No. 43 Donderdag 19 November 1914 39e Jaargang COLIJN EI BE HOBU. Uit de Pers. De Groote Oorlog. Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LAN IE VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: FIRMA F. P. DHUIJ - L. BURG. Drukkers: Oosterbaan Le Cointre Goes. VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprlis Per 3 maanden fr. p. post Losse nummers ƒ1.25 „0.05 Prijs der Advertentlën 15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels ƒ1. iedere regel meer 10 ct. Reeds wezen wij met een enkel woord op de uitnemende opstellen door de beide Eerste- Kamerleden professor Bavinck tuft oud minister Colijn, gewijd aan den oor log. Wij namen ons voor op deze opstellen in de jongste aflevering van „De Stemmen des Tijds" 1) terug te komen en geven bij deze aan dit voornemen gevolg. Wij begin nen met de beschouwingen van den oud- minister Colijn. Van de ,twee bondgenootschappen in Europa gewagende, wijst hij op da in nigheid van elk dier twee, als bewijs dat een schijnbaar geringe zaak de moord op een aartshertog, aaneliding kon zijn tot dezen ongekend ernstigen oorlog. En dan vervolgt de schrijver „Aanleiding meer niet. W.an t oorzaken liggen, als altijd bij groote gebeurtenissen, voel dieper en men tast niet ver mis, waaneer men ze in een viertal rubri ceert. „Fransche revanche- en Russische ras senpolitiek; Duitsche expansie Engelscha belangen kruisend. „Met de eerste moet men aanvangen, omdat ze het FransCh-Russisch ver bond, later de Triple Entente, mogelijk heeft gemaakt; omdat het bedacht zijn van Frankrijk op herovering der in 1870 verloren provinciën den voedingsbodem vormde, waaraan de Triple Entente haar levensvatbaarheid ontleende. Eeuwen Duitsch geweest; in glorievolle dagen bij Frankrijk gevoegd en het zij erkend op voortreffelijke wijze bestuurd, had de derde republiek bij den vrede van Frankfort den Elzas en Lotharingen weer aan den Duitschen overwinnaar moeten afstaan. Met taaie zorgvuldigheid werd -echter in de leidende kringen des volks het denkbeeld van herovering door Frank rijk gekoesterd. „Niet altijd trad het even duidelijk naar voren, maar nimmer werden de kransen aan het beeld der stad Straatsburg op de Place de la Concorde te Parijs ge mist, en immer bleek het woord van Gambetfa juist: „Wij spreken er niet steeds over, maar wij denken er altijd aan". Kon men, bij den toenemenden bloei Van het Duitsche Rijk, op herovering door eigen kracht alleen niet mear rekenen, te gre tiger' vond toen daarop uitzicht be gon te ontstaan die gedachte aan een bondgenootschap ingang, dat de vervul ling van het ideaal naderbij kon brengen. Niet dadelijk na 1870, maar van lieverlede kwam er toenadering tot Rusland. Weder- gijdscli vlootbezoek bereidde haar voor en tusschen 1891 en 1897 kreeg de Twee- bond zijn beslag. „Dat Frankrijk en Rusland in de bui- tenlandsche po-litiiek nog eens zouden saamgaan, was na het Berlijnsche Congres te verwachten. Was reeds vóór dien tijd eene verkoeling' in de Russisoh-üuitschej verhoudingen merkbaar geworden, het jaar 1878 deed de deur dicht; al lag de schuld van het teloor gaan van de vruch- den van den Russisch-Turkschen oorlog nok niet bij1 den „eerlijken makelaar" van 1878, al had veeleer Engeland daartoe bijgedragen. Schijnbaar was door Rusland alles verkregen wat men als verlangep naar buiten kenbaar gemaakt had. Ito vorming van zelfstandige Christelijke Sta ten uit deelen van het voormalig Turksch staatsgebied had toch zoo goed als ge heel haar beslag gekregen en alleen Bul garije bleef nog| formeel aan hei gezag van d'en Sultan onderworpen. „Men mocht dus op rast in den Bal kan hopen, maar in stede daarvan heeft ,geen deel van Europa in de laatste 35 jaren meer zorg gebaard dan juist dit schiereiland. Ten deele hangt dit samen met het onvervuld blijven van meer in tieme Russische wenschen, maar voor een ander deed is het toch evenzeer een ge- Volg van zekere ontstemde verwachtingen der volkeren van den Balkan." .Isj M De Schrijver gaat dan na welke ver wachtingen dit waren, vooral van Grie>- ken en Serven. Deze volken, zoomin als Rusland, hebben gedacht dat men in '78 het Balkan-vraagstuk had opgelost. Even wel, zoo betoogt de heer Colijn, is „zon der den Balkan uit het oog te verliezen, de eerste 25 jaren na het Berlijner Con gres de Russische actie op Azië gericht ge weest, en eerst na de nederlaag tegen Japan in 1904 treedt RuslaAd weder op den voorgrond als representant van de Slavische rassengedachten. „En van dat oogenblik af verandert) ook het karakter van de Fransch-Rus- Uitgave Q. J. A. Ruya te Utrecht. sische overeenkomst. Zqolang Rusland het bondgenootschap met Frankrijk hoofd zakelijk aanvaard had om de noodige milliarden te krijgen, die het noodig had voor aanleg van spoorwegen en an dere werken, legerorganisatie enk., zoo lang had Frankrijk do leiding in dit twee manschap. Maar toen dpór het bondge nootschap aan Frankrijks revanche -gedach te nieuw leven was ingeblazen, zoodat deze niet meer losgelaten kon worden, toen ging terzelfder tijd het initiatief in dezen Tweebond op Rusland over en nam dit land de leiding. „Van toen af stond het wel vast dat niet Rusland door Frankrijk betrokken zou worden in een oorlog om Elzlas- Lotharingen, maar dat Frankrijk zou wor den meegesleept in een krijg om Russische belangen, al mochten dan de provincies van 1870 daarvoor de begeerde prijs zijn". Uitvoerig toont de bekwame schrijver aan dat Rusland en Oostenrijk de groote tegenstanders zijn in de Balkanaangele genheden. Beide zijn Staten, die ver schillende nationaliteiten binnen hare grenzen tellen. Oostenrijk met zijn 211 millioen Slaven is de tweede Slavenstaat in Europa. Naast de Balkanfcwestie staat dan ook een Oostenrijksche kwestie en zelfs eene poging tot oplossing van de eerste, doet de tweede aan de orde komen. Wat op den Balkan gebeurt, is van onmiddellijk belang voor de Donau- monarchie.' „Een groot Slavenrijk, Rusland, met daarnevens nog een paar kleinere Sta ten met Slavische bevolking, behoeft voor Oostenrijk niet tot oplossing te voe ren. Maar een overmachtig Rusland in het Oosten èn een krachtige Servische Staat, als trouwe representant van het Slavische ras, in het Zuiden, dat betee- kent voor de Habsburgers ontbinding der oude monarchie, vooral wanneer dat groo- ter Servië niet anders zijn zal dan de vazal van Rusland. Met het uittreden van ruim '20 mil joen Slaven, met de verdere ontbinding die daarop volgen zon, zou uit Europa's statenrij een der grootmachten verdwij nen; en zouden de machtsverhoudingen in Europa een geheelen ommekeer on dergaan. Nu staan historisch twee fei ten vast: le. Een krachtige propaganda voor een groot Servië, van Timsk tot de Adria; van Wardar tot de Alpen. 2e. Dat dit voor het bestaan der Oosten rijksche monarchie levensgevaarlijk stre ven bij Rusland, de hoop aller Slaven, een sympathiek onthaal vond. „De Russische rassenpolitiek moge niet aansprakelijk gesteld kunnen worden voor de excessen die de onmiddellijke aan leiding tot dezen oorlog zijn geweest, het is toch niet te ontkennen, dat die po litiek zelve ontbinding der Donaunio- narohie meebracht en aangezien, voor het zoover kwam,13 door Oostenrijk tot 1 e- ve nsbehond wel naar het zwaard moest worden gegrepen, mag men on getwijfeld de Russische staatkunde der laatste jaren in verband brengen met het uitbreken van dezen oorlog. Niet deze of gene brief, niet dit of ''dat telegram in de laatste Julidagen gewisseld; noch ook zekere handelingen van bepaalde per sonen hebben den volkerenkrijg doen uit breken. Hoogstens kan men zeggen, dat deze dingen van invloed zijn geweest op het uitbreken n u, maar de belangen en begeerten der groote continentale mogend heden maakten te avond of morgen een oonflic-t onvermijdelijk". (Wordt vervolgd.) De Noordzee. Niet slechts in Zweden, Noorwegen en Denemarken wordt geklaagd over de maatregel van de Engelsche regeering inzake de Noordzee. Prof. de Louter schreef in het „Utrecht- sche Dagblad: „Tegenover het driehonderd jaren oude Mare liberum van onzen beroemden land genoot Hugo de Groot, door de beste Engelsche en Amerikaansche schrijvers als den grondlegger van het Volkenrecht erkend en geëerd, ontziet Engeland zich niet een van de gewichtigste deelen van den Oceaan, nagenoeg de gansche Noord zee, nog wed in het bijzonder beschermd door de collectieve verklaring van 23 April 1908, tot militair gebied te verklaren en den neutralen handel openlijk te waar schuwen, op gevaar van leven en eigen dom, dien alleen volgens de aanwijzing en onder toezicht der Britsche marine te bevaren. „Deze maatregel is zonder voorbeeld en treft den neutralen handel in het hart: in de eerste plaats dien der omringtende landen, Nederland, Denemarken en Noor wegen, maar tevens dien der neutrale Amerikaansche Staten, die met Europa handel drijven en van de Noordzee een ruim gebruik maken. Hij strijdt niet al leen met de grondbeginselen van de vrij heid der open z-ee, doch evenzeer met de jongste collectieve vterdragen welke door uitdrukkelijke bepalingen zoowel als door hunne grondslagen -en gevolgtrekkingen dergelijk misbruik van macht onvoor waardelijk veroordeel/en. Deze aanslag tegen den nejxtralen handel wordt ver ontschuldigd met een beroep op het voor beeld van Duitschland, dat mijnen strooi de langs de Iersche kusten en België's onzijdig grondgebied binnentrok, maar is in lijnrechten strijd met de voorstellen en houding van Groot-Brittannië bij de behandeling van no. VIII in de reeks van 18 October op de tweede Vredesconferen tie van 1907 en ontzegt aan deze mo gendheid tevens alle aanspraak op den pas verworven roem van op te treden als de beschermer dier kleine staten en der meest gewichtige staatsverdragen. De ze laatste zijn wel aanvankelijk op den voorgrond geplaatst, maar worden thans ook door Engeland schaamteloos over boord geworpen, de rechten en belangen der neutralen met ijskoude minachting vertredend. „Thans rijst de vraag: Moeten, ja mo gen neutral© staten zich dit laten welge vallen? Natuurlijk kan van een geweldda dig verzet geen sprake zijn. De tijden eener gewapende neutraliteit, zooals van 1780 en 1800, zijn theoretisch en prac- tisch lang voorbij'. Er is echter iets an ders. Kunnen de neutrale staten, althans de meest getroffenen, zich niet onderling verbinden om openlijk en nadrukkelijk te protesteeren tegen oorlogsdaden, die hen onschuldigen en onzijdigen in het verderf storten? Is er onder de neutrale en nauw betrokken mogendheden niet een machtig gemeenebest als dat der Ver- eenigde Staten van Noord-Amerika, dat de rol van beschermer der neutralen van Engeland zou willen overnemen en met meer oprechtheid en minder ophef de belangen en de rechten der neutralen zou willen beschermen, desnoods verdedigen? „Is het niet volkomen duidelijk, dat de oorlogen worden aangewakkerd en be stendigd, indien de belligerenten niet al leen de regelen van het oorlogsrecht je gens elkander overtreden, maar ook de rechten der neutralen veiwaarloozen en aan hunne oorlogsdoeleinden dienstbaar maken? Alleen krachtdadig verzet van de aaneengesloten neutrale mogendheden kan de oorlogswoede extensief en inten sief beteugelen. Het is de plicht van elk neutraal persoon, daartoe naar de mate zijner krachten mede te werken en te waarschuwen tegen lauwheid en karakter loosheid." Beknopt overzicht van den toestand. Noch van het Wjestelijk, noch van het Oostelijk front, noch van uit Klein-Azië, noch uit Egypte zijn Wereldschokkende berichten gekomen. De gang is er uit. De oorlog krijgt tegen den winter meer en meer een sle pend karakter. Wat het Wiestelijk oorlogs terrein be treft, nu Leest men van een uitval hier, dan Van een operatie daar, doch 'de tijd, dat het geheel© front tegelijk in acitie was, als om den vijand eens voor al tijd te overweldigen, die tijd is voorhij. Zoo stil is het evenwel niet, of we le zen nog gedurig van afwisselend succes, waarmede wederzijds 'geopereerd wordt. Na den triomf van Dixmuiden is het voor de Duitschers minder goed gegaan. De communiqué's uit Parijs hebben de lezers reeds gewikt en gewogten. Ziehier ter vergelijking het Duitsche van gisterochtend. „In het Argonnerwoud werd onze aan vallende beweging met succes voortgezet." Hier hebben de Duitschers steeds nog het voordeeligst gestaan. „Aanvallen der Franschen ten Zuiden van Verdun zijn afgeslagen." De geallieerden worden hier zieer las tig. „Een aanval op onze bif St. Michiel op den westelijken Maasoever vooruitge schoven strijdkrachten mislukte; na aan vankelijk succes, geheel." „Na aanvankelijk succes". Hierin ligt een erkentenis van de door de Franschen behaalde voordeelen, waarvan ook bet Pa- rijsche communiqué gewaagde. „Onze aanval ten zuidoosten van Ci- rey noopte de Franschen een deel van hun stellingen te ontruimen. Het kasteel Cha- tillon werd 'door de Duitsche troepen bij1 bestorming genomen." Dit luidt nog het gunstigst van al. Overigens duren de gevechten in West- Vlaanderen voort. Zonder den algemeenen toestand te wijzigen, leveren ze blijkbaar den Duitschers weinig voordeel op, eer bedenkelijk nadeel. Op het front van de Weichsel tot de Warta wordt verwoed gevochten. 't Kwam nog niet tot een beslissing. Ln Oost-Pruisen melden de Russen te zijn voortgerukl tot de lijn Gunbinnen Anger burg. Een niet onbelangrijke op- marsch, als het waar is, ten Noorden van de Masurische meien. Doch de Duitschers komen daar bereids op kracht. Den 16«n en den 17en Nov. hebben zij een sterke Russische cavalerie-macht verslagen en over Pillkallen, dat tea Noorden van Stal- lupönen ligt, teruggeworpen. Thans wordt hun aandacht gevraagd voor wat ten Zui den van deze plaats ligt. Anders kan de lijn wel eens definitief verbroken wor den. In Polen worden in de streek ten noor den van Lodz nieuwe gevechten gele verd, waarvan de beslissing nog niet is gevallen. Ten zuidoosten van Soldau werden de Russen tot den terugtocht naar Mlawa gedwongen. Uit Mechelen. De „N. R."-correspondent te Roermond schrijft: Een inwoner uit Mechelen, een smid- kachelmaker, die van daar bij het laat ste bombardement met zijne vrouw en kinderen naar Nederland vluchtte en nu terugkeerde om zjjn huisgenooten terug te halen, deelde mij hieden in een onder houd het volgende mede Tien dagen geleden besloot hij te gaan zien hoe het er miet zijn. zaak te Meche len uitzag. Van Antwerpen moest hij den afstand tot Mechelen, ruim 20 K.M., te voet afleggen. Zonder veel omhaal, nu en dan werd hem slechts inzage van zijn door den burgemeester van ieen Neder- landsch dorpje verstrekten pas verzocht, kwam hij in zijne geboortestad aan. Reeds dadelijk bemerkte hij, dat de schade aan Mechelen toegebracht, nog al te dragen zou zijn. Zijn gedrukte stemming veran derde in vreugde, toen hij zijn winkelhuis in zijn geheel overeind zag staan. Wel was er inbraak gepleegd; uit den winkel waren twee kachels verdwenen. Alhoe wel alle kasten en laden waren openge broken, was er overigens niets gestolen. Na dit alles geconstateerd te hebben, nam hij een kijkje in de stad. Die Duitschie bezetting bestaat nog uit pl.m. 1200 mi litairen, meestal 'mannen van 40 tot 45 jaar. Allen zonder uitzondering maakten direct, een gunstigen indruk en weldra was hij met de soldaten in een druk ge sprek gewikkeld. Ofschoon hij uit den aard der zaak in den beginne niet veel vertrouwen in hen had, waren zij in kor ten lijd zelfs goede maats. Een onder officier, met wien hij in een café gerui- men tijd gemoedelijk had zitten praten, had op diens verzoek den nacht in zijn woning doorgebracht. Voor dit logies liet d'e soldaat den volgenden morgen onge vraagd 6 frank achter. Alles wat de Duitschers noodig hebben, wordt door hen tegen goeden prijs ge kocht en contant betaald. Het gewone leven in de stqd begint langzamerhand terug te keeren, vele zaken zijn weer geopend; bet grootste gedeelte der neringdoende bevolking is terugge keerd. Een ding was hem bij nadere beschou wing van de geteisterde stad tegengevallen en hij ons onderhoud kwam hij hierop meermalen onwillekeurig terug, n.l. de verwoesting, aangericht op het groote kerkhof, waar de Duitschers dwars over de gravenrijen loopgraven gemaakt had den, waardoor vele graven blootgelegd en de lijken in de kisten zichtbaar ge worden zijn. Langen tijd had hij daar verpoosd, tot eindelijk het in zijn werkplaats wach tende werk hem uit zijn dieptreurige over peinzingen wakker riep. Zeer ontroerd verliet hij dit vreeselijk oorlogstooneel en begaf zich huiswaarts, aan den arbeid. Want er moet gewerkt worden, aldus ein digde mijn zegsman, en voor hen, die die handen uit de mouwen willen steken, is vooreerst de nood nog verre. Nog dient gemeld, dat mijn zegsman bij zijn terug keer van Mechelen naar Antwerpen, om vandaar uit Holland vrouw en kinderen te halen, alle faciliteiten door de Duit schers verleend werden. Op korten afstand buiten Mechelen wterd hij door Duitsch© soldaten, die met een door twee paarden getrokken -wagen den straatweg naar Antwerpen opreden, verzocht in te stap pen, om met hen de reis naar Antwerpen voort te zetten. Een gevecht in een Vlaamsche kerk. De „Croix" verhaalt: Tusschen Nieuwpoort en Dixmuiden, in een verlaten gehucht, door den weg, die er doorheen loopt, in tweeën gesneden, is er geen burgemeester meer, geen sol daten, geen open winkels, geen mannein.... Er zijn slechts vrouwen, die, sedert Ben dagen, angstig voortleven onder de be dreiging van het kanon, dat dag en nacht boven hunne hoofden gromt... De pastorie staat nog, doch de pastoor is sedetrt het begin van den oorlog aalmoezenier bij de koninklijke lanciers... Doch bij de kerk ontmoet ik een kos ter, die tevens klokkeluider en doodgra ver is... Hij is tweeen-zeventig jaar. Hij leeft alleen in een kamer, die uitziet op het kerkhof, waarvan hij de bewaar der is. De kleine man verhaalt mij' het som bere avontuur waarin hij betrokken was. Toen hij was gaan slapen, zijn W,ür- tembergers op de deur komen kloppen, hem vragende hun te zeggen, waar twee bataljons Belgische infanteristen kampeer den, die den voirigen dag waren aange komen. Zij hadden hem gedreigd, hem ontkleed, hem met het plat hunner sa bels geslagen. Zij hadden hem half be zwijmd achtergelaten, na hem 500 francs al zijne spaarpenningen, die hij in de la yan een kastje verborgen hield te hebben ontstolen. Afgemat, hijgend, bloedend had hij zich voortgesleept tot den drempel ,van zijn woning, meenende, dat zij yertrokken wa ren. Maar neen. Onder het portaal dei) kerk, lag een van hen op den grond, met zijn karabijn tusschen de beenen, onbewegelijk, schijnende te slapen. Deze was daar klaarblijkelijk als schild wacht geplaatst. Hij moest den slaap der anderen, in de kerk, bewaken.... De grijsaard voelde zijne Jcrachten te- rugkeeren en wist langs hem bekende sluipwegen in het vrije veld te geraken. Alleen onder een afdak, wacht daar een. officier, aan een tafel gezeten. Hij ver haalde hem, wat er gebeurd was. In eenige minuten zjjn twintig man gereed. Bij de kerk gekomen, houdt men krijgsraad. De vijand was er zeker. De schildwacht was afgelost. De soldaat, die thans de deur van de kerk bewaakte stond recht, de kolf van zijn geweer onder den arm,, gereed om te vuren. Hij speurde naar alle zijden, alsof hij het gevaar voelde. De officier besloot bij verrassing en snel te handelen. Een geweerschat weer klonk. De schildwacht riep: „Werda", vloekte en viel neer.... Alle Belgen dron gen de kerk binnen. Daar was het stil', donker, verontrustend. Ademloos stonden de indringers stil.... Dicht bij de deur,i scheen het te bliksemen in de duisternis. Een kogel ketste af op een pijler. Nu' schoten de Belgen in die richting hunne geweren af. Het tumult was ontzettend', kreten van smart en woede, stoelen en andere voorwerpen vielen over den vloer. De fusillade duurde een kwartier. De Duitschers schoten te hoog en de Belgen te laag. De oude man had een plan. Hij ging een bos stroo halen en stak die in brand. Een grillige schijn vlamde op en ver lichtte het bloedbad. Niet één man der vijandelijke patrouille ontsnapte. Zij ble ven daar op de steenen, die roodge kleurd waren door hun bloed.... Servië. Een bericht uit Weenen zegt, dat de commandant der Oostenrijksche troepen in Servië, de generaal-veldmaarschalk Po- tiorek, den veldtocht in Servië gaarne voor den winter zon beëindigd zien. De gebeurtenissen der laatste dagen maken den indruk, dat die verwachting van Pto- tiorek wel in vervulling zal kunnen gaan. Want de Oostenrijksche offensieve bewe ging in Servië heeft veel succes. De Ser viërs trekken overal 'terug en de beslis sing kan ieder oogenblik worden ver wacht. Sedert veertien dagen hebben de Oostenrijkers bij Ljesnioa, Lotznioa en Zwornica nieuwe overwinningen behaald en de Serviërs teruggedrongen in de lijn ObrenowatzLjoebowica. Belgrado werd met zwaar geschut beschoten, zonder dat de Serviërs antwoorden; daarop werd ook het Oostenrijksche artillerievuur ge staakt. De troepen, die naar Valjewo opruk ten hebben de hoogten Roesoela, Milie, Sinica en KnojskiGrob bezet, en den opmarsch naar Belgrado aanvaard. De Servische verdedigingslinie Goritseha Avala is .met Servische batterijen bezet, doch de Oostenrijksche opmarsch is door de maatregelen aan de Save Verzekerd. In Macsva wordt een Hongaarsch be stuur ingesteld. Aan het hoofd staat de commandant der Honved-btigade uit Her- mansstad, die zijn zetel in Sjahatz ves tigde. In Bogatisj heeft de districtshoofd- man zijn ambt reeds aanvaard.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 1