Ko. 4% Woensdag 18 November 1914 89e «laargang De Groofe Oorlog. Een botte uitval bestraft. Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LAN ÜE VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: FIRMA F. P. DHUIJ L. BURG. Drukkers: Oosterbaan L© Colntre Goes. Het Kamerlid Duymaer van Twist is een ijverig volksvertegenwoordiger, die de zaken, waarover hij in de Kamer spreekt, ter dege instudeert, die anti-hevolutionaire 'beginselen van harte is toegedaan, len zijn naam als vertegenwoordiger van „het volk in al zijn rang en standen" alle eer aandoet. Hij is kapitein bij de infanterie, doch, wijl 'hij Kamerlid is, nonactief, dat wil zeggen: buiten dienst. Hij heeft ech ter, toen ,het leger gemobiliseerd werd zich terstond beschikbaar gesteld, doch; de Minister van Oorlog had hem verklaard, zijne diensten als volksvertegenwoordiger, gelijk die van alle andere volksvertegen woordigers, voor het o ogenblik niet te wil len missen. Hij heeft ook, gelijk den lezer 'bjekend is, dezer dagen tot den Minister een vraag gericht, welke hierop neer komt, of de Minister den tijd niet gekomen acht aan (miliciens en landweermannen mieer en langduriger verlof te verleenen, met 't oog op vele ernstig gevaar loopende maatschappelijke belangen, en of de Mi nister in dat geval bereid zou zijn een regeling in dien geest te treffen. Ln welk opzicht is nu 't optreden van den heer Duymaer van Twist te Jaken? Wij zouden zeggen: in geen enkel op zicht. De heer Duymaer van Twist heeft als volksvertegenwoordiger, en, waar moge lijk, ook als verzorger der belangen van zijn district, en als deskundig pleitbezor ger voor een betere landsverdediging met, waar mogelijk, inachtneming van de per soonlijke belangen zelfs van den gering- sten soldaat, ook in zijn zorg voor het moreel van den soldaat en van den ma troos, in ieder opzicht den lof van elk fatsoenlijk Nederlander, ook van elk fat soenlijk soldaat, hij zij generaal of re- cruut, ten volle verdiend. Dit bleek echter niet met ons eens te zijn Zijne Excellentie de gepensioneerde Luitenant-Generaal, W. G. F. Snijders. Deze toch zond, nota bene naar aan leiding van de rechtmatige vraag van den heer Duymaer van Twist in 't belang onzer miliciens, aan de „Nieuwe Courant" het volgende schunnige stukske. 0 „Weer zoo'n domme vraag a la Duy maer van Twist, was mijn eerste indruk. Maar er over nadenkende rees in mij een gevoel van ergernis, ja van verontwaar diging. i,Dat 's heeren D. v. T.'s vraag inder daad dom is, behoef ik niet nader aan te toonen. „Maar ergerlijk, in de hoogste mate, noem ik het, dat deze zoogenaamde mi litaire Kamerspecialiteit, zich niet ont ziet stelling te nemen tegenover de mili taire maatregelen der regeering, en door zijn onberaden bedrijf de moeilijke taak, die op haar rust, nog meer durft be zwaren. „Welke reden, welk recht, beeft dit Kamerlid om zich hier vóór de regeering op te werpen als speciaal voorvechter van die belangen? „Is er eenig feit aan te wijzen, waaruit zou blijken, dat de regeering minder oog en gevoel heeft dan de hieei' D. v. T., voor de maatschappelijke belangen van alle Nederlanders inzonderheid van de door de mobilisatie getroffen militairen en hun gezinnen? Op welken grond denkt of gelooft de heer D. v. T., dat de mili tairen 'een dag, een uur langer „aan de grenzen" zullen worden gehouden, dan noodig is, volgens de op kennis van den toestand gegronde inzichten der verant woordelijke regeeringspersonien „Hij wil „op ruimere schaal" verloven zien toegestaan. En hij vleit de menigte, die zoo dikwijls haar hoogste belangen niet kent ten niet begrijpt, door zijn in dit geval misplaatste bezorgdheid voor de „particuliere" belangen der opgeroepen militairen. „Die zoi'g is bij1 de regee'ring in uitne mende handen, dat heeft ze bewezen. De heer D. v. T. kan zich gerust er bui ten houden. Hij [behoort geen voet te geven aan dwalingen en wanbegrippen, die er meer en meer toe zouden gaan leiden, dat het volk den mobilisatietoestand als niet langer gemotiveerd gaat beschouwen, die bij de militairen gemis van ijver en belangstelling voor den dienst bevorderen, en den goeden igeest van leger en landweer ondermijnen. „Of is de heer D. v. T. soms niet hekend, hoe het daarmede gesteld is? „Weet hij tniet dat, alleen voor den krijgsraad te 's Gravenhage, onlangs 60 feiten aanhangig waren van ernstige over tredingen tegen de krijgstucht, van dienst VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. post1.26 Losse nummers„0.05 Prijs der Advertentiën 15 regels f 0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels f 1. iedere regel meer 10 ct. weigering, weerspannigheid, bteleediging van meerderen met woord en zelfs met daad? „De kapitein Duymaer van Twist heeft een schoonie, een unieke gelegenheid la ten voorbijgaan om eens „een goede, flinke beurt" te geven. Zijn plaats was, in deze tijdien, aan het hoofd van een compagnie te velde. Daar had hij zijn ge brekkige militaire kennis kunnen aanvul len in de praktijk van den dienst; had hij veel, zeer veel kunnen leeren wat hem thans ontbreekt op 't gebied van oefe ning, krijgstucht, bevelvoering, enz., waar omtrent hij sedert jaren slechts verwarde en ongare begrippen ten beste geeft. En is 't waar, wat men zegt, dat de regee ring zijn diensten in het leger niet ver langde, dan (had hij vrijwillig als Kamerlid kunnen aftreden. Zijn gemis als volksverte genwoordiger ware allerminst een onover komelijk verlies geweest. „Integendeel; het zou ons bevrijd heb ben van ©en figuur in 's lands raadzaal, wiens optreden als „militair specialist" een oneer is voor ons leger; dia door zijta! redevoeringen en Vragen niet alleen zich zelf blameert wiat zijn zaak is maar, wat méér zegt, de natie verveelt, ergert en tot ongepast verzet tegen gepaste re- geeringsmaatregelen prikkelt." Het zij tot ©er van de pers .gezegd, „N. Courant" en „N. R. Ct." uitgezonderd, dat zij, de een vroeger, de ander later, tegen toon en 'inhoud Van dit stuk protes teerde en het voor het goed recht van den volksvertegenwoordiger opnam. „De Standaard" ging voorop, met de volgende snijdende maar juiste opmerking: „Is het wel oöit voorgekomen, dat een militair van hoogen rang aldus allen eer bied voor de Staten-Generaal te grabbel wierp Onwillekeurig rijst zelfs de vraag, of de redactie van de „Nieuwte Courant" wel op goeden voet met de leiscben van het constitutioneel© leven bleef, toen ze zulk een militaire hakzetterij' tegen een lid der Staten-Generaal zelfs zonder ©en enkel woord van critiek opnam." In de Vereenigde Staten, ien zelfs in Engeland, ware zoo iets ondenkbaar ge weest. Rusland was er het land voor!" „De Nederlander" wijdde er ©en hoofd artikel aan, en andere rechtsche bladen volgden, en toen volgde ook „Het Vader land" open en rond met hare afkeuring. Inmiddels diende het beleedigde Kamer lid van antwoord. Hij schreef bet vol gende: De heer W. G. F. Snijders, luitenant- generaal b. d., heeft de vrijheid genomen een hoeveelheid hatelijkheden aan mijn adres in uw blad te schrijven. Daarin heeft die opperofficier getoond nog isteeds de oude te zijn en niets te heb ben geleerd. In zijn militaire carrière heeft zijn ruw en onoordeelkundig optreden aan velen in het leger heel wat leed veroorzaakt. Onze onvergetelijke kameraad Thomson, die de harde hand van den generaal duch tig gevoeld heeft, heeft de ©dele karakter eigenschappen van den heler Snijders goed leeren onderscheiden. Maar ook de oud-minister Colijh is niet vrij gebleven van de vriendelijkheden van den oud-inspecteur van de infanterie. In het nummer van 13 December 1911 van de „Nieuw© Courant" kon men van de hand van den heer W. G. F. Snijders, gep. luitenant-generaal, een artikel aan treffen, waarin, ©en vocabulaire van al lerlei grofheden was te vinden, die die opperofficier zich destijds tegen den toen- maligen minister van oorlog dulrfde ver oorloven. Terecht heeft de heer Colijh den gene raal in het openbaar een flinke afstraf fing toegediend. Helaas zonder resultaat dan dat de verhouding nog verergerde.' Tot soortgelijke verergering zou ik door een tegenschrift mijnerzijds niet gaarne aanleiding geven. Ik doe er daarom het zwijgen toe, te meer, waar ook nu weer blijkt op wat lichtvaardige en verdacht- makende wijze de generaal gewoon is zijn meening uit te spreken. D*e beer W. G. F. Snijders blijkt noch den inhoud noch de bedoeling van mijne vraag aan den minister van oorlog begrepen te heb ben, noch op de hoogte te zijn van het geen ten aanzien van mijne beschikbaar stelling hij het begin der mobilisatie heeft plaatsgehad. Men zou denken dat de generaal Snij ders niet te verwarren met zijn krani- gen, humanen naamgenoot, die chef is van den generalen staf een fatsoenlijke poging zou wagen om zijn aftocht te dekken. Doch helaas, tot dit mooie stand punt schijnt hij zich niet te hebben kun nen opheffen. s Hij schreef er dadelijk bovenop: „De heer Duymaer van Twist weet, blijkens zijn antwoord in uw avondblad van heden, op mijn vorig ingezonden stuk niets anders te defciteeren, dan .eenig© lasterlijke verdachtmakingen tegen mijn persoon. Dat hij zich daarbij verschuilt achter de namen van een paar mannen, die met de zaak waarover ik schreef, absoluut niets te maken hebben, noem ik laf. Wat er tusschen die twee personen en mij is voorgevallen, is thans niet aan de orde. Ik zal er hier alleen van zeggen, dat ik de waarheid van dies heeren D. v. T.'s uitingen ten stelligste wraak. Het onderwerp voor mijn vorig stuk? De heer D. v. T. decreteert, dat ik noch den inhoud, noch de bedoeling van zijn vraag aan.den Minister van Oorlog heb begrepen. Wel, wel, wie zou het achter den heer D'. v. T. gezocht hebben, dat hij in zoo'n duidelijke vraag, zoo'n diepzinnige voor een gewoon mensch onbegrijpelijke bedoe ling zou weten te leggen? En dat zelfs „de inhoud" een „puzzle" zou zijn? Ik constateer, dat de heer Duymaer van Twist ook hier wegkruipt, en wel achter een nietszeggende algemeenheid. Ten slotte ben ik ook niet op de hoog te van hetgeen heeft plaats gehad ten aanzien van 's heeren D. v. T.'s beschik baarstelling bij het begin der mobilisatie. Nu, M. de R., ik heb niet beweerd dat ik daarvan op de hoogte ben; ik heb zelfs geen moeite gedaan om er achter te komen. Maar het resultaat van al dat „voorgevallene" is mij met volle zeker heid bekend. Het is niets anders, dan dat de kapitein Duymaer van Twist, in plaats van in ons sedert 3V2 maand gemobiliseerde leger, zijn sabel te trek ken aan het hoofd van een compagnie op oorlogsvoet, thans, in dezen hoogstern- stigen tijd, als van oudsher, politieken handlangersdienst verricht, tegen een re geering, die hoog verheven is boven zijn armzalig gedoe. Daardoor wekt hij, bij mij en zeer veel anderen, een gevoel van afkeer, ja van walging." Men ziet wel heer Snijders heeft door deze correspondentie en de op zijn aan val gevolgen critiek niets geleerd en niets afgeleerd. Hetgeen te bejammeren is. Immers er zijn nog duizenden in den lande, die een afkeer hebben van wat zij noemen het militairisme. Menschien, die uit den 'dienst de herinnering bewaard hebben van sommige onderofficieren en officieren, die 'hen hebben bevloekt of onbillijk bejegend. En nu komt daar op eenmaal de heer Snijders met zijn standje dit oude zeer weer open rijten. „De Standaard" 'herinnerde dezer dagen terecht aan de periode van de heerschap pij der roodneuzigen. Gelukkig zijn wij uit deze periode uit. Maar ook het militairisme heeft zijn tijd gehad. Een militair behoeft in onzen tijd geen toon meer aan te slaan alsof hij de kleine kinderen naar bed wil ja gen. Want zelfs dezen lachen er mee. Wij beleven th'ans een tijd, waarin zoo wel meerderen als minderen elkander trachtten te ontmoeten, te dienen en te waardeeren. Wij zagen laatst een generaal in 't bij zijn van zijn adjudant en andere officie ren aan een sergeant en een soldaat de hand drukken. Dat deed ons goed. Zulk een tijd beleven wij nu. En daarmee was 't geschrijf van generaal Snijders- in strijd. De heer Duymaer van Twist kan met genoegen op deze compagnie terugzien. Aanhangsel no. I. De president der anti-rev. KamercJub de heer v. d. Voort van Zijp. zond aan de „Nieuwe Courant", het blad, welks a dactie het onwaardige stuk van generaal Snijders tegen den heer Dnymaer opnam, het hier volgend schrijven, waarvan de opneming echter geweigerd werd, zoodat de schrijver de gastvrijheid van „De Slan daaxd" moest inroepen: „Hooggeachte redactie, Het zal wei overbodig zijn te zeggen, dat ik met instemming las het antwoord van den heer Duymaer van Twist op het artikel, dat de luit. gten. d. b. W|. G. F. Snijders plaatste in uw avondblad van Dinsdag 10 November j.l. Ho© een gepen sioneerd opper-officier zich zóó verge ten kan, dat hij op een piet te kwalificfeepen wijze een Kamerlid aanvalt, naar aan leiding van een vraag aan den Minister van Oorlog gericht, is mij onverklaarbaar. Het persoonJijk-kwielsende in genoemd ar tikel latend voor Wat het is, zij mij alleen de vraag geoorloofd, of de hear Snijders de geroepen© was om in de huidige tijds omstandigheden aan te dringen, op „waak zaamheid". Is hij degene, die recht heeft zulk een hoogen toon aan te slaan, zich zoo verontwaardigd te toonen? Het. was toch indertijd de Inspecteur der Infanterie W|. G. F. Snijders, die met alle kracht tegenhield de ontwikkeling der jeugdige instelling van het Reservekader, een instituut dat ons in de toekomst offi cieren moest Verschaffen tot encadreering van de Reserve en L and we© r troepenDe heer Duymaer van Twist herinnerde reeds aan Majoor Thomson, die in de Kamerzit ting van 21 Dec. 1911 uitsprak „dat mien pogingen als Van den gepensioneerde^, generaal Snijders om de landweer te decli- neeren, niet beantwoorden moest met het woord, maar met de schouders". De ge pensioneerde kapitein Wijst schreef in die dagen in een" Open Brief in de „N. Arn. Courant" o.m.„Ware door den generaal Snijders aan de instelling van het Reserve kader niet de nekslag toegebracht, dan zou nu onze Landweer door uitstekend kader geëncadreerd zijnen zouden bovendien nog een 'ruim aantal geschikte aanvoerders beschikbaar zijn." Wat door genoemden kapitein geZiegd wordt' ovler de middelen, die door den generaal werden gebruikt, zal ik laten ruston. Dit Vertoont veel overeenkomst met zijn wijze van han delen inzake de opleidiugsmethode-Fa- bius, met den aanslag1, door deztan. kapitein geteekend in de „N. Ct." van 13 Febr. 1911. Ik laat gaarne aan de militairen het oordeel over en het antwoord op de vraag:, wat er Van de encadreering: onzer 'troe pen geworden zou zijn, en hoe bet met de mobilisatie zou zijn afgeloopen, indien men in de lijn van generaal Snijders ware voortgegaan. En wanneer thans blijkt, dat het insti tuut van het Reservekader van g;roote beteekenis is voor de encadreering van ons Leger en dus voor onze weerbaarheid, dan heeft de heter Duymaer van Twist 'zeker het recht een deel Van de eer daar van voor zich op te eischen, waar hij van den aanvang af de zaak van het Re servekader met warmte heeft verdedigjl. De heer Duymaer van Twist stelde in dertijd de vraag, of de generaal Snijders wel do man was om oVer het verval van ons leger óf van onze legerorganisatie te klagen. Deze generaal is m.i. de laatste om den beer Duymaer v. Twist te ver wijten „de Regeering te bezwaren hare moeilijke taak." C. v. d. VOORT VAN ZIJP.", „De Standaard" schreef onder dit stuk: In den regel nemen wij ingezonden stuk ken die door een andere Redactie niet geplaatst zijn, niet in ons blad op. Een redactie moet ten deze 't recht van eigten vrije beoordeeling behouden, en g|een andere redactie moet dit haar recht be korten. Toch zijn er regels van uitzondering waaraan ook een redactie zich niet ont trekken mag, en één dier regelen is zeer zeker, dat een redactie, die toelaat dat in haar blad een publiek persoon be- leedig'd en belasterd wordt, tegenspraak hiertegen van derden, niet mag afwijzen. Van daar dal we ten deze een, exceptie maken. Wij plaatsten er boven: Aanhangsel no. 1. Want het laatste woord zal in deze quaestie nog wel niet gesproken zijn. Leef de onze Keuohenius nog, hoe hij 'in zijn be kende eigenaardig lange tusschenzlinnein, welke hem het blijven in de orde waar borgden, in satyrieke iewoordingien, waar- Van hij "het geheim bezat, de handel wijze van den generaal en van de re dactie die zich tot handlangersdienst in dit geding' leende, zou wraken. De Rijksmiddelen. 'tWas te verwachten, dat de opbrengst der rijksmiddelen over October evenals over de daaraan voorafgaande maand we der een belangrijk Verschil zou te zien gevten met die over de gelijknamige maand van het vorige jaar. In October 1913 werd niet meer dan f 1.746.661 meer ontvangen. Toen ©venwel een zeer voorspoedige maand in een tijdperk vhn vrede en wei- Vaart; thans een maand van gedrukt eco nomisch leven vanwege den alle interna tionaal verkeer ontwrichtenden wereld- krijg. De grondbelasting bracht circa twee ton minder opde bedrijfsbelasting dito- en |<le mijnen verscheidene duizenden guldens. De invoerrechten geen wondier meer dan twee ton; de indirecte belastingefn schier 7 ton. Ook de opbrengst der domeinen stelde teleur; die der Posterijen niet minder; terwijl de loodsgelden tengevolge van den oorlog al heel weinig bedragen. Alleen de Rijksteliegrafie maakte goede zakten. Ziehier .enkele cijfers, n.l. een over zicht van de opbrengst der middelen (hoofdsom en opcenten) over de maand Oct. 1914, in vergelijking gebracht met Je opbrengst over hetzelfde tijdvak van 1913 door het departement van Financiën open baar gemaakt. 1914 1913 Directe belast. Recht op dien invoer .Accijnzen Waarb. en bel. der goud en zilv.werk. Indir. belast. Domeinen Posterijen Rijkstelegraaf Staatsloterij Akte van Jacht en visscherij Loodsgelden f 5.465.838 f5.623.904 933.585 5.912.703 10.128 1.743.641 99.873 1.311.219. 756.302 - 33.868 5.640 - 98.999 1.482.886 5.783.455 50.472 - 2.470.128 - 125.875 -1.602.356 - 444.474 167.677 6.113 361.117 f 16.371.801 f 18.118.462 Totaal De opbrengst over de eerste tien maan den Van 1914 bedroeg £157.722.798, tegen, f 160.311.077 over de eerste tien maan- dan van 1913. Beknopt overzicht van den toestand. Om met het Oosten te beginnen, er zijn belangwekkende bijzonderheden be kend gemaakt over den aftocht der Duit- schers nit Rusland. Heeft men het aan vankelijk van Russische zijde doen voor komen, alsof deze een algemeene vlucht was, wanordelijk en overhaast, thans komt men ons van dezelfde geachte zijde beter inlichten. De groote Russische état-major publi ceert het volgende uitvoerige telegram, dat ons leert hoe die groote terugtocht der Duitschers, die zooveel stof opgejaagd heeft in figuurlijken zin althans, in letterlijken zin misschien modder in de grootste orde plaats had, hoe de Duit schers nog alles hebben kunnen doen, om 't indringen der Russen te beletten en hoe rij onmiddellijk daarop tot een offen sief bereid en gereed waren. Hij schrijft dan: „Na de gevechten van October op de wegen van Warschau en Ivangorod, die door onze overwinning bekroond werden begon de vijand zijn terugtocht naar zijn grens, zonder iets te sparen, spoor- en heirwegen verwoestend. Langs de spoorwegen bliezen de Duit schers de stations en hunne bijgebouwen op of gaven ze aan de vlammen prijs en vernietigden tot den grond alle water torens, waterleidingen en wissels. Op een zeker traject deed de vijand de rails op alle verbindingen springen, het geen voor het herstellen der vernielde spoorbaan het leggen van nieuwe rails eischte. De Duitschers bliezen volkomen alle bruggen en waterleidingen op, zelfs de kleinste, zóó 'dat het herstellen onmogelijk werd ©n de noodzakelijkheid geschapen werd z© te herbouwen. Op de wegen werden alle bruggen opgeblazen. De vijand kapte de telegraaf palen om en knipte overal de telegraaf draden door. Deze stoornissen hielden onze vervol ging ernstig op, waaraan de vijand het te danken heeft, dat hij op den linkeroever van de Weichsel langzamerhand buiten den kring onzer slagen geraakte en zijn grondgebied kon bereiken. Na deze taak te hebben volbracht, be gonnen de Duitschers, gebruik makende van hun rijk spoorwegnet, rap troepen over te brengen naar het Noorden met het doel een belangrijke strijdmacht tegen onzen linkervleugel te concentreeren. Deze concentratie der Duitschers in een nieu we streek werd gedekt door een sterke ruiterij, van het Westelijke Duitsche front overgebracht en deels versterkt door Oos- tenrijksche cavalerie. Half November werd het offensief door de Duitschers hervat in de streek tusschen de Weichsel en de Warta en had ge vechten ten gevolge, die zich momenteel op het front PlotskLentschizaUnjejew ontwikkelen." Dat de posities der Duitschers van be teekenis waren, dat hun moreel niets te wenschen liet, heeft men gisteren kunnen zien uit de overwinningsberichten over het geheele Oost-Pruisische front en ter hoogte Van Koetno in Russisch Polen. Volgens het St. Petersburgsche bericht duurt het offensief der Russen natuurlijk voort. Toch schijnen de kansen voor 't oogenb-lik gekeerd te zijn. Dien indruk vermag het niet weg te nemen. Sterker, zijdelings erkennen de Russen, dat zij tot op de in het Duitsche com-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 1