Staten-Generaa! Binnenland. verbazing zagen hoe vertrouwelijk hun aanvoerder met een „boche" aan tafel zat, hun uitleggen dat die man geen „boche" was, doch een Elzasser, een in woner Van Massaveoux, die beter Fransch dan Duitsch sprak en die nu voortaan in de Fransche gelederen zou strijden. Onmiddellijk nadat de oorlog was uit gebroken zoo luidt ongeveer het ver haal van den Elzasser had hij gepoogd de Fransche grenzen over te komen. Maar hij werd gepakt en voor een krijgsraad ge bracht. Als door een wonder was hij aan een doodvonnis ontsnapt en er met slechts dertig dagen gevangenisstraf afgekomen. Toen hij uit de gevangenis kwam, werd hij ingelijfd en naar het front gezonden, Waar hij drie weken geleden aankwam. Acht dagen later probeerde hij, met nog een anderen Elzasser, 's nachts de loop graaf te verlaten en naar een Fransche loopgraaf te komen. Maar toen hij op slechts zeven meter afstand was, werd hij op een regen van kogels onthaald, zoodat hij ijlings weer terug moest. Dooi de Duitsche officieren werd hij nauwlet tend bewaakt. Als de luitenant van zijn compagnie niet den vorigen dag gesneu veld was, zou hij niet in de gelegenheid zijn geweest om zich over te geven, want dan zou hij onmiddellijk door dezen officier met een revolverschot zijn afge maakt. De Duitschers zijn, naar de Elzasser gulweg erkende, goede soldaten. Zij mee- nen dat zij1 strijden voor het Recht, voor den Keizer, voor God en voor het vader land, en zij laten zich moedig dooden, wanneer het hun bevolen wordt. Men on derhoudt trouwens met groote zorgvuldig heid het geloof hij hen, dat Duitschland overal zegeviert: Zoo hadden zij den vo- jrigen dag de inneming van Atrecht gevierd. JVlen 'zegt hun ook, dat zij slechts op enkele jkilometers van Parijs zijn, en zij gelooven het, want zij hebben geen kaarten. „Alleen Verwonderen zij er zich over, dat zij niet vlugger avanceeren. Mijn bataljon heeft een maand er over gedaan om een 25 meter vooruit te komen, die zij' eergis teren weer hebben verloren. „Zij ondergaan met verbeten woede het ruwe optreden Van hun officieren. Een eenvoudige onder-luitenant is voor hen een godheid. „Terwijl de soldaten maar op middel matige wijze worden gevoed en soms hun voedsel een dag te laat krijgen, maken de officieren zoo verzekerde de El zasser goede sier; zij hebben eiken dag kalkoenen, faisanten en voor ieder drie a vier flesschen wijn, bourgogne, champagne en cognac, „De soldaten gehoorzamen hun officie ren lijdelijk en laten zich als slachtvee naar den strijd drijven. Ik geloof, dat wanneer zij op de Fransche manier wer den aangevoerd, zij minder moed zouden toonen." Verder verklaarde de Elzasser nog, dat de compagnieën van zijn regiment nog slechts 85 man in plaats van 250 man telden, en dat de meeste mannen van zijn bataljon reeds vroeger gewond waren geweest: men had hen naar het front teruggezonden, dikwijls zonder geheel ge nezen te zijn, zoodat sommigen bij de minste vermoeienis ineenzakten. De Indische troepen. In een brief van het front wordt met grooten lof over de houding van de In dische troepen gesproken. Zij vechten prachtig, zegt de briefschrijver, hoewel zij in een vreemd land zijn, deelnemen aan een oorlog, die hun vreemd is en bittere koude moeten verduren. Zonder Engelsche officieren zouden zij echter niet goed bruikbaar zijn. De Indiërs worden goed gevoed en zitten warm in de kleeren, dank zij ook yele geschenken die hun uit Engeland gezonden zijn. Verder heb ben zij verwarmingsbekkens gekregen en zelfs is een proef genomen met electrische verwarmingstoestellen, die verbonden worden met de electrische inrichting die de telefoon en de zoeklichten in de schan sen bedient. Natuurlijk vechten van de Indiërs alleen do krijgshaftige stammen. Dat zijn ech ter niet alleen Sikhs, Pathans en Gurkhas, maar ook Rajputs, Jats, Punjabi, Muzel mannen uit Deccan, Garwhalis en Dogras. De Jats onderscheiden zich misschien nog het meest. Alle manschappen, die te krijgen zijn, zijn hard noodig. En dan dient men ook niet op het geld te zien voor de aan schaffing van zware kanonnen, houwit sers, zoeklichten, schansmortieren en schansbommen. Elk pond dat men wil uithalen, staat gelijk met het verlies van een of meer menschenlevens. Merkwaardig is dat de briefschrijver de Duitschers behalve als Germans en Alle- bosches (Alboches) ook ais „the Dutch man" betitelt, misschien wel onder den invloed van den Vlaamschen naam „Dutsch". (N. R. Crt.) D« opstand in Zuid Afrika. Bij gebrek aan andere lezingen geven we hieronder maar weer, wat een regee- ringsgezind blad „Ons Land" over den opstand gelieft neer te schrijven. Het artikel is gedateerd 14 NoV. De opstand in het Noorden is nu een nieuw stadium ingetreden. Tot eergiste ren stond het elke opstandeling, wie hij ook was, vrij de wapenen aan de naastbij zijnde magistraat of officier te overhan digen en naar zijn plaats terug te gaan. Allen, die dat deden, kregen amnestie en werden van de gevolgen van hun onbezonnen daad van opstand tegen het wettig gezag gevrijwaard. De Regering handelde harerzijds lankmoedig. Geruime tijd kregen al de opstandelingen vol ld gelegenheid om op de ingeslagen weg stil te staan en terug te keren. Zolang er nog een greintje kans bestond om bloedvergieting te voorkomen of te beper ken, hield ze haar hand in de Vrijstaat terug. Zij wilde de vrijstaatse mannen van invloed op generlei wijze in de weg staan in him pogingen om de opstand daar zonder bloedvergieting tot een einde te brengen. Maar die pogingen zijn mis lukt en geweld werd met geweld ont moet. Nu heeft de Regering nieuwe bepalingen gemaakt. Zij heeft een proklamatie uitge vaardigd, een tijdperk vaststellende, waar in de rebellen zich vrijwillig kunnen over geven, zonder aan kriminele vervolging, bloot te staan. Tot aanst. Zaterdag, 21 dezer, kunnen zij naar hun huizen te rug gaan op voorwaarde, dat zij niet verder deel aan de opstand zullen ne men, dat zij geen inlichtingen of hoe genaamd geen bijstand zullen verlenen, en niets doen of zeggen, dat mogelik verder de vrede in gevaar kan brengen of de opstand verlengen". De rebellen, die zich niet vóór aanst. Zaterdag vrij willig overgeven, ,zijn van de aangebo den amnestie uitgesloten en zullen vol gens wet gestraft worden. Voorts zal het privaat eigendom van de rebellen, die zich niet vrijwillig overgeven voor 21 dezer, belast worden met de kosten van direkte verliezen en schade door vreed zame en getrouwe burgers belopen wegens de daden van de rebellen, hetzij voor of na 21 dezer. De aangeboden amnestie heeft niet betrekking op twee klassen van personen, n.l. (a) personen die een prominent of leidend aandeel in de op stand hebben genomen en (b) personen, die als opstandelingen daden gepleegd; hebben, welke een overtreding zijn van de gewone oorlogsgebruiken. Voor de lei ders wordt dus niet langer amnestie aan geboden bij vrijwillige overgave. Het ware doel van den opstand is Ons Land nog niet recht duidelijk. Maritz wilde een onafhankelijke repu bliek stichten, delen van de Unie aan de Duitschers verkwanselen en Delagoa- baai van de Portugeezen afnemen. Vol gens een bericht van onze korrespondent uit Pretoria hebben de mensen van genl. Muller (die, na het gevecht bij1 Bronkhorst- spruit gevangen is genomen) wel onder de vierkleur gevochten, doch verklaarden ze dat hun doel niet zozeer was het stichten van een onafhankelike republiek als om sterk te protesteeren tegen zekere besluiten en wetten van het Parlement en noemden zij zich „protestanten". Korte Oorlogsberichten. Geheimzinnige treinen. Men meldt uit Leuven d.d. 3 Dcc. aan die „Tel": Dinsdagnamiddag te 6 uur kwamen vier Deinen uit het Westen hier aan. Twee daarvan waren samengesteld uit een lan ge reeks van dichte wagons, waarin ver moedelijk zwaar gewonde soldaten of de lijken van gesneuvelden. Deze twee trei nen werden hier op een wissel gestoten. Het publiek werd op een afstand gehou den door een s terke Duitsche wacht. Woensdagmorgen was het een afgrijselijk gezicht. Wij wisten ons door de wachten heen te dringen toen de „hooge oomes" naar het stadhuis waren. De treeplanken van beide lange treinen waren bijna vol met donkerrood geronnen bloed. De grond was met bloed gekleurd. Do war gons bleven gesloten. De geheele omge ving gaf een scherpen bloed-reuk. De twee eerste treinen werden Dins dagavond nog verder naar het Oosten vervoerd. „Dat zijn krijgsgevangenen", zeide ons een Duitsch militair, waarmede ik na zes weken meer vertrouwelijk omgang ge- kregen had, omdat hij bij mijn oom in kwartier ligt. Maar wij, Leuvenaars, ge looven daar niets van. Voor het krijgsge- vangenvervoer kan de Duitsche overheid nog gerust eenige treinen schrappen. Dat loopt zoo druk niet. Belgische dokters naar Duitschland. Groote bevreemding wekt in medische kringen het wegvoeren van 35 Belgische doctoren en apothekers waaronder dr. generaal Stainforlh, Cne- vallier Walter van Haveren en andere die van België uit zijn vertrokken onder Duitsch geleide, naar aanleiding van een verzoek der Duitsche overheid. In de mee- ning, dat zij volgens artikelen der Con ventie van Genève van 1906, door het occupeerend leger werden opgeëischt óm hun dienst in een andere plaats voort te zetten, werden zij door een Duitsch officier naar Heidelberg gebracht en d tar verklaarde men hun, dat aangezien twee Duitsche doctoren op grond van slechte behandeling en weigering om Fransche gewonden te verplegen, door een Parijsche rechtbank tot straffen zijn veroordeeld, zij nu als krijgsgevangenen zouden worden behandeld. Zij moeten thans in de omge ving van Heidelberg in overigens vrij goe de omstandigheden, tot werkeloosheid zijn gedoemd. Een oorrespondent van de „Times" schrijft uit Nancy over de Franschen en Duitschers in Voivre (Woëvre). Hij zegt o. a. „In den laatsten tijd hebben de Duit schers slechts bij min of meer geregelde )tusschenpoozen een saldo afgevuurd. De verklaring van die manier van doen is een bevel, uitgevaardigd aan alle Duitsche troepen, infanterie zoowel als artillerie, om met de munitie spaarzaam om te gaan en daarbij op vaste uren te schieten. Er is nog iets dat misschien een teeken is van toenemend gebrek aan munitie of dat althans toont, dat de Duitschers hun reserve-munitie aan spreken. De kardoes hulzen, in het begin van den oorlog opge raapt, waren gedagteekend van 1904 en 1907; nu zijn zij het van 1913 en zelfs van 1914." (Konin ginElisabeth. De Volk stem schrijft: In de landen, welke aan den strijd deelnemen, is de taak der vrouw niet minder zwaar. 'n Eerbiedige hulde brengen we wel in de eerste plaats aan de sympathieke Ko ningin der Belgen. Wanneer er ooit in de wereldgeschiede nis va,n een tragische samenloop van om standigheden sprake was, dan is 't zeker hier. 'n Beiersche (Duitsche) van ge boorte, ziet zij 't land, dat haar lief was, en de man, dien zij aanhangl, aangevallen door haar eigen landgenooten. Zij, hoewel zwak en teer, stelt haar huis en haar persoon ter beschikking van 't land, Zij zorgt voor de veiligheid van haar kin deren, die zij naar Engeland brengt, en komt terug naar de bedreigde veste, waar haar man vertoeft. ,,'n Moedige Duitsche", dat is 't opschrift, waarmee 'n Duitsch blad deze terugkeer aankondigt. Dit opschrift spreekt meer dan boekdeelen L a B as s e. In La Bassée, zoo ver- verhaalt een correspondent van de „Lokal Anz.", gaf de majoor, die ons op ver zoek van het hoofdkwartier vergezelde, ons van het dak van een suikerfabriek een verklaring van de voor ons liggende stellingen. Het terrein wordt door lage verhevenheden doorsneden. Talrijke dor pen met hooge kerktorens, boomgroepen maken, dat men het land niet overzien kan, en dit karakter blijft hetzelfde tot ver naar het Zuiden toe en ook naar het Noorden, waar de groote overstroomde gebieden aan de talrijke natuurlijke moei lijkheden van het terrein nog zeer groote kunstmatige moeilijkheden toevoegen. Op de velden en de wegen zinkt men tot de enkels in de modder, die ook de loopL graven vult en elk voorwaarts komen van mensch, dier en voertuig tot oen pijnlijke en bijna hopelooze onderneming maakt. Daarbij zijn de vijandelijke stellingen door hun mansdiepe loopgraven, hun bom vrije kasematten en kunstvolle prikkel draadversperringen ook uitmuntend tegen stormaanvallen beschermd. Ilicr, zoowel als in de buurt van Yperen, waar bij al de hindernissen nog de uitgestrekte over stroomingen komen. Het is een strijd tegen modder en prik keldraad, zei de ons vergezellende majoor, en dat is de zuivere waarheid. Vijandelijke vrienden. De korte afstand, zoo schrijft de „Times"- oorrespondent, die onze en de Fransche troepen scheidt van de Duitsche in de huidige omstandigheden van een loop graven-oorlog, leidt tot zonderlinge gevol gen, waarvan er reeds eenige vermeld zijn. Waar de linies der loopgraven slechts een paar dozijn meter van elkaar liggen, zien de soldaten zelden eikaars gezichten, maar zij hooren elkanders stemmen en worden er volkomen aan gewoon den vij and op een steenworp- afstands van zich te weten. In zulke gevallen baart het nabuurschap geen verachting maar veel achting en sympathie. De soldaat in de loopgraven sympathi seert onwillekeurig met de gevoelens van zijn tegenstander op 20 meter afstand, wiens stem en wiens liederen hij kent, ofschoon hij hem zelden van aangezicht tot aangezicht Iziet. En hij deelt zijn nieuws met den vijand, maar heeft er een bijzon dere .pret in, wanneer hij hem daarmee denkt te plagen. Toen het bericht van de nederlaag der Duitsche legers in Polen bekend werd bij de soldaten in de Fransche loopgraven, was hun eerste gedachte het luidkeels over te schreeuwen, hetgeen zij: lieten volgen door een uitmuntend Marseillaise- concert om ze wat op te vroolijken. Andere keercn slingeren ze een paar leuke beleedigingen of toevallige opmer kingen en vragen naar den vijand over, waarmee ze de Duitsche meenen te kunnen sarren. Wanneer de loopgraven verder van el kaar verwijderd zijn dan de stem draagt doen ze moeite om een boodschaplooper op te sporen. Eenige dagen lang deed een hondje dienst als loopjongen, om tus- schen de beide legers berichten en cou ranten heen en terug te brengen. De vorst von Biilow is tot gezant te Rome benoemd. Generaal De Wet en elf anderen zijn te Johannesburg binnengebracht en in het fort opgesloten. Men verwacht dat op 22 Dec., het Fransche parlement te Parijs bijeen zal komen voor een korte zitting van enkele dagen, waarin slechts de financieele voor stellen van de regeering ter sprake zal sprake zullen- komen. Hal fJanuari zal de gewone zitting hervat worden. Uit Duinkerken wordt aan „de Tijd" geseind, dat de Duitschers op sommige punten van het Westelijk front groote strijdkrachten hebben saamgetrokken, doch op andere pkiatsen, bijv. aan de Yserlinie, talrijke manschappen hebben onttrokken. Daarom betwijfelt hij of in België een groote nieuwe slag ophanden is. Hetgeen hij heeft waargenomen, wijst er moer op, dat het nieuwe karakter van den strijd juist gelegen is in een schijn baar krachtdadig optreden der Duitschers, een schijnbaren troepemianvoerterwijl in werkelijkheid regimenten naar het oostelijk krijgstooneel zijn gezonden. Het heftiger optreden der Duitschers thans, vooral van hun geschut, zou dan juist tot doel heb ben om de bondgenooten aangaande hun getalsterkte en hun bedoeling te mislei den. Krijgskundig beschouwd is immers het schijnbaar krachtig en hardnekkig op treden een middel om eigen zwakle op zeker punt te verbergen en den vijand te weerhouden door te breken. De corr. verwacht op deze gronden, dat het artillerieduel, 't welk begonnen is zui delijk bij Yperen en rond Nieuwpoort, krachtiger zal worden doorgezet. Alles wijst er z. i. op, dat in de komende dagen het geschut weer het eerste woord zal spreken en de taak der infanterie op de tweede plaats komt. Inmiddels worstelen de bondgenooten gestaag (maar langzaam hier en daar voor uit. Een loopgraaf, een kasteel, een bosch- je, een weg, een boevehet zijn alle maal zoovele veroveringen van beteekenis in dezen oorlog, waarin iedere strekken de meter een heel bijzondere waarde heeft. Tweede Ka me r. Mendels' protesten. Is zijn juridische constructie zoo monsterachtig It is a long way to't Staatsblad Een tweetal moties Men- dels capituleert. Dinsdag slotstuk van het drama Wanneer de heer Mendels zijn pleidooi met geduld zou kunnen winnen, zou hij' meer kans gehad hebben dan nu. In derdaad, van geduld is hij niet mis deeld; en hij heeft dat van zijn mede leden gisteren danig op de proef gesteld met zijn breedvoerig en vervelend be toog, te meer kwellend, waar het zoo een hopelooze zaak gold. De geheele dag stond weer in het tee ken van huur en verhuur, nieuwe rechts figuren en juridische constructies. Wb kullen den heer Mendels in z'n betoog niet op den voet volgen. Ofschoon niet te diep, zou het ons zeker te ver voeren; dat ware bovendien te veel eer aan zijn lievelingsideeën, die toch niet voor uitvoering in aanmerking komen. Een enkel woord willen We er toch aan wijden. Meer dan een laatste wanhopige po ging, om het ontwerp voor ondergang te behoeden, was het van, den heer Mendels een langweilig gemopper over de wijze waarop men hem tegemoet gekomen was. Ja, zegt hij b.v., men brengt hulde aan m'n „humaniteit", „goede bedoelingen" en „juridische scherpzinnigheid", maar wat heb ik daaraan. Dat. doet mij het oude Oostersche gezegde herhalenIk begeer den honing niet, maar ik begeer den steen ook niet." De heer Mendels beseft ten volle hoe z'n ontwerp voorbestemd is op onwrikbare klippen te stranden. Als hij' het heeft over de besprekingen over zijn ontwerp in de pers, dan zegt hij, dat 'teen tocht was door'de woestijn zonder hoop op het beloofde land. De heer Mendels is vooral daarom boos, dat in de pers nog geen enkele jurist ook niet in de rechtskundige bladen, het de moeite waard heelt gevonden, met ver ontwaardiging tegen de veel gewraakte rechtsfiguur te protesteeren. „Ik ben niet zoo enfant chóri in juridische kringen klaagt hij, dat men mij dit zou bespaard hebben, wanneer de juridische constructie zoo monsterachtig was als men beweert." En de heer Van Wijnbergen dan? Ha ha, had niet een „zeer achtens waardige, oude, scherpzinnige en critisch aangelegde jurist den heer Mendels een briefje geschreven, waarin hij hem aan spoort de „onjuridische praatjes" van den heer Van Wijnbergen vooral te beant woorden Hier had de rechterzijde de onwelle vendheid, om den geachten spreker boos te maken. „Levy, Levy!" werd uit de rechtsche rijen geroepen en een luid gelach doet} zich hooren. Dat moest hem, Mendels, natuurlijk prikkelen; hij haastte zich dan ook den heer Van Wijnbergen's gullen lach te vergelijken met het geluid dat een agra riër maakt, die kiespijn heeft. Talmudisch noemt spr. de opvatting van de hoeren, die zoo opkomen tegen de nieuwe rechtsfiguur. „Het staat geschreven," en nu mag er geen tittel of jota yan worden veran derd. Toch, zegt de heer Mendels, heeft de heer Visser van IJzendoorn, die zelf hoogleeraar is, bij voorbaat zijn abso lutie daarvoor gegeven, wanneer het eens in het Staatsblad zal staan. Een schrale troost helaas. Dat beseft hijzelf ook, want met Tommy Atkins heft hij weeklagend aan: It is a long way to Tipperary! Ja, waarlijk, lang is de weg van de indiening tot het Staatsblad. Vooral wan neer het ontruimingswetten geldt, met nieuwe rechtsfiguren en monsterachtige juridische constructies. Óver „die juristerij" heeft de vergade ring wat moeten hooren. Als hij verschillende wetten met zijn ontwerp vergeleken heeft, om aan te too nen, dat zijn werk juridisch niet zoo on beholpen is, wordt hij zeer boos. „Men zou 't land krijgen aan alle .juri dische studie, wanneer die op zoo'n ma nier wordt misbruikt. Ik ben anders zeer toegankelijk voor gegronde ook juri dische aanmerkingen." Op schier pruilenden toon ging hij Zoo voort tot het verdere van den dag wat meer variatie in de besprekingen bracht. Een paar moties brachten eindelijk schot in de zaak. Die van den heer van Hamel (samen geflanst in vereeniging met den heer van Raalte en op uitn'oodiging van den heer Troelstra) wilde, ,dat do Kamer zou uit spreken, dat het afgezien van het ont werp Mendels wensohelijk is voorziening te treffen om te voorkomen, dat week- huur-woningen en dgl. in groote menigte worden ontruimd, en dat voor die geval len, waar de onmacht tot betalen van huur uitsluitend of hoofdzakelijk gevolg is van de tegenwoordige bijzondere tijds omstandigheden, een uitbreiding worde gegeven aan de wet van 4 Sept. 1914, waardoor die uitzetting wordt voorkomen en dat de Kamer dus de wenschelijkheid zou uitspreken, dat onverwijld een wets ontwerp van deze strekking zou worden ingediend. De heer Limburg gaf een aanvulling op deze motie en wenschte dat de wen schelijkheid zou worden uitgesproken, dat de wijze, waarop gelden van staatswege worden gegeven voor huurbetaling, wette lijk zou worden geregeld. De heeren Lobman en Loeff wezen er terecht op, hoe in deze moties een wan trouwen in de regeering lag opgesloten, en dat er absoluut geen reden was, om dit te kennen te geven. Immers is de voorziening noodig, dan de regeering heeft'het reeds gezegd zal zij er mee komen. Nadat de heer van Hamel het woordje „onverwijld" had laten vallen uit zijn mo tie, kwam deze niet meer voor behandeling in aanmerking, thans opgeslorpt zijnde door de motie Limburg. Thans was de zaak spoedig beslist. Art. 1 van Mendels' ontwerp werd met 37 tegen 14 stemmen {die der socialisten en de heeren Patijn, van Doorn, de Meester, Fock en den voorzitter) verworpen, dus met verpletterende meerderheiddaar op staakten de stemmen over de motie- Limburg. Voor stemden alle socialisten plus de heeren Knobel, Teenstra, Van Deventer, van Hamel, Fock, Bos, Marchant, Roo- denburg, van Raalte en de voorzitter. Tegen de geheele rechterzijde en van links de heeren Ter Spill, van Doorn, Nierstrasz, Roodhuijzen, Visser, van IJzendoorn en Rink. 't Was 26 tegen 26. De motie is dus nog niet van de baan. Dinsdag, hall twee, wordt ze weer op gediend. Het ontwerp-Mendeis heeft echter wel afgedaan. De voorsteller trok het maar in. Er viel toch geen eer mee te behalen. Dankbaar was bij den voorzitter voor z'n stem en hoopvol ziet hij uit naar wat de derde dag yan de volgende week hem zal brengen. Intusschen staat het nog' lang niet vast, dat de motie er dan komt. Arme socialisten Kapitein Duymaer van Twist. De kapitein der inf. op nonactiviteit L. F. Duymaer van Twist, lid van de Tweede Kamer, is, volgens de ranglijst van officieren, aan de beurt om tie wor den benoemd tot majoor. In verbami hiermede zal hij, naar het „N. v. d. D." verneemt, gedurende eenigen tijd in actieven dienst treden, om voor bevordering tot den hoofdofficiersrang in aanmerking te worden gebracht. Het „Vad." merkt naar aanleiding hier van het volgende op Dit bericht is absoluut onjuist. De heer Duymaer van Twist zou, om ytot majoor bevorderd te kunnen wor den, nog eerst een jaar actief als kapi tein moeten dienen en dus reeds Ja nuari j.l. naar hot leger hebben moeben terugkeeren. Naar wij uit goede bron ver nemen, heeft hij dit toen niet gedaan, en eigen wensch prijs gegeven aan den aandrang van zijn partijgenooten, die het district Steenwijk toen niet in gevaar wil den brengen. De heer Duymaer van Twist kan dus, .gegeven zijn nummer 5 op de ranglijst voot majoor, niet meer den ver- eischten tijd ^vinden om te dienen, die onmisbaar is ,tot het verkrijgen van den hoogeren rang en zal dan ook eerlang den dienst verlaten. Vergoeding wegens kostwin nerschap. De Minister van Oorlog heeft bepaald, dat indien de dienstplichtigen, aan wier betrekkingen een geldelijke vergoeding is toegekend, ingevolge de door den op perbevelhebber getroffen 'regeling, in het tijdvak van 1 December2 Januari in het genot worden gesteld van een extra verlof van 2 dagen, zoodat zij daardoor in dat tijdvak een verlof van meer dan 4 achtereenvolgende dagen genieten, de toegekende vergoeding óók voor den duur van bedoeld verlof mag worden uitge keerd. De geïnterneerden te Zeist. Men meldt uit Amersfoort aan „De Maasbode" Wij kunnen thans de namen van de Belgen, die bij het verzet in het inter- neeringskamp gedood of gewond zijn, me- dedeelen. 'Onmiddellijk overleden zes militairen, namelijk Pierre Desmet, tweede linie- ircgiment, uit Burgerhout; Gaston Bon- temps, genie, Molenbeek (17 jaar oud); Joseph Richard Speykens, vierde linie regiment, uit Antwerpen; Camile de Vrieze, negende linieregiment, Brussel; Jo seph de Mayer, genietroepen, Willebroek;' Francois Ceuppens, genietroepen, Ixellen. Aan de bekomen verwondingen zijn gis terennacht twee soldalen overleden. Hun namen zijn Honoré Clemens, van het ne gende linieregiment, uit Corbeek; Philipe Ilaerdt, vierde linieregiment, uit Antwer pen. De namen der achttien overige gewon den zijn: E. Tegers, zesde linioreg.; Al- phons Giesbergen, tweede liniercg.; Mar cel Janssen, genietroepen; Franyois van Loo, zesde liniereg., uit Brussel; Paul van Gendt, onderofficier zevende linie reg.; "Van Dijk, genietroepen; Octave

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 2