Dinsdag 15 December 1914
39e Jaargang
No. 05
Uit de Pers.
Da Groote Oorlog.
De Zeeuw
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. postf 1.25
Losse nummers„0.05
Prijs der Advertentiën
15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels ƒ1.
iedere regel meer 10 ct.
rmwi—ii— pwiMim n mm—n
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LAN ÜE VORSTSTRAAT 219.
Bureau te Middelburg:
FIRMA F. P. DHUIJ - L. BURG.
Drukkers:
Oosterbaan Le Cointre Goes.
Zij, die zich met ingang van
Januari e. k. op „De Zeeuw" abon-
neeren, ontvangen de tot dien datum
verschijnende nummers gratis.
Niet mak.
„De Standaard" driestart:
Het bleek wel te zijn, zooals we het
vooraf schetsten: de Minister van Finan
ciën boog; den stoeren kop niet naar om
laag. Mak was hij ook ditmaal niet.
Fn hij1 kon te eer den stoeren kop om
hoog slaan, daar hij, eer het debat be
gon, het hoofdprobleem reeds gewonnen
had.
Geen leening, maar heffing! had men
,Van Socialistischen kant geroepen, jammer
genoeg met Dr. Bos aan 't hoofd,' en toch,
eer het debat begon, stond reeds v'ast,
dat het blijven zou zooals de Regeering'
het had voorgesteld: Leening, en heffing
niet.
Nu zij toegegeven, dat de Minister in
vrij gemakkelijke positie den aanval kon
afwachten. Schier heel Europa tocih had
voor hetzelfde probleem gestaan, en in
niet één enkel land had men Heffing
voor Leening verkozen. Dat in zulk een
critiek oogenblik Leening het vanzelf aan
gewezen redmiddel was, bleek uit dit feit
'zoo klaar, dat er voor geen nederlaag!
behoefde gevreesd te worden.
Veel durft partijpolitiek, vooral in ons
land, soms aan. Maar op dit oogenblik
spreken de tijden dan toch van te hoo-
gen ernst, om .een politiek koorddansers-
spel te gaan vertoonen. En wat ook een
enkel partijhoofd of politiek doordrijver
macht aandurven, een meerderheid yindt
zulk een hazardspel, in tijden met het
oorlogsgevaar voor de deur, nooit.
Daar moge men een kort oogenblik
zich voor laten ophitsen, maar als het
tenslotte op stemmen aankomt, is toch
bet tikkertje van binnen er ookl nog'.
Geen verantwoordelijk Staatsman durft
zoo iets aan.
Doch al geven we toe, dat de Minis
ter daarom vrij zeker van de uitkomst
Was, erkend moet toch, dat zijn verweer
kostelijk in elkaar zat. Dat het volledig zijn
voorstel dekte, en dat hij, wel verre van
om steun te bedelen, fier het ongezonde
karakter van het in „agitatie", verloopen
verzet op de 'kaak stelde, en in geheel
zijn rede glinsteren deed een wetenschap
pelijke superioriteit, gepaard aan kloeke
staatsmanskunst.
De triomf dien hij behaalde, was dan
ook ten volle verdiend.
En we durven dan ook bijna wel voor
zeker aannemen, dat, zoo er ooit van ach
teren spijt is gevoeld over gewaagde po
sitie, het knagen van die spijt door wie
ditmaal als opponenten op den voor
grond traden 't pijnlijkst zal worden ge
voeld.
Zelfs hun aftocht viel zoo kwalijk te
dekken.
Gods Woord het ééirst.
Omtrent gen. Beijers, hoogstwaarschijn
lijk in de Vaal verdronken, nemen we
uit een hoek, dat kort na den oorlog
verscheen, het volgende o,ver:
i
,jüe wijze waarop generaal Beyers
zich gedroeg in zijn dagelijksoh werk',
het uitwerken zijner pLannen, zijn om-
gang met officieren en burgers, gaf hem
een bijna onbeperkten invloed over hen,
en verwierf hem de achting en het
vertrouwen der burgers. Hij maakte liet
een regel geen officier of burger ove!r
eenige zaak te spreken vóór het ontbijt,
omdat er ook geen noodzaak Voor was.
Was zijn gemak of zijn ontbijt hem dan
I meer waard dan de belangen zijner
kommando's'? Neen, juist omdat deze
hem van zooveel meer belang waren,
en hij gevoelde, dat hij er nooit te ge
schikt voor kon zijn, wijdde hij Bet
eerste nur na zijn ontwaken aan het
onderzoek van Gods Woord. Om stilte
te hebben, begaf hij zich eiken mor
gen voor dat uur naar een algezonderde
plaats weg van het leger onder een of
anderen boom. Als hij vandaar terug
kwam, werd de fluit geblazen en een
korte morgendienst gehouden; dan
kwam het ontbijt en daarna waren of
ficieren en burgers welkom hij hem".
Waarlijk: het yolk verarmt, dat zulke
mannen verliest! (Friesoh Dagbl.)
(Het vloeken.
In 'zijn Studiën en Schetsen schrijft prof.
Fabius
Tegen het misbruiken van Gods heili
gen naam wordt soms verzet geboden
°P zwakken, eenigszins bedenkelijk an
grond.
Het heet dan, dat vloeken moet worden
nagelaten, wijl het stuitend is voor wie
'sHeeren naam heilig achten, en hij1 het
misbruiken van dien naam tegenwoordig
zijïi
Zoo werd het eene zaak van een ont
zien van elkaêrs gevoelens, van naasten
liefde, van 'beleefdheid, van fatsoen.
En straks kwam wellicht een airder,
die verklaarde zich juist gehinderd te
voelen door 'het noemen van God's naam
op eerbiedige wijze.
Ook is het immers eene deugd veel
te kunnen verdragen.
Neen, heel anders heeft men de kwestie
te stellen.
Des Heeren naam mag nimmer wor
den misbruikt; dit te doen is altijd groote
zonde.
Die zonde mag de Overheid niet dul
den op het openbare erf, noch in hare
instellingen.
In het private leven mengt zij' zich
ook te dezen aanzien niet.
Maar wèl is ieder particulier gehouden,
waar ook dat kwaad zich voordoet, mede
ter ontlasting van eigen conciëntie, daar
tegen te getuigen.
Niet wijl het hem hindert.
Dat beteekent in zekeren zin niemen
dal.
Veeleer, wijl -dit kwaad den vloeker
zelve hindert, dien bezwaart.
Bovenal wijl het 'zonde is tegen God.
Beknopt overzicht van den toestand.
Van half November af is de positie
aan de Yser Voor de Duitschers door
de inundatie zoo goed als onhoudbaar
geworden. Zij wisten nog enkele stellin
gen ten Westen van deze rivier te hand
haven, doch blijkens een Fransch com
muniqué zijn deae laatste stellingen thans
verlaten moeten worden en bezet gewor
den door de troepen der geallieerden.
Zonder de bevestiging van Duitscihe
zijde, mogen we aannemen, dat het aan
den linkeroever van de Yser te „heelt"
werd, of beter „te nat".
•Hiermede is dus feitelijk afstand ge
daan van het plan, dat nu bijna twee
maanden lang tot zoo ontzettende worste
lingen heeft geleid.
Het effect van de Duitsche troepen
verplaatsingen (naar Ypeiren heeft zich,
voor de Duitschers nog niet geopenbaard
in een door hen behaald noemenswaard
voordeel, tenzij men aan het bericht uit
Genève aan de „Lokal-Anzeiger" waar-
do hecht. Het meldt n.l,, dat de Duitsche
troepen bij Yperen door het front der
verbondenen zouden zijn heengebroken.
Doch is dit niet ietwat overdreven'?
iVexder wordt hard gestreden bij St.
Michiel.
De Franschen zetten alles op haren
en snaren, om dé kansen fe doen keeren.
Men weet, dat de Duitschers daar in
dertijd goede posities veroverden. Welnu,
de Franschen zijn bezig te trachten die
in handen te krijgen.
En het geluk schijnt hen te dienen.
De Duitschers hebben de handen vol
en moeten telkens aanvallen afslaan, wat
gewoonlijk een ongunstig toeken is voor
hen, die moeten „afslaan".
(Voor het overige verwijzen we naar
de elders voorkomende losse berichten.
In het Oosten gaat alles z'n „gewo
nen gang". Of- en defensief wisselen el
kaar gedurig af. En tot een ingrijpende
verandering kwam het nog niet.
Het offensief van de Duitschers en Oos
tenrijkers in Russisch Rolen duurt voort,
zonder dat het tot etenig succes nog ge
leid heeft. Van hun kant zetten de Rus
sen het offensief voort op hun uitersten
rechtervleugel bij Prasnysoh; zij schijnen
daar het hun toegebrachte échec, door
de bezetting van Prasnysch, weer her
steld te hebben en den vijand terug te
dringen. Een gevolg mogelijk van de om
standigheid, dat de Duitsche legerautori-
teiteu aan hun linkervleugel troepen heb
ben moeten onttrekken om ze bij den
strijd in het centrum te gebruiken. Ten
Zuiden van Kïakau schijnen de Oosten
rijkers eenig© voordeden behaald te heb
ben.
Van Haaien tot den Yser.
De oorlogscorrespondent van „De Tijd"
hoorde een boeiend verhaal over de ont
zaglijk bloedige gevechten, welke tus-
schen Haelen en de Yser geleverd werden.
Het verhaal is uit den mond van een
Belgisch soldaat, die al deze gevechten;
meemaakte.
Wij 'Ontkenen er het een en ander
aan:
Het ergste was wel bet bloedbad bij
Duffel.
De Belgische genie had in den nacht
weer een brug over de Nethe geslagen en
daar trokken we den volgenden dag met
een groote troepenmacht, die bijna uit
helt geheele Belgische leger bestond over.
We waren door een ondervonden tegen
slag woest en dol-overmoedig geworden,
en toen we hoorden, dat we weer op de
gevallen forten a,an moesten, gingen we
met luid gejuich vooruit. We hebben ge
schoten tot al onze munitie op was, en
toen zijn we met gevelde bajonetten voor
uit gestormd. Onze dappere luitenant, Van
(ter Haeghen dr moedige ketel
trok zijn sabel, sprong naai' een loop
graaf en met zijn wapen de lucht door
klievend, donderde hij ons toe: „Allez!
Allez! En avant! En avant!" Nauw ech
ter had hij zijn woorden geuit, of hij
viel, in ieder been door een kogel getrof
fen. Ik kon den man niet hulpeloos la-
teu liggen, voor wien ik steeds zooi'n
bewondering gekoesterd had en ondanks
de gevaren hen ik tot hem gegaan, heb
hem opgenomen en hem op mijn rug
drie kwartier ver ,weggedragen naar een
ambulance in Duffel. Hij is er mij zeer
dankbaar voor, want later heb ik twee
roerende brieven van hem ontvangen, één
uit Calais en één uit Folkstone. Ik kan
nog wennen, als ik eraan denk, hoe hij
huilde, dat hij van zijn compagnie weg
moest.
Intusschen, nadat mijn luitenant getrof
fen is, springt een luitenant van de mi
trailleuses naar voren en roept: „Ik neem
het commando van troisdeux op me". Hij
had deze woorden echter ook amper ge
uit, of hij werd giedood. De commandant
van de mitrailleuses sprak toen dezelfde
woorden en ook hij sneuvelde. De lui
tenant van het 3e bat., 3e comp., nam
het commando van beide korpsen op zich
en hij viel eveneens. Zoo waren er in
de twee compagnieën geen officieren meer
en 'de jongens waren ten slotte verplicht,
achteruit te trekken. Toen we het bosch
waren doorgetrokken, kwamen we op een
tomatenveld, en wie daar een voet op
zette, werd door verdekt opgesteld mi-
trailleusevuur getjood. Achter ons echter
loeide de hel nog Oehrikkelijker en zoo
moesten we ,wel over dit veld des doods
trekken, waar honderden en honderden
van mijn kameraden gevallen zijn. Wie
het niet gezien heeft, zal zich nooit een
denkbeeld kunnen vormen van den gru-
welijken aanblik van dat door bloed ge
kleurde tomatenveld.
Alles is toen in wanorde gaan vluchten
en ik kwam met een groep kameraden,
zonder officieren natuurlijk, in Comtich
aan. In' geen 3 dagen ihadden we ge
geten en we namen, wat we krijgen
konden-
Omtrent de eerste gevechten aan de
Yser vertelde tde soldaat
Van Ostende trokken we naar Stal-
hille. Drie dagen hebben we daar gelegpn
en zijn dan naar Middelkerke gegaan, van
waar we weer de voorwachten in Igteghen
betrokken. Reeds zaten de Duitschers uit
Brugge ons op de hielen, ook stroomen
vluchtelingen kwamen uit die streek naar
ons toe. Aan de Yser stelden we ons
in slagorde 'hij' het dorp Pervise. We wa
ren er nauwelijks, of de Duitschers be
schoten ons reeds.
's Morgens begon de algemeene aanval
en in 7 rijen kwamen in ©en onafzien-
lijk-breede linie de vijanden in tirailleurs-
rij op ons af. We boden echter een voor
den vijand verrassend krachtigen tegen
stand. Uiterst vinnig was de aanval en
ik geloof, dat er nimmer op ©en dag zoo
veel granaten werden afgeschoten. Dui
zenden soldaten zijn aan weerszijden ge
vallen, maar de vijand slaagde er niet in
door te breken, 's Nachts om 4 uur wa
ren do Duitschers er wel in geslaagd, een
•brug over de Yser te slaan, doch toen er
ongeveer ©en 800 over waren, kwamen
onze mitrailleurs met hunne stukken naar
voren en doodden allen, die nog over
de brug trachtten t© komen. Daarop werd
de brug door opze artillerie stukgescho
ten. De 800, die ©r over waren, hebben
we den volgenden avond met een bajonet-
aanval verrast en 100 man gevangen ge
nomen. Alle anderen zijn gedood of ver
dronken in de Yser, welke rivier van hun
bloed gekleurd was.
Den vierden dag sloegen de Duitschers
weer ©en ,brug naar de Fransche linies,
maar wie er over kwamen hebben een
zelfde lot ondergaan. Niettemin waren ook
onze verliezen steeds groot en in één dag
b.v. moesten 1800 van onze jongens ge
kwetst naar Galais. Nadat de Yser geïnun
deerd was, kwetste mij een kogel in den
arm. Op handen en voeten kruipende
werd ik eindelijk door een ambulance op
genomen.
Tusschsn vriend en vijand.
In het Berliner Tageblatt schrijft een
officier van gezondheid twee schetsjes.
De „N. R. Ct." vertaalde ze:
Het was in een Fransch dorp, op een
berghelling i;n de Vogezen. Ik had een
verbandplaats opgeslagen voor de artille
rie. Rondom het dorp stonden de batterij
en en schoten in het dal op de stellingen
van den vijand. Over de daken vlogen
onze granaten met hol huilend gerucht
Over de daken terug kwamen de pro
jectielen van den vijand, fluitend en lang
zaam vallende, langzaam als zochten zij
op het laatste oogenblik nog hun doel
en ontploften dan met eeit geweldigen
knal.
Om negen uur werd ik bij een jonge
vrouw geroepen, die in barensnood lag.
Het huisje stond aan den weg, dicht bij
de batterijen, die schoten en beschoten
werden. De ruiten trilden, het armoedige
vaatwerk in de kast rinkelde, het huis
kraakte in al zijn voegen.
De geboorte onder het gedonder van het
geschut had plaats gevonden. Ik baadde
het kind en wikkelde het in. Om mij heen
stonden gelukkige vrouwen, de nieuwe
grootmoeder weende van. vreugde. Op het
lied lag in haar eerste moedergeluk de
jonge vrouw. Daar kraakte het met ge
weldig gedreun, als viel het huisje bo
ven ons in. Verschrikt stoven de vrouwen
uit elkaar. De ruiten sprongen. Rinkelend
vielen de scherven op den grond. De mu
ren kraakten. Aan den weg zag ik een
muur omvallen en in eén wolk van dikke
stof uiteen vliegen. Door het gebroken
venster waaide de geelachtige kalk naar
binnen. Ik hield het kind in den arm
om het voor stof te beschermen en keek
in het dal, waar onze vijanden stonden.
Ik hoorde opnieuw een schot daar be
neden. In dertig seconden zou de granaat
hier zijn. Wat zon nu ten offer vallen?
Om de drukkende stilte van de halve
minuut te breken, vroeg ik
„Waar is de vader?"
„Hij is soldaat."
„In welk regiment?"
„Bij de artillerie."
„Waar is hij nu?"
De oude Vrouw wees naar buiten in
het dak: „Daar heneden". Ik keerde mij
af en drukte het kind vaster tegen mij aan.
Een andere schets.
Sedert weken gaat liet om het dorp
Wi. Begin September waren wij er. Daarop
kwamen de Franschen binnen. Einde Sep
tember werd het hun in stormloop afge
nomen. In October namen we het weer.
Nu hebben wij ieder de helft. Aan het
eene eind liggen de Franschen, aan het
andere eind hebben wij ons kwartier. In
het midden Van het dorp, in een der beste
huizen, woont een ongetrouwde dame,
midden in de dertig, niet onknap. Ze is
bijna de eenige inwoonster van het half
in elkaar geschoten dorp.
Toen wij' binnentrokken, nam zij als
eenige waardige vertegenwoordigster van
het vrouwelijk geslacht ons onder haar
hoede. En de vestibule van haar huis
diende ons, bij gebrek aan een beter ver
trek, als officiers-cantine. Een groote ron
de tafel vulde die bijna geheel. Boven de
deur waaide de witte vlag met het roo-
de kruis. „Ik ben neutraal", zei zij'. Ze
was als verpleegster opgeleid en had hier
onder de Franschen een kleine ambulance
ingericht. Als wij haar vroegen, of zij
niet bang was, omdat nieuwe gevechten
te wachten waren, wees zij' gewoonlijk op
de vlag feu zei: „Ik hen neutraal".
Zij had hier reeds bombardementen en
straatgevechten meegemaakt. „Waar was
u in dien tijd?" Zij liet mij haar stevig
gewelfden kelder zien. Er stond een bed
en een "tafel, en levensmiddelen lagen
er opgestapeld. Nu was ze van 's mor
gens vroeg tot 's avonds laat bezig o|m
voor ons te zoïrgen. Van onze eerste mor
genkoffie tot de laatste bisschop toe, waar
mee we te middernacht afscheid pleegden
te nemen van de kantine-tafel.
Toen wij uit het dorp terugtrokken,
wilden wij haar meenemen. „Wij moeten
het dorp misschien beschieten", zeiden
wij. Zij ging niet mee1. „Ik ben neutraal",
zei zij. En wees op haar vlag.
D© Franschen trokken binnen en zij
zorgde voor hen. Het dorp werd dooi;
ons beschoten. Haar huis bleef gespaard.
Er werden straatgevechten geleverd. Zij
ging niet weg.
Nu behoort het dorp voor de helft ons
en voor de andere helft aan de Franschen.
Zij woont in het midden. Boven haar deur
waait stukgeschoten de witte vlag met
het roode kruis. Soms in het middaguur,
als meest wapenstilstand heersoht, komt
in een doek gehuld, een vrouw met een
mandje aan de hand naar buiten en draagt
het vandaag naar dit en morgen naar het
andere einde van het dorp, én alle wa
pens zwijgen.
Ieder kent haar. Zij is neutraal.
Als de oorlog ten einde is, krijgt zij van
Frankrijk het Legioen van Eer en van
Duitschland het IJzeren Kruis.
De dag na de overwinning.
Onder dezen titel komt in het „Berl.
Tagebl." eene correspondentie voor van
A a ge Mandelung, die uit Homonna in
de Karpathen gedateerd is van 28 No
vember j.l.
In den nacht, zoo schrijft Madelungy
zijn onze troepen Homonna binnengedron
gen en toen de dag aanbrak, was de
stad in onze macht.
Wij zijn weer hij het lazaret, uitge
stapt uit onzen auto. Het is verboden
verder dan. tot Barko te rijden. Zelfs graai
Sandor Andrassy, die in zijn groote reis
koets voorbijrijdt en uit Boedapest ge
komen is om zijn kasteel of 't overblijfsel
daarvan na een Russische bezetting van
4 dagen weer in 't bezit te nemen, moet
bij de gendarmen halt houden, evenals
alle andere civilisten, evenals de zigeu
ners, die .bibberend van de kou aan den
rand van den weg zitten en in de rich
ting van Homonna kijken, evenals ook wij.
We zijn vroeg weggereden, om onder de
eersten te zijn, die de pas veroveirdel
stad gaan begroeten.
Aarzelend komt de zon op en belicht
dit landschap van 'tslagyeld met zijn
door bergen bekroond en met granaten
doorploegd dal.
De {Russen zijn over Szinna terugge
slagen. ;Op hunne voetsporen rooken de
steden, jammeren vrouwen en meisjes.
Uit de puinen van Homonna stijgt ook
heden evenals gisteren en eergisteren een
dikke walm. De kozakken en Siberische
scherpschutters hebben zich gewarmd aan
de brandende Hongaarsche woningen en
hebben hij het licht van de vlammende
panden zich aan den besten wijn te goed
gedaan.
Bij Barko komen krijgsgevangen Sibe
rische schutters met groote grauwe pels
mutsen voorbij, sterke kerels, wien men
het niet kan aanzien, dat zij een veld
tocht achter den rug hebben en van zoo
verre komen. Eng opeengehoopt tusschen
de rijen van 't escorte schrijden ze met
kleine stappen voorwaarts. Iets onbe
haaglijks en gebogens is- hun, evenals
allen krijgsgevangenen en ontwapenden
soldaten pigen. De eene houdt een stuk
hiood in de hand en kauwt zooveel mo
gelijk (Ongemerkt, alsof het kauwen te
gen de -Voorschriften ware.
Ik vraag hem waar hij dat brood van
daan heeft. „Van ons eigen", antwoordt
hij. „Kommiesbrood, zooals het ons gege- v
ven wordt". Ik bevoel en beruik het Rus
sische brood. Grof brood is het, maar,
niet slecht en naar het voorkomen der
eters ,te oordeelen moet het ook voed
zaam .zijn.
Er schijnt een trein over de rails van
de spoorweglijn te komen, ik kijk snel
achterom, van Homonna weg een meir-
waardig en onbéhaaglijk-makend iets
schuift over de lijn voorwaarts.
Hot is de gepantserde trein!
Het is het gepantserde en vuurspuwende
dier, de draak van onzen tijd. Rondglurend
en buitzoekend glijdt het over de staallij-
nen van de spoorbaan verder, langzaam
en toch met angstwekkend geweld, drie
wagens in het geheel, middenin de lo
comotief, alles gesloten, bespijkerd en ge
heimzinnig. Ik zie gaten in de pantser
huid, luchtgaten, waaruit de verschrik
king haar vuur niest, als iemand op zijn
weg komt.
Vlak voor ons houdt de trein stil en
er springen drie mannen uit. Het zijn
twee officieren en een machinist.
Ik treed salueerend nader bij en Vraag
een der officieren: „Hoe kwam het toch
kapitein, dat gisteren een uwer officieren
gewond werd?"
D,e kapitein wij'st met hoofd en oogen
naar hoven en ik bemerk een luik in het
pantser, als een soort hoed, op den breed
gewelfden rug van het voertuig.
„Ik had juist even een luchtje ge
schept", verklaarde de kapitein, „en had
mijn h oofd weer naar binnen gehaald,, ge
reed omi het luik te sluiten, toen de lui
tenant verzocht ook even naar buiten te
mogen kijken. Toen hij met het hoofd
naar huiten was, vloog er een kogel recht
door den neuswortel en nam hem beide
oogen mee
D:e kapitein zwijgt en blijft onbewege
lijk een oogenblik staan.
Dan zegt hij: „Ze hebben speciale re
volverkanonnen tegen ons meegebracht
waarvan de kogels ternauwernood door
het pantser worden tegengehouden. jHet
hoofd door het luik te vertoonen is ge
riskeerd.... Ik heb de eer.... Voorwaarts!..."
En alle drie springen z,e weer in het
voertuig. De (gepantserde borst klapt dicht,
twee nieuwe rookstralen sluiven uit den
buik vah de locomotief te voorschijn en
met ingehouden kracht glijdt het gevaarte
verder. r i 1 1
Dan rijden wij ook verder op Homonna
af. Ik ken dezien weg als ware ik hier
als kind naar school gegaan. Onbewust
heeft iedere tol van dezen weg1 van Barko
tot de populieren naast het tolhuis, waar
ik onder de shrapnells en granaten-rich
ting stond, zich onuitwisohbaar vastgezet
in mijne herinnering.