No. 40 Maandag 16 November 1914 39e Jaargang Leening of Belasting? De Groote Oorlog. Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LAN *E VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: FIRMA F. P. DHUIJ - L. BURG. Drukkers: Oosterbaan Le Cointre - Goes. VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. post Losse nummers ƒ1.25 „0.05 Prijs der Advertentiën 15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels ƒ1. iedere regel meer 10 ct. De volksvertegenwoordiging heeft zon der tegenspreken alle regeeringsvoorstel- len die gevolg waren van den oorlog en de mobilisatie, goedegekeurd, zondefr te vragen hoe aan 'tgeld te komen. Maar nu komt de vraag aan de orde: hoe deze oorlogslasten, die van de vorige en van de eerstvolgende maanden te dek ken? De minister van financiën, mr. Treub, gaat zwanger van bet plan om te doen uitschrijven een oorlogsleening van 275 miljoen, welke bij .„vrijVpillige" inschrij ving zal worden geplaatst tegen vijf pro cent; en zoo ze niet volteekend is, zal het tekort worden gevonden door „ver plichte" inschrijving, maar dan, zeker bij wijze van straf wegens betoonde schroom valligheid van de zijde der bezitters om aan de leening tegen 5 procent mee te doen tegen een rente van slechts vier ten honderd. Dat wordt dan een gedwongen omslag, te plaatsen bij de hoogstaangeslagenen en wel pondspondsgewijze, naar gelang van het vermogen. Blijkens bericht in de bladen ligt het „in het voornemen der Regeering, deze leening te beheeren als een afzonderlijk fonds en in verband daarmede de af lossing te doen plaats hebben binnen een van den gewonen wettelijken termijii (40 tot 50 jaren) afwijkenden tijd, n.l. in, 15 jaren, zoodat in 1929 de amortisatie volle dig zal hebben plaats gehad. Hieraan is nog toe te voegen dat het bedrag de zer leening alleen dan voldoende zal zijn, indien de oorlog met inbegrip van zijn directe gevolgen niet langer meer duurt dan 6 maanden, dus tot Mei of Juni 1915. Zijn de normale toestanden om streeks dien tijd nog niet teruggekeerd, dan zal opnieuw in de behoeften der schatkist moeten worden voorzien". Een leening alzoo van 275 miljoen. Hier is weinig tegen in te brengen. Immers er moet raad geschaft worden. Reeds op de gewone staatsbegrootingi over 1914 werd het tekort geraamd op 25 miljoen gulden. De opbrengst der mid delen zal dit jaar, wegens den oorlogs toestand der laatste maanden, ver be neden de raming blijven. Er zal derhalve reeds meer dan 25 miljoen tekort zijn op den gewonen diénst. Hu is er al honderd miljoen toegestaan voor oorlogskosten, en dat is nog niet de helft van hetgeen noodig is. Mén mag. derhalve aannemen, trouwens dr. Bos heeft het voorgerekend, dat de regeering over drie of vier maanden 250 miljoen •gulden zal moeten betalen, hoven de ge wone uitgaven, en dat terwijl er geen cent in 's Rijks kas is. Een tekort der halve van 250 miljoen gulden! Nu heeft ons land Wel eens meer der gelijke moeilijke dagen gehad. Na dein Belgischen oorlog, die van 1830 tot 1839 een groote troepenmacht op onze gren zen vorderde, stond Nederland voor een schuldenlast van 2200 miljoen. Men redde zich toen met een gedwongen vrijwillige leening. Minister Van Hall dreigde (in 1843) met een belasting van 35 miljoen op de bezittingen, tenzij een leening kon .tot stand komen van 127 miljoen, ren tende 3 pet. Deze leening kwam, zij het ook langzaam, tot stand. Later kwamen er Indische bijdragen Jnj, zoodat onze schul denlast beneden het milliard daalde. Het is nu niet zoo erg als toen, al is het al erg genoeg. Het is alleen maar de vraag: zullen wij weer, als in 1843, «een leening noodig hebben, of moet hejt een buitengewone belasting worden? Het Duitsche volk bracht dezer dagen een vrijwillige leening op, meer zelfs dan gevraagd werd, en nu vragen onze NedeW landsche financiers, onder anderen hef Eerste Kamerlid v. NieropKon Neder land hetzelfde niet eens pirobeeren? Ne derland is toch fijk Maar is Nederland rijk? Is het nog wel het s'teinreich Rolland, waarvan de buitenlander spreekt? Het gezamenlijk vermogen van het Na- derlandsche volk bedraagt 7l/a miljard, doch kan wel op 10 miljard gtesehat wor den, misschien zelfs is het wel 14 miljard, dus per hoofd f2500; omdat er zoo veel ontduiking plaats heeft. Niemand schijnt in ons eerlijke Nederland meelr bij den beer gedaan te worden danl de fiscus. Alsof dit geen zonde ware, schij nen zielfs belijdende Christenen hieraan mee te doen. Ook wordt er verteld dat ons volk jaarlijks nog wel 200 millioen gulden op legt; zoodat het best kan, zegt men. Dt. Blink heeft echter in de Vragen van den Dag aangetoond dat Nederland niet „steinreich" is, maar arm. Nederland heeft zjes millioen zielen en 7 Va milliard, of 1400 gld. per hoofd. En neemt men aan, dat het vermogen van ons volk tweemaal zoo groot is, of 2400 gld. per hoofd, hoe ver blijven wij dan nog beneden België, Engeland, Frankrijk en Duitschland. Immers België, dat het rijkst van al len is, telt 7 millioen zielen en heeft; (had?) een vermogten van 60 milliard, of f8500 gld. per hoofd. En de andere landen? Groot-Rriltanie heeft 46 millioen zielen en een nationaal vermogen van 300 milliard, dat is 6500 gld. per hoofd. Duitschland heefL 66 mil lioen zielen en een vermogen van 210 milliard, of 3000 gld. per hoofd. Frank rijk heeft een bevolking van 39 millioen en een vermogen van 210 milliard, of 5100 gld. per hoofd. Nu willen dr. Bos, en ook andere fi nanciers, o. a. de heer Stork uit Hen gelo, dit tekort terstond doen aanvullen uit de beurzen der vermcgjendien, door ieen belasting, in plaats van door een leening. Hetgeen zeggen wil dat ruimt 3 procent van het nationaal vermogen, wat „De Ne derlander" noemt gerealiseerd en in 's Rijks kas gestort wordt. Een advies dat voor verwezenlijking op het oogenblik niet vatbaar is, omdat het vermogen van velen bestaat in buitenland- sche effecten, die moeilijk of althans niet dan met groot vterlies te verzilveren zijn. Nadat vele bladen hunne financieels bezwaren, over en weer, zoowel tegen het leeningsontwerp, als tegen het door dr. Bos, c.s. aan de hand gedane denkbeeld van dekking door een kapitaalbelasting; in eens, heeft de minister toch zijn ont werp gehandhaafd. Hetwelk, in aanmer king genomen de buitengewone omstan digheden, waaronder wij leven, ons aan leiding geeft, ons aan te sluiten bijl hen die het wetsontwerp aanbevelen. Geld moet er nu eenmaal zijn; zware lasten, zullen op ons volk gelegd worderi; nog) zwaardere staan ons te wachten. Laten wij daarom, vertrouwende op het juiste inzicht van den minister van financiën, bereids dit offer brengen; kiezende alzoo van twee kwaden het beste. De snelvuurkanonnen. Walt hebben de vrijzinnigen in 1905 geschermd met de voorgestelde snelvuur- kanonnen. Men weet immers ,nog wel', ziij waren voorgesteld door een pecihtsch kabinet, 'dat hiertoe verplicht wap ten, gevolge van een wet aangenomen onder 't bestuur- van zijn liberalen voorganger;. Toch waren die snelvuurkanonnen voor de liberalen in Nederland, ook in Z|eer land, ook op Zuid-Beveland, een politiek fortuintje. Zij kregen er de meerderheid; niet der kiezers maar, der Kamerzetels mee op hun band. Waar het trouwens alleen maar om te doen was: geweest. De tegenwoordige oorlog heeft dan ook bewezen dat het niet is de infanteries maar het snelvuurgeschut dat de verdedig,- haarheid van den vaderlandsohen grond vergroot. Een verslaggever Van „Het Volk", die te Amersfoort een gesprek had met een Belgischen geïnterneerde, komt dit bevestigen. De Belg zeide heni o.a„ Ik behoorde tot den bezetfingstroepi van België en lag tijdens het belegi tusschen de forten Kessel en Lier in de loopgraven. Ja, dat waren verschrik kelijke dagen. Wij, infanteristen, wa ren tot volslagen werkloosheid gedoemd. De Duitschers werkten slechts met hun artillerie. Van voorbij Mechelen bescho ten zij onophoudelijk onze 'forten en loopgraven. 'Zonder phozen speelden hun ver-dragende kanonnen en regenden hun granaten op ons neer. Wat kom den wij daartegen met onze gewerefi uitrichten? Niets. Ik heb geen enkelen Duitschen soldaat gezien en toch zag ik tal van kameraden om mij heen sneuvelen. Het was geen gevecht, maar een slachting. Het is wel duidelijk gebleken dat zij die weigeren hun legér van vèr dragend en snel vurend geschut te voorzien, het vaderland, en den armen landszonen geen dienst bewijzen. De vaderlandsliefde zat er in die dagen, toen het „tegen Kuyper" ging, bij onze goede liberalen niet heel diep'. Wie 'toen zich tegen snelvuurgeschut verzetten, 'zouden, ware er oorlog api han den 'geweest, er, natuurlijk ongewild, onze jongens aan gewaagd hebben. Misschien brengt deze oorlog, indien tenminste de politiek het sinds nog niet deed, Wel eenige veranderingen van in zicht. Want het blijft oneer alle menschen vaststaanals 't kan pioet de oorlog de wereld uit; doch kan 'tniet en het is waar dat het niet kan! dan moet Nederland, gelijk arm België ons. thans heeft geleerd, zoo goed voorzien zijn dat de vijand geen lust heeft zich in ons land te wagen. Toont hij dien lust wel, dan is het nog tijd genoeg om te beslissen of men hun zal behandelen, a la België, dat wèl, of a la Ldxemburg 'dat niet. gewapend is. Beknopt overzicht van den toestand. Van de zee tot Rijssel zijn heden (Za terdag) de resultaten goed. De aanvallen der Duitschers bezuiden Yperen zijn met voor hen groote verliezen afgeslagen. Ziedaar alles wat tot nu toe van den Zaterdag' bekend geworden is. In den al- geineenen toestand is dus geen verande ring gekomen. Uit dit Fransche communiqué lezen we dat de strijd met onverminderde hevigheid voortduurde, dat de Duitscbers een krach tig offensief handhaafden en dat aan beide zijden vrij' groote ver-liezen geleden zijn. Wanneer wij tusschen de regels door lezen kunnen we niet' tot een andere slot som komen. Het weder was er trouwens niet naar om een .operatie in de hand te werken Bijna elke -beweging' werd verhinderd door het regenachtige en stoi-machtige weier van de laatste dagen. Een feit is het, dat de toon, dien wij' de laatste dagen in de Duitsche berichten mochten beluisteren, opgewekter was dan die der Fiansche communiqué's. De laat- sten zijn ons bovendien veel te vaag. I11 Oost-Pruisen duurt de strijd nog voort. De vaart, waarmede de Russen deze provincie binnenstormden, is thans na> tuurlijk gestuit. Reeds gewagen de- ambte lijke Wolff--berichten van eemigl succes aan de zijde der Duitschers. Bij Stallupönen zouden 500 Russen ge vangen genomen zijn, terwijl in de streek van Wloclaweci een Russisch legerkorps teruggeworpen, waarbij' het 1500 man en 12 machinegeweren in handen der Duit schers liet. Een Turksch communiqué - in opge blazen taal, zooals we, dat ge woon zijn meldt een en ander v'an Klein-Azië's oor logsveld. N.l. het volgende: „Onze troepen bezetten de1 stelling van Kotur in de Perzische provincie Asem heidsjan, welk© tot nu toe door de Rus sen bezet Was. Dezen werden verslagen en gingen op de vlucht. Heden (Zaterdag) vonden schermutselingen plaats tusschen onze achtervolgende troepen en de achter hoede der Russen. De gtevechten bij Keuprikeui waren zeer herig. Onze troepen legden een bui tengewone dapperheid aan den dag. Een regiment deed drie bajonet-aanvallen te gen een op een hoogte gelegen stelling. Niet één man der vijandelijke bezetting ontkwam. Onder den zeer grooten buit be vindt zich veel versterkingsmateriaah Op de Engfelschen, die,bij Fauan, aan de kust van de provincie Bassora geland zijn, werd een heftige aanval gedaan, waarhij zestig' Engelschen sneuvelden." Vrage: Wat zal Perzië doen, nu de Turken zich vermeten hebben! haar grond gebied te betreden? Bassora, waar de Engelschen een lan ding schijnen gewaagd te hebben, ligt in Aziatisch Turkije aan de monding Van de Euphraat. Uit Antwerpen. Over den algemeenen toestand schrijft men aan „Het Vaderland": Velen zijn teruggekeerd in hunne Schel- destad, vele arme stumperds. Zij wisten, dat nijpende ellende hun wachtte, zij ^vis ten, dat hun stakkers van kinderen zouden huilen om brood, pijnlijk klagend zouden, kreunen van koude. En zij wisten ook, dat er voor hen in het rijke Antwerpen geen droge korst, geen schepje lasic'h te vin den was. Maar hunne sombre steeg had dampen en geuren, die zij moesten inademen, hun ne hooge, holle huizen hielden binnen hunne vunzige muren besloten een leven, dat hun leven was. Ja,, nu voelen zij weer de glibberige hobbelkeien onder hun voeten, zij zijn weer thuis, de echte Sinjoren, de immer goedgeluimde uit de nauwe stegen van Antwerpens volksbuurten. Ruim twee der den van die sjofele wroeters hebben hon ger en kou in eigen milieu verkozen ho ven de gulste gastvrijheid in 't zuster land. Maar helaas, 'tzijn niet meer de „man nen van de pleizante stad!'' Morrend en vloekend staan zij .wijdbeens bij elkaar, in kleine, zwijgende groepjes, de handen diep in de broekzakken; Zij staren norsch voor zich uit, en spuwen verachtelijk» Niemand zegt één woord, en toch hamert eenzelfde gedachte hun in 'thoofd: Zes tig jonge mannen zijn aan de poorten aangehouden en opgeborgen. Voor 'teerst voelen zij den ijzeren greep van 't strenge gezag der overheersching. Nu merken zij, dat mooie woorden over kalmte en rust, dat geruststellende beloften over eerbied van vrijheid, hen in een val gelokt had den. Zij beseffen het voor 'teerst: zij zijn gevangen in hun eigen stad. 't Is kalm en rustig te Antwerpen, heeft men gezegd. Ja, 'tis er kalm als in een groot tuchthuis, rustig als; op een groot kerkhof. Onder de sterke klauwen van den Pruisischen arend liggen de fiere Signoren gekromd, onder zijn breede vleugels versombert de stad. Men durft bijna niet meer hardop te sprekenmen is bang zijn opinie te uiten. Die vriend, die u beamend aanhoort, is hij geen spion, loeren er geen spionnen in de burnt-? De menschen verkroppen hun woede, hun haat, of men fluistert zacht geheimzin nig iets in "t oor van een geestver want. Men zwijgt als de kellner u komt bedienen, steeds met dien angst voor iemand, die u verkleint en laf maakt. Naastenliefde in het vijandelijk land. Onder bovenstaand opschrift maakt „Het Handelsblad" melding' Van een brief die een grenadier, een „Einjahrig Frei williger" uit Hamburg van het slagveld in Frank rijk aan zijn familie zond. „Met. een patrouille kwam ik aan een verlaten boerderij, totaal stuk geschoten, verbrand en verkoold, het gebouw1 en de oogst. Uit een klein neveng'ehouwtje waarschijnlijk een verblijf voor losse ar beiders stijgt rook uit den schoor steen. Een toeken tenminste dat er daar nog een levend wezion is. Voorzichtig na der 'ik het huis. Voor de deur ligt het lijk van een man in zijn hemdsmouwien, met doorschoten borst, zijn jachtgeweer krampachtig omklemd. De trekken nog' Van haat vertrokken, in woed© verstard. Een franc-tireur, die zijn strijdlust met zijn leven heeft geboet! Ik treed binnen. Welk een aanblik! In een soort keuken, tus schen een hoop stukgeslagen, keukengerei en omvergeworpen meubelen zit een Vrouw, tamelijk jong nog en niettegen staande de verwaarloozing nog mooi. De haren hangen haar; verward om het ge zicht. Ze is slechts half aangekleed en heeft een kind aan de borst. Drie, vier kleine kinderen kruipen bij' mijn binnen komen achter haar kleeren weg. Op het fornuis pruttelt iets in een allerVuilsten pot. Het is water, met wat harde; witte boonen. Als ik de aanrecht, nader, bei- gint de vrouw, de echtgenoot© van den franctireur, die buiten ligt, in de miee- ning dat ik het laatste wat 'zij nog bezit zal meenemen, luid te weenen. Ik raap al mijn kennis van Franscih hijeen en slaag erin de Vrouw te kalmeeiren. De stumperds zitten reeds ©enige dagen zoo, zonder iets te eten. Haar man is dood, hij' kan. niet meer helpen. De vrouw zelf is zwak en de kleinen beletten, haar iets uit te. voeren. Aan vluchten valt niet te denken. Waar heen zou ze ook gaan? Naar de zwarten, of naar de vijanden, die haar echtvriend doodden? De weinige levensmiddelen, die in voorraad waren en die niet verbrand zijn, hebben vriend en vijand achtereen volgens weggehaald. Haar gëheéie bezit be staat uit wat witte hoonen. Een oneindig medelijden en erbarmen komt over miij. Ik troost haar zoo goed ik kan en geeffbaar ©en half brood en ©en hoeveelheid koff'ie- boonen, die ik toevallig bij me had. Die1 ar me vrouw wist van louter dankbaarheid niet wat zie zeggen zou en wilde mie de handen kussen, hetgeen ik afweerde. Den kleinen gaf ik een stuk chocolade. Toen ik wegging, lag' de arm© vrouw op de knie- en en bad i,innig. Ik echter verheugde mij ook eens ©en goed© daad te hebbieni Ver richt. In de compagnie deed ik mededieeling van wat ik gezien had en, onze goede, kleine luitenant .bepaalde, dat aan d© vrouw eiken dag ©en stuk brood ©n eten zou worden gebracht." Een nachtelijke uitval uit Dixmuiden. Ee Belgische correspondent van' de Tij 1 seint uit Duinkerken, 12 Nov.: Wat gis teren verwacht weird, is geschied. In den nacht heeft de vijand getracht zich de bezetting van Dixmuiden ten nutte t© ma ken, om onder begunstiging der duister nis van daar voorwaarts te rukken. Maar bet is hem niet gelukt. Do bebeekenis van Dixmuiden als krijgskundig punt en derhalve ook de bezetting van Dixmuiden imogen niet overschat noch onderschat worden. Een bezetting van Dixmuiden. door wie ook, beteekent noch voor ons, noch voor den vijand een bebeebenisvol gewin, in zooverre er noch het lot van Duinkerken, noch een doorbraak der linie van de bondgenooten mede gemoeid is. Evenwel heeft de nu deels platgeschoten! plaats, haai- bijzonder belang. Ze is im mers gelegen even voor die gekanaliseer de Ysier, aan de zijde van den vijand. Zdólang onze roepen de plaats bezet hielden, was er aan de overzijde zielf ©en krachtig beletsel voor den vijand de waterlinie te forcearen, terwijl deze Van het overschrijden van het water op andeaö plaatsen geen krijgskundig Voordeel kon [trekken. Aldus beschouwd, is bijgevolg de bezetting op zich zelf van Dixmuiden voor den vijand een winst. Maar die winst is voor ons nog geen Zwaar verlies, omdat de Duitscbers, al zijn ze in Dixmuiden, nog niet over de waterlijn zlijn en nog niet onzie eigenlijke eerste Verdedigings linie hebben doorgebroken. Dit nu hebben Ze in den nacht pogen te doen. Recht duidelijk is 't mij, niet, wat z© daarmee voor hadden, wat zij met heel den aanval bij Dixmuiden in de laatste dagen beoogden. Was 'teen schijn- operatie, om bij Yperen te beter te kun nen slagen en onze troepen vandaar weg te lokken? Was de aanval bij Dixmuiden ©en werkelijk gemeend plan om door te breken, heigeen ik voor mij geloof? In ieder geval: ze zijn teruggekeerd en na Dixmuiden deels in handen gekregen te hebben, poogden ze dezeplaats .als basis van oprukken te bezigen. Bij dag was dit al zeer bezwaarlijk en daarom werd d© nacht gekozen. Het is ongelooflijk met welk een behoedzaamheid de Duitschers daarbij te werk gingen. Komen zij' des daags met de overmacht van het getal, in den! nacht beproeven Ze het met enkele stoute verkenningstochten, die voor hun troepen den weg moeten openen. Maar ztoo zorg zaam en stil was de vijand niet voort- gerukt, of de onzen hadden hem dra be merkt. Er werd echter niet gevuurd. Stil liet men den vijand in den waan, dat hij onbemerkt wasliet hem ai na der en nader komendan een gewel dige losbranding, een jjselijk huilen en geknetter in den nacht De nachtelijke uitval der Duitschers om de Yserlinie hij Diixinuiden' te foroeiemen is op niets uitgeloopen en op heden is de algemeene toestand schier ongewijzigd. Uit een veldpostbrief. Een Duitsch officier vond in een Fransch dorp in den kelder van een boer derij verscheidene vrouwen en kinderen, die daar ©en schuilplaats zochten voor het Fransche kanonvuur. Onder die kin deren was een kindje van zes maanden, dat bij gebrek aan melk in twee dagen geen voedsel had gehad en nu klagelijk schreide. Daar de luitenant ©en koe had opgevangen, kon 'hij gelukkig raad schaf fen. In het slot van zijn brief vertelt hij; hoe hij dit deed: Ik maakte op de plaats rechtsomkeert, én rende zonder wat te zeggen, door WurzbarcheT en Haberle begeleid, d© trap op, over de straat en naar mijn stal. Wie kan er 'melken? Snel meldde zich er één, die er verstand van had en de uiers streek. Maar het succes was allerbedroe vendst. Ik liet den man door een anderen aflossen. Hetzelfde resultaat. Reeds wilde ik de kerels een uitbrander geven, toen! ik de glundere 'snuiten van d© in den stal ingekwartierde soldaten aankeek en er me een licht opging. De koe was goed genoeg, gaf ook melk, maar als er een paar keer per dag een man of acht helt heest aftapten voor melk voor dei koffie, dan strijkt ten laatste ook de beste koe. Ik zette duis een post voor den stal en toen ik na een uur of drie terugkwam', gaf het brave beest me ook een kruik vol melk. Nu trokken we weer in de vroegere optocht naar den kelder. Groot was de vreugde daar. De moeder van het kind kon van aandoening bijna geen dank- je zeggen. Een oude vrouw probeerde; mij met haar gele handen te s'treelen, e:n Haberle, die zelf huisvader is, schold haar als een bezetene, om zijn ontroe ring te verbergen. Duitsche onderzeeërs vernield? Zaterdag hadden we reeds het bericht, dat een tweetal Duitsche dijkbooten door de Engelschen onschadelijk gemaakt zou den zijn. De „Daily News" verneemt uit Dover over deze zaak het volgende: Er is alle reden om te gelooven, dat met twee duikbooten, die het Kanaal on veilig maakten, voorgoed .afgerekend is.

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 1