ILFT.
boomen,
ID
ire» le tap,
mid M.
Woensdag 23 December 1914
29e Jaargang
VAARS,
toebës
No. 72
^rijzen
s,
schrijving
raars,
ide Knecht
sknecht
ersknechf
sknecht,
flEID
ikte Meid
De God van Nederland.
Feu iH et on.
De Groote Oorlog.
Bburg.
jend paard
(paarden.
De vlüGht uit Antwerpen - op Gods genade.
P
irkt K 154 te
vast.
aard bij de hof-
VAN NiEUWEN-
n perceel,
in vóór of op 28
intore van den
te Kruiningen.
en bij den eige-
Notatis.
P:
)OBBELAAR, te
IP:
12 en 8 maanden
jeweren,',
ïvvepolder.
P:
aar oud. Adres
Souburg.
i. s. te koop bij
iddelburg
EI
BLOK, Veersche-
of Maart
hoefbeslag, bij S.
lid. Aan hetzelfde
OLSN te koop.
a.s een
)BSE, Zoutelande.
)OP
JAN POPPE Kz.
gevraagd
Smid, Kamperland.
Mei
E KOEIJER, Land-
ei a s.
5BOORD, Kloetinge.
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LAN E VORSTSTRAAT 210.
Bureau te Middelburg:
FIRMA F. P. DHUiJ - L. BURG.
Drukkers:
Oosterbaan Le Cointre Goes.
De Zeeuw
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. post
Losse nummers
Zij, die zich met ingang van
1 Januari e. k. op „De Zeeuw" abon-
neeren, ontvangen de tot dien datum
verschijnende nummers gratis.
Geen uitdrukking is in den loop der
jaren derwijs bestredengelijk deze; en
toch is schier geen enkele zoo gemakkelijk
te verdedigen.
Wie de vader van deze uitdrukking
is, ligt in het duister. Toch klinkt zij
evenmin vreemd in de ooren van ons
Nederlandsche volk als the anderede
God van Israël.
Geen buitenlander zal zich alzoo uit
spreken. De „God van Duitsohland", de
„God van Rusland", de „God van En
geland", het is noodt gehoord.
Maar dat is dan ook te begrijpen. Geen
land ter wereld toch heeft een geschiede
nis gelijk bet onze. „God in de geschie
denis" is d© geijkte uitdrukking waar
mede wij der vaderen dankbaarheid voor
zoo velerlei uitreddingen van Godswege
vertolken. Op de Nederlandsche gedenk
penningen, na de overwinning der „On
overwinnelijke" vloot., zijn ontredderde
Spaansche schepen afgebeeld met helt
randschrift „Gods adem heeft ye ver
nield". Een niet-Chris lelijk vorst sprak
na een belangrijke uitredding van Ne
derlands dapperen: „Dit is Gods vin
ger".
In kerken, scholen en academiën werd
in die dagen gezongen vair „Gods rech
terhand", die redding bracht. De Geuzen
trokken met psalmen „tot Gods eer" ten
strijde. Onze Willem van Oranje riep bij
zijn sterven „Gods ontferming" over dit
volk in. Maurits viel na de overwinning
bij Nieuwpoort voor het front zijnen- troe
pen op de knieën en dankte „God" voor
zijn uitredding. Fierierik Hendrik prees
voor 's Hertogenbosch openlijk „Gods
werk" in de verrassing van Wezel. Na
den vrede van Munster lieten onze va-
delen munten slaan ter herinnering; aan
„Godës bijstand". De Naam Gods en de
naam Nederland zijn in onzle landsge
schiedenis schier op iedere bladzijde in
eengeweven, zoo zelfs dat nog in 1813,
het jaar dat de periode van „Gods
dienstig" verval als inluidde, gesproken
werd van het drievoudig snoer: God, Ne
derland en Oranje.
Doch, nog eens, wie het eerst die uit
drukking „de God van Nederland" in
zwang bracht, heeft niemand nog kunnen
uitvinden. Wel weet men dat Van Al
phen ze bezigde in zijn bekende woor
den
Daar liigt de hoop van Staat, wie stuit
[nu Spanje's woeden?
De handen hangen slap, de held wordt
[bleek van schrik;
4) (Slot),
Rond 6 uur gingen wij dus op weg.
Het was geen mooi weêr dien morgen, er
hing nog een zwaar nevelgordijn over het
landschap, langzamerhand trok de mist
op, de zon zond hare Verkwikkende stra
len op de in den dauw badende gras-
pijtjesde madeliefjes openden hunne
kelken en lieten de bijtjes den heerlijken
honig uit hunne ontsloten kelkjes halen.
Alles in de natuur ontwaakte, de vogeltjes
lieten hunne schoone liederen hooren, de
konijnen kwamen uit hunne pijpein' en
zochten het geurige gras op, alles in de
natuur scheen te herleven. Wij stapten
snel voort te midden van dat natuur-
ontwaken. In plaats van ons naar Capel-
len te begeven, sloegen we de richting
van Putte in. Na den slaap hadden
wij ook nieuwen moed gekregen.
Langs den weg naar de grens was het nog
niet erg druk- Slechts hier en daar ston
den tien, twintig, soms meer stuks vee,
van insgelijks gevluohtte buitenlieden.
Rond 8 uur waren er |ni©t teenig© mensdhen
meer, maai*, evenals voorheen, een stroom
van volk, rijtuigen van alle soort en vee
der uitgewekene boeren. Onderwege mid
den in het gedrang ontmoetten wijl den
Eerw. Heer Perremans, -©en Roomsche
priester welke jnsgelijks Antwerpen ver
laten 'had. Deze vertelde ons dat zijne
collega's nog achter waren en in een
rijtuig zouden aankomen. Hij vroeg ons of
we wachten wilden maar daarvan wilden
„Wie leeft er die na hem ons Neerland
[zal behoeden"?
Zoo sprak het Neêrlandsoh volk, maar
[Neêrlands God zei: „Ik!"
Van Al'phen was een innig vroom man,
doch dat hij de vader van deze stoute
uitdrukking zou zijn, is moeilijk aan to
nemen. Hij moet haar hebben gekend
als Jfleeds bestaande.
Nu heeft een liberaal, groot geworden
bij een neutraal openbaar onderwijs dat
God uit de vaderlandsche geschiedenis
genomen heeft, met deze uitdrukking niet
veel op. Hij scheldt haar „weerzinwek
kend", zoekt er een verplaatsing van de
Godheid „in de galerij der godheden"
in, noemt het gebruik van deze uitdruk
king, ofschoon toch ook bij liberale dich
ters niet Vreemd, een „schismatiek op
treden", de uitdrukking zelve een „frase",
een „ongepaste frase", strijdig met
den eerbied voor „het 'Opperwez-dn"
Nu hechten wij aan dergelijke uitspraken
niet veel waarde, zij 'rieken ons te zeer
naar bierkan-theologie. Toch is 'tniet
kwaad er een enkele maal even bij stil
te staan; om zo in hunne ledigheid te kijk
te stellen. Door dergelijke frasen wordt
de kracht van dit in zijn juistheid zoo
teekenend woord niet te niet gedaan.
Er zijn nu eenmaal van die gevleugelde
uitdrukkingen welke een volk als in ba
rensnood heeft voortgebracht, en die, onder
lijden en strijden .géboren, aan bet na
geslacht zijn overgegeven, om er een ge
trouw en dankbaar gebruik van te ma
ken. En tot deze uitdrukkingen behoort
„de God van Nederland". Daar spreekt
zich een innige band der liefde in deze,
woorden uit. Zij teekenen ons volk, meer
nog onze vaderen, die leefden dicht bij
God, geloofden in God. liepen in den
nood tot Ggd, ervoeren uitreddingen dooï
God uit al hunne nooden en Hem daar
voor dankten.
„De God van Nederland!"
De uitdrukking mag in de ooren van
oppervlakkige beden de vraag wekken
of wij dan gelooven dat er een afzonder
lijke God voor ons land bestaat, wie die
per denkt zal terstond verstaan dat hier
mede, gelijk 'dr. Pierson reeds in 1890
herinnerde, op God wordt toegepast, wat
Ledeganck, de Vlaamsche dichter, zoo
treffend van de liefde zijner moeder
voor a 1 haar kinderen zegt
De kring in 't algemeen had gansch haar
[hart ontvangen,
En nog dacht iedereen„de voorrang
[is aan n\ij".
Nederland zoo schreven wij ten vo-
rigen ja re, bij de herdenking 'van het
geen Neerlands God in 1813 en vroe
ger voor Nederland was geweest Ne
derland voelt oud-testamentisch. Dat is
zijn eigenaardig karakter, en dat gtevë
wij niet weten daar de tijd ons daartoe ont
brak. Wij gingen dus verder nadat wij
door onzen nieuwen vriend onze groeten
aan de achtergeblevenen hadden ulaten
overbrengen..
Rond 1 uur in den middag sprong het
laatste fort, dat door de Duitschers nog
niet bemeesterd was en dat bet langst
stand hield, namelijk dat van Lillo, da
•lucht in. Buiten dit waren alle in 's vij-
and's bezit of reeds gesprongen. Nu was
de forten cirkel rondom Antwerpen ver
woest. Wat we nog zagen alvorens we
de [grens bereikten was treurig om aan te
zien. De huizen welke in den weg ston
den, voor de forten, waren omgehaald,
oogsten waren plat gelegd, eeuwenoude
eikenboomen omgekapt. Voör we de grens
bereikten bleven wie nog eenige minuten
rusten. Eindelijk kwamen we om 3 uur
in Hollandsch Putte. Zonder papieren te
laten zien mochten wij op Nederlandsch
grondgebied. Vader was zeer aangedaan
toen hij! den Belgischen grond verliet. Ook
zegde hij, toen hij de geweren van zoo
vele dappere Belgen in een soort van
arsenaal zag opgestapeld: „Ziet onze jon
gens zijn met de wapens in de hand tot
de grens achteruit .gedreven, en hebben
zich moeten overgeven." De Nederlandsche
soldaten integendeel hadden niet te strij
den, daarom hielpen zij de vluchtelingen
zooveel 'het hun mogelijk was, ©enigen van
hen 'ontvingen brood en melk; anderen
kregen een warm dekentje om hunne
kleinen in te wikkelen. De meeste sol
daten hielpen ook de vluchtelingen hunne
bagage dragen. Wanneer we dan aan een
dezer vroegen hoe ver we nog van
Bergen-op-Zoom verwijderd waren, ant
het niet prijs, vooral niet in deze dagen
van herinnering. Laten wij het ook nu
bewaren, nu Nederland, door ooriogyce-
ï'onde mogendheden geheel ingesloten,
zoowel in Europa als in Azië, bij den
God van Nederland schuilplaats zoekt,
om, kan het zijn, behoed te blijven tegen
het krijgsgevaar.
Kunt gij u, zoo schreef dr. Pierson
in 1900, een dichter als Da Costa voor
stellen in Duitschland en Engeland? Is
daar ook maar één die van verre op
hein gelijkt? De Israëliet in hart en nie
ren, en die daarom juist ook Christen
was, eerst in verwachting, later in wer
kelijkheid, kon alleen op Nederlandscihejn
bodem tieren en bloeien, waar 'hij in het
Huis van Oranje zijn stamhuis van David,
en in den God van Nederland den God
van Israël terugvond, en waar de ven
lossing uit de slavernij in Egypte haar
wedergade had in die van 'Spanje.
Dat karakter heeft Nederland groot ge
maakt; dat karakter te verwaai"!oazen
heeft het tot den tweeden rang doen af
dalen; de openbaring van dat karakter
met weerzirïHe bejegenen, nog wel met
een beroep op „Jahve" en Zijne onver
anderlijkheid, gelijk het tweederangs-libe-
ralisme in onze omgeving doet, zal het
drijven naar het oordeel der verharding,
en daarmee naar het eindgericht, waar
in de God van Nederland over de zonde
van Neêrlands volk recht zal doen.
Immers ook hierin is Israël Nederland
ten voorbeeld.
Officieel© biddag!
Dr. Brummelkamp heeft in de Tweede
Kamerzitting van j.l. Donderdag gevraagd
„of de Regeering niet het oogenblik ge
komen acht om, onder aanwijzing harer
zijds van een bepaalden datum, dat een
gewone weekdag zou masten zijn, de na
tie uit te noodige n dien dag het
geheele land door af te zonderen
tot een openbaren bededag; eeii
dag waarop van regeeringswege alle pu
blieke arbeid, behalve wat niet stil
kan staan, wordt stilgezet, en de natie,
afgezien van wat de kerken op
haar gebied zelfstandig ver
richten, uitgenoodigd wordt het
aangezicht van God Almachtig te Zoe
ken en Hem eerbiedig de belangen van
land en volk in deze bijzondere omstan
digheden in den gebede voor te dragen".
De vraag van dr. Brummelkamp werd
gesteund door dr. De Visser (c.-h.) en
dr. Nolens (r.-k.); en alle drie legden
er den nadruk op dat hierbij geen sprake
was van dwang, maar alleen van een
uitnoodiging, die derhalve deuitgenoo-
digden, die niet verkozen mee te doen
tot niets binden zou.
Men zou zeggen, wat is hier tegen.
De overheid, regecrende bij de gratie
Gods, heeft het recht om die uitnoodiging
to doen, en „den plicht om de natie
openlijk te wijzen op Hem van wien alle
gezag afdaalt".
woordde deze om ons moed te geven:
„Nog een goed half uur." Na een half
uur gaans vroegen we weer eens naar de
verwachte stad. „Nog een kwartier, was
het antwoord dan. Nog wel vijf, zes maal
naar de verwachte stad gevraagd te heb
ben vernamen we eindelijk de waarheid,
op dit oogenblik waren we nog wel vijf
uren van de stad. Na nog twee uren
gaans kwamen we te Iloogerheide.' Hier
kwam een sergeant van het leger tot
ons, en bood ons met veel' beleefdheid
een wagen aan om ons naar Bergen-op-
Zoom te brengén. Hij gelastte de dichtst
bijzijnde soldaten onze pakken op den
wagen te brengen ©n daarna ons er zelf
op te helpen. Dat de Nederlanders zooveel
goed aan hunne taalgenoten zouden be
wezen Ihebben, was nooit in ons gedachte
gekomen. Onderwege haakte de geleider
van ons rijtuig eerste klas een veronge
lukte auto aan van ©en gevluchten Ant-
werpschen bandelaar Mr. De Meyer. De
ze was per auto gevlucht en lag in „panne"
met een stukken motor. j
Te Bergen-op-Zoom gekomen gaven wij
den voerman ©en© fooi en gingen naar de
statie vernemen of ér geene Belgische
Consul in de stad was. De uitslag was:
Hij vertoeft te Vlissingen. Wat nu aange
vangen? Vader wilde daarom nog dien-
zelfden .avond weg. Dit plan werd goed
gekeurd door 4 mannen. Alleien Mr. Cle
ment gaf ier niet in toe. Eindelijk na lang
wikken en wegen gaf hij zich gewonnen
en 'zag er van af dien avond nog in
Bergen-op-Zoom te blijven. Een vriende
lijke korporaal baande een doortocht door
de menigte en zegde ons van hem te
volgen. Alzoo kwamen wij door dien
De president der Anjerikaansche Re
publiek gaf reeds op 4 Aug. j.l. het voor
beeld.
Jaarlijks gaat al sinds menschenheu-
genis van den president der Vereenigda
Staten een dergelijke uitnoodiging uit.
In ons eigen land schreef de over
heid herhaaldelijk een vasten uit.
In deelen van Zeeland en Overijseft
wordt nog steeds jaarlijks een biddag ge
houden.
Meerdere Oranjes hebben in gewichtige
oogenblikken openlijk den Naam des Hee-
ren aangeroepen.
Wat kon er derhalve tegen zijn?
De minister (Cort v. d. Linden) wees
niettemin de vraag terug, eenmaal en
andermaal.
Wijl „andermaal" in den regel duide
lijker is dan „de eerste maal" schrijven
wij het antwoord van Zijne Excellentie
over uit de (officieele) „Handelingen" de®
Kamer.
De minister zeide:
„Ik heb alleen gezegd dat, wanneet
van overheidswege het initiatief zou wor
den genomen, hetzij in den vorm van
een verzoek, hetzij op andere wijze, om
tot een dergelijken biddag te komen, dit
bij vele nienschen in den lande
aanstoot zou geven".
Waaraan hij, blijkbaar eenigszins ge
raakt, de opmerking toevoegde „En nu
meen ik, dat een biddag te heilig
is dan dat men dien moet maken tot
een voorwerp van discussie".
Een opmerking waardoor de afwijzing
niet behoorlijk is gemotiveerd.
Waar dan bij komt dat het bezwaar"-
bezwaar nog minder gewicht in de
schaal werpt. Hoe kan nu toch bij een
redelijk mensch een uitnoodiging bezwaar
ontmoetenEén uitnoodiging waaraan
mem niet wenscht te voldoen legt men
immers kalmpjes naast zich. 'Dat zoo
iemand aan een dwangbevel aanstoot
neemt, begrijpt men, maar 'hoe ter wo
reld kan hij zich ergeren aan een uit
noodiging I
Mag de leider eener vergadering die
tot de vergadering zegt: laat ons bid
den, die uitnoodiging intrekken omdat een
lid der vergadering daaraan aanstoot
noemt?
Moet een vader het gebed in het gezin
nalaten omdat oen kind liever niet med
bidt
Iloe kan dan de vaderlijke overheid,
wetende, gelijk de minister zelve zeg|t,
dat dit in Nederland het geval is, name
lijk „dat een groote meerderheid van heft
volk zich bij een biddag zou kunnen
neerleggen of dien zelfs wenschetti", zelfs
een „uitnoodiging" tot gebed achterwege!
laten
Helaas, het is de oude. geschiedenis.
Ook deze minister is een kind van zijn
tijd, die den invloed ondergaat van het
milieu waarin hij van jongs af is ge
plaatst geweest, iets wat hij met schier
al wat liberaal denkt gemeen heeft; ook
hij voelt, waar het de geestelijke bejan-
gen der natie betreft, meer voor neutraal
zwijgen, niets doen of uit den weg gaan
voor het ongeloof, ook al vormt dit slechts
een kleine minderheid1), dan voor open
stroom en kwamen aldus eerder op hot
perron dan wij' wel dachten. Na een half
uur wachten kwam de trein aangestoomd
en ofschoon we de eerste stonden, waren
we toch bijna de laatste in don trein.
Daar onze kruik melk uitgeraakt was,
hadden wij ze op het perron aan ©ene
kraan der leiding met water gevuld. Thans
vroeg iedereen in den trein naar water;
en wijl op onze beurt waren blij onze land-
genooten te kunnen helpen. Gedurende een
tocht niet den trein van 2 uur werd onze
kit igansch leeggedronken door de ver
moeide vluchtelingen. In Goes hield de
trein stil. Wij stapten uit. Zoo haast vader
de pakken buiten haalde schoten er tien,
twaalf helpers en padvinders toe en droe
gen onze bagage weg. Aan dezen trein hoor
de ik een heer op Emma wijzend tot vader
zeggen: „Dit dochtertje zou mij wel1 pas
sen." Diezelfde beer vroeg vader in de
gelagzaal der statie, de toelating om mijne
beide zusjes dien nacht bij zich te hou
den. Vader stemde natuurlijk toe. Wanneer
wij het station verlieten stond ©ene groote
menigte volk ons aftewachten. Eenigen
ervan hoorden wij! zeggen„Arm© vluchte
lingen, zoover van huis en zonder onder
dak of voedsel". Andere kwamen naar ons
toe en droegen onze pakken. Zelfs nam
eene gedienstige jongejuffrouw moeders
kindje over met' de woorden: „Maar arm©
vrouw, gij zijt zoo vermoeid dat gij' nau
welijks kunt staan en toch draagt ge uwen
•kleinen nog, kom ik zal hem een weinig
dragen." Ten slotte werd onze bagage
door meer dan vijftig personen gedragen.
Aan het Comiteit werden de pakken bij
eengezet. Men zette ons eten voor ten alzoo
konden wij ons naar hartelust verzadi
ƒ1.25
0.05
Prijs der Advertentiën
15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels ƒ1.
iedere regel meer 10 ct.
lijk partij kiezen, als overheid, voor da
eere Gods.
Dat is dan ook de reden, dat wij,
hoe dankbaar wij overigens zijn voor een
bestuur dat zooveel mogelijk met
onze beginselen rekent, alleen tevreden
kunnen zijn met een overheid die in allee
meer met Gods eer en de Cirrisj'tjeilijk©
beginselen rekent, dan „met den wensoli
van de meerderheid der natie".
Terecht schrijft „De Standaard":
Als derhalve een rader er onder zijn kinde
ren een enkele heeft, die van geen bidden wil
weten, moet hij ook als vader het gebed aan
zijn huiselijke tafel afschaffen.
En zoo ook, als er op een bevolking van 6'/4
millioen personen zeg een kwart millioen zijD,
die zulk een publieke bededag ergeren zou, dan
moeten de overige 6 millioen zich hierin naar
de ongeloovigen schikken.
Sterker neg.
Dan heeft de Overheid niet te vragen wat
God wil, maar heeft ze de bestrijders van
het gebed le gehoorzamen.
Doeh dan moet ook uit de Troonrede de bede
om Gods zegen weg. Immers de Troonrede richt
zich ook tot de vertegenwoordiging van heel
het volk.
Hoe armelijk en hoe erbarmerlijk toch!
En dat in tijden van zoo hoogen ernst, als
we thans doorworstelen.
De Kerken moeten het dan maar doen, zegt
men.
Alsof dit 't zelfde is. Alsof dit één biddag
voor heel 't volk geeft. En alsof er dan stilstand
van zaken op een werkdag kan zijn, wat toeh
by een bededag onmisbaar is
Een bededag moet op een dag in de week
onder Sabbathruste gehouden worden. En dit
juist kan niet anders dan vau de Overheid uit
gaan.
Beknopt overzicht van den toestand.
Wil' men de meening van een Belgisch
officier omtrent de positie der verbonde
nen, hun plannen en verwachtingen?
Welnu dan, een Belgisch stafofficier te
Havre schreief aan een hooggeplaatsten
Belg o.m. de volgende woorden
„Trek u in het neutrale land niet aan
van do berichten van de Duitschers. Ik
zal' u zeggen, dat tengevolge van den
enormen aanvoer van Engelsche reserve
troepen men er op voorbereid zijln kan,
dat in het laatst van December of begin
Januari een krachtig offensief dier bond-
genooten te verwachten is en hier de
overtuiging (dat is dan het goede begin,
wat de halve winst uitmaakt) heeft post
gevat, dat het op dat tijdstip zal gelukken
om de Duitschers terug te werpen, al
zal het ons tengevolge van de grens onzer
reserve-troepen nooit gelukken hen verder
te brengen dan de linie van de Maas,
die door de Duitschers énorm moet zij'n
versterkt."
Deze de Belgen geruststellende, doch
overigens niet aan overmaat van voorzich
tigheid laboreerende woorden geven wel
uitdrukking van wat er leeft en werkt
onder de verbondenen.
Ook de legerorder van 17 December
door een Duitscher op een gesneuvelden
officier gevonden verraadt dien toon.
gen. Of het smaakte moeten we niet zeg
gen. Trouwens het was drie dagen geleden
dat we warme koffie .hadden gedronken.
Een heer nam dus mijne beide zusters
mede, waarvan er nog altijd eene bij hem
is, én welke hij wil houden tot de oorlog
geëindigd is. Mijne beide andere broers
werden door 'een anderen heer medegeno
men. Moeder en Mr. Clement werden door
een anderen heer opgenomen. De dochters
der buren werden door goedhartige men-
schen onder dak gebracht. Ten laatste
■schoten de mannen en ik over. Ook wij
werden thans geherbergd ©n hoewel ws
op stroo sliepen hebben We dien nacht
toch goed gerust. Overigens, wie waren
reeds blijde onze vermoeide ledematen
te kunnen uitstrekken. Des morgens wa
ren 'we om zeven uur wakker, we ver-
frischten ons en konden onze bestofte
kleèren uitborstelen om daarna in het
Comiteit te gaan ©ten.
Zoo vergingen veertien dagen dat ik bij
eene juffr. met mijnen jongsten broêr
bleef, Emma verblijft nog bij denaelfden
heer. Joseph met vader en de buren ver
toeven te Nisse bij den heer G. Moeder
is door een heer opgenomen en vertoeft
er <H|U nog. .Joseph is teruggekeerd naar
Goes bijl ©en heer, nu ben ik zijne plaats
te Nisse gaan vervangen en ben met veel
vriendelijkheid en goedheid ontvangen en
bevind mij zeer goed, nochtans verlang ik
zeer naar Borgerhout want, al' hoewel ik
mij hier goed bevind, vind ik toch dat
het spreekwoord gelijk heeft:
Oost, West, thuis best.
WILLY PITTOORS,
Borgerhout.
1