 1015 20e «laargang .\o. 102 Uit de Pers. De Groote Oorlog. Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LAN *E VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: FIRMA F. P. DHUIJ - L. BURG. Drukkers: Oosterbaan Lc Cointro - Goes. Minister van Staat. Zelden, zal oen koninklijke benoeming zoo aller instemming gevonden hebben bij de nalie als die van minister Cort v. d. Linden tot 'Minister van Staat. Het is dan ook waar dat, zoolang onze natie ministers kent, geen zich in kor ten tijd zoo bemind en vertrouwd heeft weten te maken als minister Cort v. d. Linden. O zeker, er zijn ministers geweest, van wier optreden kracht uitging, regenten van den eersten rang. Wij denken aan Thorbecke, den groolen staatsman, doch wiens invloed helaas aan hot eind zijner loopbaan het beeld wekte van een Uit gaande nachtkaars. Aan Van Hall die zich naam maakte met zijn ontwerp „vrij willige leening". Aan Van Zuylen v. Nije- velt die in niet minder moeilijk tijds gewricht dan wij nu doorleven, zich den eerenaam wist te verwerven van red der van den Europeeschen vrede1). Aan den ouden Heemskerk die, naar men zegt, een hooge koninklijke onderscheiding be scheiden, gracieuselijk afwees. Aan ba ron (later graaf) Van Lijnden, die echter slechts lauweren inoogstte hij de door hem uit de impasse (blind slop) geredde liberale partij. Aan Kuyper die in 1903 zich een onsterfelijken naam maakte als beteugelaar met Bergansius en Thom son van het bekende, nooit te ver geten anarchistisch avontuur. Doch geen van deze allen maakte zulk een lang durige allergewichtigste, allergevaarlijk ste periode door als Minister Van der Linden, die door zijn kalme beslistheid; en waakzaamheid, en zijn waardig op treden in het parlement zoo het vertrou wen won van gansch het volk. Naast ,h.et drietal groote mannen, de eenigen wien deze koninklijke onderschei ding in den loop der jaren te beurt viel Kuyper, Lohman, Van Karnehcek maakt deze nieuwbenoemde een uitne mend figuur. Het klaverblad, door het overlijden van mr. Asser geschonden, wordt door de benoeming van mr. Cort v. d. Linden op uitnemende wijze her steld. -Er-li minister van een buiienlaudsche mo gendheid sprak tot hem na een behaald diplo matiek succes: „Monsieur, vons avez sauvé la paix de 1' Europe". (Gij hebt den Europeescheu vrede gered.) Laatdunkend. In de „Maasbode" lezen we: Professor Eerdmans, bekend uit 'tanti- clericale professorale driemanschap Eerd mansv. HamelKohnstamm, dat zich bij de laatste verkiezingen zoo bijzonder voor de vrijzinnigheid „verdienstelijk" heeft gemaakt, is voor zijn kiezers in Rotterdam III opgetreden, en was zoo „vriendelijk" daarbij, volgens het verslag in „Het Handelsblad", op te merken „dat op dit moment dia politieke geschillen rusten en dat het zijn bedoeling dan ook uitsluitend was met zijn kiezers voeling to houden om hij1' hen de politieke be langstelling niet te doen vervliegen.)' Wij kunnen ons voorstellen, dat het ne- geeren van de politiek in zijn rede voor den zofo politiek aangelegden professor een heele krachttoer is geweest. Toch zag hij nog even kans aan de hand van de in dezen oorlog ontstane internationale verhoudingen, een aanval te doen op de Tariefvvetde natuur gaat boven de leer. Laatdunkend was echter de wijze, waar op door hem de nobele houding der rech terzijde tegenover de Regeering werd ver klaard. „Het Handelsblad-" schrijft daarvan: De professor causeerde dan ook meer over verschillende ondcrdeelen, waarbij1 hij, onder applaus der vergadering1, gele genheid vond om hulde te brengen aan de tegenwoordige Regeering, voor het geen zij gedaan heeft en nog doet in de benarde omstandigheden, die ons land doorleeft, en wel zoodanig, dat het ge heele land, ook de politieke tegenstander, in haar een onbeperkt vertrouwen stelt. Niet dus het hooge plichtsbesef, waar van de geheele rechterzijde is doordron gen, en waaraan op duidelijke wijze bij herhaling is uiting gegeven in deze moei lijke en zorgvolle tijden; ook niet de liefde voor Vorstin en Vaderland heb ben de rechterzijde gebracht tot haar te genwoordige houding tegenover het zit tend Kabinet; alleen de daden van de Regeering hebben (het staat wel niet in het verslag, maar het is er duidelijk in te lezen), de politieke tegenstanders ge dwongen in de Regeering Vertrouwen te stellen. Professor zou niet over de politiek spre ken, maar dat moest hij de vergadering toch nog even 'laten voelen. De heer Eerdmans kreeg dc handen op elkaar, zegt het verslag, en mogelijk is hij daarmede tevreden. Veel Zeggen doet het echter niet en voor professors positie als Kamerlid ware het te wenschen geweest, dat de Regeering over hem net zoo tevreden ware als hij over haar. Daar mankeerde nog al wat aan, wat in het antwoord van Minister Bosboom aan hem duidelijk te merken was. En hoe geheel anders sprak de Minister over die houding van den woordvoerder der Katholieken, den heer Nolens. Dat is o-ok een professor. Maar een die zijn verstand gebruikt. Beknopt overzicht van den toestand. Den SJöen, 26en en 27en Januari was er op het Westelijk oorlogsterrein een ver hoogde actie waar te nemen. Het vermoeden ligt evenwel voor dc hand, dat de Duitsohers hun Keizer op zijn geboortedag een verrassing wilden bereiden en daarom hun beste beentje hebben voorgezet, want na laatstgenoem den datum is weer rust ingetreden. Aan beide zijden vielen enkele kleine successen -te hoeken. We geven het den lezer te doen, dc offiefeele communiqué's van de laatste dagen met elkander te vergelijken. Dan zal ook blijken, dat er velfo tegenstrijdigheden in Zijn, die een goeden kijk op den toestand haast on mogelijk maakt. Maken wij een ruwen balans op van de laatste driodaagsche schermutseling, dan komen wij' tot de slotsom, dat de hoofdfrontlijn niet noemenswaard gewij zigd is, en dat partijen nog: even vast tegenover elkander liggen. Wel broeit er wat, doch vermoedelijk zal eerst het lentezonnetje sohrikkelijker strijd aanschouwen. Op het oostelijk front zetten de Oosten rijkers hun operaties in de Karpathen blijk baar niet zonder succes voort. Als 'tzoo doorgaat zullen de Russen 'tin de Boe- kowina nog kwaad te verantwoorden krij gen. Reeds is het dal van de Nagy-Ag in Maramaros van vijanden gezuiverd en zijn deze over de Hongaarsohe grens te ruggedreven. 't Brengt er den moed weer wat in bij' 't Oostenrijksche leger. 'tLiep den laatsten tijd zoo dikwijls tegen. 1 I Koning Albert onder zijn volk. In de „XXe Siècle" komt een pakkende beschrijving voor van een plechiige uitrei king van oorlogsdecoraties in Vlaanderen. De schrijver vertelt eerst hoe op het terras eener villa ergens in Vlaanderen dicht hij het gewoel van de zee, temid den van het geraas van den heftigen wind en het dof gebrom der kanonnen in do verte een 40-tal mannen staan ge schaard: officieren met grijze snorbaarden en grimmig martiaal uiterlijk, eenvou dige jonge soldaatjes, jeugdige luitenants met krijgshaftige fiere houding en onder die militairen een aalmoezenier en een dokter. Het zijn allen helden, die aanstonds door den koning zullen worden gedecoreerd. Zonder op rangverschil te letten heeft elk zich een plaats gekozen: een soldaat naast een hoogen officier, enz. Zijn ze niet gelijk in dapperheid? De heldhaftig heid kent immers geen graden en rangen. Ieder heeft op zijn wijzei blijk gege ven van moed, zelfverloochening en doodsverachting. Do een heeft een gevaar lijke zending volbracht, een tweeden te midden van fluitende kogels zijn gewonde» commandant gered, een derde onder het vijandelijk vuur ergens een plank over het water geworpen en zijn kameraden den weg gewezen door zijn voorbeeld. Een kapitein heeft een hijzonder blijk van moed gegeven door, ofschoon zelf ernstig gewond en geheel bedekt met bloed, het commando over zijn compagnie te blijven voeren Daar verschijnt de koning! Allen staan strain en salueeren. De koning passeert langzaam, staat voor iederen man stil, spreekt hem langen tijd toe, ondervraagt hem-, glimlacht en geeft een teeken van bemoediging. De koning ontvangt van een zijner ad judanten een doos, opent die en hecht op de borst van een officier of een soldaat een medaille of een kruis. Vaak ontvangt een simpel soldaat of een eenvoudig kor poraal het kruis der Leopoldsorde! Nadat de koning de revue heeft ge ëindigd plaatst hij zich voor het kleine groepje helden en spreekt hen toe, Zonder gebaren, met flink mannelijk geluid, al leen accent gevend aan bepaalde woorden en zijn stem verheffend bij het eind van een zin. Temidden van den wind gaan vele zij ner woorden verloren. Slechts de volgende zinnen zijn duidelijk te verstaan. „Gij heb! gestreden te Luik, tc Antwer pen, aan de Yser, in het. slijk en temid- den van het geschutvuur „en gij hebt geen kamp gegeven; het land is trotsoh op uIk wenscli u geluk en stel al mijn vertrouwen op' u „Wij strijden voor de verdediging on zer haardsteden en het heilig erfdeel der vaderen. Wij willen Belgen blijven voor altoos „Indien van alle zijden, uit hot be zette land en uit de kringen der vluchte lingen eiken dag ons bewijzen geworden van vertrouwen in het lot van het Va derland, dan is het aan ons roemrijk le ger, aan u, dat die lof wordt bewezen" De koning salueert en trekt zich te rug. Achter het gordijn van een half geopend venster der villa heeft de koningin alles gezien en alles afgeluisterd. Plotse ling staat zij recht en met vlugge bewe gingen gaat zij glimlachend de hand druk ken van een der dappersten onder de dapperen. i In VlaaBiiercn. In de Gewerkschaft, het oirfgaan van het Verbond van Gemeente-werklieden, schrijft een van de bestuursleden van het Verhond brieven van het front in Vlaanderen, die een onopgesmukte voor stelling geven van den toestand. 's Morgens om vijf uur kwamen wij in onze stelling. We losten een ander regiment in de loopgraven af. Dit gaat zoo stil mogelijk in zijn werk en een ieder zoekt een zoo gunstig! mogelijke stelling in te nemen en vooral een goede schuilplaats te krijgen. Daarmee was het hier echter niet veel gedaan. Want er was weinig hout, en het platgeschoten plaatsje Korteker-Kabai1 was door den vijand bezet. Toen het dag werd, zagen wij hoe ernstig de toestand daar was, want voor en achter onze stelling lagen de kameraden als neergemaaid. Er werden nog grappen gemaakt. „Het schijnt nogal tochtig te zijn in dit Kabaret" hoorde men. Maar vier-en-twintig uur later lachte niemand van ons meer en zoo is het wel veertien dagen gebleven. Thans' is alles haast weer vergeten. Den volgenden mor gen, bij het aanbreken van den dag', werd er last gegeven tot een stormaanval. De vijandelijke loopgraven lagen honderd me ter van ons af, op do meest vooruit geschoven plaats zelfs slechts negentig meter. Achter de vijandelijke loopgraven liepen dichte doornheggen en daarachter hadden zij nog twee loopgraven goed ver borgen aangelegd. Tusschen onze stellin gen liepen droge met wilgenboschjes be zette en rechts steeds ondieper wordende slootenOnze troep werd uit elkaar gerukt en het grootste gedeelte kwam niet uit de sloot. Het was ons geluk, want daar was juist de plaats waar de vijand, uit Franschen en Schoften be staande, ons het best kon beschieten. Van de twintig man konden zich slechts acht niet den aanvoerder in de tusschen- liggencie loopgraven redden en kwamen nu niet voor of achteruit. Ik verwonderde mij, dat er geen nieuw bevel kwam en toen het krankzinnige schieten begon, wist ik dat er iets niet in den haak was. Toen ik over de borstwering keek, zag ik voor ons de gevallenen, die zich ge deeltelijk nog omwentelden. Anderen zag ik de sloot bereiken. Wat nu te doeu? Plotseling zie ik Techts onze derde af- deeling vooruitrukken. In den beginne had zij door een kleine stijging van den grond dekking, maar daarop werd zij overstelpt met een onbeschrijflijk hevig, yuur. De vijand bestreek hier het veld echter niet zoo goed, moest ver uit zijn dekking' ko men en bood ons een goed doel. Ik nam het bevel over twee groepen op mij en bijna ieder schot was raak, op honderd en vijftig meter afstand. Door den kij ker zag ik den vijand zoeken, waar het Vuur vandaan kwam. Maar wij hielden vol en zoo kon onze dorde afdeeling terug komen. Alles was in vijf of tien minuten gebeurd. Nu moest eerst de ar tillerie twee dagen lang de vijandelijke stelling geducht beschieten en daarop werd de tweede bestorming geprobeerd. De vijand was echter nog onverzwakt. ...Nu moest eerst gegraven worden. Onze loopgraven moesten versterkt en vijftig, zestig, ja tachtig meter dichter bij1 de vijandelijke stelling 'worden gebracht. Er kwamen ook genie-soldaten, die mij nen wierpen. Dat was interessant voor ons en deed ons wat opleven, want do stemming was, ten gevolge van de mis lukte bestorming, gedrukt. In den tus- schentijd verbeterden wij ook onze schuil plaatsen. Stroo en hout moesten vriji ver weggehaald worden. Wij' hadden echter ook de tenten en jassen van gewonde en gevallen kameraden. Regen, sneeuw en hagel wisselden elkaar, dagelijks af. En daarbij kwam nog het modderige van den grond. 's Morgens werd eerst het geweer schoongemaakt. Dit ging bij halve groe pen tegelijk, omdat de andere helft zich gereed moest houden om te schieten. Ann de geweren wordt groote zorg be steed. Het is uiterst zelden, dat een sol daat nog in het hijzonder daartoe aan gespoord moet worden. De geweren zien er dan ook uit bijna als in het garnizoen. Daarna ziet ieder op zijn manier den tijd! te verdrijven. De uren voor en na den middag worden gewoonlijk gebruikt om den verzuimden nachtslaap in te halen. De aanvoerder van een groep past echter oip, dat niet meer dan vier tegelijk over dag slapen. Dit doen trouwens ook de kameraden zelf. Een man uit iedere groep staat voortdurend op post. 's Nachts twee man. Ik richtte het steeds zoo in, dat lederen dag afgewisseld wordt, zoo dat ieder den anderen dag altijd op een ander uur aan de beurt komt. En dit houd ik ook voor zeer goed, want ge kimt niet gelooven, hoe prikkelbaar men hier wordt, ondanks alle kameraadschap pelijkheid. Honger. De correspondent van het „Berliner Tageblatt" in Hongarije, zendt dit blad een schetsje uit Satoralja-Ujhely, een Ilon- gaarsch stadje. Hiji vertelt, hoe hij daar 's avonds in de eetzaal van het hotel waar een gezelschap officieren van de intendance, alle weldoorvoede mannen, bijleen zit, plotsjeling een kapitein van het front ziet 'binnen komfen, wien men de ontbering van het uitgemagerd gezicht leest. Een oogenblik is hij' verschrikt door het groote gezelschap en bescheiden zet hij zich alleen peer aan een leege tafel. Hij zit stijf en rechtop in z'n stoel, met zSj!n .knieën in een rechten hoek gebogen, met de heele voetzool op den grond, als om niet meer plaats in te nemen dan hem toekomt. Terwijl hij daar zoo zit, de magere handen sierlijk op den rand van de tafel gelegd, kan mien eerst goed zien (pielt hoe weinig vteesch een man door het leven komt. Leege ingewanden, beende ren, pezen1, huid en haar, dat is alles, wat van goede dagen is overgebleven. Miaar het is volkomen genoeg om het er mee to kunnen stelten. Do kellnier had hem eein spijskaart ge geven en nu begon de vervalsperiode. .Ge leidelijk kwam het over hem. Door licha melijke functies overweldigd, verslapte hij tegenover de eischen van de vormelijk heid. Behoedzaam leest hij' den eersten naam van een gerecht op de kaart, den tweeden, den derden, tot hij ze alle zes heeft gehad en begint dan weer van voren af aan, herhaalt het sneller en sel ler, met koortsachtige oogen en een smachtend gehemelte. Hij opent, als at hijl reeds, den mond, bijt zijn tanden hard op elkaar, wijst onzeker tastend op de kaart, zonder te kunnen zien, waarop hij wijst en houdt in den tijd, waarop hij op het toevallig gekozen gerecht wijst, de handen voor do oogten, als werd hij gekweld door een ontzaglijke en smarte lijke spanning. Nu zet de kellner, met de borden rinke lend, het eten voor hein op tafel. Da lucht van kalfsborst met zuurkool dringt hem verlokkend den neus. Mot de rechter hand zoekt hij1, zonder hulp van zijd oogenl, 'het mes, met de linkerhand (d© de vork. Hijl vindt beide en gaat aan het werk, snijdt groote stukken af en kauwt zoo geweldig, dat alle beenderen in 'zijln hoofd in hun anatomische samen stelling zichtbaar worden. Steeds slap per wordt zijn vormelijke houding. Hij' ligt voorovergebogen, steunend op zijn ellebogen en staart onafgebroken op het hord.. Verwonderlijk snel is het bord leeg. Weer wijst hij op de spijskaart. Gedurenda den tijd, waarin hij moet wachten, strekt hij zich dezen keer echter behagelijk pit; hij leunt achterover, rekt de heenen ,uit, zoo ver hij maar kan, en drinkt een tweede gias bier uit. Hij is nu langzamer hand zoo verzadigd geworden, dat hij kalm en stelselmatig begint te eten. Hij wordt zelfs kieskeurig. Na verschillende gerechten is hijl hij de pannekoeken aan gekomen. Hij maakt een pauze om weer op krachten te komen en kijkt de portie, die hij! nog overweldigen moet, wantrou wig en critisch aan, als twijfelde hij of zij wel goed was. Intusschen verwijderen zich de andere officieren. Alleen de kapi tein en ik blijven achter. De kellner heeft niets meier te doen en staat op een tan denstoker te bijten. Ten slotte sta il? ook op en werp een liefdevollen blik op de kapitein en zijn laatste pannekoeken. VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. post1.25 Losse nummers0.05 Prijs der Advertentlën 15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels ƒ1. iedere regel meer 10 ct. Een bezoek bij Keizer Wilhelm. In do „Münchener Neuosta Nachrich. ten" beschrijft Lodewijk Ganghofer (aan avond hij den keizer te velde o.a. als! volgt: Bij den keizer is niets van iaën) grootscheepsche huishouding te bamem ken. De weinige gasten aan den avond' disch verzamelen zich in de kleine ont vangkamer. De keizer treedt in de veldgrauwe generaals-uniform met rustigen, vear- krachtigen tred binnen. „Nu, Ganghofer", zegt hijl, „uwe Beie ren zijn prachtige kerels. Die hebben, degelijk en flink werk gedaan ten ;God| zij dank gaat het overal voorwaarts." Dan komt een herinnering aan de laat ste ontmoeting in het voorjaar hoven. Met langzame stem zegt de keizer: „Wie had toen kunnen vermoeden wat thans gekomjen is en dat wijl elkaar in Frank rijk terug zouden zien?" Daarna wordt in de eetzaal vlug een korte maaltijd gtenomen, waarna een praatuurtje in den kleinen, mooien win tertuin wordt gehouden. Tegen elf uur 's avonds wordt voor den keizer en een aantal hooge officieren; een militaire voordracht aangekondigd, die in het nabijgelegen huis met vertoo ning van lichtbeelden door een officier wordt gehouden en die een nieuwe belang rijke en voor den oorlog zeer dienstiga| zaak behandelt. Steeds weer stelt de keizer met vlugge, korte woorden tussclienvragen. De offi cier geeft telkens antwoord. Aan het slot der voordracht treedt del keizer op den jongen officier toe, reikt hem de hand en zegt: Ik bedank u; dit is een goed ding. Gelooft u, dat de Fran schen ons dit na kunnen doen? De offi cier antwoord glimlachend: Zoo spoedig niet, Majesteit; 'wijl hebben hot thans eerst gevonden. (Msh.) Uit Aalst en Omstreken. Men meldt uit Bergen-op-Zoom aan het „Vad." Te Aalst en in het geheele omliggende district heerschen de grootste armoede en ellende. De bewoners der kleinere dor pen en afgelegen hoeven verkeeren in voortdurende angst, want nu gendarmen: sinds lang vertrokken zijn, bevinden de weinige veldwachters zich huiten. staat om de vleiligheid te verzekeren. Er heer schen middeleeuwsche toestanden; in braak en moord zijln aan de orde van, den! dag. Rooversbenden loopen het land plat; 15 bandieten drongen de vorige week een afgelegen hoeve binnen en namen al wat waarde was m|ede na een der bewoners vermoord te hebben. Te Meire drongen 11 roovers met zwart gemaakt gelaat del woning eener weduwe binnen, mishan delden haar en namen haar geld en sierab den mede. Te Galmaerden vielen zes bandieten het huis van 2 broeders bin nen, die zich verdedigden en doodelijk gewond werden. En deze lijst van schand daden zouden wij met vele gevallen kun nen aanvullen. Neemt de overheid een enkele maal maatregelen, dan zijn deze al van zeer grilligen aard. Zoo is tijv. 'die ellendej in het land van Aalst zóó totegenomen, dat de wegen van bedelaars wemelen. Hieraan maakt de overheid een einde, iriet door die ellende te verzachten, maar door het bedelen te verbieden. In del stad Aalst is het brood schaarsch; petro leum isl niet meer in voorraad, doch er is brandstof genoeg. Te Weteren is de toestand, naar ik verneem, eveneens buitengewoon ongunstig. Hongersnood heerscht er nog niet, doch weinig plaat sen zijn er zoo na aan toe. De armoede is nijpend, want aan wérken valt niet te denken. Ten gevolge van het door breken van den dijk is een groot deel vau het land overstroomd en zijn tal vau hoeven onhewoonbaar, zoodat de bewo ners van verschillende gehuchten da wijk hehhten moeten nemen. Korte Oorlogsberichten. Het proce s tegen Wjessels. Men meldt uit Bloemfontein de hoofdstad van (ex-) Oranje Vrijstaat: Het proces tegen Brand Wessels, lid van den Volksraad, beschuldigd van verraad, is heden begonnen. Uit de verhooren bleek dat de beklaagde deel uitmaakte van een deputatie, die op 29 October generaal Hertzog bezocht. Generaal de Wet kwam later en de deputatie sprak met dezen, die echter weigerde te luisteren, hoewel de beschuldigde bij die gelegenheid zeer zeker zijn best deed De Wet tot rede te brengen. Toen ze zag dat hare pogingen vruchteloos waren begaf de deputatie zich naar Pretoria, waar zij een ontmoeting had met de ministers Botha en Smuts. Zij verlangde het aftreden van Botha, maar de premier antwoorddeIk ben beslist niet voornemens af te treden, maar ik aal de

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1915 | | pagina 1