No. 83 Vrijdag 8 Januari 1915 39e Ja
De Groote Oorlog.
Binnenland.
Uit de Pers.
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. postf 125
Losse nummers„0.05
Prijs der Advertentiën
15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels ƒ1.
iedere regel meer 10 ct.
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LAN 5E VORSTSTRAAT 219.
Bureau te Middelburg:
FIRIWSA F. P. DHUIJ L. BURG.
Drukkers:
Oosterbaan Le Cointre - Goes.
Beknopt overzicht van den toestand.
Bij Steinbach hebben de Franschen niet
dat succes behaald, waarop zij gerekend
hadden.
Op de hoogte 425 ongeveer tusschen
SteinbachSennheim en Alt—Thann
is verwoed gevochten en het resultaat is
blijkbaar, dat de Duitsehers hier positie
behielden.
Of ziji echter de Franschen uit Steinbach
zullen weten te krijgen, staat nog te be
zien.
Blijkens berichten van verschillende zij
den zijn de Duitsehers weer druk bezig
met het versterken der Belgische kust.
De correspondent van de Times in Nan
cy meldt, dat, volgens vliegeniersberich-
lien uit Metz de Duitsehers op het Noor
delijk deel van het front zich opnieuw
tot oprukken gereed maken.
In Metz en Straatsburg zoudeu sterke
troepenmachten samengetrokken worden.
Verscheidene regimenten, die in het
Noorden biji Dixmuiden en Yperen gestre
den en van welke eenigie 'daar zeer zwaar
geleden hebben, zijtn naar de grensvesting
Metz gebracht en daar weer op hun! oor
spronkelijke sterkte aangevuld. Voor de
stad zijn nieuwe grondwerken gemaakt;
er wordt ook een spoorlijn gelegd, die,
mogelijkerwijs, hoewel niet waarschijhlijk,
voor het vervoer van zwaar geschut naar
St. Mihiel over Thiaucourt bestemd is.
Men heeft den algemeenen indruk, dat
hier een koortsachtige bedrijvigheid met
©en bepaald doel ontwikkeld wordt.
't Werd ook tijd, dat de zwakke stel
lingen eens herzien werden.
De Turken zijn „in de wolken" over de
bezetting van Oermia in het Noordelijk
deel van Perzië; 'n aardige vergoeding
voor de ernstige nederlaag in den Kau-
kasus.
De Russen mogen zeer overdreven heb
ben, op 'n Turksch offensief bij'. Ardagan
behoeft men vooralsnog niet te rekenen.
Het verloop der operaties op het Ooste
lijk front beantwoordt niet aan de ver
wachtingen van de Russische militaire
autoriteiten.
We krijgen algemeen gestelde berich
ten uit Petrograd, die ons naar het voor
naamste laten raden.
De Duitsehers maakten weer een be
langrijke vordering met hun opmarsch
om de passage van de Bsoera te forcee-
ren. Het in de communiques genoemde
Such a ligt dicht bij' de samenvloeiing van
Pisi en Bsoera. De Russen zullen spoedig
hun posities aan laatstgemelde rivier moe
ten opgeven, om ze te verleggen naar de
Blonie-linie.
De Duitsehers beleven niet veel pleizier
van hun bondgenooten, de Oostenrijkers.
Het verloop van den strijd in het Z.
zal zeker van invloed zijn op de groote
brslissing. En vooralsnog gaat 't den
Oostenrijkers niet voor den wind.
Hun generaals kunnen niet tegen de
Russische overmacht op.
Er zijn blijkbaar geen von Hindenburgs
onder.
Het spoorwegongeluk.
In aansluiting met de berichten over
het spoorwegongeluk, dat de trein uit
Roosendaal Zondag op de hoogten van
Capellen heeft gehad, met het gevolg dat
er 6 dooden, 7 zwaar- en 32 lichtgewon
den waren, ontleenen wij aan „De Nieuwe
Gazet" het volgende:
„Zondagnamiddag rond 3i/2 uren is
even voorbij: de statie Capellen dei trein,
die de verschillende forten aan elkaar
verbindt, dwars op den reizigerstrein van
Esschen gebotst. Een wagen, waarin zich
een dertigtal menschen, deels handelsrei
zigers, deels terugkeerende vluchtelingen,
bevonden, werd in splinters gedrukt. Meer
dan honderd Düitsche soldaten waren kort
na de ramp ter plaatse, om de slachtof
fers te verbinden en te vervoeren.
Een koopman uit Roosendaal vertelde
ons, dat, terwijl' hij in gesprek was met
een ander koopman, het ongeluk zich
voordeed en hij onder zijn wagen lag,
die als een sigarenkast ineengedrukt en
verbrijzeld was. „Ik waande me verloren,
toen ik opeens tot bezinning kwam en
tot mezelven zei: „Goddank, ik leef nog."
De man, die voor zaken naar Brussel'
reed, was aan handen en hoofd licht ge
kwetst, en achtte zich gelukkig, er nog
zoo goed van afgekomen te 'zijn.
Met andere gekwetsten werd hij, na
eerst in het lazaret van de Statiestraat
voorloopig verhonden te zijn, per auto
naar het gasthuis van Antwerpen over
gebracht.
Een vrouw, wier kind aan haar zijde
bezweek, zat met de beenen tusschen
de overblijfselen van den verbrijzelden
wagen 'en riep hartverscheurend om hulp.
Met bijlen werd het klemmende hout ver
wijderd, zoodat de ongelukkige nog met
geen al' te erge wonden verlost kon! wor
den.
De meeste gekwetsten hebben slechts
lichte wonden. De bevolking van Capel
len bleef niet ten achter, om' een behulp
zame hand toe te steken en bijstand te
verleenen waar zulks noodig bleek."
in kartetsvuur.
Uit een brief van een Oostenrijkseh ar
tillerist: „....Stel u voor, een Galicischo
vlakte, zoo plat als een strijkplank. Een
steenbakkerij met veertig meter hoog©
schoorsteenen, een windmotor er achter.
Achter de fabriek onze batterij. Uitzicht
in de richting van den vijand heel slecht.
Ik krijg het bevel in den schoorsteen te
klimmen. Een telefonist gaat met mij mee.
Al het overtollige laat ik achter. Slechts
wat eten neenr ik mee, want men weet
niet, hoe lang mien daarboven blijven
moet. Ik trek een regenjas aan, die van
hoven, tot beneden dichtgeknoopt is en
trek de muts over het hoofd. Door den
kelder zien wij in den (schoorsteen te ko
men. Na lang, vergeefsch zoeken en on
aangename botsingen met kwaad gezinde
voorwerpen, hebben wij eindelijk den
weg gevondeneen nauwe gang van zestig
centimeter in het vierkant, vol vuil en
roet. De telefonist met zijn toestel achter
mijl aan. Eindelijk hebben wij den voet
van den schoorsteen bereikt. Er zijn klim-
Sjzers in den muur. Heel in de hoogte zien
we een klein, rond stukje van de\Decem-
berlucht. Den telefonist laat ik beneden
wachten. Ik moet de zaak 'boven eerst
eens aanzien. Beneden in den kelder was
het doodstil, maar hier in den schoorsteen
maakt onze artillerie een vreeselijk lawaai.
Ieder ijizer probeer ik eerst met de hand
en langzaam gaat het naar boven. De
lucht is ontzettend stoffig. En zelf jaag
ik nieuwe roetmassa's op. Op halve hoog
te houd ik stil. Ik word snel moe, maar
het helpt niet, ik moet verder naar hoven.
Daar heb ik tijd genoeg om uittfce rusten.
Eindelijk biein ik er. Gelegenheid om' te
zitten is er niet. Men kan zicli met moeite
vasthouden. De doorsnede van den schoor
steen is te groot om met de svoeten tegen
de overzijde te> steunen. Ik dacht juist,
dat ik den telefonist een plank zou| laten
meebrengen, en keek een beetje om mij
heen om mij te oriënteeren, dan bom
een Russische granaatkartets heeft den
schoorsteen geraakt Ik moet mij vast
houden, zeer vast zelfs, om' 'niet te val
len, want de schoorsteen staat bedenke
lijk te wankelen. Ik verwacht elk oogen-
blik, dat hij' zal instorten. Ik ben'er goed
afgekomen. Maar de telefonist had bijna
het loodje gelegd. Want al is het projec
tiel' niet door den schoorsteen heen ge
drongen, er zijn toch altijd steenen genoeg
naar beneden gerold. Als met de steenen
ook een paar kl'imijzers omlaag gerold
waren, had Sk nog 'een paar uur hier in
het vuur moeten doorbrengen. Het bin
nenste van den schoorsteen was natuurlijk
vol' stof en puin en de telefonist beneden
kon do lichtopening niet eens meer zien.
Hij dacht dat alles tuisschen hem en mij
verstopt was en riep voortdurend of ik
nog leefde en naar beneden kon komen.
Ik schreeuwde terug: „Wacht maar een
oogenblik, ik kom onmiddellijk naar be
neden." i I
Van onze batterij kwam men ook al
naar ons kijken. Bij het naar beneden
klimmen vallen nog voortdurend stukjes
steen op mij. Eindelijk, doodmoe beneden
aangekomen, besluit ik op den hoogen
windmotor te klimmen, vanwaar ik den
omtrek goed kon waarnemen. Wat was
dat een opluohtig, toen wijl uit den kelder
kwamen. Zes en een halve emmer water
en «een. colonne kanonniers, die voortdu
rend om water liepen, waren noodig om
mij oppervlakkig schoon te maken. Ge
ziet, afwisseling hebben we genoeg.
De slagvelden aan de Bsoera.
Een reporter kreeg' van den Russiscihen
Generalen Staf verlof de slagvelden aan
de Bsoera te bezoeken en hij doet 'daar
van het volgend verhaal
Dezen morgen heeft het gesneeuwd en
de droefgeestige, bruine, Poolsohe vlakte
is in ©en schitterend wit gekleed. Pp
onze hoofden drukt een groezelige, zil
verachtige hemel neer, die nauiwelijiks hoo-
ger dan een grauwe kamer zolder schijnt
tehamgen. In het Noorden steken een paar
booimen hun kale takken in de leegheid
oimhoog ©n zij verven een zwarten vlek
op het lijnwaad van grijs en wit.
Dat is het slagveldlandschap.
Achter de hoornen stroomt de Bsoeina.
Voor ons strekt zich de vlakte uit, vlak
en leeg,; hier en daar zwarte punten,
eenzame hoeven, terwijl in het Zuiden
de weg naar Kalisch loopt, door een
lange rij bladerlooze boojmen omzOomd.
In het Westen ligt Sochaczew, een don
ker gewirwar van huizenmassa's nabij
den weg, die tot aan de rivier loopt.
Door dit landschap kruipen hier «n daaï
gestalten. Het zijn de vermoeide i'uibeis,
wier kleine paardjes den kop laag op
den gjrond laten hangen. Pok de kanon
niers bij de batterij rechts zijn moe en
slechts zelden hoort men de dof-dreunen'do
stern van hun vuurmonden.
Achter den horizon in het Noorden
rolde als donderslagen, het veelstemmig,
koor van kanonnen; uit. de boomgroepen
komt een ander geruisch. Pop, pop, pop,
popaaanu 'het geweervuur. Dat knet
tert al den heelen morgen, doch hoe
ik ook kijk, ik zie geen enkelen soldaat.
Hun loopgraven zijn mij gewezen, maar
dat is de kunst der Russen, dat zij hun
loopgraven bijna onzichtbaar aanleggen.
Uur op uur antwoordden zoo de kanon
nen elkaar op den oever dei' BsoeTa.
Granaat na granaat wringt zich in den
weeken bodem. De geweren knetteren on
ophoudelijk. Winnen wij? Verliezen wij'?
Het schijnt, dat de Duitsehers over de
rivier onder ons gekomen zijn, want de
granaten vallen al ongemoedelijk dicht
hij. Wij bergen ons naar Sochaczew.
Sochaczew is een stad der dooden. Haar
zwijgende straten doen het knallen van
onze motor griezelig weerklinken, alsof er
een geesten-automobiel acthiter ons aan-
tuft. De stad heeft met haar bogonbouw
en de kleur der huizen een Spaansch
voorkomen. Hier en daar loert uit de
ramen en deuren een vaal gezicht. De
angstige oogen zijn vragend op ons gp-
ritoht. Bijna elk dak heeft van de be
schieting geleden, soms steken nog maar
enkele balken als skeletten in de lucht.
Wij houden stil op het marktplein, looi-
pen naar de Italische brug en de Bsoera
ligt voor ons, een glimmende gtele streep,
die thans wereldberoemdheid gekregen
heeft. Rale, bruine boómen streven aan
den oever omhoog. Hoogstens 400 pas
sen zijn wij van de Düitsche loopgra
ven verwijderd. Dat is ons toch te on
gemoedelijk en wij keeren terug. Weer
gaat het v door het in. elkaar geschoten
Sochaczewwij rijden terug naar het
hoofdkwartier van het Verste leger, on
ophoudelijk begeleid door kanongebul
der.
Een patrouille Mongoolsche cavalerie
rijdt voorbij. Ziji dragen zwart© papas,
hef Russisch merkteeken op hun hooge
hoeden en lange purperrood© mantels, die
de eenige kleur brengen in dit grijze
landschap.
Bij het hoofdkwartier staan ©enig©
auto's, veel te weinig echter, om bij het
troepenvervoer mee te kunneln spreken.
De 'troepen worden op de meest lichte
wagens vervoerdwelke door 4 paarden
getrokken worden. De helft van de wie
len zinkt weg in den modder. Eindeloozle
rijen Siberische ponnies bedekken alle we
gen en zoeken moeizaam hun weg.
Groote moeite biedt het maken der loop
graven. De spaden en houweelen gaan
gemakkelijk door den bovengrond, maar
de bevroren ondergrond is haast niet stuk
te krijgen. Het is thans bijna onmogelijk
diepe kuilen te maken dan zulke waarin
men knielen kan.
In de vuurlinie zijn mannen met het
geneed maken van een telefoon bezig.;
zij spannen d© draden in Zuidelijk© rich
ting, een bewijs, dat de slag zich in deze
richting ontwikkelt.
Het vuur der Düitsche kanonnen is
niet uit te houden. De nacht Valt meer
en meer in. Ieder heeft genoeg voor de
zen dag..
Korte Oorlogsberichten.
Kardinaal' Merci©r. Naar ons
uit zeer goede bron wordt verzekerd, kan
het dezer dagen verspreid© bericht, dat
kardinaal Mercier en verschillende Belgi
sche priesters gevangen zijn genomen of
in hun woningen bewaakt worden, met
de meest mogelijke stelligheid worden
tegengesproken. „N. R. Ct.'1
Men klaagt in Engeland over de
duurte van koren en meel' en van het
brood. Sedert het begin van den oorlog
is het brood de „quartern loaf" van
vier Engelsche ponden, dat is dus onge
veer 1.8 K.G. anderhalve stuiver'duur
der geworden. Dinsdag kostte de tarwe
op de markt t© Guildford 53 shilling de
quarter, d. i. 290 liter, 3 shilling meer
dan een week tevoren. Het meel is' sedert
het ©inde van Juli 15 sh. en 6 stuiver
de quarter in prijs gestegen. Men verlangt
tur, dat de regeering zal ingrijpen. Er is
overvloed van tarwe en meel, en al zijn
do vracht en de verzekering gestegen, die
stijging is veel' geringer dan die van de
prijzen.
De „Echo de Paris" heeft het vol
gende Wilhelm Teil-verhaal, dat hoe
wel misschien verzonnen toch verdient
oververteld te worden. Een week geleden
wandelde een Dudtsoh officier, met zijn
verrekijker in de hand, voor de loopgra
ven, ©n de Franschen zagen het vol woede
aan, maar konden niets uitrichten. De
Duitscher liep namelijk gearmd mot twee
Fransche krijgsgevangenen, die hem tot
schild dienden. Hiji waande zich veilig,
doch rekende bruten den waard. De beste
scherpschutter vair de Fransche afdeeling,
die in d© tegenoverliggende loopgraaf aan
wezig was, nam zijn geweer, legde aan en
mikte lang en nauwgezet. Het schot klonk,
en de Düitsche officier viel door het
hart geschoten dood neer. De beide
Franschen waren ongedeerd; en zoodra
zij van hun eersten schrik 'bekomen wa
ren zetten zij' het op een loopen
naar den Franschen kant. De Fransche
troepen, die in ademlooze stilte en bange
spanning het schot hadden afgewacht,
hieven een daverend hoezee aan.
Passen. Uit Duinkerken wordt
gemeld: De passen moeten nu in del ver
sterkte plaatsen eiken dag' vernieuwd
worden. Dit geldt, zoowel voor burgers
als militairen.
Twee spionnen zijp gepakt, een te Rou-
aan en één te Fecampa.
Be Duitsehers iir België.
De requisities zijn in België aan de
orde van den dag. Te Laptehuere, een
gemeente van ongeveer 650 inwoners na
bij de grens, werden volgens een mij
verstrekte opgave de volgende requisi
ties gedaan: 400 stuks hoornvee, 270 var
kens, 1300 H.L. tarwe en rogge, 10.000
K.G. erwten en boonen, 400.000 K.G.
aardappelen, 15000 K.G. haver, 10.000
K.G. hooi, 200.000 K.G. stroo.
Een zware last voor zulk een gemeente,
waarvan de meeste bewoners maar tot de
kleine gegoede boertjes behooren, welke
dag en nacht moeten werken om het
een en ander bijeen te garen.
Men vreest algemeen, dat de opgeëischte
hoeveelheden niet meer in de gemeente
aanwezig zijn daar veel verkocht en over
de grens gebracht is.
Kardinaal Mercier.
Vluchtelingen uit Mechelen zijn er, na
tal van moeilijkheden te hebben overwon
nen, in geslaagd over do grens te komen.
Zij berichten, dat te Mechelen ge
lijk trouwens begrijpelijk is groote op
winding heerscht wegens .de gebeurtenis
sen, welke de afkondiging van het her
derlijk schrijven van kardinaal Mercier
hebben vergezeld. Eenige zekerheid om
trent het lot van den algemeen beminden,
kardinaal, konden zij ons echter niet Ver
schaffen. Er is een wachtpost geplaatst
voor het aartsbisschoppelijk paleis dat
is echter het eenige uiterlijke teeken, wat
aanduiden zou, dat er „iets gaande" is.
Overigens weten de vluchtelingen, die
voor het meerendeel nog in een staat van
groote opwinding verkeeren, niets be
trouwbaars mede te deelen.
Alle Antwerpsohe bladen hebben hij
de jaarswisseling het volgende stukje op
genomen
Voor onze gevallen helden.
Medeburgers,
Dat bij het begin van het Nieuwe) Jaar
onze eerste gedachte zij voor onze Doo
den, voor onze dappere soldaten, gevallen
ter verdediging van ons Land en van 'ons
Recht.
E|©n man is geen man, en een volk is
geen volk die niet alles veil hebben-voor
hun eer en voor hun plicht.
Moge de eeuwige rust zacht zijn voor
lien die bezield door dit fiere bewustzijn,
den heldendood stierven voor het vader
land.
Hunne gedachtenis zullen wij in eere
houden. Reeds hebben Antwerpen en zijn
voorgeborcliten begonnen hunne schuld te
kwijten. Maar wij moeten er voor zorgen
dat de Natie blijve waken over del wedu
wen en weezen zoo diep beproefd, voor
taan kinderen des Vaderlands.
Terwijl' wij onze Dooden en onze plich
ten, tegenover hen gedenken, spreken wij
aan de Bevolking van Antwerpen en der
Gemeenten der Omheining onzen dank
uit voor de kalmte, de waardigheid en
het onwrikbaar vertrouwen in de toekomst
door haar onder de meest tragische en
de diepst grievende omstandigheden be
toond.
Een land waar men zoo strijdt, zoo
sterft en zoo lijdt kan niet vergaan,'
De voorzitter der Intercommunale
Commissie,
LOUIS FRANCK.
Voor dit stukje heeft de heer Franck,
<'2 dagen gevangen gezeten.
De Eerste Kamer,
is bijeengeroepen tegen a.s. Dinsdag
8.30 u. nam.
Briefwisseling met België.
De gelegenheid om door bemiddeling!
van het prov. inliohtings bureau te Mid
delburg en rierder door de goede zorgen
van het Antwerpsche aoonité brieven naar
Antwerpen te verzenden, is, naar de „M.
Crt." meldt, op last van de Düitsche
overheid opgeheven.
Wel bestaat er nog gelegenheid, langs
dezen weg inlichtingen te verkrijgen van
strikt neutralen aard.
Belgische vluchtelingen.
De Minister van Bimrenlandsche Zaken
heeft aan de commissarissen der Koningin
nadat zijn aandacht daarop is geves
tigd [met het oog op gevaar, dat de
aanwezigheid in ons land van vrouwelijke
vluchtelingen van losse zeden voor onze
openbare gezondheid en zedelijkheid op
levert, bericht, dat het hem gewenscht
voorkomt, dat alle publieke vrouwen on
der de vluchtelingen, benevens alle vrou
wen, die zich huiten echt met mannen
afgeven, onverwijld, desnoods tegen haar
haar wil, worden overgebracht naar het
vluchtoord te Nunspeet.
Te Roosendaal is een Belgische
vluchteling aangekomen, die 104 jaar oud
is. „N. R. Ct."
Typisch.
Aan „De Tijd" wordt medegedeeld, dat
een fabrikant, die een machine van 6300
K.G. in Duitschland had besteld, bericht
heeft ontvangen, dat zijn machine staat
vóór de Nederlandsche grens en dat zijl
niet verder wordt geleverd, als niet 6300
K.G. oud 'ijzer door hem in Duitschland
wordt ingevoerd.
Biezï'gheid Voior Belgische
vluchtelingen.
Bij de groote vraag naar ondergoed heb
ben eenige dames te dezer stede op klein©
schaal' een proef genomen, om Belgische
vrouwen te laten naaien voor hun onge
lukkige landgenooten. Dat die aanvanke
lijke proef een groot succes belooft te
worden, is te danken aan de onverwachte
en niet genoeg te waardeeren 'hulp van
drie Amerikaansche heeren, gezonden door
de „Rockefeller foundation for war relief".
De heeren Jenkinson, dr. Rose en mr.
Bicknell hebben in opdracht door heel
Europa te reizen, om te zien, waar hulp
het noodigst is. In ons land gekomen,
vonden ziji ook hier grooten nood, vooral'
ook onder de Belgische vluchtelingen door
de gedwongen ledigheid. Zij zijn bereid
hen te helpen, wanneer van hun kant; de
wil' tot werken bestaat, en zij willen in
Rotterdam' een proef nemen, die, als zij
slaagt, over het geheele land zal worden
voortgezet. Mislukt deze proef, dan trek
ken zij hunne belofte terug.
Een comité heeft zich gevormd, be
staande uit bovengenoemde dames en
den heer Jenkinson; dit comité heeft in
enkele dagen ruim 80 Belgische vrouwen
in het Uranium-hötel' aan het naaien en
breien gezet. Met groote bereidwilligheid
en. dankbaarheid werken nu deze vrou
wen voor hun landgenooten; per dag
worden er 75 stuk mannenkleeren afge
leverd, 1/s hiervan komt ten goede aan
vluchtelingen te Rotterdam; 2/3 hoofdza
kelijk aan de geïnterneerde Belgische mili
tairen. Alle kosten van naaimachines,
stof enz. worden gedragen door de Ame
rikanen, die hierdoor indirect het land
een grooten dienst bewijzen, en aanspraak
mogen maken op groote dankbaarheid.
De commissie hoopt van harte, dat onze
stad den hoogen dunk, dien Amerika van
Rotterdam heeft, niet zal doen verloren
gaan en dat zij zich het in .haar gestelde
vertrouwen ten volle waardig zal toonen.
„N. R. Ct."
„Vrome liederen".
Men herinnert zich, aldus lezen we in
het Friesch Dtagblad, wat Nellie (Mevr.
Van Kol) vóór eenige jaren is geschied,
die het immers, na 't overal gezocht en
nergens gevonden te hebben, zocht en
vond aan den voet van Jezus' kruis en
die van toen af en voortaan haar lie
deren slechts zong ter eere van haar
Heiland.
Ook thans doet zich, naar 't schijnt
en naar zeker met blijdschap mag Wor
den vermeld, een dergelijk geval voor.
Giza Ritschl, van afkomst geen landge-
noote, heeft reeds enkele jaren het let
terlievend Nederland verzen in otize taal
geschonken, eenvoudige ongekunstelde
verzen, die in de literairisohe kringen
nogal instemming vonden.
Maar zij zong van wereldsch leven.
En van dat leven alleen.
Thans echter gaf zij een bundel ,uit,
meest Nederlandsche, ook eenige Düitsche
er in, honderd-drie-en-twintig in getal,
waarin eens een andere toon klinkt. D'e
N. R. Ct., waaraan we 't bericht ontlee