No. 43
Donderdag 19 November 1914
39e Jaargang
COLIJN EI BE HOBU.
Uit de Pers.
De Groote Oorlog.
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LAN IE VORSTSTRAAT 219.
Bureau te Middelburg:
FIRMA F. P. DHUIJ - L. BURG.
Drukkers:
Oosterbaan Le Cointre Goes.
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprlis
Per 3 maanden fr. p. post
Losse nummers
ƒ1.25
„0.05
Prijs der Advertentlën
15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels ƒ1.
iedere regel meer 10 ct.
Reeds wezen wij met een enkel woord
op de uitnemende opstellen door de beide
Eerste- Kamerleden professor Bavinck tuft
oud minister Colijn, gewijd aan den oor
log.
Wij namen ons voor op deze opstellen in
de jongste aflevering van „De Stemmen
des Tijds" 1) terug te komen en geven bij
deze aan dit voornemen gevolg. Wij begin
nen met de beschouwingen van den oud-
minister Colijn.
Van de ,twee bondgenootschappen in
Europa gewagende, wijst hij op da in
nigheid van elk dier twee, als bewijs
dat een schijnbaar geringe zaak de moord
op een aartshertog, aaneliding kon zijn
tot dezen ongekend ernstigen oorlog. En
dan vervolgt de schrijver
„Aanleiding meer niet. W.an t oorzaken
liggen, als altijd bij groote gebeurtenissen,
voel dieper en men tast niet ver mis,
waaneer men ze in een viertal rubri
ceert.
„Fransche revanche- en Russische ras
senpolitiek; Duitsche expansie Engelscha
belangen kruisend.
„Met de eerste moet men aanvangen,
omdat ze het FransCh-Russisch ver
bond, later de Triple Entente, mogelijk
heeft gemaakt; omdat het bedacht zijn
van Frankrijk op herovering der in 1870
verloren provinciën den voedingsbodem
vormde, waaraan de Triple Entente haar
levensvatbaarheid ontleende. Eeuwen
Duitsch geweest; in glorievolle dagen bij
Frankrijk gevoegd en het zij erkend
op voortreffelijke wijze bestuurd, had
de derde republiek bij den vrede van
Frankfort den Elzas en Lotharingen weer
aan den Duitschen overwinnaar moeten
afstaan. Met taaie zorgvuldigheid werd
-echter in de leidende kringen des volks
het denkbeeld van herovering door Frank
rijk gekoesterd.
„Niet altijd trad het even duidelijk naar
voren, maar nimmer werden de kransen
aan het beeld der stad Straatsburg op
de Place de la Concorde te Parijs ge
mist, en immer bleek het woord van
Gambetfa juist: „Wij spreken er niet steeds
over, maar wij denken er altijd aan". Kon
men, bij den toenemenden bloei Van het
Duitsche Rijk, op herovering door eigen
kracht alleen niet mear rekenen, te gre
tiger' vond toen daarop uitzicht be
gon te ontstaan die gedachte aan een
bondgenootschap ingang, dat de vervul
ling van het ideaal naderbij kon brengen.
Niet dadelijk na 1870, maar van lieverlede
kwam er toenadering tot Rusland. Weder-
gijdscli vlootbezoek bereidde haar voor
en tusschen 1891 en 1897 kreeg de Twee-
bond zijn beslag.
„Dat Frankrijk en Rusland in de bui-
tenlandsche po-litiiek nog eens zouden
saamgaan, was na het Berlijnsche Congres
te verwachten. Was reeds vóór dien tijd
eene verkoeling' in de Russisoh-üuitschej
verhoudingen merkbaar geworden, het jaar
1878 deed de deur dicht; al lag de
schuld van het teloor gaan van de vruch-
den van den Russisch-Turkschen oorlog
nok niet bij1 den „eerlijken makelaar" van
1878, al had veeleer Engeland daartoe
bijgedragen. Schijnbaar was door Rusland
alles verkregen wat men als verlangep
naar buiten kenbaar gemaakt had. Ito
vorming van zelfstandige Christelijke Sta
ten uit deelen van het voormalig Turksch
staatsgebied had toch zoo goed als ge
heel haar beslag gekregen en alleen Bul
garije bleef nog| formeel aan hei gezag
van d'en Sultan onderworpen.
„Men mocht dus op rast in den Bal
kan hopen, maar in stede daarvan heeft
,geen deel van Europa in de laatste 35
jaren meer zorg gebaard dan juist dit
schiereiland. Ten deele hangt dit samen
met het onvervuld blijven van meer in
tieme Russische wenschen, maar voor een
ander deed is het toch evenzeer een ge-
Volg van zekere ontstemde verwachtingen
der volkeren van den Balkan."
.Isj M
De Schrijver gaat dan na welke ver
wachtingen dit waren, vooral van Grie>-
ken en Serven. Deze volken, zoomin als
Rusland, hebben gedacht dat men in '78
het Balkan-vraagstuk had opgelost. Even
wel, zoo betoogt de heer Colijn, is „zon
der den Balkan uit het oog te verliezen,
de eerste 25 jaren na het Berlijner Con
gres de Russische actie op Azië gericht ge
weest, en eerst na de nederlaag tegen
Japan in 1904 treedt RuslaAd weder op
den voorgrond als representant van de
Slavische rassengedachten.
„En van dat oogenblik af verandert)
ook het karakter van de Fransch-Rus-
Uitgave Q. J. A. Ruya te Utrecht.
sische overeenkomst. Zqolang Rusland
het bondgenootschap met Frankrijk hoofd
zakelijk aanvaard had om de noodige
milliarden te krijgen, die het noodig
had voor aanleg van spoorwegen en an
dere werken, legerorganisatie enk., zoo
lang had Frankrijk do leiding in dit twee
manschap. Maar toen dpór het bondge
nootschap aan Frankrijks revanche -gedach
te nieuw leven was ingeblazen, zoodat
deze niet meer losgelaten kon worden,
toen ging terzelfder tijd het initiatief in
dezen Tweebond op Rusland over en nam
dit land de leiding.
„Van toen af stond het wel vast dat
niet Rusland door Frankrijk betrokken
zou worden in een oorlog om Elzlas-
Lotharingen, maar dat Frankrijk zou wor
den meegesleept in een krijg om Russische
belangen, al mochten dan de provincies
van 1870 daarvoor de begeerde prijs
zijn".
Uitvoerig toont de bekwame schrijver
aan dat Rusland en Oostenrijk de groote
tegenstanders zijn in de Balkanaangele
genheden. Beide zijn Staten, die ver
schillende nationaliteiten binnen hare
grenzen tellen. Oostenrijk met zijn 211
millioen Slaven is de tweede Slavenstaat
in Europa. Naast de Balkanfcwestie staat
dan ook een Oostenrijksche kwestie en
zelfs eene poging tot oplossing van
de eerste, doet de tweede aan de orde
komen. Wat op den Balkan gebeurt, is
van onmiddellijk belang voor de Donau-
monarchie.'
„Een groot Slavenrijk, Rusland, met
daarnevens nog een paar kleinere Sta
ten met Slavische bevolking, behoeft
voor Oostenrijk niet tot oplossing te voe
ren. Maar een overmachtig Rusland in
het Oosten èn een krachtige Servische
Staat, als trouwe representant van het
Slavische ras, in het Zuiden, dat betee-
kent voor de Habsburgers ontbinding der
oude monarchie, vooral wanneer dat groo-
ter Servië niet anders zijn zal dan de
vazal van Rusland.
Met het uittreden van ruim '20 mil
joen Slaven, met de verdere ontbinding
die daarop volgen zon, zou uit Europa's
statenrij een der grootmachten verdwij
nen; en zouden de machtsverhoudingen
in Europa een geheelen ommekeer on
dergaan. Nu staan historisch twee fei
ten vast: le. Een krachtige propaganda
voor een groot Servië, van Timsk tot
de Adria; van Wardar tot de Alpen. 2e.
Dat dit voor het bestaan der Oosten
rijksche monarchie levensgevaarlijk stre
ven bij Rusland, de hoop aller Slaven,
een sympathiek onthaal vond.
„De Russische rassenpolitiek moge niet
aansprakelijk gesteld kunnen worden voor
de excessen die de onmiddellijke aan
leiding tot dezen oorlog zijn geweest, het
is toch niet te ontkennen, dat die po
litiek zelve ontbinding der Donaunio-
narohie meebracht en aangezien, voor het
zoover kwam,13 door Oostenrijk tot 1 e-
ve nsbehond wel naar het zwaard
moest worden gegrepen, mag men on
getwijfeld de Russische staatkunde der
laatste jaren in verband brengen met
het uitbreken van dezen oorlog. Niet deze
of gene brief, niet dit of ''dat telegram
in de laatste Julidagen gewisseld; noch
ook zekere handelingen van bepaalde per
sonen hebben den volkerenkrijg doen uit
breken. Hoogstens kan men zeggen, dat
deze dingen van invloed zijn geweest op
het uitbreken n u, maar de belangen en
begeerten der groote continentale mogend
heden maakten te avond of morgen een
oonflic-t onvermijdelijk".
(Wordt vervolgd.)
De Noordzee.
Niet slechts in Zweden, Noorwegen en
Denemarken wordt geklaagd over de
maatregel van de Engelsche regeering
inzake de Noordzee.
Prof. de Louter schreef in het „Utrecht-
sche Dagblad:
„Tegenover het driehonderd jaren oude
Mare liberum van onzen beroemden land
genoot Hugo de Groot, door de beste
Engelsche en Amerikaansche schrijvers
als den grondlegger van het Volkenrecht
erkend en geëerd, ontziet Engeland zich
niet een van de gewichtigste deelen van
den Oceaan, nagenoeg de gansche Noord
zee, nog wed in het bijzonder beschermd
door de collectieve verklaring van 23
April 1908, tot militair gebied te verklaren
en den neutralen handel openlijk te waar
schuwen, op gevaar van leven en eigen
dom, dien alleen volgens de aanwijzing
en onder toezicht der Britsche marine
te bevaren.
„Deze maatregel is zonder voorbeeld en
treft den neutralen handel in het hart:
in de eerste plaats dien der omringtende
landen, Nederland, Denemarken en Noor
wegen, maar tevens dien der neutrale
Amerikaansche Staten, die met Europa
handel drijven en van de Noordzee een
ruim gebruik maken. Hij strijdt niet al
leen met de grondbeginselen van de vrij
heid der open z-ee, doch evenzeer met de
jongste collectieve vterdragen welke door
uitdrukkelijke bepalingen zoowel als door
hunne grondslagen -en gevolgtrekkingen
dergelijk misbruik van macht onvoor
waardelijk veroordeel/en. Deze aanslag
tegen den nejxtralen handel wordt ver
ontschuldigd met een beroep op het voor
beeld van Duitschland, dat mijnen strooi
de langs de Iersche kusten en België's
onzijdig grondgebied binnentrok, maar is
in lijnrechten strijd met de voorstellen
en houding van Groot-Brittannië bij de
behandeling van no. VIII in de reeks van
18 October op de tweede Vredesconferen
tie van 1907 en ontzegt aan deze mo
gendheid tevens alle aanspraak op den
pas verworven roem van op te treden
als de beschermer dier kleine staten en
der meest gewichtige staatsverdragen. De
ze laatste zijn wel aanvankelijk op den
voorgrond geplaatst, maar worden thans
ook door Engeland schaamteloos over
boord geworpen, de rechten en belangen
der neutralen met ijskoude minachting
vertredend.
„Thans rijst de vraag: Moeten, ja mo
gen neutral© staten zich dit laten welge
vallen? Natuurlijk kan van een geweldda
dig verzet geen sprake zijn. De tijden
eener gewapende neutraliteit, zooals van
1780 en 1800, zijn theoretisch en prac-
tisch lang voorbij'. Er is echter iets an
ders. Kunnen de neutrale staten, althans
de meest getroffenen, zich niet onderling
verbinden om openlijk en nadrukkelijk te
protesteeren tegen oorlogsdaden, die hen
onschuldigen en onzijdigen in het
verderf storten? Is er onder de neutrale
en nauw betrokken mogendheden niet een
machtig gemeenebest als dat der Ver-
eenigde Staten van Noord-Amerika, dat
de rol van beschermer der neutralen van
Engeland zou willen overnemen en met
meer oprechtheid en minder ophef de
belangen en de rechten der neutralen zou
willen beschermen, desnoods verdedigen?
„Is het niet volkomen duidelijk, dat de
oorlogen worden aangewakkerd en be
stendigd, indien de belligerenten niet al
leen de regelen van het oorlogsrecht je
gens elkander overtreden, maar ook de
rechten der neutralen veiwaarloozen en
aan hunne oorlogsdoeleinden dienstbaar
maken? Alleen krachtdadig verzet van
de aaneengesloten neutrale mogendheden
kan de oorlogswoede extensief en inten
sief beteugelen. Het is de plicht van
elk neutraal persoon, daartoe naar de mate
zijner krachten mede te werken en te
waarschuwen tegen lauwheid en karakter
loosheid."
Beknopt overzicht van den toestand.
Noch van het Wjestelijk, noch van het
Oostelijk front, noch van uit Klein-Azië,
noch uit Egypte zijn Wereldschokkende
berichten gekomen.
De gang is er uit. De oorlog krijgt
tegen den winter meer en meer een sle
pend karakter.
Wat het Wiestelijk oorlogs terrein be
treft, nu Leest men van een uitval hier,
dan Van een operatie daar, doch 'de tijd,
dat het geheel© front tegelijk in acitie
was, als om den vijand eens voor al
tijd te overweldigen, die tijd is voorhij.
Zoo stil is het evenwel niet, of we le
zen nog gedurig van afwisselend succes,
waarmede wederzijds 'geopereerd wordt.
Na den triomf van Dixmuiden is het
voor de Duitschers minder goed gegaan.
De communiqué's uit Parijs hebben de
lezers reeds gewikt en gewogten.
Ziehier ter vergelijking het Duitsche
van gisterochtend.
„In het Argonnerwoud werd onze aan
vallende beweging met succes voortgezet."
Hier hebben de Duitschers steeds nog
het voordeeligst gestaan.
„Aanvallen der Franschen ten Zuiden
van Verdun zijn afgeslagen."
De geallieerden worden hier zieer las
tig.
„Een aanval op onze bif St. Michiel op
den westelijken Maasoever vooruitge
schoven strijdkrachten mislukte; na aan
vankelijk succes, geheel."
„Na aanvankelijk succes". Hierin ligt
een erkentenis van de door de Franschen
behaalde voordeelen, waarvan ook bet Pa-
rijsche communiqué gewaagde.
„Onze aanval ten zuidoosten van Ci-
rey noopte de Franschen een deel van hun
stellingen te ontruimen. Het kasteel Cha-
tillon werd 'door de Duitsche troepen bij1
bestorming genomen."
Dit luidt nog het gunstigst van al.
Overigens duren de gevechten in West-
Vlaanderen voort. Zonder den algemeenen
toestand te wijzigen, leveren ze blijkbaar
den Duitschers weinig voordeel op, eer
bedenkelijk nadeel.
Op het front van de Weichsel tot de
Warta wordt verwoed gevochten.
't Kwam nog niet tot een beslissing.
Ln Oost-Pruisen melden de Russen te
zijn voortgerukl tot de lijn Gunbinnen
Anger burg. Een niet onbelangrijke op-
marsch, als het waar is, ten Noorden van
de Masurische meien. Doch de Duitschers
komen daar bereids op kracht. Den 16«n
en den 17en Nov. hebben zij een sterke
Russische cavalerie-macht verslagen en
over Pillkallen, dat tea Noorden van Stal-
lupönen ligt, teruggeworpen. Thans wordt
hun aandacht gevraagd voor wat ten Zui
den van deze plaats ligt. Anders kan
de lijn wel eens definitief verbroken wor
den.
In Polen worden in de streek ten noor
den van Lodz nieuwe gevechten gele
verd, waarvan de beslissing nog niet is
gevallen.
Ten zuidoosten van Soldau werden de
Russen tot den terugtocht naar Mlawa
gedwongen.
Uit Mechelen.
De „N. R."-correspondent te Roermond
schrijft:
Een inwoner uit Mechelen, een smid-
kachelmaker, die van daar bij het laat
ste bombardement met zijne vrouw en
kinderen naar Nederland vluchtte en nu
terugkeerde om zjjn huisgenooten terug
te halen, deelde mij hieden in een onder
houd het volgende mede
Tien dagen geleden besloot hij te gaan
zien hoe het er miet zijn. zaak te Meche
len uitzag. Van Antwerpen moest hij den
afstand tot Mechelen, ruim 20 K.M., te
voet afleggen. Zonder veel omhaal, nu en
dan werd hem slechts inzage van zijn
door den burgemeester van ieen Neder-
landsch dorpje verstrekten pas verzocht,
kwam hij in zijne geboortestad aan. Reeds
dadelijk bemerkte hij, dat de schade aan
Mechelen toegebracht, nog al te dragen
zou zijn. Zijn gedrukte stemming veran
derde in vreugde, toen hij zijn winkelhuis
in zijn geheel overeind zag staan. Wel
was er inbraak gepleegd; uit den winkel
waren twee kachels verdwenen. Alhoe
wel alle kasten en laden waren openge
broken, was er overigens niets gestolen.
Na dit alles geconstateerd te hebben, nam
hij een kijkje in de stad. Die Duitschie
bezetting bestaat nog uit pl.m. 1200 mi
litairen, meestal 'mannen van 40 tot 45
jaar. Allen zonder uitzondering maakten
direct, een gunstigen indruk en weldra
was hij met de soldaten in een druk ge
sprek gewikkeld. Ofschoon hij uit den
aard der zaak in den beginne niet veel
vertrouwen in hen had, waren zij in kor
ten lijd zelfs goede maats. Een onder
officier, met wien hij in een café gerui-
men tijd gemoedelijk had zitten praten,
had op diens verzoek den nacht in zijn
woning doorgebracht. Voor dit logies liet
d'e soldaat den volgenden morgen onge
vraagd 6 frank achter.
Alles wat de Duitschers noodig hebben,
wordt door hen tegen goeden prijs ge
kocht en contant betaald.
Het gewone leven in de stqd begint
langzamerhand terug te keeren, vele zaken
zijn weer geopend; bet grootste gedeelte
der neringdoende bevolking is terugge
keerd.
Een ding was hem bij nadere beschou
wing van de geteisterde stad tegengevallen
en hij ons onderhoud kwam hij hierop
meermalen onwillekeurig terug, n.l. de
verwoesting, aangericht op het groote
kerkhof, waar de Duitschers dwars over
de gravenrijen loopgraven gemaakt had
den, waardoor vele graven blootgelegd
en de lijken in de kisten zichtbaar ge
worden zijn.
Langen tijd had hij daar verpoosd, tot
eindelijk het in zijn werkplaats wach
tende werk hem uit zijn dieptreurige over
peinzingen wakker riep. Zeer ontroerd
verliet hij dit vreeselijk oorlogstooneel
en begaf zich huiswaarts, aan den arbeid.
Want er moet gewerkt worden, aldus ein
digde mijn zegsman, en voor hen, die die
handen uit de mouwen willen steken, is
vooreerst de nood nog verre. Nog dient
gemeld, dat mijn zegsman bij zijn terug
keer van Mechelen naar Antwerpen, om
vandaar uit Holland vrouw en kinderen
te halen, alle faciliteiten door de Duit
schers verleend werden. Op korten afstand
buiten Mechelen wterd hij door Duitsch©
soldaten, die met een door twee paarden
getrokken -wagen den straatweg naar
Antwerpen opreden, verzocht in te stap
pen, om met hen de reis naar Antwerpen
voort te zetten.
Een gevecht in een Vlaamsche kerk.
De „Croix" verhaalt:
Tusschen Nieuwpoort en Dixmuiden, in
een verlaten gehucht, door den weg, die
er doorheen loopt, in tweeën gesneden,
is er geen burgemeester meer, geen sol
daten, geen open winkels, geen mannein....
Er zijn slechts vrouwen, die, sedert Ben
dagen, angstig voortleven onder de be
dreiging van het kanon, dat dag en nacht
boven hunne hoofden gromt... De pastorie
staat nog, doch de pastoor is sedetrt het
begin van den oorlog aalmoezenier bij
de koninklijke lanciers...
Doch bij de kerk ontmoet ik een kos
ter, die tevens klokkeluider en doodgra
ver is... Hij is tweeen-zeventig jaar. Hij
leeft alleen in een kamer, die uitziet
op het kerkhof, waarvan hij de bewaar
der is.
De kleine man verhaalt mij' het som
bere avontuur waarin hij betrokken was.
Toen hij was gaan slapen, zijn W,ür-
tembergers op de deur komen kloppen,
hem vragende hun te zeggen, waar twee
bataljons Belgische infanteristen kampeer
den, die den voirigen dag waren aange
komen. Zij hadden hem gedreigd, hem
ontkleed, hem met het plat hunner sa
bels geslagen. Zij hadden hem half be
zwijmd achtergelaten, na hem 500 francs
al zijne spaarpenningen, die hij in
de la yan een kastje verborgen hield
te hebben ontstolen.
Afgemat, hijgend, bloedend had hij zich
voortgesleept tot den drempel ,van zijn
woning, meenende, dat zij yertrokken wa
ren. Maar neen. Onder het portaal dei)
kerk, lag een van hen op den grond,
met zijn karabijn tusschen de beenen,
onbewegelijk, schijnende te slapen.
Deze was daar klaarblijkelijk als schild
wacht geplaatst. Hij moest den slaap der
anderen, in de kerk, bewaken....
De grijsaard voelde zijne Jcrachten te-
rugkeeren en wist langs hem bekende
sluipwegen in het vrije veld te geraken.
Alleen onder een afdak, wacht daar een.
officier, aan een tafel gezeten. Hij ver
haalde hem, wat er gebeurd was. In eenige
minuten zjjn twintig man gereed. Bij de
kerk gekomen, houdt men krijgsraad. De
vijand was er zeker. De schildwacht was
afgelost. De soldaat, die thans de deur
van de kerk bewaakte stond recht, de
kolf van zijn geweer onder den arm,,
gereed om te vuren. Hij speurde naar
alle zijden, alsof hij het gevaar voelde.
De officier besloot bij verrassing en
snel te handelen. Een geweerschat weer
klonk. De schildwacht riep: „Werda",
vloekte en viel neer.... Alle Belgen dron
gen de kerk binnen. Daar was het stil',
donker, verontrustend. Ademloos stonden
de indringers stil.... Dicht bij de deur,i
scheen het te bliksemen in de duisternis.
Een kogel ketste af op een pijler. Nu'
schoten de Belgen in die richting hunne
geweren af. Het tumult was ontzettend',
kreten van smart en woede, stoelen en
andere voorwerpen vielen over den vloer.
De fusillade duurde een kwartier. De
Duitschers schoten te hoog en de Belgen
te laag.
De oude man had een plan. Hij ging
een bos stroo halen en stak die in brand.
Een grillige schijn vlamde op en ver
lichtte het bloedbad. Niet één man der
vijandelijke patrouille ontsnapte. Zij ble
ven daar op de steenen, die roodge
kleurd waren door hun bloed....
Servië.
Een bericht uit Weenen zegt, dat de
commandant der Oostenrijksche troepen
in Servië, de generaal-veldmaarschalk Po-
tiorek, den veldtocht in Servië gaarne
voor den winter zon beëindigd zien. De
gebeurtenissen der laatste dagen maken
den indruk, dat die verwachting van Pto-
tiorek wel in vervulling zal kunnen gaan.
Want de Oostenrijksche offensieve bewe
ging in Servië heeft veel succes. De Ser
viërs trekken overal 'terug en de beslis
sing kan ieder oogenblik worden ver
wacht. Sedert veertien dagen hebben de
Oostenrijkers bij Ljesnioa, Lotznioa en
Zwornica nieuwe overwinningen behaald
en de Serviërs teruggedrongen in de lijn
ObrenowatzLjoebowica. Belgrado werd
met zwaar geschut beschoten, zonder dat
de Serviërs antwoorden; daarop werd ook
het Oostenrijksche artillerievuur ge
staakt.
De troepen, die naar Valjewo opruk
ten hebben de hoogten Roesoela, Milie,
Sinica en KnojskiGrob bezet, en den
opmarsch naar Belgrado aanvaard. De
Servische verdedigingslinie Goritseha
Avala is .met Servische batterijen bezet,
doch de Oostenrijksche opmarsch is door
de maatregelen aan de Save Verzekerd.
In Macsva wordt een Hongaarsch be
stuur ingesteld. Aan het hoofd staat de
commandant der Honved-btigade uit Her-
mansstad, die zijn zetel in Sjahatz ves
tigde. In Bogatisj heeft de districtshoofd-
man zijn ambt reeds aanvaard.