Binnenland. In Kortrijk kunnen de houders van spaarboekjes om de 14 dagen 50 Mark van him geld terugkrijgen. In Lokeren is men bezig aan het her stellen der spoorwegbrug en de brug op de markt, waardoor het vervoer voor eenige dagen onderbroken is. De trein kan reeds tot op de Heirbrug rijden. In Melle is het socialistisch dagblad „Vooruit" verboden, ofschoon het in Gent nog Verschijnen mag. In het Belgische dorp Middelburg moest de dokter noodzakelijk eenige medicijnen halen Voor een ernstig zieken knaap. Hij wilde zich daartoe naar het een hall" uur verwijderd Maldegem begeven en moest dan de brug bij Stroobrugge over. Dat mocht echter niet. Op voorwaarde direct terug te komen, mag' men zich over die brug slechts zoover begeven, dat men in het gezicht der posten blijft. Uit Antwerpen. Het bericht van het oproer en den dood van 9 Belgen te Zeist heeft hier onder de bevolking nogal indruk gemaakt. In alle café's, trams en op straat hoort men het geval bespreken. Over 't algemeen [wordt er geen oordeel geveldmen wacht de berichten die bijzonderheden zullen brengen rustig af, hoewel allen het be treuren, dat zoo iets gebeurd is. Tot veler vreugde worden door den Hollandschen consul de passen van Hol landers weer geviseerd; deze vreugde wordt echter getemperd door het feit dat het met de „passierschein" die men be komen heeft, zoo goed als niet mogelijk is het land te verlaten. De treinenloop is zeer ongeregeld, hoogstens één trein per dag. Sinds Zaterdag rijdt er een electrische tram van Antwerpen naar Brasschaet en Mariaburch. Eens per dag gaat een trein van Antwerpen naar Leu ven en Aerschot. Een aardig gezicht is het al de vervoermiddelen te zien, wel ke gebezigd worden om van Antwerpen naar Brussel en andere plaatsen te gaan. Alle soorten, zelfs sleeperswagens, bak kerskarren en kruidenierswagens ziet men er. Het leven in Antwerpen wordt'er niet gezelliger op. Na 9 uur ziet men geen mensch meer op straat. Er zijn voorts geregelde patrouilles op pad om te zoe ken naar wapens die door de burgerij' mochten zijn verborgen. Tijdens het bom bardement der stad is er, naar reeds vroe ger bericht werd, veel aan de dokken ge stolen. Het parket is thans met het onder zoek bezig. De rechter van onderzoek heeft reeds 200 huiszoekingen gedaan, waarbij zeer veel gestolen goederen ont dekt zijn. Daaronder bevindt zich o.a. een hoe- Veelheid van 100.000 K.G. steenkool. Veel Van het ontvreemde was afkomstig van de stoombooten „Totures" en „Tasma nia", welke in het Siberiadok lagen. Het onderzoek wordt nog voortgezet. Aan de Zuidgrens. Men schrijft uit Sluis aan de N. Ct. Hoe anders ziet het stadje er thans uit als des zomers, wanneer Engelsche Belgische, Fransche, Duitsche en Ame- rikaansche t oeristen er neerstrijken, schil ders van over er komen werken en de winkeltjes goede zaken maken met den van mutsen en klompjes, gelegenheids- faïence, vierderangs DelEtsche aardewerk, prentbriefkaarten, enz. De bietencampag ne heeft ook hier in de kleine veste en het omringende polderland de wegen ver nietigd tot glibberige modderslierten. De zeewinden stormen gierend onderlangs de lage loodkleurige luchten, regenbuien klet sen neer, alles is vettig en kleverig. De beter gesitueerde Belgische vluchtelingen er zijn er hier nog een goede vijf tienhonderd hebben de winterkwartie ren betrokken in de hotels, bij ingezete nen, in gehuurde woningen en op de rondliggende boerenhoeven. De armen en armsten hebben schamel onderkomen in daartoe opgetrokken loodsen en Üwalen, stijf bemodderd, rond het haventje op zoek naar werk. Het havenwater is niet meer zichtbaar, volgestuwd als die ruimte is met logiesohepen. Voorbij beetwortelbergen voert de dik- beslijkte weg, langs welken vde boomen staan t e zwiepen en te kraken onder den winddruk, naar de grens en den zich daar bevindenden ouden uitkijktoren. Iets verder de Duitsche wachtposten. Die landstormoudjes, ze weten zoo weinig van wat er omgaat. Dat die Engelschen Zee- brugge zoo vernield hebben vertel de me een hunner 't is toch een schande. Waarom gaan ze niet met hun vloot naar Helgoland, den vijand pp- zoeken? Waarom niemand meer uit of in mag langs hun post? Ja, dat zal nog: wel 'n paar dagen zoo blijven. Maar dat weet gij Nederlander toch evengoed als wij? Dat is natuurlijk om af te wachten hoe 'tzal afloopen met het ultimatum, door Engeland aan Nederland gesteld. En als ge dan even glimlacht en vraagt hoe ze aan dat malle praatje komen, dan doen ze een flinken pijptrek, kijken elkaar eens aan, halen de schouders op en glim lachen, wat beteekenen moetkijk die zich eens van den domme houden. Oe ellende van den oorlog De Parijsche correspondent van een Stockholmsch blad schildert op de vol gende wijze den vreeselijken indruk, wel ken een Belgisch officier gedurende den strijd op Belgisch grondgebied kreeg: 'Een met modder overdekte kepi met twee verschoten gouden biezen, een zwar te wapenrok met gouden knoopen en groe nen rand om den kraag, verbleekt door regen en zonneschijn; een paar vergeel de rijglaarzen. Dat is een Belgisch lui tenant, en het wiel op de kepi beteekent, dat hij bij een afdeeling wielrijders dient. Het café is vol menschen; de officier zit in een hoek en staart voor zich uit. Het is weder de eigenaardige oogopslag, welken ik sinds den slag aan de Marne zoo vaak gezien heb, de blik van een mensch, dat als met waanzin geslagen is door al de verschrikkingen van den oorlog, door de wonderlijkste en Vreeselijk- ste episoden, welke hij medegemaakt heeft. En dat gezicht! Jong, maar wit als sneeuw, uitgemergeld als van een tering lijder, het voorhoofd vol rimpels, terwijl e"en pijnlijke trek zweeft om de lippen boven den zwarten borsteligen baard. Ik zet mij bij hem aan het tafeltje om een gesprek te beginnen. „Zijt gij ge wond?" Hij schudt met het hoofd, en zegt neen. En weder staart hij Voor zich uit. Een poosje en dan gaat hij voort: „Maar nu ben ik totaal uitgeput!" „Ik heb aan het front gestaan van Luik tot Ddxmuiden; nu ben ik over Havre hierheen gekomen. Ik was elf weken in den slag en had geen enkelen dag rust. Wij, arme Belgen, hadden geen tijd om uit te rusten. Maar nu kan ik niet meer. Zie mijn handen eens. Zij hebben het stuur van mijn rijwiel zoovele dagen en nachten vastgehouden, dat ik geen vinger meer verroeren kan. En op zekeren dag waren mijn zenuwen kapot. Ik heb solda ten gezien, die geen enkele wonde hadden, en toch als waanzinnigen met de ar men in de hoogte en gebogen hoofd rond liepen. Sprak men hen aan, dan hoorden zij niets, maar draafden door als lijken, die door een veer gedreven worden. Nie mand weet, waar zij heengegaan zijn, waarschijnlijk zijn zij ergens langs den weg bezweken. Hoe is het mogelijk, ging de officier voort, dat men zoover kan komen? De spanning, de ontzettende spanning. Als ge op het slagveld geweest waart, zoudt ge me begrijpen, mijnheer." Alle bezoekers van het café zagen hem aan. Was ook hij waanzinnig geworden? Het koude zweet stond op zijn voorhoofd, een koortsachtig vuur straalde uit zijn zwarte oogen! Hij steunde eenige oogen- blikken, dan zeide hij„Dat is een slag veld, mijnheer, een slag in het open veld, niet in comfortable loopgraven langs de Aisne, waar men badgelegenheid en café- concerts heeft, Neen, een slagveld, zooals wij Belgen het gekend hebben in ons arm landje. Houwitsers en mitrailleuses en geweerkogels en vreeselijk gegil. En dan klonk het signaalfluitje voor den bajonet- aanval, s.ssst! En nu, voorwaarts. Men weet uit ondervinding, dat men met een vijand vechten moet, die tien man laat vooruitrukken, als er één sneuvelt. Dat is zoo hopeloos, zoo ontzettend hopeloos. En men denkt aan zijn vrouw en zija kinderen, aan zijn ouders en zusters die wellicht naar Holland of Frankrijk vlucht ten!" Duitsche vredesvoorwaarden Gisteren publiceerden wij reeds enkele Duitsche vredesvoorwaarden, zooals die geformuleerd waren door den heer Dern- brug, de oud-minister, die thans mede de Duitsche belangen in de Vereenigde Sta ten behartigt. We geven er hier nog een paar: I. Duitschland zou het niet verstandig achten eenig Europeesch gebied te annex- eeren, maar zou alleen kleine grensverbe- teringen willen aanbrengen met militaire bedoelingen, door zulk grensgebied te be zetten, dat getoond heeft een zwakke plaats te vormen in Duitschland's wapen rusting. IV. Daar Groot-Brittannië de Noordzee heeft afgesloten, moet een mare liberum worden ingesteld. Engeland's theorie dat de zee zijn grens is en dat de geheeló zee tot de driemijlsgrens der andere mo gendheden, zijn gebied is, kan niet wor den geduld. Daarom moeten de Kanaal- kusten van Engeland, Nederland, België en Frankrijk zelfs in tijden van oorlog on zijdig zijn en de Amerikaansche en Duit sche leer dat particulier eigendom te land voor inbeslagneming gevrijwaard moet zijn, moet door alle naties worden aan vaard. V. Alle kabels moeten onzijdig worden verklaard. VI. Alle Duitsche kolonies moeten worden teruggegeven. Aan Duitschland moet met het oog op zijn toenemende be volking nieuw gebied worden gegeven, geschikt voor de vestiging van blanken. De Monroeleer sluit het van Amerika uit, daarom moet het Marokko verkrijgen, „in dien dit voor het doel geschikt is." VII. Aan Duitschland moet de vrije hand worden gegeven in de ontwikkeling van zijn commercieele en industrieele betrek kingen met Turkije „zonder inmenging van buiten." Dat zou beteekenen dat Duitsch land een invloedsspheer kreeg van de Perzische Golf tot de Dardanellen. VIII. De Japansche invloed in Mant- sjoerije moet niet verder gaan. IX. Alle kleine natiën, zooals Finland, Polen en de Boeren in Zuid-Afrika, in dien ze Duitschland ondersteunen, moeten het recht hebben over haar eigen lot te beschikken, terwijl Egypte desgewenscht aan Turkije moet worden teruggeven. In het Britsche hoofdkwartier. De militaire medewerker van de „Ti mes" wijdt een uitvoerig artikel aan het werk van den staf in het Britsche hoofd kwartier en de taak van den opperbevel hebber, Sir John French. Veel n'euws vertelt echter deze m li- taire medewerker niet. Dat in den mo dernen tijd de legerbevelhebber zich op grooten afstand van zijn troepen bevindt is reeds herhaaldelijk verteld en dat hij verre van het gevechtsterrein door middel van telegraaf en telefoon zijn bevelen aan zijn onderbevelhebbers doet toekomen is niets nieuws. Nu de fronten zich over honderden kilometers uitstrekten is het ook niet anders mogelijk. De tijden dat bevelhebber zelf te paard zijn mannen in den strijd voorging is reeds lang voor bij, de oorlog wordt thans gevoerd vol gens de aanwijzingen in het stille vre dige hoofdkwartier, verre van het slagge woel, overwogen en gelast. Maar in het artikel in de „Times" vinden we toch deze vermeldenswaardige mededeeling, dat sir John French zich dikwijls toch maar noode kan schikken in de rol tegenwoor dig den aanvoerder toebedacht en dat hij vaak niet kan worden weerhouden om onder hevig vuur de ver verwijderde troepen te bezoeken en zich zelf in de loopgraven te begeven ter verkenning dei- vijandelijke posities. Merkwaardig is ook de mededeeling omtrent den reusachtigen arbeid van het hoofdkwartier geëischt een 2500 tal berichten komen dagelijks binnen alleen van het front, van welke echter slechts de meest belangrijke aan sir John French zelf worden voorgelegd. Maar deze beeft bovendien werk genoeg. Als hij niet in het hoofdkwartier arbeidt kruist hij rond in de auto om zich persoonlijk van den toe stand der troepen op de hoogte te houden. Hij ontvangt geregelde avondrapporten omtrent de troepen en daarnevens de me dedeeling der liaison-officieren in het hoofdkwartier van generaal Joffre en de Belgische en Fransche troepenafdeelin- gen. De medewerker van de „Times" voegt aan zijn mededeelingen de waarschu wing toe, den opperbevelhebber en zijn staf niet met particuliere corresponden ties lastig te vallen. Indien sir John alle particuliere brieven die hem gezon den werden, zou beantwoorden, zouden hij en zijn staf den geheelen dag niets an ders kunnen doen. Aan den prins van Wales, die aan de staf van sir John French is verbon den, wordt de gelegenheid gegeven met de verschillende troependeelen en dien sten kennis te maken en daar officiers diensten te verrichten. Zoo krijgt hij, zegt de „Times", een opleiding als geen boek hem zou kunnen geven." De opstand in Zuid-Afrika. Uitvoeriger berichten over Botha's ver richtingen in de buurt van Reitz melden, volgens de N. R. Ct. De zware regens, die onophoudelijk vie len, hadden de 'bewegingen ten zeerste gehinderd. Vrijdagavond vroeg hield de regen op en 'een dikke mist zette op. Eerst Zaterdagochtend omtrent 7 uur be gon die op te trekken. Ondanks de belemmering van den re gen waren alle kommando's op de be stemde plaatsen. Zoodra de mist was opge trokken gaf Botha het bevel om op te rukken, Botha zelf vergezelde het korn- mando in het centrum. Al spoedig bleek de beweging best te slagen. Nadat er slechts enkele schoten waren gewisseld nam kommandant Manie Botha 200 opstandelingen onder Fourie gevangen. De kolonels van Deventer, Louis Botha, Smuts en Enslin en de komman danten Maude, Dreyer en Grobler na men er gezamenlijk 250 gevangen en kom mandant Reitz nog 100. Kommandant Dirk van Deventer trok Dinsdag van Dindley naar Reitz om aan de drijfjacht deel te nemen. Doordat de regens het vorderen van de kommando's ophielden en de verbinding tusschen hen bemoeilijkten, kwam dit kommando een heel eind vóór de andere bij Reitz aan, waar de opstandelingen talrijk waren. Woensdag werd zijn rechtervleugel, die slechts uit een paar honderd man be stond, door een overstelpende overmacht aangevallen. Twee van zijn mannen sneu velden, twee anderen werden gewond en 57 werden gevangen genomen, onder wie kommandant Kloppers uit Rustenburg. De meeste gevangenen werden losgelaten, maar Kloppers werd met ettelijke van zijn officieren gevangen gehouden. Toen echter Botha's leger z,ich ontwik kelde en de opstandelingen blijkbaar van alle zijden omsingeld werden, liet men Kloppers en de zijnen Vrijdagavond loo- pen. In den loop van dien nacht kwamen bij Kloppers alleen 200 opstandelingen zich overgeven. Hij nam hun geweren over en reikte hun een pas uit naar den magistraat van hun district om zich bij dien aan 'te melden. Bij den aanval op van Deventer's kom mando op Woensdag' verloren de opstan delingen dertig man aan gewonden. De zware mist van Zaterdagochtend stelde Wessels en Serfontein in staat, met ongeveer 300 man door de linies van de kolonels Fouché, Tobias Smuts en Louis Botha heen te breken en in de richting van Bethlehem te ontkomen. Maar Fouché nam nog 70 man van hen gevan gen. In het geheel zijn bij deze drijfjacht ongeveer 820 opstandelingen gevangen. Korte Oorlogsberichten. Op een mij n geloopen. Het Zweedsche stoomschip Luna uit Stock holm en de Everilda uit Helsingborg zijn bij Maentzluoto in de Finsohe Scheren op mijnen geloopen en gezonken. Naar beneden geschoten. De bekende Fransche vliegenier Mare Pourpre, die indertijd langs de Nijl ge vlogen heeft, werd bij een verkennings tocht in het departement Somme naar be neden geschoten. De sterkte van het Duitsche leger. Eenige dagen geleden maakte Duitschland officieel bekend, dat het thans 98 legercorpsen onder de wapenen heeft: 49 actieve en 49 reserve. Een legercorps op ongeveer 40.000 man geschat, geeft dat een totaal van 3.920.000 man. Een half-officieel Fransch communiqué ontkent, naar een telegram reeds kortelijk mededeelde, deze cijfers en verklaart dat Duitschland maar 58' 2 legercorps in het veld zou hebben, en de landweer mee gerekend, 73 legercorpsen. Het totaal zou dan zijn 2.920.000 man. Volgens het communiqué is de ver deeling dezer krachten als volgt: Westel. front. Oostel. front. Actieve corpsen 860.000 160.000 Reservecorpsen 880.000 420.000 Landweer 320.000 280.000 Vermoedelijk zit het groote verschil hierin, dat Duitschland reeds de nog in wording verkeerende legercorpsen mee rekende, terwijl de Franschen alleen doe len op de werkelijk aan het front staande corpsen. De krijgsraad te Königsberg veroor deelde den boscharbeider Adolt Klein tot 10 jaar gevangenisstraf en eerverlies. Toen de Russen in Oost-Pruisen vielen had hij een boschbeambte bij de Russen aan geklaagd. Men vermoedt zelfs, dat op grond van deze mededeeling Rennenkampf indertijd zijn bekend bevel gaf, om op alle boschbeambten te schieten. Engelsch stoomschip in den grond geboord. De marine- overheid te Papudo, een kleine haven bij Valparaiso, meldt dat de Duitsche hulpkruiser Prinz Eitel Friedrich de be manning van het Engelsche stoomschip Charcas, dat bij Corral door den hulp- kruiser in den grond is geboord, aan land heeft gezet. De Charcas, een schip van 5067 ton bruto, 3254 netto, aldus de „N. R. Ct.", was in 1906 gebouwd en behoorde aan de New-York and Pacific Cy., te Londen. Gearresteerd? Men meldt, dat generaal Rennenkampf werd gearres teerd, daar hij achttien uur te laat op het hem aangewezen punt aankwam, waar door de omsingeling van het Duitsche leger in Polen door de Russen mislukte. Spitsbergen. De Nowoja Wrem- ja eisclit, dat Rusland onmiddellijk Spits bergen zal annexeeren. Villa is de stad Mexico binnenge rukt en heeft het nationale paleis be trokken. Te Czentochow heeft een herbergier methylalcohol in plaats van brandewijn aan Duitsche soldaten verkocht. Elf solda ten zijn daarvan bezweken. De herbergier is gevangen genomen en kort daarna bij een poging tot ontvluchting doodgescho ten. Een Duitsch soldaat van13 jaar heeft het IJzeren Kruis gekregen. Het (anti-Duitsche) Journal de Gene ve heeft van een correspondent te Praag een brief ontvangen, waarin wordt be weerd, dat na den val van Lemberg tus schen Rusland en Oostenrijk-Hongarije vredesonderhandelingen waren begonnen, die zijn afgestuit op de hooge eischen van Rusland. Die eischen omvatten, vol gens den correspondent: Afstand van Ga- licië aan een hersteld koninkrijk Polen; Afstand van Bosnië aan Servië; Hervor ming van Oostenrijk-Hongarije tot een sta tenbond; Verleening van zelfbestuur aan Bohemen en Kroatië; Verbreking van het verbond met Duitschland. Briefwisseling met Gent en Oost-V laanderen. De consul der Nederlanden voor Oost- Vlaanderen verzoekt ons het volgende be kend te willen maken. Tengevolge der niet-nakoming van de gestelde voorwaarden op de briefwisseling zijn van de dagpost van 4 dezer 113 brieven door de .censuur vernietigd moeten worden. Wij herhalen dat de particulieren en geïnterneerde militairen niet anders dan briefkaarten mogen gebruiken, welke als zoodanig (zon der enveloppe) moeten verzonden worden; dat voor de handelszaken brieven in open enveloppe of briefkaarten gebruikt moeten worden dat men zich volstrekt te onthouden heeft van politieke 'en militaire beschou wingen dat de nakoming dezer voorwaarden aan eene strenge oensuur van het consulaat en van de Duitsche Overheid onder worpen is; dat alle correspondentie geadresseerd moet zijn als volgt Consul Kuyk, poste restante Sas van Gent; met Vermelding op de adreszijde ook van naam en adres van den be stemmeling. 'Het verzet te Zeist. •Over het algemeen, zoo schrijft heü „Utr. Dagbl.", naar aanleiding van de bekende voorvallen in het kamp van Zeist, was het onder de geïnterneerden verba zend lastig regeeren. De lieden beschouw den zich als absoluut onafhankelijke gas ten en wenschten te doen en te laten wat hun goed dacht. Dit kon natuurlijk onmogelijk worden gedoogd; waar 12.000 man bijeen .wa ren, daar moest noodwendig wonden vol daan aan eischen van orde, wilde men niet dén boel totaal in het honderd doen loopen. Die voorschriften bevielen den geïnterneerden, voor het meerendeel Bel gen, in het geheel niet en al spoedig was er een zekere drang naar verzet te bespeuren. Voorschrift was bijv. dat de geïnter neerden iederen dag, van 's middags .12 tot 3 uur, bezoek konden ontvangen van vrouwen en familieleden; dit vonden de buitenlanders véél te beperkt, zij wilden reeds 's morgens om 9 uur bezoek ont vangen en dan liefst zoo lang mogelijk, bijkans den heelen dag. Een andere, grieï was, dat mén tijdens de schafturen in het kamp der .geïnterneerden moet zooveel mogelijk geregeld gewelkt wor den middagmaal moest gebruiken ter plaatse waar men aan den arbeid was; men wilde gemeenschappelijk eten, in één zaal. Ook vonden velen het vol strekt onnoodig, iets te doen; werken beschouwden zij als overbodige vermoeie nis en men gaf er de voorkeur aan den heelen lieven dag te gaan en 'te staan waai' men wilde. Over het algemeen ge nomen, verzet tegen iedere discipline en een zucht om zich aan de bevelen van de Ilollandsche militairen, die met de bewaking van het kamp zijn belast, in het minst niet te storen. Zoo was in den laatsten tijd de toe stand. Daar kwam nog dit bij: Er werd in een kamp herhaaldelijk diefstal ge pleegd op reusachtig groote schaal. Van alles verdween er. Toen er onlangs een cantine werd gemaakt, waar de geïnter neerden gelegenheid zouden hebben hun ne familieleden te ontvangen, was op een goeien dag zoo ongeveer de halve inventaris van dit gebouwtje: bordjes, messen, kopjes en schotels bij tientallen verdonkeremaand. En niemand wist er natuurlijk iets van. Hout. dat bestemd was voor den bouw van meerdere lood sen, verdween als sneeuw voor de zon. De bezoekende familieleden zullen waar schijnlijk zoo vernamen wij behoefte hebben gehad aan 'n souvenir uit het kamp. Ook is herhaaldelijk voorgekomen, dat die familieleden kleedingstukken mee brachten, z,g. politieke kleedij, waarvan de geïnterneerden gebruik maakten om hun uniform te kunnen uittrekken en on gemerkt de controle te passeeren. Alles bij elkaar was het ten allerhoogst? nood zakelijk met strenge hand te regeeren en bepaalde voorschriften te stellen, waar aan allen zich moesten onderwerpen. Dit was een groot aantaf geïnterneerden niet naar den zin Die spanning nu, was de laatste da gen er niet beter op geworden; de onte vreden Belgen vormden een soort kom- plot, eT was een bepaalde categorie, die het verzet tegen de voorschriften gere geld aanwakkerde. Wanneer er 's mid dags bezoek was en He bezoektijd was verstreken, dan wenschte men niet aange maand te worden het bezoek te doen eindigen; en wanneer de militairen-dan met een zacht lijntje de familieleden poog den weg te krijgen, dan vonden de ge- interneerden dit een ongehoord feit. Zoo kwam dan Woensdagavond het verzet. Een aantal geïnterneerden zagen kans, in een onbewaakt oogenblik de zooeven bedoelde cantine af te breken; men ra- meide den boel met geweld in elkaar. En den volgenden ochtend vroeg werd het spelletje voortgezet; allerlei voorwer pen op het kamp terrein we.den vernield en moedwillig beschadigd. Toen men op 'n gegeven moment een troepje Holland- sche militairen tegen kwam, vonden de geïnterneerden het oorbaar deze man schappen tegen het lijf te loopen, blijk baar met de bedoeling de militairen te doen vallen. Dit moet toen ook zijn ge beurd met een officier, een der officieren die in Albanië is geweest. De commandeerende luitenant gelastte den verzetplegers onmiddellijk zich te verstrooien en terstond te gaan naar de plaatsen waar men werken moest; maar dit bevel werd in den wind geslagen, en zelfs maakten de geïnterneerden aan stalten om 'in club naar voren te drin gen. Het oogenblik was toen daar, om het gezag te doen gelden. Na herhaalde sommaties werd* twee ma len in de lucht geschoten. De geïnterneer den bleven in een grooten troep voor uitdringen, blijkbaar nog denkende, dat alles flauwe bangmakerij was, joelden en jauwden, en riepen terug: „Wij gaan niet weg, schieten jullie maar raak! Je durft, dat toch niet!" Nu luidde het bevel: „schiet ze in de beenen", de uitwerking van dit schot was ontzettendzes Belgen stortten dood ter aarde en ongeveer 14 man bleven gewond liggen. Sommigen hunner zijn er zéér ernstig aan toe, vermoedelijk zullen zij niet in het leven gehouden kunnen worden. (Men weet, dat er later nog drie gewonden overleden zijn. Red.) Men deel de ons mede, dat er onder de opstan delingen ook Belgische officieren waren. Onder de gedoode geïnterneerden waren, meende men, geen officieren. Van dat moment af, was het verzet gebroken; de troep verspreidde zich. De opstand was bedwongen. Er heerschte algemeene verslagenheid. De be.er gezin den lieten reeds Woensdagavond (fooi- middel van een door velen geteekeind stuk den kampcommandant weten, dat men de vernieling van de cantine sterk afkeurde en zeer betreurde, onder de op merking dat voor die daad van van dalisme geenszins alle geïnterneerden aan sprakelijk mochten worden geste:d. Verlaagde invoerrechten in Duitschland. De Duitsche douane eischt, dat goede ren, voor welke de invoerrechten in ver band met den oorlog naar een verlaagd tarief kunnen berekend worden, bij den invoer in Duitschland vergezeld zijn van een door een betrokken burgemeester af gegeven oorsprongsattest. Appelen, peren, amandelen, ananassen, vijgen, kastanjes, rozijnen, sinaasappelen, citroenen, druiven, rozijnen en krenten worden gerekend tot deze artikelen te be- hooren. Ontbreekt het attest, dan worden de verhoogde rechten toegepast. „N. R. Ct."

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 2