RS, Ie Knecht 90 Zaterdag' 16 Januari 1915 29e Jaargang EN- en OMEN, N, Y, )op, PAARD ïtter kker jcht bade, De Groote Oorlog. e koop knecht :meld Kruiningen. inuari a. 8. in n bedrijf den ypotheek op fr. lettor H. 'neuzen. rtelsnijder. Wagentje, eeren voor tkapelle. w TELOO Wz. iCHEEREJz., resHotel singen. DE KAM, aat zijnde igenmakerij, 14 Februari LUTEIJN, en een vos clit, t e 1 a 11 d e. RENTSEN, F. P. POL- Joosland, zer, 's mer- andelsdruk- kN te Goes, art KVAARDER iar, bij sn, Kapelle. Zoutelande. ÏRSE Wz. l, te Wol- mwoordige E te Oude- 0< Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERÖO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LAW A E VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: FIRMA F. P. DHUIJ L. SURG, Drukkers: Ooslertoaan Lo Coisitre - Goos. Uit 't Oud-Oostsrschs levari. Gistelavond trad voor een talrijk pu bliek p r o f. d r. A. N oo r d t z ij van Utrecht met dit onderwerp op, en wel op uitnoodigiug van het Comité voor Chr. Wjnterlezingen te Goes. Na opening met gebed en na de ge bruikelijke inleiding van den voorzitter van genoemd Comité, den lieer A. S. J. Dekker, verkreeg, prof. Noomltzij het woord. Hoeveel kwaad er ook van de 19e eeuw te zeggen, is, aldus spr., niemand kan zeggen, dat ze zich tevreden stelde met te teren op wat onze voorouders gewrocht hebbenZe heeft integendeel veel onder zocht. Nieuwe onbekende terreineln wer den onderzocht, de kennis vermemleWl en de ft-lik verruimd. Voornamelijk op het terrein der historische wetenschap1 is men vooruitgekomen, vooral ook door de vele opgravingen, die zooveel aan hot licht brachten. Wat vroeger nog sago heette wprdt nu belicht door het licht der wetenschap, en is historie geb-lekefi. We leven weer met de oude geslach ten mede uit de voor-historische tijdon. We volgen hen in hun leven en wer ken. We kunnen hun wetenschappelijke, werken weer bestudeeren. Ook de oud-semietische wereld is ons zoo bekend, geworden. Veel hebben wij te danken aan den geleerde Botta, die ongekende rijkdommen aan het licht heeft gebracht. Men heeft maar de werken van den tijd v'an Ninevé te kennen, om een indruk te krijgen van de kunstschatten, die de Ooslersolie wereld heeft gewrocht. Geen wonder, dat sindsdien tal van wetenschappelijke expedities naar Azië zijn gezonden om; o.a. op de vlaMenj tusschen Euphraat en Tigris, den grond te doorwoelen oim de overblijfselen van ongekende beschaving te voorschijn te ha len en aan de moderne wetenschap dienstig te maken. Heerlijke bas-reliefs, trotsche kunst werken, voorwerpen aan spel en krijg ontleend, zoowel als aan het huiselijke leven en de offerfeesten, kunnen wij thans aanschouwen. En toch, hoe schoon ze zijn, schooner é'ijn nog de kleitafeltj.es, die de voor- 'geslachten gebruikten' voor hun beelderi- en spijkerschrift. Daaruit leert; men wat er in dien tijd in de hoofden en harten, der menschen omging. We lezen daar van kunsten, wetenschappen, oorlogen en handelsrelaties. Ook vinden we daar my; thologische verhalen, sagen, beschrijvin gen van orakels, kortom van alles wat er omging in dat Volk op de Euphraat- Tigrisvlakte. Ook in Egypte word getracht met spade en houweel te winnen, wat in vroeger dagen daar was begraven. We krijgen daaruit een beeld van de feesten der ouden, van de gewoonten en gebruiken in die dagen. Ook hier vinden we schitterende handschriften, waarin de goden worden geloofd en waarin ook ge sproken wordt van een leven na dit leven. Na Egypte is Palestina zijn schatten begonnen te geven, alles wat in de jaren vóór en na Abraham gewrocht is op bouw kundig, literair, krijgskundig en huiselijk terrein. Het. is wel een veelsoortig beeld, dat, dank zij do genoemde opgravingen, zich voor ons oog ontrolt. Niet alsof alle raadselen reeds zouden zijn opgelost. In- gendeel, niet alle Vragen zijn beantwoord'. Veeleer schijnt slechts een klein giedeejlto Van het breede leven zich aan onze blik ken te vertoornen. Doch we ontvangen althans een indruk van dat ond-Oostersche leven. Hoe belangrijk dit moge zijn en van hoeveel waarde deze resultaten ook mo gen wezen voor de geschiedenis detr menschheid in het algemeen, voor iedetr Schriftgeloovige heeft dit bijzondere waar dij, want denken we niet in do eerste' plaats aan het land, dat door Gods wil ■•de bakermat is geweest van het volk van Israël, dat verkoren werd om de drager van de G ods open baring te zijn. Wanneer wij spreken vair de volkeren van de Euphraat-Tigris vlakten dan den ken wij aan Israels voorvaderen, die de afgoden hebben gediend; aan die cultuur wereld, waarmede Israël met geheimzim nige banden is verhonden geweest; aan de tuchtroede waarmede de Heere Israël bezocht. Voor ieder schriftgeloovige heeft die oud-Oostersche cultuurwereld bijzon dere waardij. Het eerste feit, dat de' aandacht trekt is dat do Semiotische volken reeds zoo spoedig tot die mate van ontwikkeling kwamen, als waarvan o.a. Genesis 11 getuigt. Zij wilden een toren bouwen, welks top tot in den heuiel moest rei kten. In Babylonië, in de landstreek, waar heen deze torenbouw ons verplaatst vin den wij een volk, dat op een belangrijke 'De Zeeuw VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. postf 1.25 Losse nummers0.05 hoogte van ontwikkeling moet hebben ge staan. Het land was een aaneenschakeling van moerassen en rietvlakten, maar door het graven van kanalen, enz. zijn ze gemaakt tot vruchtbare, velden, zoodat zij konden voorzien in de behoeften der bevolking. Ook de kunst stond reeds hoog in die dagen. Vooral de graveerkunst. Eenzelf den indruk van hooge ontwikkeling ge ven ons de opschriften van een der Ro llingen, die zes eeuwen vóór Abraham heeft geleefd. Prachtige tempels heeft hij gebouwd. Goud en edelgesteenten waren er in overvloed. Op de bewerking van edele metalen zoowel als koper en lood Legde men zich toe. Ook Abraham's tijd was rijk in dit opzicht. Lees maar Gen. 14. Amrafel, de Koning van Sinear, wordt de Karei de Groote van dien tijd genoemd. Het gtaatkundig en maatschappelijk le ven was in die dagen in Babylonië zeer ontwikkeld. Getuige de schoone tempels ter eere van den Zonnegod, en de onge kende weelde, die te genieten gaf, wat do meest verfijnde smaak kon verlangen. Het handelsverkeer werd ook zeer be vorderd hierdoor. Vandaar de wijdvertakte specerijen- en kleinoodiënhandel. De Mid- dellandsche Zee is getuige van een le vendig handelsverkeer. Egyptische sche pen varen naar Klein-Azië, naar Kreta, naar Griekenland. De meest uiteenloopen- de handelsproducten kwamen ter markt. Waarschijnlijk is reeds Zuid-Frankrijk in dit verkeer opgenomen geweest. Het 'gaat niet aan Abraham voor te stellen als een Redoein. De Vele handels relaties tusschen Palestina en de Ephraatlanden maakten het contact met de handels- en kunstwereld al zeer gemak kelijk. Trouwens lezen wij. er Genesis maar op na. Reeds vele jaren vóór Abraham was er in Zuid-Babylonië een uitgebreide) ruilhandel. Vee en wol werden verkocht voor koten, enz. Even later heeft men 'zelfs geld, stukken goud en zilver in den vorm van ringen gemaakt. Niet al leen was er een mondelinge handel, maar ook een schriftelijke. Men vindt er aote- stukken van den verkoop van huizen, grond en landbouwproducten. Het in de posito geven van handelsproducten kwam veelvuldig voor. Handelsmaatschappijen en NaamloozeVannootschappen waren er vele. Zelfs worden personen beschreven, die we tegenwoordig Commis Voyageur zouden noemein. Men leze Gen. 23 maar, om voor beelden te zien uit het levendige koop- bedrijf In die dagen. Abraham koopt van Efron een stuk land, waar hij zijn huisvrouw Sara zou begraven, en hij betaalt het met 400 sik kelen zilvers. Spr. haalt nog moei' Schriftgedeelteh aan, die ons mogelijk vreemd mogen schijf nen, doch die volstrekt niet in strijd zijn met het oud-Semietische recht. Het is niet waar, wat men ook in onze kringen, en zelfs in onze kerken leert, 'dait 'Abraham bij het gaan naar Kanaan, in 'een land kwam, dat hem ge heel vreemd was. Genesis 14 licht ons wel beter in. Reeds heel vroeg hebben de Babyloniërs invloed uitgeoefend op Ka naan. Zelfs over heel gewone zaken wetrd tusschen de beide landstreken in het Ba bylonisch gecorrespondeerd. Dat Kanaan zeer ontwikkeld was hebben ook de tal rijke opgravingen sinds 1891 geleerd. Er zijn muren gevonden van 4.25 M. dikte, ja zelfs van 8.60 M. De zwakste punten van de vestingen waren versterkt ntet torens, in den vorm van bastions, waar in ruime kamers. Aan den voet een kei glooiing, om een bestorming te voorko men. De muren van het oude Jericho, die in de laatste zes jaren zijn bloot gelegd, waren ook van bijzondere con structie, zoodat een militair ingenieur ver klaarde, dat men ze thans niet beter zou kunnen maken. De muren van Je richo moeten een hoogte gehad hebbeln van wel 12 a 15 meter, dus ze waren geheel stormvrij. Zooveel zorg is aan den bouw besteed, dat er nu nog geen vertir kale scheur te ontdekken valt. Spr. noem/t nog meer kunstig geconstrueerde bouw werken en wijst er op, dat al die arbeid moest verricht worden met behulp van steenen werktuigen. Waar de krijgstechniek zoo hoog st.ond is het duidelijk, dat ook het gewone le ven niet laag-bij-deoa-grond was. De op gravingen hebben het bewezen. Schoon aardewerk is te voorschijn gekomen, en vele schatten als damessieraden, ringen, kralen, enz. In de Egyptische verhalen van een Egyptisch aristocraat, die naar de Oost- Jordaanlanden is gevlucht, lezen we van een land, waar vijgen en druiven groeien, en waar meer wijn dan water is, en honig, olie, tarwe en gerst in overvloed. Hij heeft brood en wijn op tafel, en eet gekookt vleesch en gebraden ganzen. En dit is geen fantasie. Ook de Bijbel geeft er ons voorbeelden van. Wij staan .hier voor een ontwikkeling, die niet veel van de onze verschilt. En wat van Abraham's tijd geldt, geldt ook van lateren tijd. 'tGing niet langs lijnen van geleidelijkheid. Evolutie vin den wij alleen op de studeerkamer van Duitsche filosofen. Na bruut oorlogsgeweld weer vrede en welvaart en kunstontplooiing; na het uit- doovèn van de oorlog^ fakkels volgde weer ontwikkeling en beschaving. Na de pauze spreekt prof. Noordtzij van de ontwikkeling in de literatuur. De literatuur, waarin wij het mensche- lijk hart, zelf .beluisteren, als het zich in dank en aanbidding uitstort voor het aangezicht Gods. Als eerste voorbeelden worden ons ge noemd de liederen van een van de Pha- rao's van Egypte^ die kort na Jozef over dit land moet hebben geregeerd, en waar in hij o.a. den zonnegod Ra in verhe ven bewoordingen bèzingt. Een ander lied bevat een mooie beschrijving van den nacht, cEe ons doet herinneren aan Psalm '104. Deze zanger staat weliswaar op pan- theïstischen bodem, maar toch is in de beschrijving veel, dat ons aantrekt, ear dat ons ondanks hem steeds weer aan Psalm 104 herinnert. Wij beluisteren hiel' het 'roemen van de menschelijke ziel in de grootheid van den Schepper. Ondanks alle dwalingen zien wij ook hier een zoe ken en tasten, dat ieder menschenkinld eigen is. Verder citeert spr. eén lied, dat aan Psalm 1 doet denken; in een ander vers treft ons do indruk van Gods onverge lijkelijke macht. En niet alleen vindein we jubelzangen en liederen, waarin Gods grootheid wordt bezongen, maar er zijn ook gekend de angsten en smarten des levens. Ook daar heeft men gekend de raadselen des levens, die om antwoord roepen, een zoeken naar de gemeenschap met de eeuwigheid. Ln het „gebed" van den roemruchten Nchakadnezar treft ons de overgave aan Gods wil en zijn bede om op den rechten weg te worden geleid, herinnert ons aan Psalm 27. An dere gebeden zijn in den vorm van boeter liederen tot ons gekomen. De mensch klaagt over zijn lijden en bidt om be vrijding. In deze boeteliederen beluisteren wij het angstig kloppen van het men- schelijk hart, dat zich neerbuigt onder den last van de zonden. Ook de Babylo niërs hebben geklaagd en geworsteld; in cultischen en in ethischen zin. Maar dat is ook het beste wat van de Babyloniërs te zeggen is, want ander zijds spreken zij b.v. nog van booze hek serij en van demonische krachten in het lichaam. De vreemde goden zijn in groo- ten getale gecatalogiseerd en dan zijn er nog vele onbekenden. Waarachtig diep gevoeld schuldbewustzijn hebben zij niet. Het is den Babyloniërs niet te doen, om de ^schuldbekentenis als wel bevrijding van ellende. Tot berouw en boete komen zij niet. Zij bestaan voor hen in jamme ren en klagen. Zij vragen niet naar ver lossing in ethischen zin, maar alleen ver lossing van hun phisisch lijden. Men vindt bij hen een conventioneel klagen, zonder concrete omlijningen. Nergens verheft de Babyloniër zich tot de zalige hoogte yan schuldvergiffenis, zooals in Psalm 32 staat üitgediukt. Hij kan niet uit geloofsovertuiging 'klagen. Aan Babel heeft de Heere ook niet gedaan wat Hij aan Israël heeft gedaan. In Is raël niet in Babel leeft de rea liteit der Godsopenbaring, waardoor de gemeenschap tusschen hemel en aarde weer werd hersteld. Israëls God gaat in in 's menschen hart, om dat te vervullen met Zichzelf; de volkeren van het Nijldal en van de Tigris- Euphraatvlaklten mogen hoog staan op verschillend gebied, maar de raadselen des levens hebben niet daar een oplos sing gevonden. 's Werelds licht is opgegaan in Israëls werken. Daar is de volle heerlijkheid dee Vaders verschenen in den Zoon, geko men om het Evangelie der verzoening in te dragen in het menschelijk geslacht. De glans en heerlijkheid der oud-Semie tische wereld is vergaan. De heidenlanden zijn weggezonken in het halfdonker der voorbijsnellende eeuwigheid en na Sem is Jafet drager geworden van de wereldcultuur. 's Heeren Woord bestaat in eeuwigheid en dat Woord heeft gesproken van Ba bel's ondergang, van 'Assur's verwoesting en Egypte's verwerping en waar ©.enerzijds kunsten en wetenschappen bloeien, daar heeft de verwildering de plaats van 'de beschaving ingenomen. In beschaving en cultuur is Israël verre de minderheid geweest van Egypte en Ba bel, maar waar aan Israël was toever trouwd de belofte van het vrouwenzaad, daar stond Israël het hoogst Van al. Daar om is Babel vergaan en Jeruzalem de geestelijke moederstad geworden van al len, die naar de Hemelstad op reis zijn. Ninevé is gesteld tot een wildernis, oven Memphis is gericht geoefend, doch, ge lukkig, Jeruzalem is gebouwd. Daarom roemt liet den Heer, daarom looft Skxn haar God. Hiermede eindigde de professor zijn goed gestileerde 'rede, en de heer Dek ker sprak dan ook naar aller hart, toen hij in welgekozen bewoordingen den spre ker zijn dank betuigde. 'tls dan ook een onderwerp, dat on getwijfeld veel te genieten geeft. Het Comité voor Chr. Winterlezingen en het publiek mogen met dankbaarheid; op deze eerste lezing terugzien. Beknopt overzicht van den toestand. Do Duitschers winnen waarlijk terrein op het Westelijk front. Het Fransche communicpré van eer gisteren heeft openhartig nederlagen er kend. Ruiterlijk wordt erkend, dat de Fran- schen ten Noorden van Soissons aan de verliezende hand waren. Ze Zeggen wel, dat deze nederlaag als een plaatselijk voordeel voor de Duitschers te be schouwen valt, doch aan don anderen kant moet men niet uit het oog verliezen, dat men dit voordeel te beschouwen heeft in verband met de ontwikkeling, die de strijd in België en Frankrijk nu reeds sedert zoovele weken genomen heeft en met de slechts zoo kleine voordeelen, die dagelijks aan beide kanten behaald werden, meestal bestaande immers in zoo veel meters loopgraaf. Zoo beschouwd krijgt de Duitsche overwinning natuur lijk heel wat meer .relief en moet vooral haar moreele 'beteekenis in niet onbe duidende mate stijgen. Soissons is aan de Aisne gelegen, en vormt een belangrijk punt in de linie, omdat daar de ombuiging begint van het front naar het Noorden, dat herder pver Noyon en Royo loopt. Vooral bij Noyon hebben de Duitschers harhaalde malen ge poogd, door de Fransche linie heen te breken; de ombuiging van het front bood hun daartoe belangrijke voordeelen, die echter door de Fransehen door een aan zienlijke versterking van hun troepen daar wel zullen verhinderd zijn. Van Fransche zijde werd gepoogd den omvang der om buiging zooveel mogelijk te verkleinen, om daardoor het gevaar voor een doorbre ken te verminderen. Ook de operaties in de 'laatste dagen bij Soissons dooi de Franschen uitgevoerd, zullen Waar schijnlijk .'daarop gedoeld hebben. 'De Aisne heeft den Franschen ook een poets gebakken, zooals men gelezen heeft. Uit het laatste communiqué valt ech ter niet op te maken, of de Franschen e'r in geslaagd zijn, de laatste belang rijke stellingen aan den N. oever van de rivier te behouden, of dat zij ge dwongen zijn geworden geheel naar de overzijde terug te trekken. Duidelijk is echter, dat de Duitschers op een mooi succes hier kunnen wij zen. Overigens geen stof voor beschouwin gen. De vriendschap in de loopgraven. Een Duitsch blad bevat de volgende verzuchting over het ophouden van de vriendschap in de loopgraven. He loopgraven-vriendschap is nu verbo den. He militaire overheid heeft zeker deugdelijke gronden voor het verbod ge had en zal stellig zelf betreuren, dat een onverbiddelijke noodzaak haar dwong, de opschietende teere plant van de toena dering tusschen de volken te vernietigen, nog voor zij zich tot schoonen bloei kon ontwikkelen. Van het standpunt van het militaire belang kan zülk een toenadering niet anders dan ongewenscht zijn. Zij biedt vooral gelegenheid tot verspieding daar bij den onschuldigen omgang van de manschappen onder elkaar licht zon der kwade bedoelingen feiten verteld wor den, hij welker geheimhouding de lands verdediging belang heeft. Aan de eischen van de landsverdediging moet alles on dergeschikt zijn. En toch is het jammer van de vriendschap in de loopgraven. Zij was in een droeven tijd een lichtpunt en heeft over zooveel wat de oorlog aan ontzettends en gruwelijks bracht, een ver zachtenden glans geworpen" Denzelfden geest als deze stem van Duitsche zijde ademt een stukje uit een brief dien de 'Engelsche kapitein Miles twee dagen voor zijn sneuvelen, aan de Daily Mail heeft geschreven. In den laat- sten tijd heeft hij het over een wapen stilstand tegen wil en dank, die tusschen de Engelschen en Duitschers in hun loop graven gesloten is. Die Engelschen konden Prijs der Advertentiën 15 regels /"0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels f 1. iedere regel meer 10 ct. het bestand, dat naar ondersteld was tot middernacht zou duren, niet breken. „De Duitschers", zoo schrijft hij in dien laatsten brief, „slaan onze waarschuwing om van hun borstwering af te gaan een voudig in den wind; de zaken zijn dus op hun doode punt. Wij kunnen niet in koelen "bloede op hen schieten en als wij een schot lossen over eens mans hoofd, bij wijze van waarschuwing, draait 11ij zich eenvoudig om; wuift met de hand en gaat voort met wat hij1 doet. Ik kan mij geen ongewoner toestand voorstellen. Aan onzen rechter en linker flank gaat het vuren gestadig voort, maar deze lui hier willen met alle geweld vrij' af hebben en scharrelen hiér rond op afstanden van 60 tot 100 M.en tenzij wij) er een paar vermoorden en het zou een geregelde moord zijn zie ik niet, hoe wij er hen toe kunnen krijgen, om weer aan hun zaken te gaan. Onze kanonnen, die een heel eind achter ons staan, hebben de onbehoorlijkheid begaan om tegen tien uur drie brisante granaten in hun schans te werpen. Hit had tengevolge dat gij een tien minuten of zoo beneden bleven, maar laat nu een paar van hen naar ons toe komen om daarover te klagen. Ik kan mjj voorstellen dat de machtheb benden niet bijster ingenomen zijn met de zen staat van zaken, maar ik begrijp, niet wat wij er aan kunnen doen Het Belgische leger. He „Indépendance Beige" schrijft: Opnieuw een kleine coup de théatre in het leger. Alle divisie-generaals zijjn ver vangen, zelfs generaal Bertrand, die door ziekte gedwongen is het bevel', dat hij op zoo schitterende wijze voerde, over te geven. Na vijf maanden oorlogvoeren deed zich een dringende behoefte gevoelbn aan jeugdiger, physiek krachtiger opper- officieren. He gemengde brigades, inder tijd opgericht bij de reorganisatie;, zijn opgeheven. Het veldleger, dat spoedig 100.000 man zal tellen, zal in zes divi sies worden verdeeld. He cavalerie is voorloopig tot niets doen gedwongen. Aangezien men echter dit wapen niet wil opheffen, heeft men een beroep gedaan op de officieren om over te gaan bijl de infanterie. Haast iederen dag wordt in ons kleine legertje iets nieuws ingevoerd of worden wijzigingen aangebracht. Zoo werd on langs, naar het Duitsche voorbeeld, een sectie autogeschut opgericht. Onder dek king van den mist zijn nl. de Duitschers herhaaldelijk erin geslaagd Veurne en Coxyde te bombardeteren. Hoe was het mogelijk, dat zij (zoo snel) de daartoe noodige batterijen opreden en in stelling brachten? Blijkbaar met behulp van auto's. Men zal' hen thans binnenkort op. de zelfde wijlze beantwoorden. Uit deze enkele mededeelingen van de „Indépendance" blijkt, dat de Belgische legerautöriteiten met grooten ijfver zich de lessen van den oorlog ten nutte maken. De paardenhospitalen. René Sudre geeft in de Matin een pak kend© beschrijving van de paarden-ambu- lances, welke sedert September in Frank rijk dienst doen. Hij bezocht die in de Marne-streek. Het paardendepot te M'ailly, schrijft hij, is misschien het fraaiste van alle, omdat het gelegen is in een park van 11000 H.A. en een geheel moderne uitrusting heeft. Daar Mailly een zomerkamp is, heeft men enkele der stallen door winddeuren van hout en stroo moeten beschermen. Er zijn daar 24 stallen in twee evenwijdige rijen over de lengte van een kilometer op gesteld. Ze kunnen 2200 paarden bevatten, ln het midden van de gebouwen bevinden zich de bijzondere ziekenzaal, de apotheek- en de hoefsmederij. De paarden komen daar direct van het front. Zoodra ze genezen zijn, gaan ze maar het remonte-depot vamChalons, dat ze weer naar het front zendt. De ge neeskundige dienst verdeelt de gewonde dieren in verschillende klassen, overeen komstig den aard van hun kwaal. Daar zijn allereerst de kreupelen en uitgeputte dieren. Deze vormen het groot ste aantal. Wat heb ik er veel gezien, die niets meer hadden dan hun vel en him botten door de vermoeienissen en. ontberingen van den veldtocht. Over het algemeen klagen de veeartsen, dat men van de dieren aan het front veel te veel vergt, voor ze rust te gunnen. Een groot aantal beesten zouden weer heelemaal kunnen herstellen, wanneer zij' niet te veel van hun levenskrachten verbruikt hadden. He tweede reeks is ook belangrijk'. Het zijn de gewonden, „aangetast door uit wendige verwondingen". Onder uitwen dige verwondingen verstaat men de lichte kwetsuren van projectielen en van het zadel. Overal waar het leder wrijjft, onder het zadel bij de cavalerie, en aan den

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1915 | | pagina 1