No. 40
Maandag 16 November 1914
39e Jaargang
Leening of Belasting?
De Groote Oorlog.
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LAN *E VORSTSTRAAT 219.
Bureau te Middelburg:
FIRMA F. P. DHUIJ - L. BURG.
Drukkers:
Oosterbaan Le Cointre - Goes.
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. post
Losse nummers
ƒ1.25
„0.05
Prijs der Advertentiën
15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels ƒ1.
iedere regel meer 10 ct.
De volksvertegenwoordiging heeft zon
der tegenspreken alle regeeringsvoorstel-
len die gevolg waren van den oorlog
en de mobilisatie, goedegekeurd, zondefr
te vragen hoe aan 'tgeld te komen. Maar
nu komt de vraag aan de orde: hoe
deze oorlogslasten, die van de vorige en
van de eerstvolgende maanden te dek
ken?
De minister van financiën, mr. Treub,
gaat zwanger van bet plan om te doen
uitschrijven een oorlogsleening van 275
miljoen, welke bij .„vrijVpillige" inschrij
ving zal worden geplaatst tegen vijf pro
cent; en zoo ze niet volteekend is, zal
het tekort worden gevonden door „ver
plichte" inschrijving, maar dan, zeker bij
wijze van straf wegens betoonde schroom
valligheid van de zijde der bezitters om
aan de leening tegen 5 procent mee te
doen tegen een rente van slechts vier
ten honderd.
Dat wordt dan een gedwongen omslag,
te plaatsen bij de hoogstaangeslagenen
en wel pondspondsgewijze, naar gelang
van het vermogen.
Blijkens bericht in de bladen ligt het
„in het voornemen der Regeering, deze
leening te beheeren als een afzonderlijk
fonds en in verband daarmede de af
lossing te doen plaats hebben binnen een
van den gewonen wettelijken termijii (40
tot 50 jaren) afwijkenden tijd, n.l. in, 15
jaren, zoodat in 1929 de amortisatie volle
dig zal hebben plaats gehad. Hieraan is
nog toe te voegen dat het bedrag de
zer leening alleen dan voldoende zal zijn,
indien de oorlog met inbegrip van zijn
directe gevolgen niet langer meer duurt
dan 6 maanden, dus tot Mei of Juni
1915. Zijn de normale toestanden om
streeks dien tijd nog niet teruggekeerd,
dan zal opnieuw in de behoeften der
schatkist moeten worden voorzien".
Een leening alzoo van 275 miljoen.
Hier is weinig tegen in te brengen.
Immers er moet raad geschaft worden.
Reeds op de gewone staatsbegrootingi
over 1914 werd het tekort geraamd op
25 miljoen gulden. De opbrengst der mid
delen zal dit jaar, wegens den oorlogs
toestand der laatste maanden, ver be
neden de raming blijven. Er zal derhalve
reeds meer dan 25 miljoen tekort zijn
op den gewonen diénst.
Hu is er al honderd miljoen toegestaan
voor oorlogskosten, en dat is nog niet
de helft van hetgeen noodig is. Mén mag.
derhalve aannemen, trouwens dr. Bos
heeft het voorgerekend, dat de regeering
over drie of vier maanden 250 miljoen
•gulden zal moeten betalen, hoven de ge
wone uitgaven, en dat terwijl er geen
cent in 's Rijks kas is. Een tekort der
halve van 250 miljoen gulden!
Nu heeft ons land Wel eens meer der
gelijke moeilijke dagen gehad. Na dein
Belgischen oorlog, die van 1830 tot 1839
een groote troepenmacht op onze gren
zen vorderde, stond Nederland voor een
schuldenlast van 2200 miljoen. Men redde
zich toen met een gedwongen vrijwillige
leening. Minister Van Hall dreigde (in
1843) met een belasting van 35 miljoen
op de bezittingen, tenzij een leening kon
.tot stand komen van 127 miljoen, ren
tende 3 pet. Deze leening kwam, zij het
ook langzaam, tot stand. Later kwamen er
Indische bijdragen Jnj, zoodat onze schul
denlast beneden het milliard daalde.
Het is nu niet zoo erg als toen, al
is het al erg genoeg. Het is alleen maar
de vraag: zullen wij weer, als in 1843,
«een leening noodig hebben, of moet hejt
een buitengewone belasting worden?
Het Duitsche volk bracht dezer dagen
een vrijwillige leening op, meer zelfs dan
gevraagd werd, en nu vragen onze NedeW
landsche financiers, onder anderen hef
Eerste Kamerlid v. NieropKon Neder
land hetzelfde niet eens pirobeeren? Ne
derland is toch fijk
Maar is Nederland rijk? Is het nog
wel het s'teinreich Rolland, waarvan de
buitenlander spreekt?
Het gezamenlijk vermogen van het Na-
derlandsche volk bedraagt 7l/a miljard,
doch kan wel op 10 miljard gtesehat wor
den, misschien zelfs is het wel 14
miljard, dus per hoofd f2500; omdat er
zoo veel ontduiking plaats heeft. Niemand
schijnt in ons eerlijke Nederland meelr
bij den beer gedaan te worden danl de
fiscus. Alsof dit geen zonde ware, schij
nen zielfs belijdende Christenen hieraan
mee te doen.
Ook wordt er verteld dat ons volk
jaarlijks nog wel 200 millioen gulden op
legt; zoodat het best kan, zegt men.
Dt. Blink heeft echter in de Vragen
van den Dag aangetoond dat Nederland
niet „steinreich" is, maar arm.
Nederland heeft zjes millioen zielen en
7 Va milliard, of 1400 gld. per hoofd. En
neemt men aan, dat het vermogen van
ons volk tweemaal zoo groot is, of 2400
gld. per hoofd, hoe ver blijven wij dan
nog beneden België, Engeland, Frankrijk
en Duitschland.
Immers België, dat het rijkst van al
len is, telt 7 millioen zielen en heeft;
(had?) een vermogten van 60 milliard, of
f8500 gld. per hoofd.
En de andere landen? Groot-Rriltanie
heeft 46 millioen zielen en een nationaal
vermogen van 300 milliard, dat is 6500
gld. per hoofd. Duitschland heefL 66 mil
lioen zielen en een vermogen van 210
milliard, of 3000 gld. per hoofd. Frank
rijk heeft een bevolking van 39 millioen
en een vermogen van 210 milliard, of
5100 gld. per hoofd.
Nu willen dr. Bos, en ook andere fi
nanciers, o. a. de heer Stork uit Hen
gelo, dit tekort terstond doen aanvullen
uit de beurzen der vermcgjendien, door ieen
belasting, in plaats van door een leening.
Hetgeen zeggen wil dat ruimt 3 procent
van het nationaal vermogen, wat „De Ne
derlander" noemt gerealiseerd en in
's Rijks kas gestort wordt.
Een advies dat voor verwezenlijking op
het oogenblik niet vatbaar is, omdat het
vermogen van velen bestaat in buitenland-
sche effecten, die moeilijk of althans niet
dan met groot vterlies te verzilveren zijn.
Nadat vele bladen hunne financieels
bezwaren, over en weer, zoowel tegen het
leeningsontwerp, als tegen het door dr.
Bos, c.s. aan de hand gedane denkbeeld
van dekking door een kapitaalbelasting;
in eens, heeft de minister toch zijn ont
werp gehandhaafd. Hetwelk, in aanmer
king genomen de buitengewone omstan
digheden, waaronder wij leven, ons aan
leiding geeft, ons aan te sluiten bijl hen
die het wetsontwerp aanbevelen. Geld
moet er nu eenmaal zijn; zware lasten,
zullen op ons volk gelegd worderi; nog)
zwaardere staan ons te wachten. Laten
wij daarom, vertrouwende op het juiste
inzicht van den minister van financiën,
bereids dit offer brengen; kiezende alzoo
van twee kwaden het beste.
De snelvuurkanonnen.
Walt hebben de vrijzinnigen in 1905
geschermd met de voorgestelde snelvuur-
kanonnen. Men weet immers ,nog wel',
ziij waren voorgesteld door een pecihtsch
kabinet, 'dat hiertoe verplicht wap ten,
gevolge van een wet aangenomen onder
't bestuur- van zijn liberalen voorganger;.
Toch waren die snelvuurkanonnen voor
de liberalen in Nederland, ook in Z|eer
land, ook op Zuid-Beveland, een politiek
fortuintje. Zij kregen er de meerderheid;
niet der kiezers maar, der Kamerzetels
mee op hun band. Waar het trouwens
alleen maar om te doen was: geweest.
De tegenwoordige oorlog heeft dan ook
bewezen dat het niet is de infanteries
maar het snelvuurgeschut dat de verdedig,-
haarheid van den vaderlandsohen grond
vergroot. Een verslaggever Van „Het
Volk", die te Amersfoort een gesprek had
met een Belgischen geïnterneerde, komt
dit bevestigen. De Belg zeide heni o.a„
Ik behoorde tot den bezetfingstroepi
van België en lag tijdens het belegi
tusschen de forten Kessel en Lier in
de loopgraven. Ja, dat waren verschrik
kelijke dagen. Wij, infanteristen, wa
ren tot volslagen werkloosheid gedoemd.
De Duitschers werkten slechts met hun
artillerie. Van voorbij Mechelen bescho
ten zij onophoudelijk onze 'forten en
loopgraven. 'Zonder phozen speelden
hun ver-dragende kanonnen en regenden
hun granaten op ons neer. Wat kom
den wij daartegen met onze gewerefi
uitrichten? Niets. Ik heb geen enkelen
Duitschen soldaat gezien en toch zag
ik tal van kameraden om mij heen
sneuvelen. Het was geen gevecht, maar
een slachting.
Het is wel duidelijk gebleken dat zij
die weigeren hun legér van vèr dragend
en snel vurend geschut te voorzien, het
vaderland, en den armen landszonen geen
dienst bewijzen. De vaderlandsliefde zat
er in die dagen, toen het „tegen Kuyper"
ging, bij onze goede liberalen niet heel
diep'.
Wie 'toen zich tegen snelvuurgeschut
verzetten, 'zouden, ware er oorlog api han
den 'geweest, er, natuurlijk ongewild, onze
jongens aan gewaagd hebben.
Misschien brengt deze oorlog, indien
tenminste de politiek het sinds nog niet
deed, Wel eenige veranderingen van in
zicht.
Want het blijft oneer alle menschen
vaststaanals 't kan pioet de oorlog de
wereld uit; doch kan 'tniet en het
is waar dat het niet kan! dan moet
Nederland, gelijk arm België ons. thans
heeft geleerd, zoo goed voorzien zijn dat
de vijand geen lust heeft zich in ons
land te wagen.
Toont hij dien lust wel, dan is het nog
tijd genoeg om te beslissen of men hun
zal behandelen, a la België, dat wèl, of a
la Ldxemburg 'dat niet. gewapend is.
Beknopt overzicht van den toestand.
Van de zee tot Rijssel zijn heden (Za
terdag) de resultaten goed. De aanvallen
der Duitschers bezuiden Yperen zijn met
voor hen groote verliezen afgeslagen.
Ziedaar alles wat tot nu toe van den
Zaterdag' bekend geworden is. In den al-
geineenen toestand is dus geen verande
ring gekomen.
Uit dit Fransche communiqué lezen we
dat de strijd met onverminderde hevigheid
voortduurde, dat de Duitscbers een krach
tig offensief handhaafden en dat aan beide
zijden vrij' groote ver-liezen geleden zijn.
Wanneer wij tusschen de regels door
lezen kunnen we niet' tot een andere slot
som komen.
Het weder was er trouwens niet naar
om een .operatie in de hand te werken
Bijna elke -beweging' werd verhinderd door
het regenachtige en stoi-machtige weier van
de laatste dagen.
Een feit is het, dat de toon, dien wij' de
laatste dagen in de Duitsche berichten
mochten beluisteren, opgewekter was dan
die der Fiansche communiqué's. De laat-
sten zijn ons bovendien veel te vaag.
I11 Oost-Pruisen duurt de strijd nog
voort. De vaart, waarmede de Russen deze
provincie binnenstormden, is thans na>
tuurlijk gestuit. Reeds gewagen de- ambte
lijke Wolff--berichten van eemigl succes aan
de zijde der Duitschers.
Bij Stallupönen zouden 500 Russen ge
vangen genomen zijn, terwijl in de streek
van Wloclaweci een Russisch legerkorps
teruggeworpen, waarbij' het 1500 man en
12 machinegeweren in handen der Duit
schers liet.
Een Turksch communiqué - in opge
blazen taal, zooals we, dat ge woon zijn
meldt een en ander v'an Klein-Azië's oor
logsveld.
N.l. het volgende:
„Onze troepen bezetten de1 stelling van
Kotur in de Perzische provincie Asem
heidsjan, welk© tot nu toe door de Rus
sen bezet Was. Dezen werden verslagen
en gingen op de vlucht. Heden (Zaterdag)
vonden schermutselingen plaats tusschen
onze achtervolgende troepen en de achter
hoede der Russen.
De gtevechten bij Keuprikeui waren zeer
herig. Onze troepen legden een bui
tengewone dapperheid aan den dag. Een
regiment deed drie bajonet-aanvallen te
gen een op een hoogte gelegen stelling.
Niet één man der vijandelijke bezetting
ontkwam. Onder den zeer grooten buit be
vindt zich veel versterkingsmateriaah
Op de Engfelschen, die,bij Fauan, aan
de kust van de provincie Bassora geland
zijn, werd een heftige aanval gedaan,
waarhij zestig' Engelschen sneuvelden."
Vrage: Wat zal Perzië doen, nu de
Turken zich vermeten hebben! haar grond
gebied te betreden?
Bassora, waar de Engelschen een lan
ding schijnen gewaagd te hebben, ligt in
Aziatisch Turkije aan de monding Van de
Euphraat.
Uit Antwerpen.
Over den algemeenen toestand schrijft
men aan „Het Vaderland":
Velen zijn teruggekeerd in hunne Schel-
destad, vele arme stumperds. Zij wisten,
dat nijpende ellende hun wachtte, zij ^vis
ten, dat hun stakkers van kinderen zouden
huilen om brood, pijnlijk klagend zouden,
kreunen van koude. En zij wisten ook, dat
er voor hen in het rijke Antwerpen geen
droge korst, geen schepje lasic'h te vin
den was.
Maar hunne sombre steeg had dampen
en geuren, die zij moesten inademen, hun
ne hooge, holle huizen hielden binnen
hunne vunzige muren besloten een leven,
dat hun leven was.
Ja,, nu voelen zij weer de glibberige
hobbelkeien onder hun voeten, zij zijn
weer thuis, de echte Sinjoren, de immer
goedgeluimde uit de nauwe stegen van
Antwerpens volksbuurten. Ruim twee der
den van die sjofele wroeters hebben hon
ger en kou in eigen milieu verkozen ho
ven de gulste gastvrijheid in 't zuster
land.
Maar helaas, 'tzijn niet meer de „man
nen van de pleizante stad!'' Morrend en
vloekend staan zij .wijdbeens bij elkaar,
in kleine, zwijgende groepjes, de handen
diep in de broekzakken; Zij staren norsch
voor zich uit, en spuwen verachtelijk»
Niemand zegt één woord, en toch hamert
eenzelfde gedachte hun in 'thoofd: Zes
tig jonge mannen zijn aan de poorten
aangehouden en opgeborgen. Voor 'teerst
voelen zij den ijzeren greep van 't strenge
gezag der overheersching. Nu merken zij,
dat mooie woorden over kalmte en rust,
dat geruststellende beloften over eerbied
van vrijheid, hen in een val gelokt had
den. Zij beseffen het voor 'teerst: zij
zijn gevangen in hun eigen stad.
't Is kalm en rustig te Antwerpen, heeft
men gezegd. Ja, 'tis er kalm als in een
groot tuchthuis, rustig als; op een groot
kerkhof. Onder de sterke klauwen van
den Pruisischen arend liggen de fiere
Signoren gekromd, onder zijn breede
vleugels versombert de stad. Men durft
bijna niet meer hardop te sprekenmen
is bang zijn opinie te uiten. Die vriend,
die u beamend aanhoort, is hij geen spion,
loeren er geen spionnen in de burnt-?
De menschen verkroppen hun woede, hun
haat, of men fluistert zacht geheimzin
nig iets in "t oor van een geestver
want. Men zwijgt als de kellner u komt
bedienen, steeds met dien angst voor
iemand, die u verkleint en laf maakt.
Naastenliefde in het vijandelijk land.
Onder bovenstaand opschrift maakt „Het
Handelsblad" melding' Van een brief die
een grenadier, een „Einjahrig Frei williger"
uit Hamburg van het slagveld in Frank
rijk aan zijn familie zond.
„Met. een patrouille kwam ik aan een
verlaten boerderij, totaal stuk geschoten,
verbrand en verkoold, het gebouw1 en de
oogst. Uit een klein neveng'ehouwtje
waarschijnlijk een verblijf voor losse ar
beiders stijgt rook uit den schoor
steen. Een toeken tenminste dat er daar
nog een levend wezion is. Voorzichtig na
der 'ik het huis. Voor de deur ligt het
lijk van een man in zijn hemdsmouwien,
met doorschoten borst, zijn jachtgeweer
krampachtig omklemd. De trekken nog' Van
haat vertrokken, in woed© verstard. Een
franc-tireur, die zijn strijdlust met zijn
leven heeft geboet! Ik treed binnen. Welk
een aanblik! In een soort keuken, tus
schen een hoop stukgeslagen, keukengerei
en omvergeworpen meubelen zit een
Vrouw, tamelijk jong nog en niettegen
staande de verwaarloozing nog mooi. De
haren hangen haar; verward om het ge
zicht. Ze is slechts half aangekleed en
heeft een kind aan de borst. Drie, vier
kleine kinderen kruipen bij' mijn binnen
komen achter haar kleeren weg. Op het
fornuis pruttelt iets in een allerVuilsten
pot. Het is water, met wat harde; witte
boonen. Als ik de aanrecht, nader, bei-
gint de vrouw, de echtgenoot© van den
franctireur, die buiten ligt, in de miee-
ning dat ik het laatste wat 'zij nog bezit zal
meenemen, luid te weenen. Ik raap al
mijn kennis van Franscih hijeen en slaag
erin de Vrouw te kalmeeiren. De stumperds
zitten reeds ©enige dagen zoo, zonder iets
te eten. Haar man is dood, hij' kan. niet
meer helpen. De vrouw zelf is zwak en de
kleinen beletten, haar iets uit te. voeren.
Aan vluchten valt niet te denken. Waar
heen zou ze ook gaan? Naar de zwarten,
of naar de vijanden, die haar echtvriend
doodden? De weinige levensmiddelen, die
in voorraad waren en die niet verbrand
zijn, hebben vriend en vijand achtereen
volgens weggehaald. Haar gëheéie bezit be
staat uit wat witte hoonen. Een oneindig
medelijden en erbarmen komt over miij.
Ik troost haar zoo goed ik kan en geeffbaar
©en half brood en ©en hoeveelheid koff'ie-
boonen, die ik toevallig bij me had. Die1 ar
me vrouw wist van louter dankbaarheid
niet wat zie zeggen zou en wilde mie de
handen kussen, hetgeen ik afweerde. Den
kleinen gaf ik een stuk chocolade. Toen ik
wegging, lag' de arm© vrouw op de knie-
en en bad i,innig. Ik echter verheugde
mij ook eens ©en goed© daad te hebbieni Ver
richt.
In de compagnie deed ik mededieeling
van wat ik gezien had en, onze goede,
kleine luitenant .bepaalde, dat aan d©
vrouw eiken dag ©en stuk brood ©n eten
zou worden gebracht."
Een nachtelijke uitval uit Dixmuiden.
Ee Belgische correspondent van' de Tij 1
seint uit Duinkerken, 12 Nov.: Wat gis
teren verwacht weird, is geschied. In den
nacht heeft de vijand getracht zich de
bezetting van Dixmuiden ten nutte t© ma
ken, om onder begunstiging der duister
nis van daar voorwaarts te rukken. Maar
bet is hem niet gelukt. Do bebeekenis
van Dixmuiden als krijgskundig punt en
derhalve ook de bezetting van Dixmuiden
imogen niet overschat noch onderschat
worden. Een bezetting van Dixmuiden.
door wie ook, beteekent noch voor ons,
noch voor den vijand een bebeebenisvol
gewin, in zooverre er noch het lot van
Duinkerken, noch een doorbraak der linie
van de bondgenooten mede gemoeid is.
Evenwel heeft de nu deels platgeschoten!
plaats, haai- bijzonder belang. Ze is im
mers gelegen even voor die gekanaliseer
de Ysier, aan de zijde van den vijand.
Zdólang onze roepen de plaats bezet
hielden, was er aan de overzijde zielf
©en krachtig beletsel voor den vijand de
waterlinie te forcearen, terwijl deze Van
het overschrijden van het water op andeaö
plaatsen geen krijgskundig Voordeel kon
[trekken. Aldus beschouwd, is bijgevolg
de bezetting op zich zelf van Dixmuiden
voor den vijand een winst. Maar die winst
is voor ons nog geen Zwaar verlies, omdat
de Duitscbers, al zijn ze in Dixmuiden,
nog niet over de waterlijn zlijn en nog
niet onzie eigenlijke eerste Verdedigings
linie hebben doorgebroken.
Dit nu hebben Ze in den nacht pogen
te doen. Recht duidelijk is 't mij, niet,
wat z© daarmee voor hadden, wat zij
met heel den aanval bij Dixmuiden in de
laatste dagen beoogden. Was 'teen schijn-
operatie, om bij Yperen te beter te kun
nen slagen en onze troepen vandaar weg
te lokken? Was de aanval bij Dixmuiden
©en werkelijk gemeend plan om door te
breken, heigeen ik voor mij geloof? In
ieder geval: ze zijn teruggekeerd en na
Dixmuiden deels in handen gekregen te
hebben, poogden ze dezeplaats .als basis
van oprukken te bezigen. Bij dag was dit
al zeer bezwaarlijk en daarom werd d©
nacht gekozen. Het is ongelooflijk met welk
een behoedzaamheid de Duitschers daarbij
te werk gingen. Komen zij' des daags
met de overmacht van het getal, in den!
nacht beproeven Ze het met enkele stoute
verkenningstochten, die voor hun troepen
den weg moeten openen. Maar ztoo zorg
zaam en stil was de vijand niet voort-
gerukt, of de onzen hadden hem dra be
merkt. Er werd echter niet gevuurd. Stil
liet men den vijand in den waan, dat
hij onbemerkt wasliet hem ai na
der en nader komendan een gewel
dige losbranding, een jjselijk huilen en
geknetter in den nacht
De nachtelijke uitval der Duitschers om
de Yserlinie hij Diixinuiden' te foroeiemen is
op niets uitgeloopen en op heden is de
algemeene toestand schier ongewijzigd.
Uit een veldpostbrief.
Een Duitsch officier vond in een
Fransch dorp in den kelder van een boer
derij verscheidene vrouwen en kinderen,
die daar ©en schuilplaats zochten voor
het Fransche kanonvuur. Onder die kin
deren was een kindje van zes maanden,
dat bij gebrek aan melk in twee dagen
geen voedsel had gehad en nu klagelijk
schreide. Daar de luitenant ©en koe had
opgevangen, kon 'hij gelukkig raad schaf
fen. In het slot van zijn brief vertelt
hij; hoe hij dit deed:
Ik maakte op de plaats rechtsomkeert,
én rende zonder wat te zeggen, door
WurzbarcheT en Haberle begeleid, d© trap
op, over de straat en naar mijn stal. Wie
kan er 'melken? Snel meldde zich er één,
die er verstand van had en de uiers
streek. Maar het succes was allerbedroe
vendst. Ik liet den man door een anderen
aflossen. Hetzelfde resultaat. Reeds wilde
ik de kerels een uitbrander geven, toen!
ik de glundere 'snuiten van d© in den stal
ingekwartierde soldaten aankeek en er
me een licht opging. De koe was goed
genoeg, gaf ook melk, maar als er een
paar keer per dag een man of acht helt
heest aftapten voor melk voor dei koffie,
dan strijkt ten laatste ook de beste koe.
Ik zette duis een post voor den stal en
toen ik na een uur of drie terugkwam',
gaf het brave beest me ook een kruik
vol melk. Nu trokken we weer in de
vroegere optocht naar den kelder. Groot
was de vreugde daar. De moeder van het
kind kon van aandoening bijna geen dank-
je zeggen. Een oude vrouw probeerde;
mij met haar gele handen te s'treelen,
e:n Haberle, die zelf huisvader is, schold
haar als een bezetene, om zijn ontroe
ring te verbergen.
Duitsche onderzeeërs vernield?
Zaterdag hadden we reeds het bericht,
dat een tweetal Duitsche dijkbooten door
de Engelschen onschadelijk gemaakt zou
den zijn. De „Daily News" verneemt uit
Dover over deze zaak het volgende:
Er is alle reden om te gelooven, dat
met twee duikbooten, die het Kanaal on
veilig maakten, voorgoed .afgerekend is.