ILFT. boomen, ID ire» le tap, mid M. Woensdag 23 December 1914 29e Jaargang VAARS, toebës No. 72 ^rijzen s, schrijving raars, ide Knecht sknecht ersknechf sknecht, flEID ikte Meid De God van Nederland. Feu iH et on. De Groote Oorlog. Bburg. jend paard (paarden. De vlüGht uit Antwerpen - op Gods genade. P irkt K 154 te vast. aard bij de hof- VAN NiEUWEN- n perceel, in vóór of op 28 intore van den te Kruiningen. en bij den eige- Notatis. P: )OBBELAAR, te IP: 12 en 8 maanden jeweren,', ïvvepolder. P: aar oud. Adres Souburg. i. s. te koop bij iddelburg EI BLOK, Veersche- of Maart hoefbeslag, bij S. lid. Aan hetzelfde OLSN te koop. a.s een )BSE, Zoutelande. )OP JAN POPPE Kz. gevraagd Smid, Kamperland. Mei E KOEIJER, Land- ei a s. 5BOORD, Kloetinge. Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LAN E VORSTSTRAAT 210. Bureau te Middelburg: FIRMA F. P. DHUiJ - L. BURG. Drukkers: Oosterbaan Le Cointre Goes. De Zeeuw VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. post Losse nummers Zij, die zich met ingang van 1 Januari e. k. op „De Zeeuw" abon- neeren, ontvangen de tot dien datum verschijnende nummers gratis. Geen uitdrukking is in den loop der jaren derwijs bestredengelijk deze; en toch is schier geen enkele zoo gemakkelijk te verdedigen. Wie de vader van deze uitdrukking is, ligt in het duister. Toch klinkt zij evenmin vreemd in de ooren van ons Nederlandsche volk als the anderede God van Israël. Geen buitenlander zal zich alzoo uit spreken. De „God van Duitsohland", de „God van Rusland", de „God van En geland", het is noodt gehoord. Maar dat is dan ook te begrijpen. Geen land ter wereld toch heeft een geschiede nis gelijk bet onze. „God in de geschie denis" is d© geijkte uitdrukking waar mede wij der vaderen dankbaarheid voor zoo velerlei uitreddingen van Godswege vertolken. Op de Nederlandsche gedenk penningen, na de overwinning der „On overwinnelijke" vloot., zijn ontredderde Spaansche schepen afgebeeld met helt randschrift „Gods adem heeft ye ver nield". Een niet-Chris lelijk vorst sprak na een belangrijke uitredding van Ne derlands dapperen: „Dit is Gods vin ger". In kerken, scholen en academiën werd in die dagen gezongen vair „Gods rech terhand", die redding bracht. De Geuzen trokken met psalmen „tot Gods eer" ten strijde. Onze Willem van Oranje riep bij zijn sterven „Gods ontferming" over dit volk in. Maurits viel na de overwinning bij Nieuwpoort voor het front zijnen- troe pen op de knieën en dankte „God" voor zijn uitredding. Fierierik Hendrik prees voor 's Hertogenbosch openlijk „Gods werk" in de verrassing van Wezel. Na den vrede van Munster lieten onze va- delen munten slaan ter herinnering; aan „Godës bijstand". De Naam Gods en de naam Nederland zijn in onzle landsge schiedenis schier op iedere bladzijde in eengeweven, zoo zelfs dat nog in 1813, het jaar dat de periode van „Gods dienstig" verval als inluidde, gesproken werd van het drievoudig snoer: God, Ne derland en Oranje. Doch, nog eens, wie het eerst die uit drukking „de God van Nederland" in zwang bracht, heeft niemand nog kunnen uitvinden. Wel weet men dat Van Al phen ze bezigde in zijn bekende woor den Daar liigt de hoop van Staat, wie stuit [nu Spanje's woeden? De handen hangen slap, de held wordt [bleek van schrik; 4) (Slot), Rond 6 uur gingen wij dus op weg. Het was geen mooi weêr dien morgen, er hing nog een zwaar nevelgordijn over het landschap, langzamerhand trok de mist op, de zon zond hare Verkwikkende stra len op de in den dauw badende gras- pijtjesde madeliefjes openden hunne kelken en lieten de bijtjes den heerlijken honig uit hunne ontsloten kelkjes halen. Alles in de natuur ontwaakte, de vogeltjes lieten hunne schoone liederen hooren, de konijnen kwamen uit hunne pijpein' en zochten het geurige gras op, alles in de natuur scheen te herleven. Wij stapten snel voort te midden van dat natuur- ontwaken. In plaats van ons naar Capel- len te begeven, sloegen we de richting van Putte in. Na den slaap hadden wij ook nieuwen moed gekregen. Langs den weg naar de grens was het nog niet erg druk- Slechts hier en daar ston den tien, twintig, soms meer stuks vee, van insgelijks gevluohtte buitenlieden. Rond 8 uur waren er |ni©t teenig© mensdhen meer, maai*, evenals voorheen, een stroom van volk, rijtuigen van alle soort en vee der uitgewekene boeren. Onderwege mid den in het gedrang ontmoetten wijl den Eerw. Heer Perremans, -©en Roomsche priester welke jnsgelijks Antwerpen ver laten 'had. Deze vertelde ons dat zijne collega's nog achter waren en in een rijtuig zouden aankomen. Hij vroeg ons of we wachten wilden maar daarvan wilden „Wie leeft er die na hem ons Neerland [zal behoeden"? Zoo sprak het Neêrlandsoh volk, maar [Neêrlands God zei: „Ik!" Van Al'phen was een innig vroom man, doch dat hij de vader van deze stoute uitdrukking zou zijn, is moeilijk aan to nemen. Hij moet haar hebben gekend als Jfleeds bestaande. Nu heeft een liberaal, groot geworden bij een neutraal openbaar onderwijs dat God uit de vaderlandsche geschiedenis genomen heeft, met deze uitdrukking niet veel op. Hij scheldt haar „weerzinwek kend", zoekt er een verplaatsing van de Godheid „in de galerij der godheden" in, noemt het gebruik van deze uitdruk king, ofschoon toch ook bij liberale dich ters niet Vreemd, een „schismatiek op treden", de uitdrukking zelve een „frase", een „ongepaste frase", strijdig met den eerbied voor „het 'Opperwez-dn" Nu hechten wij aan dergelijke uitspraken niet veel waarde, zij 'rieken ons te zeer naar bierkan-theologie. Toch is 'tniet kwaad er een enkele maal even bij stil te staan; om zo in hunne ledigheid te kijk te stellen. Door dergelijke frasen wordt de kracht van dit in zijn juistheid zoo teekenend woord niet te niet gedaan. Er zijn nu eenmaal van die gevleugelde uitdrukkingen welke een volk als in ba rensnood heeft voortgebracht, en die, onder lijden en strijden .géboren, aan bet na geslacht zijn overgegeven, om er een ge trouw en dankbaar gebruik van te ma ken. En tot deze uitdrukkingen behoort „de God van Nederland". Daar spreekt zich een innige band der liefde in deze, woorden uit. Zij teekenen ons volk, meer nog onze vaderen, die leefden dicht bij God, geloofden in God. liepen in den nood tot Ggd, ervoeren uitreddingen dooï God uit al hunne nooden en Hem daar voor dankten. „De God van Nederland!" De uitdrukking mag in de ooren van oppervlakkige beden de vraag wekken of wij dan gelooven dat er een afzonder lijke God voor ons land bestaat, wie die per denkt zal terstond verstaan dat hier mede, gelijk 'dr. Pierson reeds in 1890 herinnerde, op God wordt toegepast, wat Ledeganck, de Vlaamsche dichter, zoo treffend van de liefde zijner moeder voor a 1 haar kinderen zegt De kring in 't algemeen had gansch haar [hart ontvangen, En nog dacht iedereen„de voorrang [is aan n\ij". Nederland zoo schreven wij ten vo- rigen ja re, bij de herdenking 'van het geen Neerlands God in 1813 en vroe ger voor Nederland was geweest Ne derland voelt oud-testamentisch. Dat is zijn eigenaardig karakter, en dat gtevë wij niet weten daar de tijd ons daartoe ont brak. Wij gingen dus verder nadat wij door onzen nieuwen vriend onze groeten aan de achtergeblevenen hadden ulaten overbrengen.. Rond 1 uur in den middag sprong het laatste fort, dat door de Duitschers nog niet bemeesterd was en dat bet langst stand hield, namelijk dat van Lillo, da •lucht in. Buiten dit waren alle in 's vij- and's bezit of reeds gesprongen. Nu was de forten cirkel rondom Antwerpen ver woest. Wat we nog zagen alvorens we de [grens bereikten was treurig om aan te zien. De huizen welke in den weg ston den, voor de forten, waren omgehaald, oogsten waren plat gelegd, eeuwenoude eikenboomen omgekapt. Voör we de grens bereikten bleven wie nog eenige minuten rusten. Eindelijk kwamen we om 3 uur in Hollandsch Putte. Zonder papieren te laten zien mochten wij op Nederlandsch grondgebied. Vader was zeer aangedaan toen hij! den Belgischen grond verliet. Ook zegde hij, toen hij de geweren van zoo vele dappere Belgen in een soort van arsenaal zag opgestapeld: „Ziet onze jon gens zijn met de wapens in de hand tot de grens achteruit .gedreven, en hebben zich moeten overgeven." De Nederlandsche soldaten integendeel hadden niet te strij den, daarom hielpen zij de vluchtelingen zooveel 'het hun mogelijk was, ©enigen van hen 'ontvingen brood en melk; anderen kregen een warm dekentje om hunne kleinen in te wikkelen. De meeste sol daten hielpen ook de vluchtelingen hunne bagage dragen. Wanneer we dan aan een dezer vroegen hoe ver we nog van Bergen-op-Zoom verwijderd waren, ant het niet prijs, vooral niet in deze dagen van herinnering. Laten wij het ook nu bewaren, nu Nederland, door ooriogyce- ï'onde mogendheden geheel ingesloten, zoowel in Europa als in Azië, bij den God van Nederland schuilplaats zoekt, om, kan het zijn, behoed te blijven tegen het krijgsgevaar. Kunt gij u, zoo schreef dr. Pierson in 1900, een dichter als Da Costa voor stellen in Duitschland en Engeland? Is daar ook maar één die van verre op hein gelijkt? De Israëliet in hart en nie ren, en die daarom juist ook Christen was, eerst in verwachting, later in wer kelijkheid, kon alleen op Nederlandscihejn bodem tieren en bloeien, waar 'hij in het Huis van Oranje zijn stamhuis van David, en in den God van Nederland den God van Israël terugvond, en waar de ven lossing uit de slavernij in Egypte haar wedergade had in die van 'Spanje. Dat karakter heeft Nederland groot ge maakt; dat karakter te verwaai"!oazen heeft het tot den tweeden rang doen af dalen; de openbaring van dat karakter met weerzirïHe bejegenen, nog wel met een beroep op „Jahve" en Zijne onver anderlijkheid, gelijk het tweederangs-libe- ralisme in onze omgeving doet, zal het drijven naar het oordeel der verharding, en daarmee naar het eindgericht, waar in de God van Nederland over de zonde van Neêrlands volk recht zal doen. Immers ook hierin is Israël Nederland ten voorbeeld. Officieel© biddag! Dr. Brummelkamp heeft in de Tweede Kamerzitting van j.l. Donderdag gevraagd „of de Regeering niet het oogenblik ge komen acht om, onder aanwijzing harer zijds van een bepaalden datum, dat een gewone weekdag zou masten zijn, de na tie uit te noodige n dien dag het geheele land door af te zonderen tot een openbaren bededag; eeii dag waarop van regeeringswege alle pu blieke arbeid, behalve wat niet stil kan staan, wordt stilgezet, en de natie, afgezien van wat de kerken op haar gebied zelfstandig ver richten, uitgenoodigd wordt het aangezicht van God Almachtig te Zoe ken en Hem eerbiedig de belangen van land en volk in deze bijzondere omstan digheden in den gebede voor te dragen". De vraag van dr. Brummelkamp werd gesteund door dr. De Visser (c.-h.) en dr. Nolens (r.-k.); en alle drie legden er den nadruk op dat hierbij geen sprake was van dwang, maar alleen van een uitnoodiging, die derhalve deuitgenoo- digden, die niet verkozen mee te doen tot niets binden zou. Men zou zeggen, wat is hier tegen. De overheid, regecrende bij de gratie Gods, heeft het recht om die uitnoodiging to doen, en „den plicht om de natie openlijk te wijzen op Hem van wien alle gezag afdaalt". woordde deze om ons moed te geven: „Nog een goed half uur." Na een half uur gaans vroegen we weer eens naar de verwachte stad. „Nog een kwartier, was het antwoord dan. Nog wel vijf, zes maal naar de verwachte stad gevraagd te heb ben vernamen we eindelijk de waarheid, op dit oogenblik waren we nog wel vijf uren van de stad. Na nog twee uren gaans kwamen we te Iloogerheide.' Hier kwam een sergeant van het leger tot ons, en bood ons met veel' beleefdheid een wagen aan om ons naar Bergen-op- Zoom te brengén. Hij gelastte de dichtst bijzijnde soldaten onze pakken op den wagen te brengen ©n daarna ons er zelf op te helpen. Dat de Nederlanders zooveel goed aan hunne taalgenoten zouden be wezen Ihebben, was nooit in ons gedachte gekomen. Onderwege haakte de geleider van ons rijtuig eerste klas een veronge lukte auto aan van ©en gevluchten Ant- werpschen bandelaar Mr. De Meyer. De ze was per auto gevlucht en lag in „panne" met een stukken motor. j Te Bergen-op-Zoom gekomen gaven wij den voerman ©en© fooi en gingen naar de statie vernemen of ér geene Belgische Consul in de stad was. De uitslag was: Hij vertoeft te Vlissingen. Wat nu aange vangen? Vader wilde daarom nog dien- zelfden .avond weg. Dit plan werd goed gekeurd door 4 mannen. Alleien Mr. Cle ment gaf ier niet in toe. Eindelijk na lang wikken en wegen gaf hij zich gewonnen en 'zag er van af dien avond nog in Bergen-op-Zoom te blijven. Een vriende lijke korporaal baande een doortocht door de menigte en zegde ons van hem te volgen. Alzoo kwamen wij door dien De president der Anjerikaansche Re publiek gaf reeds op 4 Aug. j.l. het voor beeld. Jaarlijks gaat al sinds menschenheu- genis van den president der Vereenigda Staten een dergelijke uitnoodiging uit. In ons eigen land schreef de over heid herhaaldelijk een vasten uit. In deelen van Zeeland en Overijseft wordt nog steeds jaarlijks een biddag ge houden. Meerdere Oranjes hebben in gewichtige oogenblikken openlijk den Naam des Hee- ren aangeroepen. Wat kon er derhalve tegen zijn? De minister (Cort v. d. Linden) wees niettemin de vraag terug, eenmaal en andermaal. Wijl „andermaal" in den regel duide lijker is dan „de eerste maal" schrijven wij het antwoord van Zijne Excellentie over uit de (officieele) „Handelingen" de® Kamer. De minister zeide: „Ik heb alleen gezegd dat, wanneet van overheidswege het initiatief zou wor den genomen, hetzij in den vorm van een verzoek, hetzij op andere wijze, om tot een dergelijken biddag te komen, dit bij vele nienschen in den lande aanstoot zou geven". Waaraan hij, blijkbaar eenigszins ge raakt, de opmerking toevoegde „En nu meen ik, dat een biddag te heilig is dan dat men dien moet maken tot een voorwerp van discussie". Een opmerking waardoor de afwijzing niet behoorlijk is gemotiveerd. Waar dan bij komt dat het bezwaar"- bezwaar nog minder gewicht in de schaal werpt. Hoe kan nu toch bij een redelijk mensch een uitnoodiging bezwaar ontmoetenEén uitnoodiging waaraan mem niet wenscht te voldoen legt men immers kalmpjes naast zich. 'Dat zoo iemand aan een dwangbevel aanstoot neemt, begrijpt men, maar 'hoe ter wo reld kan hij zich ergeren aan een uit noodiging I Mag de leider eener vergadering die tot de vergadering zegt: laat ons bid den, die uitnoodiging intrekken omdat een lid der vergadering daaraan aanstoot noemt? Moet een vader het gebed in het gezin nalaten omdat oen kind liever niet med bidt Iloe kan dan de vaderlijke overheid, wetende, gelijk de minister zelve zeg|t, dat dit in Nederland het geval is, name lijk „dat een groote meerderheid van heft volk zich bij een biddag zou kunnen neerleggen of dien zelfs wenschetti", zelfs een „uitnoodiging" tot gebed achterwege! laten Helaas, het is de oude. geschiedenis. Ook deze minister is een kind van zijn tijd, die den invloed ondergaat van het milieu waarin hij van jongs af is ge plaatst geweest, iets wat hij met schier al wat liberaal denkt gemeen heeft; ook hij voelt, waar het de geestelijke bejan- gen der natie betreft, meer voor neutraal zwijgen, niets doen of uit den weg gaan voor het ongeloof, ook al vormt dit slechts een kleine minderheid1), dan voor open stroom en kwamen aldus eerder op hot perron dan wij' wel dachten. Na een half uur wachten kwam de trein aangestoomd en ofschoon we de eerste stonden, waren we toch bijna de laatste in don trein. Daar onze kruik melk uitgeraakt was, hadden wij ze op het perron aan ©ene kraan der leiding met water gevuld. Thans vroeg iedereen in den trein naar water; en wijl op onze beurt waren blij onze land- genooten te kunnen helpen. Gedurende een tocht niet den trein van 2 uur werd onze kit igansch leeggedronken door de ver moeide vluchtelingen. In Goes hield de trein stil. Wij stapten uit. Zoo haast vader de pakken buiten haalde schoten er tien, twaalf helpers en padvinders toe en droe gen onze bagage weg. Aan dezen trein hoor de ik een heer op Emma wijzend tot vader zeggen: „Dit dochtertje zou mij wel1 pas sen." Diezelfde beer vroeg vader in de gelagzaal der statie, de toelating om mijne beide zusjes dien nacht bij zich te hou den. Vader stemde natuurlijk toe. Wanneer wij het station verlieten stond ©ene groote menigte volk ons aftewachten. Eenigen ervan hoorden wij! zeggen„Arm© vluchte lingen, zoover van huis en zonder onder dak of voedsel". Andere kwamen naar ons toe en droegen onze pakken. Zelfs nam eene gedienstige jongejuffrouw moeders kindje over met' de woorden: „Maar arm© vrouw, gij zijt zoo vermoeid dat gij' nau welijks kunt staan en toch draagt ge uwen •kleinen nog, kom ik zal hem een weinig dragen." Ten slotte werd onze bagage door meer dan vijftig personen gedragen. Aan het Comiteit werden de pakken bij eengezet. Men zette ons eten voor ten alzoo konden wij ons naar hartelust verzadi ƒ1.25 0.05 Prijs der Advertentiën 15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels ƒ1. iedere regel meer 10 ct. lijk partij kiezen, als overheid, voor da eere Gods. Dat is dan ook de reden, dat wij, hoe dankbaar wij overigens zijn voor een bestuur dat zooveel mogelijk met onze beginselen rekent, alleen tevreden kunnen zijn met een overheid die in allee meer met Gods eer en de Cirrisj'tjeilijk© beginselen rekent, dan „met den wensoli van de meerderheid der natie". Terecht schrijft „De Standaard": Als derhalve een rader er onder zijn kinde ren een enkele heeft, die van geen bidden wil weten, moet hij ook als vader het gebed aan zijn huiselijke tafel afschaffen. En zoo ook, als er op een bevolking van 6'/4 millioen personen zeg een kwart millioen zijD, die zulk een publieke bededag ergeren zou, dan moeten de overige 6 millioen zich hierin naar de ongeloovigen schikken. Sterker neg. Dan heeft de Overheid niet te vragen wat God wil, maar heeft ze de bestrijders van het gebed le gehoorzamen. Doeh dan moet ook uit de Troonrede de bede om Gods zegen weg. Immers de Troonrede richt zich ook tot de vertegenwoordiging van heel het volk. Hoe armelijk en hoe erbarmerlijk toch! En dat in tijden van zoo hoogen ernst, als we thans doorworstelen. De Kerken moeten het dan maar doen, zegt men. Alsof dit 't zelfde is. Alsof dit één biddag voor heel 't volk geeft. En alsof er dan stilstand van zaken op een werkdag kan zijn, wat toeh by een bededag onmisbaar is Een bededag moet op een dag in de week onder Sabbathruste gehouden worden. En dit juist kan niet anders dan vau de Overheid uit gaan. Beknopt overzicht van den toestand. Wil' men de meening van een Belgisch officier omtrent de positie der verbonde nen, hun plannen en verwachtingen? Welnu dan, een Belgisch stafofficier te Havre schreief aan een hooggeplaatsten Belg o.m. de volgende woorden „Trek u in het neutrale land niet aan van do berichten van de Duitschers. Ik zal' u zeggen, dat tengevolge van den enormen aanvoer van Engelsche reserve troepen men er op voorbereid zijln kan, dat in het laatst van December of begin Januari een krachtig offensief dier bond- genooten te verwachten is en hier de overtuiging (dat is dan het goede begin, wat de halve winst uitmaakt) heeft post gevat, dat het op dat tijdstip zal gelukken om de Duitschers terug te werpen, al zal het ons tengevolge van de grens onzer reserve-troepen nooit gelukken hen verder te brengen dan de linie van de Maas, die door de Duitschers énorm moet zij'n versterkt." Deze de Belgen geruststellende, doch overigens niet aan overmaat van voorzich tigheid laboreerende woorden geven wel uitdrukking van wat er leeft en werkt onder de verbondenen. Ook de legerorder van 17 December door een Duitscher op een gesneuvelden officier gevonden verraadt dien toon. gen. Of het smaakte moeten we niet zeg gen. Trouwens het was drie dagen geleden dat we warme koffie .hadden gedronken. Een heer nam dus mijne beide zusters mede, waarvan er nog altijd eene bij hem is, én welke hij wil houden tot de oorlog geëindigd is. Mijne beide andere broers werden door 'een anderen heer medegeno men. Moeder en Mr. Clement werden door een anderen heer opgenomen. De dochters der buren werden door goedhartige men- schen onder dak gebracht. Ten laatste ■schoten de mannen en ik over. Ook wij werden thans geherbergd ©n hoewel ws op stroo sliepen hebben We dien nacht toch goed gerust. Overigens, wie waren reeds blijde onze vermoeide ledematen te kunnen uitstrekken. Des morgens wa ren 'we om zeven uur wakker, we ver- frischten ons en konden onze bestofte kleèren uitborstelen om daarna in het Comiteit te gaan ©ten. Zoo vergingen veertien dagen dat ik bij eene juffr. met mijnen jongsten broêr bleef, Emma verblijft nog bij denaelfden heer. Joseph met vader en de buren ver toeven te Nisse bij den heer G. Moeder is door een heer opgenomen en vertoeft er <H|U nog. .Joseph is teruggekeerd naar Goes bijl ©en heer, nu ben ik zijne plaats te Nisse gaan vervangen en ben met veel vriendelijkheid en goedheid ontvangen en bevind mij zeer goed, nochtans verlang ik zeer naar Borgerhout want, al' hoewel ik mij hier goed bevind, vind ik toch dat het spreekwoord gelijk heeft: Oost, West, thuis best. WILLY PITTOORS, Borgerhout. 1

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 1