No. 95 Vrijdag 22 Januari 1915 29e Jaargang propaganda-clubs. De Groots» OorSog. Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LAN 5E VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: FJRIV3A F. P. D Hl U IJ - L. BURG. Drukk ers: Oosterbaan Le Cointre - Goes. $)e Zeeuw VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. post. f 1.25 Losse nummers0.05 Prijs der Advertentiën: 15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct, 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels ƒ1. iedere regel meer 10 ct. Do winteravonden leenen zich tot rus tige studie, en de politieke wapenstilstand ten onzent noodigt tot bespreking van de meest vredelievende vraagstukken uit. Tot deze laatste behoort ook dat der pro paganda-clubs. Het komt ons voor dat er in onze provincie nog veel te weinig propaganda clubs zijn. Voorzoover wij weten hebben wij er slechts vier, althans wier arbeid bij gelegenheden openbaar wordt; het zijn die te Vlissingen, Goes, Middelburg en iZierikzee. De Vlissingsche dub heeft een groot verlies geleden door het sterven van vriend Meeuwse, toch heeft zij nog meer dan een flinke kracht overgehouden en telt zelfs den voorzitter van den Bond onder hare beschermheeren. Dte Goescihe club zag vier van haar beste krachten/ ter mobilisatie opgeroepen, en gaat onder dit gemis wel een weinig gebukt. Van de Middelburgsche vernamen wij te weinig om haar in haar leven en streven (let wel streven) te kunnen beoordeelen. De leiding berust in ieder geval in goe de handen. De Zierikzeesche dub, al mist zij ook wel eenige krachten ten gevolge van den oorlog, gaat, wegens de uitste kende .leiding van een lid Van het Bonds- bestuur, en de uitgebreidheid harer taak te midden eener moderne aan politiek beginsel gespeende omgeving, een goede toekomst tegemoet. Doch waarom kunnen er nu op andere plaatsen geen clubs verrijken, die hetzelfde doel najagen als de vier evengenoemde Zijn Terneuzen, Axel en Zaamslag, waar een tiental Chr. scholen van opgewekt, frisch leven getuigen, en de Kiesver- eenigingen menigen zwaren strijd heb ben doorstaan, niet in staat om er ook nog een antirevolutionaire propaganda- club bij op na te houden Kunnen er geen propaganda-clubs ver rijzen te Serooskerke en Domburg), te Wissenkerke en Colijnsplaat, te lerseke en Nieuwdorp? Clubs, welker leden ook uit de omliggende gemeenten zouden kun nen gevonden worden Het vreemde woord Propaganda be- teekent voortplanting, ve rm e e r- d e r i n g, vermenigvuldiging. Aan propa ganda in den zin van voortplanting her innert de bekende tekst van JMuttheus 2819Gaat dan henen, onderwijst, enz. Een propaganda-club is derhalve eene vereeniging die zich tot taak heeft ge steld een zeker beginsel, een bepaald© zaak voort te planten, door daarvoor op allerlei wijze te ijveren. Al wat leeft, propageert zich. Niemand is er die dit ontkent. Waar het leven is, daar is drang tot ontwikkeling, tot voorschrijding, lot volle ontplooiing van wat aan den knop ont look. Wij zien dit op elk gebied des le vens. In het dierenrijk, het plantenrijk, en ook de mensch gehoorzaamt aan het Goddelijk gebod: vermenigvuldigt u. Maar nu elke staatkundige partij) waar in levenskracht zit, heeft behoefte, in- nerlijken drang om zich uit te breiden en de beginselen, waarin de wortelen van haar leven liggen, voort te planten. Een partij die zich daartoe niet vo o r t- durend gedrongen gevoelt is op ster ven na dood. Propaganda is een der hoofdvoorwaarden voor haar blijvend be staan. Propaganda moet geschieden krachtens de heerlijkheid van de zaak die gepro pageerd wordt. Die zaak zijn onze beginselen. De eisch om te propageeren, om voort te planten die beginselen heeft betee- fcenis voor heel het leven, ook Voor de staatkunde. Die propaganda heeft te werken naar buiten en naar binnen. Naar buiten omdat ook de meeste onzer heele en halve tegenstanders onze beginselen weinig of niet ker^ienalsmede en vooral omdat ons beginsel in ieder opzicht den toets kan doorstaan; en einde lijk omdat velen ,die eigenlijk bij ons behooren, koel zijn bij de actie onzer vrienden. Koelheid en lakschheid heeft met name de antirevolutionaire partij bij verkiezin gen herhaaldelijk het onderspit doen del ven. Geestdrift en activiteit heeft haai' menigmaal de zege doen behalen. Naar binnen. Deze propaganda heeft j wee zijden, en wel een .algemeene en een bijzondere. De algemeen© pro paganda is die welke noodig is te geschie den onder eigen vrienden door blad en geschrift. Voorts onder dat volksdeel, dat tot ons behoort maar laksch is. En, lest niet minst, onder het volk achter de de kiezers, om ze te wapenen en te doen rij'pen tegen den tijd dat ook hun het kiesrecht zal 'toekomen. Nu geven wij toe dat wij het ideaal van een propagandaclub wel wat hoog stellen. Toch stellen wij het niet te hoog. Immers de club te Vlissingen heeft ja ren lang aan deze eischen beantwoord. Zij heeft behalve door bespreking in en- geren kring, ook door bezoek en publiek geschrift gepropageerd; en daarbij ook het volk achter de kiezers niet vergeten. Zij heeft, zich daarbij zorgvuldig er voor gewacht den Kiesvereenigingen het werk uit de handen te nemen. En de Kies vereenigingen zijn zoo verstandig geweest van te begrijpen dat z; ij niet in staat zijn dat alles ter hand „te nemen; zij bovendien niet alles kunnerf doen; en ook de financien niet altijd een zoodanige breed opgezette propaganda gedpogen. De propaganda naar binnen heeft ook een bijzondere zijde. De bijzondere actie der propagandaclubs bestaat hoofdzakelijk in clubvergaderingen; deze worden ge houden tot oefening van de leden der club in het voeren van debat, het spre ken, het inleiden van onderwerpen. Het zijn denk-, Spreek-, lees- en stijloefeningen. B-ij deze oefeningen moet ook gelet worden op de eischen der theoretische en der practische propaganda. De theoretische propaganda bedoelt stu die, onderzoek en voorlichting. Zij ge schiedt door het lezen van geschriften, het bestudeeren van vraagstukken, het bespreken van gebeurtenissen van den dag, en deze tevens te belichten met de beginselen. Bijvoorbeeld wat kunnen de clubs de zer dagen niet een prachtige theoretische propaganda voeren over den oorlog, aan de hand van geschriften als van de Pro fessoren Diepenhorst en Bavinck; over het Recht en het Volkenrecht aan de hand van stukken uit „De Nederlauder" en ,De Stand aard Doch vooral zijn onze propagandaclubs op practische propaganda aangewezen. Eigenlijk deugt deze bewering niet. Wij bedoelen er eigenlijk meehet vuile werk in de partij. Maar dan moet zij dat niet doen als club; maar de leden treden dan individueel op of als leden der Kies- vereeniging, of als vrijwilligeïrs die zich ten dienste der Kiesvereeniging stellen. Tot dat vuile, werk rekenen wij o.a. huis bezoek, expeditie van verkiezingslectuur, plakken, aanplakken, kiezers ophalen, helpen, weer thuisbrengen, en voorts al les wat voor en op verkiezingsdagen van een goed propagandist wordt gevorderd.. Onze tijd staat in het teeken van de Propaganda. S. D. A. P., Si. D. P., Chris ten Socialisten, jonge partijen, waarin de jongeren de voortrekkers zijn, en die be studeerden de stuwkracht vormen, en arm en rijk hand- en spandiensten verricht, geld en gaven voor de goede zaak Veil heeft, aan alle wateren zaait, en in goed bezochte vergaderingen, cursusvergaderin gen of clubs de propaganda voert, bewij zen dit; Het is de fout der liberalen altijd ge weest, dat zij van die dingen niet wil den weten. Zij gingen slechts op in deze twee dingen: bescherming van de vrijheid van denken, en van het openbaar onder wijs. Voor al het andere gold de leus: op zien komen spelen; de vraagstukken wel zien, maar stilletjes wachten tot zij „brandend" zijn geworden en dan pas er warm voor loopen. Maar zij begre pen niet dat zij dan ook altijd achter de anderen aankwamen. Zoo hebben zij zich van de spits der democratische beweging laten afdringen, en in hunne beginselen (dit komt er dan ook nog bij) is geen kracht voor verweer tegen de opdringende propaganda hunner geesteskinderen Staan de zwakke „vrijzinnigheid" en het krachtige socialisme van onzen tijd als waarschuwend voorbeeld tegenover ons, hoe wij, antirevolutionairen in onze propagandaclubs de propaganda niet en wel hebben te voeren, de antirevolutionair die zijn Bijbel kent, behoeft niet biji den tegenstander ter school te gaan, om te weten hoe hij doen moet. Dit wetende, en als tot verstandigeh sprekende, die ook het derde der verge lijking nimmer uit het oog verliezen, her inneren wij aan de twaalf patriarchen. Kennis van dit twaalftal is voldoende om ook in de staatkundige actie hen als leiddraad te kiezen van wat de anti revolutionaire partij in hare openbaring als propaganda-partij en van wat do A.-R. Prop.-Club in de plaats hareir vestiging wel en niet wezen moet. Niet als Ruben, die achter de stal len bleef, luisterend naar liet geblelet der kudden, toen de andere broeders op trokken; inbeeldingen des harten had, d.w.z. wikte en woog tot het te laat was. Niet als Simeon en Levi, die in driftige opbruising met geweldpleging hun zin trachtten door te drijven, en onder den schijn van te strijden voor het recht, het grootste onrecht pleegden. Niet als Issaschar, die de rast be geerde, en met prijsgeving van de actie den schouder boog onder tribuit. Maar als J u d a fier en vrijmoedig voor de majesteit van het recht opkomen; als Gad mpedig zijn in het aanvallenals N a f t a 1 i uitmunten in scboone wooirden en als Jozef de sterkte zoeken bij den Machtige Jakobs. Ten slotte, deze propaganda is niet zoo zeer negatief, als wel positief. Wat wij niet zijn, dat beginnen de menscbemt nu wel zachtjesaan te weten. Maar wat wij wel zijn, dit 'te weten, dit vooral zeiven te weten, daar komt het op aan. Daarom moeten wij vooral ijverig pro paganda maken voor onze eigen begin selen, Gods Woord moet daarbij het wa pen zijn. In den strijd des levens, ook in den staatkundigen strijd hebben wij dat wapen noodig. Wij moeten het niet alleen opgepoetst in huis hangen hebben, het moet ons om de heup zijn gegespt, wij, moeten helt kunnen hanteeren. Hiertoe is oefening noodig, en daartoe bieden onze clubs de gelegenheid. Dit doende, zorgen wij ook voor de toekomst, waartoe ook behoort dat wij een volgend geslacht 't goede pand nala ten, waardoor het hit dezelfde beginse len leven kan, die ons heilig waren. Wij moeten zaaien. Zaaien op hoop tegen hoop. Een ander zal maaien wat wij ge zaaid hebben, gelijk wij1 reeds mochten maaien van hetgeen wie vóór ons leef den gezaaid hebben. Mogelijk zijn er onder wie dit lezten, die denkenik sluit mij niet aan, ik vereenig mij niet; ik kan alleen ook nog genoeg doen. Toegegeven. Met wat goeden wil kan men alleen heel veel tot stand brengen. Robinson Crasoë (als hij ooit bestaan heeft) heeft dat ondervonden. Hij was de maat van zichzelf. Maar het is ontegenzeggelijk dat men in vereeniging met anderen, met maats, in een club, met vereende kracht on eindig meer vermag. Laat men dat eens probeeren. Vloeken. Het was lang vóór de mobilisatie. Met oog op een Chr. Feestdag' kregen sol daten verlof, doch werden door den ka pitein nog éven herinnerd aan de be palingen: niet naar het buitenland, niet dronken loopen en niet „in burger" op straat. Een soldaat, uit een grensgemeente nam daarvan goede nota en fluisterde z,'n buurman in het oor: ik ga lekker in België, in politiek, borreltjes drinken! Doen hetgeen verboden, laten wat gebo-. den is, schijnt voor de militairen een liefhebberij te zijn. Dioch aan één verbod gaan ae zich toch al te veel te buiten. Zoo erg wordt het, dat men zich gaat afvragen, zou men van den laags ten tot den hoog'sten rang wel weten dat in het leger niet mag worden gevloekt? De pers kan niet te veel protesteeren tegen dit kwaad. De militairen die zich aan 't vloeken schuldig maken, kunnen niet vaak genoeg er aan herinnerd worden, dat 1. God verboden heeft Zijn naam ijde- lijk te gebruiken; 2. God niet onschuldig z,al houden, die Zijnen naam ijdelijk gebruikt; 3. het vloeken in het leger is verboden; 4. het vloeken vele makkers ergert; 5. zij met te vloeken zichzelven een bre vet van domheid uitreiken, want waarom zal men vloeken waaraan men niet ge looft? 6. zij de ruwheid in de hand wer ken en alle gevoel voor hetgeen liefelijk is en welluidt, bij zichzelven en anderen afstompen. Billijk? Komt men als burger met een militair in gesprek, tien tegen één of men hoort onder ander geklaag ook deze verwijL tende vraag: waarom gij niet en ik wél onder d|e wapenen? Is de vraag al te billijken, voor het verwijtende er in is toch zeker geen plaats. Hebt gij) zoo willen wij den militair vragen, niet de zelfde kans gehad óm vrij' te loten als een ander? Is bij uwe keuring niet de zelfde maatstaf aangelegd als voor de afgekeurdenJa? Welnu, dan is uw zacht verwijt aan vrijgelaten en afge keurden ook dan alleen billijk, wanneer ge reeds vóór uw loten voorstander .waart van algemeenen dienstplicht. En dan geven alle gez.onde, vrijgelote, ongeoefende voorstanders van algemeenen dienst- of oefenplioht u schoon gelijk. Beknopt overzicht van den toestand. In welkten vorm zullen wij thans den lezer beduiden, dat er eigenlijk geen nieuws te melden valt van het oorlogs terrein Laat ons het gebrek aan geruchtma kende oorlogsberichten niet trachten te verbergen onder oen nietszeggenden woor denvloed, doch openlijk erkennen: Er is geen nieuws. Wel plegen de Generale Staven ons da-, gelijks breedsprakige communiqué's voor to zetten, doch ze houden meestal met voel bijzonders in. Op het Westelijk oorlogsterrein blijkt het heele tastbare resultaat van den strijd sedert de vorige rapporten te hebben be staan in het veroveren en heroveren door de verbondenen van een paai' loopgraven bïj Notre Dame de Lorette, van een paar loopg'raven in het Gruriebosch en in het behalen van eenig voordeel door de Duit schors ten Noorden van Sennheim (Cer- nay), waar de Franschen zich nog steeds staande weten te houden, benevens ten Z.-W. van Berry-AuhBac, het veroveren van een paar loopgraven, en ten N.-W. van Pont-a-Mousson van een deel van de stellingen, die hun den Duitschers drie dagen geleden ontnomen woren. En niet alleen op het Westelijk, maar ook op1 het Oostelijk oorlogsterrein ge schiedt weinig van 'bijzonder belang. Van Russische zijde wordt alleen maar mel ding gemaakt van een paar pogingen van de Duitschers om tot het offensief over te gaan, die verhinderd werden, terwijl als een bewijis van het Russisch opdrin gen in de Boekowina de bezetting gemeld wordt van Johanetsji, ten N. van Dorna- watra, dat aan de Moldavische grens in bet meest Zuidelijke punt van de Boeko wina ligt. De Boekowina zal wel spoedig geheel in handen der Russen vallen. Het Duitsche officieele bericht meldt o.m. „Wat het Oostelijk oorlogstooneel be treft, is de toestand in Oost-Pruisen on veranderd. Een klein gevecht ten Oosten van Lipno had een voor ons gunstig ver loop. Honderd krijgsgevangenen vielen in onze handen. In de streek ten Westen van de Weichsel, ten Noordoosten van Borzimof, maakte ons offensief vorderin gen. Een Russisch© aanval ten Westen van Lopuszno, Zuidwestelijk van Konskie werd afgeslagen." Van het Kaukasische fi^mt nieuw© be richten omtrent de zegevierende achter volging van de in het N.-W. deel vary dit gebied terugtrekkende Turksche troepen. Een van de meest droevige .gevolgen van den oorlog is de ontzettende verbitte ring, welke tusschem de strijdvoerende mo gendheden is ingetreden. In die verbittering zint men op alles, wat den vijand maar kan schaden. Wie schetst b.v. de gemoedsstemming van de Engelschen 'tegenover de Duit schers, die hen pas Weer een bezoek brachten, dat hen heugen zall Duitschland daarentegen overlegt weer bij zichzelf, wat het nu zal doen, opdat „de bewonderingswaardige wapenen, wel ke de Duitsche uitvindingsgeest het in de hand gaf, niet roesten." De „Köln. Ztg." geeft een vertolking ran die Duitsche gevoelens in het vol gende stukske: „Nu dit (het bezoiek aan Yarmouth en andere plaats aan Brittannië's Oostkust) mogelijk was, kunnen wij ook een bezoek brengen aan Londen en verdere stout moedige vluchten tot diep in het binnen ste van Engeland uitvoeren. Geen tech nische bezwaren staan hieraan meer ia den weg. En deze verdere excursies zullen plaats hebben, al gebruikt Engeland alle wapenen welke het onder zijn bereik heeft, al tracht het ons zelfs op de knieën te dringen, door het brood voor onze vrou wen en kinderen schaarsch te maken. Wij zullen de bewonderingswaardige wa penen welke Duitsche uitvindingsgeest ons (in de hand gaf niet laten roesten. Wij zullen van uit de luchten den schrik op Engeland doen neerdalen, zoo vaak dit in onze macht ligt. Wij zullen met onze onderzeeërs de Engelsche kusten omslui ten en onze torpedo'szoo aanwenden dat zij de verzwakking van Engeland op de meest doeltreffende wijze in de hand Werken. Misschien ook zullen wiji nog Duitsche soldaten op' Engelschen bodem! landen, .opdat de natie den oorlog van aangezicht tot aangezicht aanschouwt, den oorlog, welke zij' uit snood winstbejag uitgelokt heeft. Oog om oog, tand om tand. Volgens dit parool slechts mag Engeland behandeld worden, dat is de beste manier om den oorlog te bekorten en ten slotte ook om mensclienlevens te besparen. Graaf Zeppelin echter roepen wij heden onze glelukwenschen toe met liet feit, dat hij dezen dag nog mocht beleven en tevens wenschen wijl de natie gpluk, die hij tin het bezit van zulk een bewonderingswaardig wapen heeft ge steld." Een nachtelijks aanval. Aan de oorlogs-indrukken van Ch. Tar- dieu in de „Figaro" 'is de volgende be schrijving van een nachtelijken aanvlal ont leend: Twee uur. De maan verdwijnt ach ter de pijnboomen; de schaduw overdekt alle dingen; een dichte nevel stijgt op. Het is het' gunstige oogenblik voor den aanval. Op tien passen afstands onderscheidt het oog niets meer. lederen nacht brengt ons dit oogenblik van volslagen duisternis dezelfde verlegenheid, dezelfde zenuwach tige onrast. Met vreugde worstelt men tegen een bepaalden vijand, doch men bestrijdt moeilijk de geheimen der sche mering. Wat zouden niet de angsten zijn van een blinde, die plotseling temidden, vaneen volksoploop wordt gebracht! Wan- neer de maan verdwenen is, blijven wij uren achtereen voor een muur van duis ternis en stilte op eenige passen voor •ons en waaruit ieder oogenblik de wilde benden en het mitrailleuse-vuur kunnen! komen. Alles is een huichelachtige, on bekende, dreigende schaduw. Het gehoor wordt ongeduldig, is ten prooi aan sug gesties door het voortdurend gespannen zijn; de blik, stootend tegen de duisternis, wil toch de duisternis doorboren en schept beelden. Een tak, die beweegt; een blad, dat valt; alles doet de vingers klemmen op den trekker, jaagt de zenuwen op en doet het hart kloppen. Een schildwacht buigt zich naar mij over en fluistert: Korporaal? Stil. Maar.... Stil! Maar ik heb hooren fluiten. Wat? Waar dan? Daar, vooruit! Hoost maar, voegt de man er aan toe. Werkelijk op hetzelfde oogenblik hooren wij een gerucht als van ijzer, dat eigens tegen stoot. Heel de lijn van wachters beweegt. Onze oogen doorzoeken de op hoopingen, iedere aardhoop, iedeïi boschje, iedere dikke tak is verdacht. Het) schijnt ons toe, dat alles in het bosch. beweegt: een verward gerommel, een dof gemurmel. En plotseling een geweerschot. Men weet niet van waar Daar breekt de storm los. Alle schild wachten schieten in het duister. Een ha gelbui van kogels fluit over onze hoof den. 'Reeds zijn de slapers overeind in een verward geroep van uitroepen en vloer ken. De fusiflade wordt van minuut tot minuut sterker. Het is een aanval. Zij zijn onbemerkjl! dicht bij ons genaderdzij zijn nauwelijks t op twintig meter afstands, misschien op vijftien meter; zij schijnen vlak hij onze ooren ie schieten; hunne kogels fluiten haastig en verwoed. Hunne 77-kanonnen beginnen ook. Aanstonds antwoorden onze 75-ers; 't wordt ernstig; de groote muziek. Men hoort het zijige glijden der kleine granaten in de lucht en het droge sprin gen. -Schiet! schiet! Vuur naar verkie zingschreeuwt de kapitein, langs onzb Ijpie loopende. Alleen wanneer ik het beveel snelvuur. Wij laden, wij schieten! Wij laden, wij schieten I Adjudant P., me|t wien ik de dekking) deel, reikt mij een voor een de patronen over en ik schiet tweemaal zoo vlug. Wat zullen zij doen? Voortrukken? Wij- Jien? Gelukkig is onze ijzerdraad-versper ring sterk. Zij aarzelen zonder twijfel,

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1915 | | pagina 1