Dinsdag 15 December 1914 39e Jaargang No. 05 Uit de Pers. Da Groote Oorlog. De Zeeuw VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. postf 1.25 Losse nummers„0.05 Prijs der Advertentiën 15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels ƒ1. iedere regel meer 10 ct. rmwi—ii— pwiMim n mm—n Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LAN ÜE VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: FIRMA F. P. DHUIJ - L. BURG. Drukkers: Oosterbaan Le Cointre Goes. Zij, die zich met ingang van Januari e. k. op „De Zeeuw" abon- neeren, ontvangen de tot dien datum verschijnende nummers gratis. Niet mak. „De Standaard" driestart: Het bleek wel te zijn, zooals we het vooraf schetsten: de Minister van Finan ciën boog; den stoeren kop niet naar om laag. Mak was hij ook ditmaal niet. Fn hij1 kon te eer den stoeren kop om hoog slaan, daar hij, eer het debat be gon, het hoofdprobleem reeds gewonnen had. Geen leening, maar heffing! had men ,Van Socialistischen kant geroepen, jammer genoeg met Dr. Bos aan 't hoofd,' en toch, eer het debat begon, stond reeds v'ast, dat het blijven zou zooals de Regeering' het had voorgesteld: Leening, en heffing niet. Nu zij toegegeven, dat de Minister in vrij gemakkelijke positie den aanval kon afwachten. Schier heel Europa tocih had voor hetzelfde probleem gestaan, en in niet één enkel land had men Heffing voor Leening verkozen. Dat in zulk een critiek oogenblik Leening het vanzelf aan gewezen redmiddel was, bleek uit dit feit 'zoo klaar, dat er voor geen nederlaag! behoefde gevreesd te worden. Veel durft partijpolitiek, vooral in ons land, soms aan. Maar op dit oogenblik spreken de tijden dan toch van te hoo- gen ernst, om .een politiek koorddansers- spel te gaan vertoonen. En wat ook een enkel partijhoofd of politiek doordrijver macht aandurven, een meerderheid yindt zulk een hazardspel, in tijden met het oorlogsgevaar voor de deur, nooit. Daar moge men een kort oogenblik zich voor laten ophitsen, maar als het tenslotte op stemmen aankomt, is toch bet tikkertje van binnen er ookl nog'. Geen verantwoordelijk Staatsman durft zoo iets aan. Doch al geven we toe, dat de Minis ter daarom vrij zeker van de uitkomst Was, erkend moet toch, dat zijn verweer kostelijk in elkaar zat. Dat het volledig zijn voorstel dekte, en dat hij, wel verre van om steun te bedelen, fier het ongezonde karakter van het in „agitatie", verloopen verzet op de 'kaak stelde, en in geheel zijn rede glinsteren deed een wetenschap pelijke superioriteit, gepaard aan kloeke staatsmanskunst. De triomf dien hij behaalde, was dan ook ten volle verdiend. En we durven dan ook bijna wel voor zeker aannemen, dat, zoo er ooit van ach teren spijt is gevoeld over gewaagde po sitie, het knagen van die spijt door wie ditmaal als opponenten op den voor grond traden 't pijnlijkst zal worden ge voeld. Zelfs hun aftocht viel zoo kwalijk te dekken. Gods Woord het ééirst. Omtrent gen. Beijers, hoogstwaarschijn lijk in de Vaal verdronken, nemen we uit een hoek, dat kort na den oorlog verscheen, het volgende o,ver: i ,jüe wijze waarop generaal Beyers zich gedroeg in zijn dagelijksoh werk', het uitwerken zijner pLannen, zijn om- gang met officieren en burgers, gaf hem een bijna onbeperkten invloed over hen, en verwierf hem de achting en het vertrouwen der burgers. Hij maakte liet een regel geen officier of burger ove!r eenige zaak te spreken vóór het ontbijt, omdat er ook geen noodzaak Voor was. Was zijn gemak of zijn ontbijt hem dan I meer waard dan de belangen zijner kommando's'? Neen, juist omdat deze hem van zooveel meer belang waren, en hij gevoelde, dat hij er nooit te ge schikt voor kon zijn, wijdde hij Bet eerste nur na zijn ontwaken aan het onderzoek van Gods Woord. Om stilte te hebben, begaf hij zich eiken mor gen voor dat uur naar een algezonderde plaats weg van het leger onder een of anderen boom. Als hij vandaar terug kwam, werd de fluit geblazen en een korte morgendienst gehouden; dan kwam het ontbijt en daarna waren of ficieren en burgers welkom hij hem". Waarlijk: het yolk verarmt, dat zulke mannen verliest! (Friesoh Dagbl.) (Het vloeken. In 'zijn Studiën en Schetsen schrijft prof. Fabius Tegen het misbruiken van Gods heili gen naam wordt soms verzet geboden °P zwakken, eenigszins bedenkelijk an grond. Het heet dan, dat vloeken moet worden nagelaten, wijl het stuitend is voor wie 'sHeeren naam heilig achten, en hij1 het misbruiken van dien naam tegenwoordig zijïi Zoo werd het eene zaak van een ont zien van elkaêrs gevoelens, van naasten liefde, van 'beleefdheid, van fatsoen. En straks kwam wellicht een airder, die verklaarde zich juist gehinderd te voelen door 'het noemen van God's naam op eerbiedige wijze. Ook is het immers eene deugd veel te kunnen verdragen. Neen, heel anders heeft men de kwestie te stellen. Des Heeren naam mag nimmer wor den misbruikt; dit te doen is altijd groote zonde. Die zonde mag de Overheid niet dul den op het openbare erf, noch in hare instellingen. In het private leven mengt zij' zich ook te dezen aanzien niet. Maar wèl is ieder particulier gehouden, waar ook dat kwaad zich voordoet, mede ter ontlasting van eigen conciëntie, daar tegen te getuigen. Niet wijl het hem hindert. Dat beteekent in zekeren zin niemen dal. Veeleer, wijl -dit kwaad den vloeker zelve hindert, dien bezwaart. Bovenal wijl het 'zonde is tegen God. Beknopt overzicht van den toestand. Van half November af is de positie aan de Yser Voor de Duitschers door de inundatie zoo goed als onhoudbaar geworden. Zij wisten nog enkele stellin gen ten Westen van deze rivier te hand haven, doch blijkens een Fransch com muniqué zijn deae laatste stellingen thans verlaten moeten worden en bezet gewor den door de troepen der geallieerden. Zonder de bevestiging van Duitscihe zijde, mogen we aannemen, dat het aan den linkeroever van de Yser te „heelt" werd, of beter „te nat". •Hiermede is dus feitelijk afstand ge daan van het plan, dat nu bijna twee maanden lang tot zoo ontzettende worste lingen heeft geleid. Het effect van de Duitsche troepen verplaatsingen (naar Ypeiren heeft zich, voor de Duitschers nog niet geopenbaard in een door hen behaald noemenswaard voordeel, tenzij men aan het bericht uit Genève aan de „Lokal-Anzeiger" waar- do hecht. Het meldt n.l,, dat de Duitsche troepen bij Yperen door het front der verbondenen zouden zijn heengebroken. Doch is dit niet ietwat overdreven'? iVexder wordt hard gestreden bij St. Michiel. De Franschen zetten alles op haren en snaren, om dé kansen fe doen keeren. Men weet, dat de Duitschers daar in dertijd goede posities veroverden. Welnu, de Franschen zijn bezig te trachten die in handen te krijgen. En het geluk schijnt hen te dienen. De Duitschers hebben de handen vol en moeten telkens aanvallen afslaan, wat gewoonlijk een ongunstig toeken is voor hen, die moeten „afslaan". (Voor het overige verwijzen we naar de elders voorkomende losse berichten. In het Oosten gaat alles z'n „gewo nen gang". Of- en defensief wisselen el kaar gedurig af. En tot een ingrijpende verandering kwam het nog niet. Het offensief van de Duitschers en Oos tenrijkers in Russisch Rolen duurt voort, zonder dat het tot etenig succes nog ge leid heeft. Van hun kant zetten de Rus sen het offensief voort op hun uitersten rechtervleugel bij Prasnysoh; zij schijnen daar het hun toegebrachte échec, door de bezetting van Prasnysch, weer her steld te hebben en den vijand terug te dringen. Een gevolg mogelijk van de om standigheid, dat de Duitsche legerautori- teiteu aan hun linkervleugel troepen heb ben moeten onttrekken om ze bij den strijd in het centrum te gebruiken. Ten Zuiden van Kïakau schijnen de Oosten rijkers eenig© voordeden behaald te heb ben. Van Haaien tot den Yser. De oorlogscorrespondent van „De Tijd" hoorde een boeiend verhaal over de ont zaglijk bloedige gevechten, welke tus- schen Haelen en de Yser geleverd werden. Het verhaal is uit den mond van een Belgisch soldaat, die al deze gevechten; meemaakte. Wij 'Ontkenen er het een en ander aan: Het ergste was wel bet bloedbad bij Duffel. De Belgische genie had in den nacht weer een brug over de Nethe geslagen en daar trokken we den volgenden dag met een groote troepenmacht, die bijna uit helt geheele Belgische leger bestond over. We waren door een ondervonden tegen slag woest en dol-overmoedig geworden, en toen we hoorden, dat we weer op de gevallen forten a,an moesten, gingen we met luid gejuich vooruit. We hebben ge schoten tot al onze munitie op was, en toen zijn we met gevelde bajonetten voor uit gestormd. Onze dappere luitenant, Van (ter Haeghen dr moedige ketel trok zijn sabel, sprong naai' een loop graaf en met zijn wapen de lucht door klievend, donderde hij ons toe: „Allez! Allez! En avant! En avant!" Nauw ech ter had hij zijn woorden geuit, of hij viel, in ieder been door een kogel getrof fen. Ik kon den man niet hulpeloos la- teu liggen, voor wien ik steeds zooi'n bewondering gekoesterd had en ondanks de gevaren hen ik tot hem gegaan, heb hem opgenomen en hem op mijn rug drie kwartier ver ,weggedragen naar een ambulance in Duffel. Hij is er mij zeer dankbaar voor, want later heb ik twee roerende brieven van hem ontvangen, één uit Calais en één uit Folkstone. Ik kan nog wennen, als ik eraan denk, hoe hij huilde, dat hij van zijn compagnie weg moest. Intusschen, nadat mijn luitenant getrof fen is, springt een luitenant van de mi trailleuses naar voren en roept: „Ik neem het commando van troisdeux op me". Hij had deze woorden echter ook amper ge uit, of hij werd giedood. De commandant van de mitrailleuses sprak toen dezelfde woorden en ook hij sneuvelde. De lui tenant van het 3e bat., 3e comp., nam het commando van beide korpsen op zich en hij viel eveneens. Zoo waren er in de twee compagnieën geen officieren meer en 'de jongens waren ten slotte verplicht, achteruit te trekken. Toen we het bosch waren doorgetrokken, kwamen we op een tomatenveld, en wie daar een voet op zette, werd door verdekt opgesteld mi- trailleusevuur getjood. Achter ons echter loeide de hel nog Oehrikkelijker en zoo moesten we ,wel over dit veld des doods trekken, waar honderden en honderden van mijn kameraden gevallen zijn. Wie het niet gezien heeft, zal zich nooit een denkbeeld kunnen vormen van den gru- welijken aanblik van dat door bloed ge kleurde tomatenveld. Alles is toen in wanorde gaan vluchten en ik kwam met een groep kameraden, zonder officieren natuurlijk, in Comtich aan. In' geen 3 dagen ihadden we ge geten en we namen, wat we krijgen konden- Omtrent de eerste gevechten aan de Yser vertelde tde soldaat Van Ostende trokken we naar Stal- hille. Drie dagen hebben we daar gelegpn en zijn dan naar Middelkerke gegaan, van waar we weer de voorwachten in Igteghen betrokken. Reeds zaten de Duitschers uit Brugge ons op de hielen, ook stroomen vluchtelingen kwamen uit die streek naar ons toe. Aan de Yser stelden we ons in slagorde 'hij' het dorp Pervise. We wa ren er nauwelijks, of de Duitschers be schoten ons reeds. 's Morgens begon de algemeene aanval en in 7 rijen kwamen in ©en onafzien- lijk-breede linie de vijanden in tirailleurs- rij op ons af. We boden echter een voor den vijand verrassend krachtigen tegen stand. Uiterst vinnig was de aanval en ik geloof, dat er nimmer op ©en dag zoo veel granaten werden afgeschoten. Dui zenden soldaten zijn aan weerszijden ge vallen, maar de vijand slaagde er niet in door te breken, 's Nachts om 4 uur wa ren do Duitschers er wel in geslaagd, een •brug over de Yser te slaan, doch toen er ongeveer ©en 800 over waren, kwamen onze mitrailleurs met hunne stukken naar voren en doodden allen, die nog over de brug trachtten t© komen. Daarop werd de brug door opze artillerie stukgescho ten. De 800, die ©r over waren, hebben we den volgenden avond met een bajonet- aanval verrast en 100 man gevangen ge nomen. Alle anderen zijn gedood of ver dronken in de Yser, welke rivier van hun bloed gekleurd was. Den vierden dag sloegen de Duitschers weer ©en ,brug naar de Fransche linies, maar wie er over kwamen hebben een zelfde lot ondergaan. Niettemin waren ook onze verliezen steeds groot en in één dag b.v. moesten 1800 van onze jongens ge kwetst naar Galais. Nadat de Yser geïnun deerd was, kwetste mij een kogel in den arm. Op handen en voeten kruipende werd ik eindelijk door een ambulance op genomen. Tusschsn vriend en vijand. In het Berliner Tageblatt schrijft een officier van gezondheid twee schetsjes. De „N. R. Ct." vertaalde ze: Het was in een Fransch dorp, op een berghelling i;n de Vogezen. Ik had een verbandplaats opgeslagen voor de artille rie. Rondom het dorp stonden de batterij en en schoten in het dal op de stellingen van den vijand. Over de daken vlogen onze granaten met hol huilend gerucht Over de daken terug kwamen de pro jectielen van den vijand, fluitend en lang zaam vallende, langzaam als zochten zij op het laatste oogenblik nog hun doel en ontploften dan met eeit geweldigen knal. Om negen uur werd ik bij een jonge vrouw geroepen, die in barensnood lag. Het huisje stond aan den weg, dicht bij de batterijen, die schoten en beschoten werden. De ruiten trilden, het armoedige vaatwerk in de kast rinkelde, het huis kraakte in al zijn voegen. De geboorte onder het gedonder van het geschut had plaats gevonden. Ik baadde het kind en wikkelde het in. Om mij heen stonden gelukkige vrouwen, de nieuwe grootmoeder weende van. vreugde. Op het lied lag in haar eerste moedergeluk de jonge vrouw. Daar kraakte het met ge weldig gedreun, als viel het huisje bo ven ons in. Verschrikt stoven de vrouwen uit elkaar. De ruiten sprongen. Rinkelend vielen de scherven op den grond. De mu ren kraakten. Aan den weg zag ik een muur omvallen en in eén wolk van dikke stof uiteen vliegen. Door het gebroken venster waaide de geelachtige kalk naar binnen. Ik hield het kind in den arm om het voor stof te beschermen en keek in het dal, waar onze vijanden stonden. Ik hoorde opnieuw een schot daar be neden. In dertig seconden zou de granaat hier zijn. Wat zon nu ten offer vallen? Om de drukkende stilte van de halve minuut te breken, vroeg ik „Waar is de vader?" „Hij is soldaat." „In welk regiment?" „Bij de artillerie." „Waar is hij nu?" De oude Vrouw wees naar buiten in het dak: „Daar heneden". Ik keerde mij af en drukte het kind vaster tegen mij aan. Een andere schets. Sedert weken gaat liet om het dorp Wi. Begin September waren wij er. Daarop kwamen de Franschen binnen. Einde Sep tember werd het hun in stormloop afge nomen. In October namen we het weer. Nu hebben wij ieder de helft. Aan het eene eind liggen de Franschen, aan het andere eind hebben wij ons kwartier. In het midden Van het dorp, in een der beste huizen, woont een ongetrouwde dame, midden in de dertig, niet onknap. Ze is bijna de eenige inwoonster van het half in elkaar geschoten dorp. Toen wij' binnentrokken, nam zij als eenige waardige vertegenwoordigster van het vrouwelijk geslacht ons onder haar hoede. En de vestibule van haar huis diende ons, bij gebrek aan een beter ver trek, als officiers-cantine. Een groote ron de tafel vulde die bijna geheel. Boven de deur waaide de witte vlag met het roo- de kruis. „Ik ben neutraal", zei zij'. Ze was als verpleegster opgeleid en had hier onder de Franschen een kleine ambulance ingericht. Als wij haar vroegen, of zij niet bang was, omdat nieuwe gevechten te wachten waren, wees zij' gewoonlijk op de vlag feu zei: „Ik hen neutraal". Zij had hier reeds bombardementen en straatgevechten meegemaakt. „Waar was u in dien tijd?" Zij liet mij haar stevig gewelfden kelder zien. Er stond een bed en een "tafel, en levensmiddelen lagen er opgestapeld. Nu was ze van 's mor gens vroeg tot 's avonds laat bezig o|m voor ons te zoïrgen. Van onze eerste mor genkoffie tot de laatste bisschop toe, waar mee we te middernacht afscheid pleegden te nemen van de kantine-tafel. Toen wij uit het dorp terugtrokken, wilden wij haar meenemen. „Wij moeten het dorp misschien beschieten", zeiden wij. Zij ging niet mee1. „Ik ben neutraal", zei zij. En wees op haar vlag. D© Franschen trokken binnen en zij zorgde voor hen. Het dorp werd dooi; ons beschoten. Haar huis bleef gespaard. Er werden straatgevechten geleverd. Zij ging niet weg. Nu behoort het dorp voor de helft ons en voor de andere helft aan de Franschen. Zij woont in het midden. Boven haar deur waait stukgeschoten de witte vlag met het roode kruis. Soms in het middaguur, als meest wapenstilstand heersoht, komt in een doek gehuld, een vrouw met een mandje aan de hand naar buiten en draagt het vandaag naar dit en morgen naar het andere einde van het dorp, én alle wa pens zwijgen. Ieder kent haar. Zij is neutraal. Als de oorlog ten einde is, krijgt zij van Frankrijk het Legioen van Eer en van Duitschland het IJzeren Kruis. De dag na de overwinning. Onder dezen titel komt in het „Berl. Tagebl." eene correspondentie voor van A a ge Mandelung, die uit Homonna in de Karpathen gedateerd is van 28 No vember j.l. In den nacht, zoo schrijft Madelungy zijn onze troepen Homonna binnengedron gen en toen de dag aanbrak, was de stad in onze macht. Wij zijn weer hij het lazaret, uitge stapt uit onzen auto. Het is verboden verder dan. tot Barko te rijden. Zelfs graai Sandor Andrassy, die in zijn groote reis koets voorbijrijdt en uit Boedapest ge komen is om zijn kasteel of 't overblijfsel daarvan na een Russische bezetting van 4 dagen weer in 't bezit te nemen, moet bij de gendarmen halt houden, evenals alle andere civilisten, evenals de zigeu ners, die .bibberend van de kou aan den rand van den weg zitten en in de rich ting van Homonna kijken, evenals ook wij. We zijn vroeg weggereden, om onder de eersten te zijn, die de pas veroveirdel stad gaan begroeten. Aarzelend komt de zon op en belicht dit landschap van 'tslagyeld met zijn door bergen bekroond en met granaten doorploegd dal. De {Russen zijn over Szinna terugge slagen. ;Op hunne voetsporen rooken de steden, jammeren vrouwen en meisjes. Uit de puinen van Homonna stijgt ook heden evenals gisteren en eergisteren een dikke walm. De kozakken en Siberische scherpschutters hebben zich gewarmd aan de brandende Hongaarsche woningen en hebben hij het licht van de vlammende panden zich aan den besten wijn te goed gedaan. Bij Barko komen krijgsgevangen Sibe rische schutters met groote grauwe pels mutsen voorbij, sterke kerels, wien men het niet kan aanzien, dat zij een veld tocht achter den rug hebben en van zoo verre komen. Eng opeengehoopt tusschen de rijen van 't escorte schrijden ze met kleine stappen voorwaarts. Iets onbe haaglijks en gebogens is- hun, evenals allen krijgsgevangenen en ontwapenden soldaten pigen. De eene houdt een stuk hiood in de hand en kauwt zooveel mo gelijk (Ongemerkt, alsof het kauwen te gen de -Voorschriften ware. Ik vraag hem waar hij dat brood van daan heeft. „Van ons eigen", antwoordt hij. „Kommiesbrood, zooals het ons gege- v ven wordt". Ik bevoel en beruik het Rus sische brood. Grof brood is het, maar, niet slecht en naar het voorkomen der eters ,te oordeelen moet het ook voed zaam .zijn. Er schijnt een trein over de rails van de spoorweglijn te komen, ik kijk snel achterom, van Homonna weg een meir- waardig en onbéhaaglijk-makend iets schuift over de lijn voorwaarts. Hot is de gepantserde trein! Het is het gepantserde en vuurspuwende dier, de draak van onzen tijd. Rondglurend en buitzoekend glijdt het over de staallij- nen van de spoorbaan verder, langzaam en toch met angstwekkend geweld, drie wagens in het geheel, middenin de lo comotief, alles gesloten, bespijkerd en ge heimzinnig. Ik zie gaten in de pantser huid, luchtgaten, waaruit de verschrik king haar vuur niest, als iemand op zijn weg komt. Vlak voor ons houdt de trein stil en er springen drie mannen uit. Het zijn twee officieren en een machinist. Ik treed salueerend nader bij en Vraag een der officieren: „Hoe kwam het toch kapitein, dat gisteren een uwer officieren gewond werd?" D,e kapitein wij'st met hoofd en oogen naar hoven en ik bemerk een luik in het pantser, als een soort hoed, op den breed gewelfden rug van het voertuig. „Ik had juist even een luchtje ge schept", verklaarde de kapitein, „en had mijn h oofd weer naar binnen gehaald,, ge reed omi het luik te sluiten, toen de lui tenant verzocht ook even naar buiten te mogen kijken. Toen hij met het hoofd naar huiten was, vloog er een kogel recht door den neuswortel en nam hem beide oogen mee D:e kapitein zwijgt en blijft onbewege lijk een oogenblik staan. Dan zegt hij: „Ze hebben speciale re volverkanonnen tegen ons meegebracht waarvan de kogels ternauwernood door het pantser worden tegengehouden. jHet hoofd door het luik te vertoonen is ge riskeerd.... Ik heb de eer.... Voorwaarts!..." En alle drie springen z,e weer in het voertuig. De (gepantserde borst klapt dicht, twee nieuwe rookstralen sluiven uit den buik vah de locomotief te voorschijn en met ingehouden kracht glijdt het gevaarte verder. r i 1 1 Dan rijden wij ook verder op Homonna af. Ik ken dezien weg als ware ik hier als kind naar school gegaan. Onbewust heeft iedere tol van dezen weg1 van Barko tot de populieren naast het tolhuis, waar ik onder de shrapnells en granaten-rich ting stond, zich onuitwisohbaar vastgezet in mijne herinnering.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 1