Staten-Generaa!
Binnenland.
verbazing zagen hoe vertrouwelijk hun
aanvoerder met een „boche" aan tafel
zat, hun uitleggen dat die man geen
„boche" was, doch een Elzasser, een in
woner Van Massaveoux, die beter Fransch
dan Duitsch sprak en die nu voortaan
in de Fransche gelederen zou strijden.
Onmiddellijk nadat de oorlog was uit
gebroken zoo luidt ongeveer het ver
haal van den Elzasser had hij gepoogd
de Fransche grenzen over te komen. Maar
hij werd gepakt en voor een krijgsraad ge
bracht. Als door een wonder was hij aan
een doodvonnis ontsnapt en er met slechts
dertig dagen gevangenisstraf afgekomen.
Toen hij uit de gevangenis kwam, werd
hij ingelijfd en naar het front gezonden,
Waar hij drie weken geleden aankwam.
Acht dagen later probeerde hij, met nog
een anderen Elzasser, 's nachts de loop
graaf te verlaten en naar een Fransche
loopgraaf te komen. Maar toen hij op
slechts zeven meter afstand was, werd
hij op een regen van kogels onthaald,
zoodat hij ijlings weer terug moest. Dooi
de Duitsche officieren werd hij nauwlet
tend bewaakt. Als de luitenant van zijn
compagnie niet den vorigen dag gesneu
veld was, zou hij niet in de gelegenheid
zijn geweest om zich over te geven,
want dan zou hij onmiddellijk door dezen
officier met een revolverschot zijn afge
maakt.
De Duitschers zijn, naar de Elzasser
gulweg erkende, goede soldaten. Zij mee-
nen dat zij1 strijden voor het Recht, voor
den Keizer, voor God en voor het vader
land, en zij laten zich moedig dooden,
wanneer het hun bevolen wordt. Men on
derhoudt trouwens met groote zorgvuldig
heid het geloof hij hen, dat Duitschland
overal zegeviert: Zoo hadden zij den vo-
jrigen dag de inneming van Atrecht gevierd.
JVlen 'zegt hun ook, dat zij slechts op enkele
jkilometers van Parijs zijn, en zij gelooven
het, want zij hebben geen kaarten. „Alleen
Verwonderen zij er zich over, dat zij niet
vlugger avanceeren. Mijn bataljon heeft
een maand er over gedaan om een 25
meter vooruit te komen, die zij' eergis
teren weer hebben verloren.
„Zij ondergaan met verbeten woede het
ruwe optreden Van hun officieren. Een
eenvoudige onder-luitenant is voor hen
een godheid.
„Terwijl de soldaten maar op middel
matige wijze worden gevoed en soms hun
voedsel een dag te laat krijgen, maken
de officieren zoo verzekerde de El
zasser goede sier; zij hebben eiken
dag kalkoenen, faisanten en voor ieder
drie a vier flesschen wijn, bourgogne,
champagne en cognac,
„De soldaten gehoorzamen hun officie
ren lijdelijk en laten zich als slachtvee
naar den strijd drijven. Ik geloof, dat
wanneer zij op de Fransche manier wer
den aangevoerd, zij minder moed zouden
toonen."
Verder verklaarde de Elzasser nog, dat
de compagnieën van zijn regiment nog
slechts 85 man in plaats van 250 man
telden, en dat de meeste mannen van
zijn bataljon reeds vroeger gewond waren
geweest: men had hen naar het front
teruggezonden, dikwijls zonder geheel ge
nezen te zijn, zoodat sommigen bij de
minste vermoeienis ineenzakten.
De Indische troepen.
In een brief van het front wordt met
grooten lof over de houding van de In
dische troepen gesproken. Zij vechten
prachtig, zegt de briefschrijver, hoewel
zij in een vreemd land zijn, deelnemen
aan een oorlog, die hun vreemd is en
bittere koude moeten verduren. Zonder
Engelsche officieren zouden zij echter niet
goed bruikbaar zijn. De Indiërs worden
goed gevoed en zitten warm in de kleeren,
dank zij ook yele geschenken die hun
uit Engeland gezonden zijn. Verder heb
ben zij verwarmingsbekkens gekregen en
zelfs is een proef genomen met electrische
verwarmingstoestellen, die verbonden
worden met de electrische inrichting die
de telefoon en de zoeklichten in de schan
sen bedient.
Natuurlijk vechten van de Indiërs alleen
do krijgshaftige stammen. Dat zijn ech
ter niet alleen Sikhs, Pathans en Gurkhas,
maar ook Rajputs, Jats, Punjabi, Muzel
mannen uit Deccan, Garwhalis en Dogras.
De Jats onderscheiden zich misschien nog
het meest.
Alle manschappen, die te krijgen zijn,
zijn hard noodig. En dan dient men ook
niet op het geld te zien voor de aan
schaffing van zware kanonnen, houwit
sers, zoeklichten, schansmortieren en
schansbommen. Elk pond dat men wil
uithalen, staat gelijk met het verlies van
een of meer menschenlevens.
Merkwaardig is dat de briefschrijver de
Duitschers behalve als Germans en Alle-
bosches (Alboches) ook ais „the Dutch
man" betitelt, misschien wel onder den
invloed van den Vlaamschen naam
„Dutsch". (N. R. Crt.)
D« opstand in Zuid Afrika.
Bij gebrek aan andere lezingen geven
we hieronder maar weer, wat een regee-
ringsgezind blad „Ons Land" over den
opstand gelieft neer te schrijven.
Het artikel is gedateerd 14 NoV.
De opstand in het Noorden is nu een
nieuw stadium ingetreden. Tot eergiste
ren stond het elke opstandeling, wie hij
ook was, vrij de wapenen aan de naastbij
zijnde magistraat of officier te overhan
digen en naar zijn plaats terug te gaan.
Allen, die dat deden, kregen amnestie
en werden van de gevolgen van hun
onbezonnen daad van opstand tegen het
wettig gezag gevrijwaard. De Regering
handelde harerzijds lankmoedig. Geruime
tijd kregen al de opstandelingen vol ld
gelegenheid om op de ingeslagen weg
stil te staan en terug te keren. Zolang
er nog een greintje kans bestond om
bloedvergieting te voorkomen of te beper
ken, hield ze haar hand in de Vrijstaat
terug. Zij wilde de vrijstaatse mannen
van invloed op generlei wijze in de weg
staan in him pogingen om de opstand
daar zonder bloedvergieting tot een einde
te brengen. Maar die pogingen zijn mis
lukt en geweld werd met geweld ont
moet.
Nu heeft de Regering nieuwe bepalingen
gemaakt. Zij heeft een proklamatie uitge
vaardigd, een tijdperk vaststellende, waar
in de rebellen zich vrijwillig kunnen over
geven, zonder aan kriminele vervolging,
bloot te staan. Tot aanst. Zaterdag, 21
dezer, kunnen zij naar hun huizen te
rug gaan op voorwaarde, dat zij niet
verder deel aan de opstand zullen ne
men, dat zij geen inlichtingen of hoe
genaamd geen bijstand zullen verlenen,
en niets doen of zeggen, dat mogelik
verder de vrede in gevaar kan brengen
of de opstand verlengen". De rebellen,
die zich niet vóór aanst. Zaterdag vrij
willig overgeven, ,zijn van de aangebo
den amnestie uitgesloten en zullen vol
gens wet gestraft worden. Voorts zal het
privaat eigendom van de rebellen, die
zich niet vrijwillig overgeven voor 21
dezer, belast worden met de kosten van
direkte verliezen en schade door vreed
zame en getrouwe burgers belopen wegens
de daden van de rebellen, hetzij voor
of na 21 dezer. De aangeboden amnestie
heeft niet betrekking op twee klassen
van personen, n.l. (a) personen die een
prominent of leidend aandeel in de op
stand hebben genomen en (b) personen,
die als opstandelingen daden gepleegd;
hebben, welke een overtreding zijn van
de gewone oorlogsgebruiken. Voor de lei
ders wordt dus niet langer amnestie aan
geboden bij vrijwillige overgave.
Het ware doel van den opstand is Ons
Land nog niet recht duidelijk.
Maritz wilde een onafhankelijke repu
bliek stichten, delen van de Unie aan
de Duitschers verkwanselen en Delagoa-
baai van de Portugeezen afnemen. Vol
gens een bericht van onze korrespondent
uit Pretoria hebben de mensen van genl.
Muller (die, na het gevecht bij1 Bronkhorst-
spruit gevangen is genomen) wel onder
de vierkleur gevochten, doch verklaarden
ze dat hun doel niet zozeer was het
stichten van een onafhankelike republiek
als om sterk te protesteeren tegen zekere
besluiten en wetten van het Parlement
en noemden zij zich „protestanten".
Korte Oorlogsberichten.
Geheimzinnige treinen. Men
meldt uit Leuven d.d. 3 Dcc. aan die
„Tel":
Dinsdagnamiddag te 6 uur kwamen vier
Deinen uit het Westen hier aan. Twee
daarvan waren samengesteld uit een lan
ge reeks van dichte wagons, waarin ver
moedelijk zwaar gewonde soldaten of de
lijken van gesneuvelden. Deze twee trei
nen werden hier op een wissel gestoten.
Het publiek werd op een afstand gehou
den door een s terke Duitsche wacht.
Woensdagmorgen was het een afgrijselijk
gezicht. Wij wisten ons door de wachten
heen te dringen toen de „hooge oomes"
naar het stadhuis waren. De treeplanken
van beide lange treinen waren bijna vol
met donkerrood geronnen bloed. De
grond was met bloed gekleurd. Do war
gons bleven gesloten. De geheele omge
ving gaf een scherpen bloed-reuk.
De twee eerste treinen werden Dins
dagavond nog verder naar het Oosten
vervoerd.
„Dat zijn krijgsgevangenen", zeide ons
een Duitsch militair, waarmede ik na zes
weken meer vertrouwelijk omgang ge-
kregen had, omdat hij bij mijn oom in
kwartier ligt. Maar wij, Leuvenaars, ge
looven daar niets van. Voor het krijgsge-
vangenvervoer kan de Duitsche overheid
nog gerust eenige treinen schrappen. Dat
loopt zoo druk niet.
Belgische dokters naar
Duitschland. Groote bevreemding
wekt in medische kringen het wegvoeren
van 35 Belgische doctoren en apothekers
waaronder dr. generaal Stainforlh, Cne-
vallier Walter van Haveren en andere
die van België uit zijn vertrokken onder
Duitsch geleide, naar aanleiding van een
verzoek der Duitsche overheid. In de mee-
ning, dat zij volgens artikelen der Con
ventie van Genève van 1906, door het
occupeerend leger werden opgeëischt óm
hun dienst in een andere plaats voort
te zetten, werden zij door een Duitsch
officier naar Heidelberg gebracht en d tar
verklaarde men hun, dat aangezien twee
Duitsche doctoren op grond van slechte
behandeling en weigering om Fransche
gewonden te verplegen, door een Parijsche
rechtbank tot straffen zijn veroordeeld,
zij nu als krijgsgevangenen zouden worden
behandeld. Zij moeten thans in de omge
ving van Heidelberg in overigens vrij goe
de omstandigheden, tot werkeloosheid zijn
gedoemd.
Een oorrespondent van de „Times"
schrijft uit Nancy over de Franschen en
Duitschers in Voivre (Woëvre). Hij zegt
o. a.
„In den laatsten tijd hebben de Duit
schers slechts bij min of meer geregelde
)tusschenpoozen een saldo afgevuurd. De
verklaring van die manier van doen is
een bevel, uitgevaardigd aan alle Duitsche
troepen, infanterie zoowel als artillerie,
om met de munitie spaarzaam om te gaan
en daarbij op vaste uren te schieten. Er
is nog iets dat misschien een teeken is
van toenemend gebrek aan munitie of
dat althans toont, dat de Duitschers hun
reserve-munitie aan spreken. De kardoes
hulzen, in het begin van den oorlog opge
raapt, waren gedagteekend van 1904 en
1907; nu zijn zij het van 1913 en zelfs
van 1914."
(Konin ginElisabeth. De Volk
stem schrijft:
In de landen, welke aan den strijd
deelnemen, is de taak der vrouw niet
minder zwaar.
'n Eerbiedige hulde brengen we wel in
de eerste plaats aan de sympathieke Ko
ningin der Belgen.
Wanneer er ooit in de wereldgeschiede
nis va,n een tragische samenloop van om
standigheden sprake was, dan is 't zeker
hier. 'n Beiersche (Duitsche) van ge
boorte, ziet zij 't land, dat haar lief was,
en de man, dien zij aanhangl, aangevallen
door haar eigen landgenooten. Zij, hoewel
zwak en teer, stelt haar huis en haar
persoon ter beschikking van 't land, Zij
zorgt voor de veiligheid van haar kin
deren, die zij naar Engeland brengt, en
komt terug naar de bedreigde veste, waar
haar man vertoeft.
,,'n Moedige Duitsche", dat is 't opschrift,
waarmee 'n Duitsch blad deze terugkeer
aankondigt. Dit opschrift spreekt meer dan
boekdeelen
L a B as s e. In La Bassée, zoo ver-
verhaalt een correspondent van de „Lokal
Anz.", gaf de majoor, die ons op ver
zoek van het hoofdkwartier vergezelde,
ons van het dak van een suikerfabriek
een verklaring van de voor ons liggende
stellingen. Het terrein wordt door lage
verhevenheden doorsneden. Talrijke dor
pen met hooge kerktorens, boomgroepen
maken, dat men het land niet overzien
kan, en dit karakter blijft hetzelfde tot
ver naar het Zuiden toe en ook naar
het Noorden, waar de groote overstroomde
gebieden aan de talrijke natuurlijke moei
lijkheden van het terrein nog zeer groote
kunstmatige moeilijkheden toevoegen. Op
de velden en de wegen zinkt men tot
de enkels in de modder, die ook de loopL
graven vult en elk voorwaarts komen van
mensch, dier en voertuig tot oen pijnlijke
en bijna hopelooze onderneming maakt.
Daarbij zijn de vijandelijke stellingen
door hun mansdiepe loopgraven, hun bom
vrije kasematten en kunstvolle prikkel
draadversperringen ook uitmuntend tegen
stormaanvallen beschermd. Ilicr, zoowel
als in de buurt van Yperen, waar bij al
de hindernissen nog de uitgestrekte over
stroomingen komen.
Het is een strijd tegen modder en prik
keldraad, zei de ons vergezellende majoor,
en dat is de zuivere waarheid.
Vijandelijke vrienden. De
korte afstand, zoo schrijft de „Times"-
oorrespondent, die onze en de Fransche
troepen scheidt van de Duitsche in de
huidige omstandigheden van een loop
graven-oorlog, leidt tot zonderlinge gevol
gen, waarvan er reeds eenige vermeld
zijn. Waar de linies der loopgraven slechts
een paar dozijn meter van elkaar liggen,
zien de soldaten zelden eikaars gezichten,
maar zij hooren elkanders stemmen en
worden er volkomen aan gewoon den vij
and op een steenworp- afstands van zich
te weten. In zulke gevallen baart het
nabuurschap geen verachting maar veel
achting en sympathie.
De soldaat in de loopgraven sympathi
seert onwillekeurig met de gevoelens van
zijn tegenstander op 20 meter afstand,
wiens stem en wiens liederen hij kent,
ofschoon hij hem zelden van aangezicht
tot aangezicht Iziet. En hij deelt zijn nieuws
met den vijand, maar heeft er een bijzon
dere .pret in, wanneer hij hem daarmee
denkt te plagen.
Toen het bericht van de nederlaag der
Duitsche legers in Polen bekend werd
bij de soldaten in de Fransche loopgraven,
was hun eerste gedachte het luidkeels
over te schreeuwen, hetgeen zij: lieten
volgen door een uitmuntend Marseillaise-
concert om ze wat op te vroolijken.
Andere keercn slingeren ze een paar
leuke beleedigingen of toevallige opmer
kingen en vragen naar den vijand over,
waarmee ze de Duitsche meenen te kunnen
sarren.
Wanneer de loopgraven verder van el
kaar verwijderd zijn dan de stem draagt
doen ze moeite om een boodschaplooper
op te sporen. Eenige dagen lang deed een
hondje dienst als loopjongen, om tus-
schen de beide legers berichten en cou
ranten heen en terug te brengen.
De vorst von Biilow is tot gezant te
Rome benoemd.
Generaal De Wet en elf anderen
zijn te Johannesburg binnengebracht en
in het fort opgesloten.
Men verwacht dat op 22 Dec., het
Fransche parlement te Parijs bijeen zal
komen voor een korte zitting van enkele
dagen, waarin slechts de financieele voor
stellen van de regeering ter sprake zal
sprake zullen- komen. Hal fJanuari zal
de gewone zitting hervat worden.
Uit Duinkerken wordt aan „de Tijd"
geseind, dat de Duitschers op sommige
punten van het Westelijk front groote
strijdkrachten hebben saamgetrokken,
doch op andere pkiatsen, bijv. aan de
Yserlinie, talrijke manschappen hebben
onttrokken. Daarom betwijfelt hij of in
België een groote nieuwe slag ophanden
is. Hetgeen hij heeft waargenomen, wijst
er moer op, dat het nieuwe karakter van
den strijd juist gelegen is in een schijn
baar krachtdadig optreden der Duitschers,
een schijnbaren troepemianvoerterwijl in
werkelijkheid regimenten naar het oostelijk
krijgstooneel zijn gezonden. Het heftiger
optreden der Duitschers thans, vooral van
hun geschut, zou dan juist tot doel heb
ben om de bondgenooten aangaande hun
getalsterkte en hun bedoeling te mislei
den. Krijgskundig beschouwd is immers
het schijnbaar krachtig en hardnekkig op
treden een middel om eigen zwakle op
zeker punt te verbergen en den vijand
te weerhouden door te breken.
De corr. verwacht op deze gronden, dat
het artillerieduel, 't welk begonnen is zui
delijk bij Yperen en rond Nieuwpoort,
krachtiger zal worden doorgezet. Alles
wijst er z. i. op, dat in de komende dagen
het geschut weer het eerste woord zal
spreken en de taak der infanterie op de
tweede plaats komt.
Inmiddels worstelen de bondgenooten
gestaag (maar langzaam hier en daar voor
uit. Een loopgraaf, een kasteel, een bosch-
je, een weg, een boevehet zijn alle
maal zoovele veroveringen van beteekenis
in dezen oorlog, waarin iedere strekken
de meter een heel bijzondere waarde heeft.
Tweede Ka me r.
Mendels' protesten. Is
zijn juridische constructie zoo
monsterachtig It is a long
way to't Staatsblad
Een tweetal moties Men-
dels capituleert. Dinsdag
slotstuk van het drama
Wanneer de heer Mendels zijn pleidooi
met geduld zou kunnen winnen, zou hij'
meer kans gehad hebben dan nu. In
derdaad, van geduld is hij niet mis
deeld; en hij heeft dat van zijn mede
leden gisteren danig op de proef gesteld
met zijn breedvoerig en vervelend be
toog, te meer kwellend, waar het zoo
een hopelooze zaak gold.
De geheele dag stond weer in het tee
ken van huur en verhuur, nieuwe rechts
figuren en juridische constructies.
Wb kullen den heer Mendels in z'n
betoog niet op den voet volgen. Ofschoon
niet te diep, zou het ons zeker te ver
voeren; dat ware bovendien te veel eer
aan zijn lievelingsideeën, die toch niet
voor uitvoering in aanmerking komen.
Een enkel woord willen We er toch
aan wijden.
Meer dan een laatste wanhopige po
ging, om het ontwerp voor ondergang te
behoeden, was het van, den heer Mendels
een langweilig gemopper over de wijze
waarop men hem tegemoet gekomen was.
Ja, zegt hij b.v., men brengt hulde aan
m'n „humaniteit", „goede bedoelingen" en
„juridische scherpzinnigheid", maar wat
heb ik daaraan. Dat. doet mij het oude
Oostersche gezegde herhalenIk begeer
den honing niet, maar ik begeer den steen
ook niet."
De heer Mendels beseft ten volle hoe
z'n ontwerp voorbestemd is op onwrikbare
klippen te stranden. Als hij' het heeft
over de besprekingen over zijn ontwerp
in de pers, dan zegt hij, dat 'teen tocht
was door'de woestijn zonder hoop op het
beloofde land.
De heer Mendels is vooral daarom boos,
dat in de pers nog geen enkele jurist
ook niet in de rechtskundige bladen, het
de moeite waard heelt gevonden, met ver
ontwaardiging tegen de veel gewraakte
rechtsfiguur te protesteeren. „Ik ben niet
zoo enfant chóri in juridische kringen
klaagt hij, dat men mij dit zou bespaard
hebben, wanneer de juridische constructie
zoo monsterachtig was als men beweert."
En de heer Van Wijnbergen dan?
Ha ha, had niet een „zeer achtens
waardige, oude, scherpzinnige en critisch
aangelegde jurist den heer Mendels een
briefje geschreven, waarin hij hem aan
spoort de „onjuridische praatjes" van den
heer Van Wijnbergen vooral te beant
woorden
Hier had de rechterzijde de onwelle
vendheid, om den geachten spreker boos
te maken.
„Levy, Levy!" werd uit de rechtsche
rijen geroepen en een luid gelach doet}
zich hooren.
Dat moest hem, Mendels, natuurlijk
prikkelen; hij haastte zich dan ook den
heer Van Wijnbergen's gullen lach te
vergelijken met het geluid dat een agra
riër maakt, die kiespijn heeft.
Talmudisch noemt spr. de opvatting
van de hoeren, die zoo opkomen tegen
de nieuwe rechtsfiguur.
„Het staat geschreven," en nu mag
er geen tittel of jota yan worden veran
derd. Toch, zegt de heer Mendels, heeft
de heer Visser van IJzendoorn, die zelf
hoogleeraar is, bij voorbaat zijn abso
lutie daarvoor gegeven, wanneer het
eens in het Staatsblad zal staan.
Een schrale troost helaas. Dat beseft
hijzelf ook, want met Tommy Atkins heft
hij weeklagend aan:
It is a long way to Tipperary!
Ja, waarlijk, lang is de weg van de
indiening tot het Staatsblad. Vooral wan
neer het ontruimingswetten geldt, met
nieuwe rechtsfiguren en monsterachtige
juridische constructies.
Óver „die juristerij" heeft de vergade
ring wat moeten hooren.
Als hij verschillende wetten met zijn
ontwerp vergeleken heeft, om aan te too
nen, dat zijn werk juridisch niet zoo on
beholpen is, wordt hij zeer boos.
„Men zou 't land krijgen aan alle .juri
dische studie, wanneer die op zoo'n ma
nier wordt misbruikt. Ik ben anders zeer
toegankelijk voor gegronde ook juri
dische aanmerkingen."
Op schier pruilenden toon ging hij Zoo
voort tot het verdere van den dag wat
meer variatie in de besprekingen bracht.
Een paar moties brachten eindelijk schot
in de zaak.
Die van den heer van Hamel (samen
geflanst in vereeniging met den heer van
Raalte en op uitn'oodiging van den heer
Troelstra) wilde, ,dat do Kamer zou uit
spreken, dat het afgezien van het ont
werp Mendels wensohelijk is voorziening
te treffen om te voorkomen, dat week-
huur-woningen en dgl. in groote menigte
worden ontruimd, en dat voor die geval
len, waar de onmacht tot betalen van
huur uitsluitend of hoofdzakelijk gevolg
is van de tegenwoordige bijzondere tijds
omstandigheden, een uitbreiding worde
gegeven aan de wet van 4 Sept. 1914,
waardoor die uitzetting wordt voorkomen
en dat de Kamer dus de wenschelijkheid
zou uitspreken, dat onverwijld een wets
ontwerp van deze strekking zou worden
ingediend.
De heer Limburg gaf een aanvulling
op deze motie en wenschte dat de wen
schelijkheid zou worden uitgesproken, dat
de wijze, waarop gelden van staatswege
worden gegeven voor huurbetaling, wette
lijk zou worden geregeld.
De heeren Lobman en Loeff wezen er
terecht op, hoe in deze moties een wan
trouwen in de regeering lag opgesloten,
en dat er absoluut geen reden was, om
dit te kennen te geven.
Immers is de voorziening noodig, dan
de regeering heeft'het reeds gezegd
zal zij er mee komen.
Nadat de heer van Hamel het woordje
„onverwijld" had laten vallen uit zijn mo
tie, kwam deze niet meer voor behandeling
in aanmerking, thans opgeslorpt zijnde
door de motie Limburg.
Thans was de zaak spoedig beslist. Art.
1 van Mendels' ontwerp werd met 37
tegen 14 stemmen {die der socialisten en
de heeren Patijn, van Doorn, de Meester,
Fock en den voorzitter) verworpen,
dus met verpletterende meerderheiddaar
op staakten de stemmen over de motie-
Limburg.
Voor stemden alle socialisten plus de
heeren Knobel, Teenstra, Van Deventer,
van Hamel, Fock, Bos, Marchant, Roo-
denburg, van Raalte en de voorzitter.
Tegen de geheele rechterzijde en van
links de heeren Ter Spill, van Doorn,
Nierstrasz, Roodhuijzen, Visser, van
IJzendoorn en Rink.
't Was 26 tegen 26.
De motie is dus nog niet van de baan.
Dinsdag, hall twee, wordt ze weer op
gediend.
Het ontwerp-Mendeis heeft echter wel
afgedaan.
De voorsteller trok het maar in. Er
viel toch geen eer mee te behalen.
Dankbaar was bij den voorzitter voor
z'n stem en hoopvol ziet hij uit naar
wat de derde dag yan de volgende week
hem zal brengen.
Intusschen staat het nog' lang niet vast,
dat de motie er dan komt.
Arme socialisten
Kapitein Duymaer van Twist.
De kapitein der inf. op nonactiviteit
L. F. Duymaer van Twist, lid van de
Tweede Kamer, is, volgens de ranglijst
van officieren, aan de beurt om tie wor
den benoemd tot majoor.
In verbami hiermede zal hij, naar het
„N. v. d. D." verneemt, gedurende eenigen
tijd in actieven dienst treden, om voor
bevordering tot den hoofdofficiersrang in
aanmerking te worden gebracht.
Het „Vad." merkt naar aanleiding hier
van het volgende op
Dit bericht is absoluut onjuist.
De heer Duymaer van Twist zou, om
ytot majoor bevorderd te kunnen wor
den, nog eerst een jaar actief als kapi
tein moeten dienen en dus reeds Ja
nuari j.l. naar hot leger hebben moeben
terugkeeren. Naar wij uit goede bron ver
nemen, heeft hij dit toen niet gedaan,
en eigen wensch prijs gegeven aan den
aandrang van zijn partijgenooten, die het
district Steenwijk toen niet in gevaar wil
den brengen. De heer Duymaer van Twist
kan dus, .gegeven zijn nummer 5 op de
ranglijst voot majoor, niet meer den ver-
eischten tijd ^vinden om te dienen, die
onmisbaar is ,tot het verkrijgen van den
hoogeren rang en zal dan ook eerlang
den dienst verlaten.
Vergoeding wegens kostwin
nerschap.
De Minister van Oorlog heeft bepaald,
dat indien de dienstplichtigen, aan wier
betrekkingen een geldelijke vergoeding
is toegekend, ingevolge de door den op
perbevelhebber getroffen 'regeling, in het
tijdvak van 1 December2 Januari in
het genot worden gesteld van een extra
verlof van 2 dagen, zoodat zij daardoor
in dat tijdvak een verlof van meer dan
4 achtereenvolgende dagen genieten, de
toegekende vergoeding óók voor den duur
van bedoeld verlof mag worden uitge
keerd.
De geïnterneerden te Zeist.
Men meldt uit Amersfoort aan „De
Maasbode"
Wij kunnen thans de namen van de
Belgen, die bij het verzet in het inter-
neeringskamp gedood of gewond zijn, me-
dedeelen.
'Onmiddellijk overleden zes militairen,
namelijk Pierre Desmet, tweede linie-
ircgiment, uit Burgerhout; Gaston Bon-
temps, genie, Molenbeek (17 jaar oud);
Joseph Richard Speykens, vierde linie
regiment, uit Antwerpen; Camile de
Vrieze, negende linieregiment, Brussel; Jo
seph de Mayer, genietroepen, Willebroek;'
Francois Ceuppens, genietroepen, Ixellen.
Aan de bekomen verwondingen zijn gis
terennacht twee soldalen overleden. Hun
namen zijn Honoré Clemens, van het ne
gende linieregiment, uit Corbeek; Philipe
Ilaerdt, vierde linieregiment, uit Antwer
pen.
De namen der achttien overige gewon
den zijn: E. Tegers, zesde linioreg.; Al-
phons Giesbergen, tweede liniercg.; Mar
cel Janssen, genietroepen; Franyois van
Loo, zesde liniereg., uit Brussel; Paul
van Gendt, onderofficier zevende linie
reg.; "Van Dijk, genietroepen; Octave