RS,
Ie Knecht
90
Zaterdag' 16 Januari 1915
29e Jaargang
EN- en
OMEN,
N,
Y,
)op,
PAARD
ïtter
kker
jcht
bade,
De Groote Oorlog.
e koop
knecht
:meld
Kruiningen.
inuari a. 8. in
n bedrijf
den
ypotheek op
fr. lettor H.
'neuzen.
rtelsnijder.
Wagentje,
eeren voor
tkapelle.
w
TELOO Wz.
iCHEEREJz.,
resHotel
singen.
DE KAM,
aat zijnde
igenmakerij,
14 Februari
LUTEIJN,
en een vos
clit,
t e 1 a 11 d e.
RENTSEN,
F. P. POL-
Joosland,
zer, 's mer-
andelsdruk-
kN te Goes,
art
KVAARDER
iar, bij
sn, Kapelle.
Zoutelande.
ÏRSE Wz.
l, te Wol-
mwoordige
E te Oude-
0<
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERÖO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LAW A E VORSTSTRAAT 219.
Bureau te Middelburg:
FIRMA F. P. DHUIJ L. SURG,
Drukkers:
Ooslertoaan Lo Coisitre - Goos.
Uit 't Oud-Oostsrschs levari.
Gistelavond trad voor een talrijk pu
bliek p r o f. d r. A. N oo r d t z ij van
Utrecht met dit onderwerp op, en wel op
uitnoodigiug van het Comité voor Chr.
Wjnterlezingen te Goes.
Na opening met gebed en na de ge
bruikelijke inleiding van den voorzitter
van genoemd Comité, den lieer A. S. J.
Dekker, verkreeg, prof. Noomltzij het
woord.
Hoeveel kwaad er ook van de 19e eeuw
te zeggen, is, aldus spr., niemand kan
zeggen, dat ze zich tevreden stelde met
te teren op wat onze voorouders gewrocht
hebbenZe heeft integendeel veel onder
zocht. Nieuwe onbekende terreineln wer
den onderzocht, de kennis vermemleWl
en de ft-lik verruimd. Voornamelijk op
het terrein der historische wetenschap1
is men vooruitgekomen, vooral ook door
de vele opgravingen, die zooveel aan hot
licht brachten. Wat vroeger nog sago
heette wprdt nu belicht door het licht
der wetenschap, en is historie geb-lekefi.
We leven weer met de oude geslach
ten mede uit de voor-historische tijdon.
We volgen hen in hun leven en wer
ken. We kunnen hun wetenschappelijke,
werken weer bestudeeren.
Ook de oud-semietische wereld is ons
zoo bekend, geworden. Veel hebben wij
te danken aan den geleerde Botta, die
ongekende rijkdommen aan het licht heeft
gebracht. Men heeft maar de werken van
den tijd v'an Ninevé te kennen, om een
indruk te krijgen van de kunstschatten,
die de Ooslersolie wereld heeft gewrocht.
Geen wonder, dat sindsdien tal van
wetenschappelijke expedities naar Azië
zijn gezonden om; o.a. op de vlaMenj
tusschen Euphraat en Tigris, den grond
te doorwoelen oim de overblijfselen van
ongekende beschaving te voorschijn te ha
len en aan de moderne wetenschap
dienstig te maken.
Heerlijke bas-reliefs, trotsche kunst
werken, voorwerpen aan spel en krijg
ontleend, zoowel als aan het huiselijke
leven en de offerfeesten, kunnen wij thans
aanschouwen.
En toch, hoe schoon ze zijn, schooner
é'ijn nog de kleitafeltj.es, die de voor-
'geslachten gebruikten' voor hun beelderi-
en spijkerschrift. Daaruit leert; men wat
er in dien tijd in de hoofden en harten,
der menschen omging. We lezen daar
van kunsten, wetenschappen, oorlogen en
handelsrelaties. Ook vinden we daar my;
thologische verhalen, sagen, beschrijvin
gen van orakels, kortom van alles
wat er omging in dat Volk op de Euphraat-
Tigrisvlakte. Ook in Egypte word getracht
met spade en houweel te winnen, wat
in vroeger dagen daar was begraven.
We krijgen daaruit een beeld van de
feesten der ouden, van de gewoonten en
gebruiken in die dagen. Ook hier vinden
we schitterende handschriften, waarin de
goden worden geloofd en waarin ook ge
sproken wordt van een leven na dit
leven.
Na Egypte is Palestina zijn schatten
begonnen te geven, alles wat in de jaren
vóór en na Abraham gewrocht is op bouw
kundig, literair, krijgskundig en huiselijk
terrein.
Het. is wel een veelsoortig beeld, dat,
dank zij do genoemde opgravingen, zich
voor ons oog ontrolt. Niet alsof alle
raadselen reeds zouden zijn opgelost. In-
gendeel, niet alle Vragen zijn beantwoord'.
Veeleer schijnt slechts een klein giedeejlto
Van het breede leven zich aan onze blik
ken te vertoornen. Doch we ontvangen
althans een indruk van dat ond-Oostersche
leven.
Hoe belangrijk dit moge zijn en van
hoeveel waarde deze resultaten ook mo
gen wezen voor de geschiedenis detr
menschheid in het algemeen, voor iedetr
Schriftgeloovige heeft dit bijzondere waar
dij, want denken we niet in do eerste'
plaats aan het land, dat door Gods wil
■•de bakermat is geweest van het volk
van Israël, dat verkoren werd om de
drager van de G ods open baring te zijn.
Wanneer wij spreken vair de volkeren
van de Euphraat-Tigris vlakten dan den
ken wij aan Israels voorvaderen, die de
afgoden hebben gediend; aan die cultuur
wereld, waarmede Israël met geheimzim
nige banden is verhonden geweest; aan
de tuchtroede waarmede de Heere Israël
bezocht. Voor ieder schriftgeloovige heeft
die oud-Oostersche cultuurwereld bijzon
dere waardij.
Het eerste feit, dat de' aandacht trekt
is dat do Semiotische volken reeds zoo
spoedig tot die mate van ontwikkeling
kwamen, als waarvan o.a. Genesis 11
getuigt. Zij wilden een toren bouwen,
welks top tot in den heuiel moest rei
kten.
In Babylonië, in de landstreek, waar
heen deze torenbouw ons verplaatst vin
den wij een volk, dat op een belangrijke
'De Zeeuw
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. postf 1.25
Losse nummers0.05
hoogte van ontwikkeling moet hebben ge
staan. Het land was een aaneenschakeling
van moerassen en rietvlakten, maar door
het graven van kanalen, enz. zijn ze
gemaakt tot vruchtbare, velden, zoodat
zij konden voorzien in de behoeften der
bevolking.
Ook de kunst stond reeds hoog in die
dagen. Vooral de graveerkunst. Eenzelf
den indruk van hooge ontwikkeling ge
ven ons de opschriften van een der Ro
llingen, die zes eeuwen vóór Abraham
heeft geleefd. Prachtige tempels heeft hij
gebouwd. Goud en edelgesteenten waren
er in overvloed. Op de bewerking van
edele metalen zoowel als koper en lood
Legde men zich toe. Ook Abraham's tijd
was rijk in dit opzicht. Lees maar Gen.
14. Amrafel, de Koning van Sinear, wordt
de Karei de Groote van dien tijd genoemd.
Het gtaatkundig en maatschappelijk le
ven was in die dagen in Babylonië zeer
ontwikkeld. Getuige de schoone tempels
ter eere van den Zonnegod, en de onge
kende weelde, die te genieten gaf, wat
do meest verfijnde smaak kon verlangen.
Het handelsverkeer werd ook zeer be
vorderd hierdoor. Vandaar de wijdvertakte
specerijen- en kleinoodiënhandel. De Mid-
dellandsche Zee is getuige van een le
vendig handelsverkeer. Egyptische sche
pen varen naar Klein-Azië, naar Kreta,
naar Griekenland. De meest uiteenloopen-
de handelsproducten kwamen ter markt.
Waarschijnlijk is reeds Zuid-Frankrijk in
dit verkeer opgenomen geweest.
Het 'gaat niet aan Abraham voor te
stellen als een Redoein. De Vele handels
relaties tusschen Palestina en de
Ephraatlanden maakten het contact met
de handels- en kunstwereld al zeer gemak
kelijk. Trouwens lezen wij. er Genesis maar
op na. Reeds vele jaren vóór Abraham
was er in Zuid-Babylonië een uitgebreide)
ruilhandel. Vee en wol werden verkocht
voor koten, enz. Even later heeft men
'zelfs geld, stukken goud en zilver in
den vorm van ringen gemaakt. Niet al
leen was er een mondelinge handel, maar
ook een schriftelijke. Men vindt er aote-
stukken van den verkoop van huizen,
grond en landbouwproducten. Het in de
posito geven van handelsproducten kwam
veelvuldig voor. Handelsmaatschappijen en
NaamloozeVannootschappen waren er
vele. Zelfs worden personen beschreven,
die we tegenwoordig Commis Voyageur
zouden noemein.
Men leze Gen. 23 maar, om voor
beelden te zien uit het levendige koop-
bedrijf In die dagen.
Abraham koopt van Efron een stuk
land, waar hij zijn huisvrouw Sara zou
begraven, en hij betaalt het met 400 sik
kelen zilvers.
Spr. haalt nog moei' Schriftgedeelteh
aan, die ons mogelijk vreemd mogen schijf
nen, doch die volstrekt niet in strijd zijn
met het oud-Semietische recht.
Het is niet waar, wat men ook in
onze kringen, en zelfs in onze kerken
leert, 'dait 'Abraham bij het gaan naar
Kanaan, in 'een land kwam, dat hem ge
heel vreemd was. Genesis 14 licht ons
wel beter in. Reeds heel vroeg hebben
de Babyloniërs invloed uitgeoefend op Ka
naan. Zelfs over heel gewone zaken wetrd
tusschen de beide landstreken in het Ba
bylonisch gecorrespondeerd. Dat Kanaan
zeer ontwikkeld was hebben ook de tal
rijke opgravingen sinds 1891 geleerd. Er
zijn muren gevonden van 4.25 M. dikte,
ja zelfs van 8.60 M. De zwakste punten
van de vestingen waren versterkt ntet
torens, in den vorm van bastions, waar
in ruime kamers. Aan den voet een kei
glooiing, om een bestorming te voorko
men. De muren van het oude Jericho,
die in de laatste zes jaren zijn bloot
gelegd, waren ook van bijzondere con
structie, zoodat een militair ingenieur ver
klaarde, dat men ze thans niet beter
zou kunnen maken. De muren van Je
richo moeten een hoogte gehad hebbeln
van wel 12 a 15 meter, dus ze waren
geheel stormvrij. Zooveel zorg is aan den
bouw besteed, dat er nu nog geen vertir
kale scheur te ontdekken valt. Spr. noem/t
nog meer kunstig geconstrueerde bouw
werken en wijst er op, dat al die arbeid
moest verricht worden met behulp van
steenen werktuigen.
Waar de krijgstechniek zoo hoog st.ond
is het duidelijk, dat ook het gewone le
ven niet laag-bij-deoa-grond was. De op
gravingen hebben het bewezen. Schoon
aardewerk is te voorschijn gekomen, en
vele schatten als damessieraden, ringen,
kralen, enz.
In de Egyptische verhalen van een
Egyptisch aristocraat, die naar de Oost-
Jordaanlanden is gevlucht, lezen we van
een land, waar vijgen en druiven groeien,
en waar meer wijn dan water is, en
honig, olie, tarwe en gerst in overvloed.
Hij heeft brood en wijn op tafel, en eet
gekookt vleesch en gebraden ganzen. En
dit is geen fantasie. Ook de Bijbel geeft
er ons voorbeelden van. Wij staan .hier
voor een ontwikkeling, die niet veel van
de onze verschilt.
En wat van Abraham's tijd geldt, geldt
ook van lateren tijd. 'tGing niet langs
lijnen van geleidelijkheid. Evolutie vin
den wij alleen op de studeerkamer van
Duitsche filosofen.
Na bruut oorlogsgeweld weer vrede en
welvaart en kunstontplooiing; na het uit-
doovèn van de oorlog^ fakkels volgde weer
ontwikkeling en beschaving.
Na de pauze spreekt prof. Noordtzij
van de ontwikkeling in de literatuur.
De literatuur, waarin wij het mensche-
lijk hart, zelf .beluisteren, als het zich
in dank en aanbidding uitstort voor het
aangezicht Gods.
Als eerste voorbeelden worden ons ge
noemd de liederen van een van de Pha-
rao's van Egypte^ die kort na Jozef over
dit land moet hebben geregeerd, en waar
in hij o.a. den zonnegod Ra in verhe
ven bewoordingen bèzingt. Een ander lied
bevat een mooie beschrijving van den
nacht, cEe ons doet herinneren aan
Psalm '104.
Deze zanger staat weliswaar op pan-
theïstischen bodem, maar toch is in de
beschrijving veel, dat ons aantrekt, ear
dat ons ondanks hem steeds weer aan
Psalm 104 herinnert. Wij beluisteren hiel'
het 'roemen van de menschelijke ziel in
de grootheid van den Schepper. Ondanks
alle dwalingen zien wij ook hier een zoe
ken en tasten, dat ieder menschenkinld
eigen is.
Verder citeert spr. eén lied, dat aan
Psalm 1 doet denken; in een ander vers
treft ons do indruk van Gods onverge
lijkelijke macht. En niet alleen vindein
we jubelzangen en liederen, waarin Gods
grootheid wordt bezongen, maar er zijn
ook gekend de angsten en smarten des
levens. Ook daar heeft men gekend de
raadselen des levens, die om antwoord
roepen, een zoeken naar de gemeenschap
met de eeuwigheid. Ln het „gebed" van
den roemruchten Nchakadnezar treft
ons de overgave aan Gods wil en zijn
bede om op den rechten weg te worden
geleid, herinnert ons aan Psalm 27. An
dere gebeden zijn in den vorm van boeter
liederen tot ons gekomen. De mensch
klaagt over zijn lijden en bidt om be
vrijding. In deze boeteliederen beluisteren
wij het angstig kloppen van het men-
schelijk hart, dat zich neerbuigt onder
den last van de zonden. Ook de Babylo
niërs hebben geklaagd en geworsteld; in
cultischen en in ethischen zin.
Maar dat is ook het beste wat van
de Babyloniërs te zeggen is, want ander
zijds spreken zij b.v. nog van booze hek
serij en van demonische krachten in het
lichaam. De vreemde goden zijn in groo-
ten getale gecatalogiseerd en dan zijn
er nog vele onbekenden. Waarachtig diep
gevoeld schuldbewustzijn hebben zij niet.
Het is den Babyloniërs niet te doen, om
de ^schuldbekentenis als wel bevrijding
van ellende. Tot berouw en boete komen
zij niet. Zij bestaan voor hen in jamme
ren en klagen. Zij vragen niet naar ver
lossing in ethischen zin, maar alleen ver
lossing van hun phisisch lijden. Men vindt
bij hen een conventioneel klagen, zonder
concrete omlijningen.
Nergens verheft de Babyloniër zich tot
de zalige hoogte yan schuldvergiffenis,
zooals in Psalm 32 staat üitgediukt. Hij
kan niet uit geloofsovertuiging 'klagen.
Aan Babel heeft de Heere ook niet gedaan
wat Hij aan Israël heeft gedaan. In Is
raël niet in Babel leeft de rea
liteit der Godsopenbaring, waardoor de
gemeenschap tusschen hemel en aarde
weer werd hersteld.
Israëls God gaat in in 's menschen hart,
om dat te vervullen met Zichzelf; de
volkeren van het Nijldal en van de Tigris-
Euphraatvlaklten mogen hoog staan op
verschillend gebied, maar de raadselen
des levens hebben niet daar een oplos
sing gevonden.
's Werelds licht is opgegaan in Israëls
werken. Daar is de volle heerlijkheid dee
Vaders verschenen in den Zoon, geko
men om het Evangelie der verzoening
in te dragen in het menschelijk geslacht.
De glans en heerlijkheid der oud-Semie
tische wereld is vergaan.
De heidenlanden zijn weggezonken in
het halfdonker der voorbijsnellende
eeuwigheid en na Sem is Jafet drager
geworden van de wereldcultuur.
's Heeren Woord bestaat in eeuwigheid
en dat Woord heeft gesproken van Ba
bel's ondergang, van 'Assur's verwoesting
en Egypte's verwerping en waar ©.enerzijds
kunsten en wetenschappen bloeien, daar
heeft de verwildering de plaats van 'de
beschaving ingenomen.
In beschaving en cultuur is Israël verre
de minderheid geweest van Egypte en Ba
bel, maar waar aan Israël was toever
trouwd de belofte van het vrouwenzaad,
daar stond Israël het hoogst Van al. Daar
om is Babel vergaan en Jeruzalem de
geestelijke moederstad geworden van al
len, die naar de Hemelstad op reis zijn.
Ninevé is gesteld tot een wildernis, oven
Memphis is gericht geoefend, doch, ge
lukkig, Jeruzalem is gebouwd. Daarom
roemt liet den Heer, daarom looft Skxn
haar God.
Hiermede eindigde de professor zijn
goed gestileerde 'rede, en de heer Dek
ker sprak dan ook naar aller hart, toen
hij in welgekozen bewoordingen den spre
ker zijn dank betuigde.
'tls dan ook een onderwerp, dat on
getwijfeld veel te genieten geeft.
Het Comité voor Chr. Winterlezingen
en het publiek mogen met dankbaarheid;
op deze eerste lezing terugzien.
Beknopt overzicht van den toestand.
Do Duitschers winnen waarlijk terrein
op het Westelijk front.
Het Fransche communicpré van eer
gisteren heeft openhartig nederlagen er
kend.
Ruiterlijk wordt erkend, dat de Fran-
schen ten Noorden van Soissons aan de
verliezende hand waren. Ze Zeggen wel,
dat deze nederlaag als een plaatselijk
voordeel voor de Duitschers te be
schouwen valt, doch aan don anderen
kant moet men niet uit het oog verliezen,
dat men dit voordeel te beschouwen heeft
in verband met de ontwikkeling, die de
strijd in België en Frankrijk nu reeds
sedert zoovele weken genomen heeft en
met de slechts zoo kleine voordeelen,
die dagelijks aan beide kanten behaald
werden, meestal bestaande immers in zoo
veel meters loopgraaf. Zoo beschouwd
krijgt de Duitsche overwinning natuur
lijk heel wat meer .relief en moet vooral
haar moreele 'beteekenis in niet onbe
duidende mate stijgen.
Soissons is aan de Aisne gelegen, en
vormt een belangrijk punt in de linie,
omdat daar de ombuiging begint van het
front naar het Noorden, dat herder pver
Noyon en Royo loopt. Vooral bij Noyon
hebben de Duitschers harhaalde malen ge
poogd, door de Fransche linie heen te
breken; de ombuiging van het front bood
hun daartoe belangrijke voordeelen, die
echter door de Fransehen door een aan
zienlijke versterking van hun troepen daar
wel zullen verhinderd zijn. Van Fransche
zijde werd gepoogd den omvang der om
buiging zooveel mogelijk te verkleinen, om
daardoor het gevaar voor een doorbre
ken te verminderen. Ook de operaties
in de 'laatste dagen bij Soissons dooi
de Franschen uitgevoerd, zullen Waar
schijnlijk .'daarop gedoeld hebben.
'De Aisne heeft den Franschen ook een
poets gebakken, zooals men gelezen heeft.
Uit het laatste communiqué valt ech
ter niet op te maken, of de Franschen
e'r in geslaagd zijn, de laatste belang
rijke stellingen aan den N. oever van
de rivier te behouden, of dat zij ge
dwongen zijn geworden geheel naar de
overzijde terug te trekken.
Duidelijk is echter, dat de Duitschers
op een mooi succes hier kunnen wij
zen.
Overigens geen stof voor beschouwin
gen.
De vriendschap in de loopgraven.
Een Duitsch blad bevat de volgende
verzuchting over het ophouden van de
vriendschap in de loopgraven.
He loopgraven-vriendschap is nu verbo
den. He militaire overheid heeft zeker
deugdelijke gronden voor het verbod ge
had en zal stellig zelf betreuren, dat
een onverbiddelijke noodzaak haar dwong,
de opschietende teere plant van de toena
dering tusschen de volken te vernietigen,
nog voor zij zich tot schoonen bloei kon
ontwikkelen. Van het standpunt van het
militaire belang kan zülk een toenadering
niet anders dan ongewenscht zijn. Zij
biedt vooral gelegenheid tot verspieding
daar bij den onschuldigen omgang van
de manschappen onder elkaar licht zon
der kwade bedoelingen feiten verteld wor
den, hij welker geheimhouding de lands
verdediging belang heeft. Aan de eischen
van de landsverdediging moet alles on
dergeschikt zijn. En toch is het jammer
van de vriendschap in de loopgraven. Zij
was in een droeven tijd een lichtpunt
en heeft over zooveel wat de oorlog aan
ontzettends en gruwelijks bracht, een ver
zachtenden glans geworpen"
Denzelfden geest als deze stem van
Duitsche zijde ademt een stukje uit een
brief dien de 'Engelsche kapitein Miles
twee dagen voor zijn sneuvelen, aan de
Daily Mail heeft geschreven. In den laat-
sten tijd heeft hij het over een wapen
stilstand tegen wil en dank, die tusschen
de Engelschen en Duitschers in hun loop
graven gesloten is. Die Engelschen konden
Prijs der Advertentiën
15 regels /"0.50, iedere regel meer 10 ct.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels f 1.
iedere regel meer 10 ct.
het bestand, dat naar ondersteld was tot
middernacht zou duren, niet breken. „De
Duitschers", zoo schrijft hij in dien
laatsten brief, „slaan onze waarschuwing
om van hun borstwering af te gaan een
voudig in den wind; de zaken zijn dus
op hun doode punt. Wij kunnen niet in
koelen "bloede op hen schieten en
als wij een schot lossen over eens mans
hoofd, bij wijze van waarschuwing, draait
11ij zich eenvoudig om; wuift met de hand
en gaat voort met wat hij1 doet. Ik kan
mij geen ongewoner toestand voorstellen.
Aan onzen rechter en linker flank gaat
het vuren gestadig voort, maar deze lui
hier willen met alle geweld vrij' af hebben
en scharrelen hiér rond op afstanden van
60 tot 100 M.en tenzij wij) er een paar
vermoorden en het zou een geregelde
moord zijn zie ik niet, hoe wij er
hen toe kunnen krijgen, om weer aan
hun zaken te gaan. Onze kanonnen, die
een heel eind achter ons staan, hebben
de onbehoorlijkheid begaan om tegen tien
uur drie brisante granaten in hun schans
te werpen. Hit had tengevolge dat gij
een tien minuten of zoo beneden bleven,
maar laat nu een paar van hen naar
ons toe komen om daarover te klagen.
Ik kan mjj voorstellen dat de machtheb
benden niet bijster ingenomen zijn met de
zen staat van zaken, maar ik begrijp, niet
wat wij er aan kunnen doen
Het Belgische leger.
He „Indépendance Beige" schrijft:
Opnieuw een kleine coup de théatre in
het leger. Alle divisie-generaals zijjn ver
vangen, zelfs generaal Bertrand, die door
ziekte gedwongen is het bevel', dat hij
op zoo schitterende wijze voerde, over
te geven. Na vijf maanden oorlogvoeren
deed zich een dringende behoefte gevoelbn
aan jeugdiger, physiek krachtiger opper-
officieren. He gemengde brigades, inder
tijd opgericht bij de reorganisatie;, zijn
opgeheven. Het veldleger, dat spoedig
100.000 man zal tellen, zal in zes divi
sies worden verdeeld.
He cavalerie is voorloopig tot niets
doen gedwongen. Aangezien men echter
dit wapen niet wil opheffen, heeft men
een beroep gedaan op de officieren om
over te gaan bijl de infanterie.
Haast iederen dag wordt in ons kleine
legertje iets nieuws ingevoerd of worden
wijzigingen aangebracht. Zoo werd on
langs, naar het Duitsche voorbeeld, een
sectie autogeschut opgericht. Onder dek
king van den mist zijn nl. de Duitschers
herhaaldelijk erin geslaagd Veurne en
Coxyde te bombardeteren. Hoe was het
mogelijk, dat zij (zoo snel) de daartoe
noodige batterijen opreden en in stelling
brachten? Blijkbaar met behulp van auto's.
Men zal' hen thans binnenkort op. de
zelfde wijlze beantwoorden.
Uit deze enkele mededeelingen van de
„Indépendance" blijkt, dat de Belgische
legerautöriteiten met grooten ijfver zich
de lessen van den oorlog ten nutte maken.
De paardenhospitalen.
René Sudre geeft in de Matin een pak
kend© beschrijving van de paarden-ambu-
lances, welke sedert September in Frank
rijk dienst doen. Hij bezocht die in de
Marne-streek.
Het paardendepot te M'ailly, schrijft hij,
is misschien het fraaiste van alle, omdat
het gelegen is in een park van 11000 H.A.
en een geheel moderne uitrusting heeft.
Daar Mailly een zomerkamp is, heeft
men enkele der stallen door winddeuren
van hout en stroo moeten beschermen. Er
zijn daar 24 stallen in twee evenwijdige
rijen over de lengte van een kilometer op
gesteld. Ze kunnen 2200 paarden bevatten,
ln het midden van de gebouwen bevinden
zich de bijzondere ziekenzaal, de apotheek-
en de hoefsmederij.
De paarden komen daar direct van het
front. Zoodra ze genezen zijn, gaan ze
maar het remonte-depot vamChalons, dat
ze weer naar het front zendt. De ge
neeskundige dienst verdeelt de gewonde
dieren in verschillende klassen, overeen
komstig den aard van hun kwaal.
Daar zijn allereerst de kreupelen en
uitgeputte dieren. Deze vormen het groot
ste aantal. Wat heb ik er veel gezien,
die niets meer hadden dan hun vel en
him botten door de vermoeienissen en.
ontberingen van den veldtocht. Over het
algemeen klagen de veeartsen, dat men
van de dieren aan het front veel te veel
vergt, voor ze rust te gunnen. Een groot
aantal beesten zouden weer heelemaal
kunnen herstellen, wanneer zij' niet te
veel van hun levenskrachten verbruikt
hadden.
He tweede reeks is ook belangrijk'. Het
zijn de gewonden, „aangetast door uit
wendige verwondingen". Onder uitwen
dige verwondingen verstaat men de lichte
kwetsuren van projectielen en van het
zadel. Overal waar het leder wrijjft, onder
het zadel bij de cavalerie, en aan den