No. 33
Zaterdag 7 November 1914
39e Jaargang
De Qroofe Oorlog.
Op den Weg des Lijdens.
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LAN ki E VORSTSTRAAT 219.
Bureau te Middelburg:
FIRMA F. P. DHUIJ - L. BURG.
Drukkers:
Oosterbaan Le Cointre - Goes.
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. post
Losse nummers
ƒ1.25
„0.05
Prijs der Advertentiën
15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels ƒ1.
iedere regel meer 10 ct.
Schande.
In 'de veronderstelling dat de Engel-
sche pers de tolk is der publieke opinie
in Engeland, en deze op haar beurt weer
in overeenstemming is met den wensch
der regeering, spreken wij onze afkeuring
uit over hot feit, dat het Christelijke En
geland geboeleerd heeft om de hulp van
het Heidensche Japan, evenals wij het be
treuren altijd indien de geruchten dien
aangaande juist zijn dat het Christelijke
Duitschland geïnvloed heeft op den steun
van bet Mohamedaansche Turkije. Doch
nog erger is de onvoorzichtigheid van een
oppermachtig rijk als Engeland, dat het
tot den strijd in Europa bondgenooten in
Azië zoekt. Wat zal de Aziaat hiervan
zeggen, hij die te voren steeds tegen den
Europeaan opzag, diens oppermacht er
kende, en voor zijn oppergezag beefde!
Als dat Engeland maar nooit berouwen
zalEngelands grootheid komt met dit
zoeken naar vreemde liulp in een vreemd
daglicht 'te staan. En als de nood aan
den man komt, zal het niet kunnen ont
kennen; want het heeft zwart op wit
gestaan. Lees maar wat de „Fortnightly
Review" van November zegt: „Om op het
Westelijk oorlogstooneel de schaal dadelijk
en (geheel naar onze zijde te doen over
hellen, is de onmiddellijke tegenwoordig
heid noodig van een extra leger van
250.000 man. Wij bedoelen een leger van
getraineerde soldaten, dat dadelijk bij zijn
aankomst aan het gevecht kan deelnemen.
Er is maar één land dat ons zulk een
leger leveren lean. Dat is onze moedige
en aan ons toegewijde bondgenoot Japan.
Men meene niet dat het te ver af ligt.
Binnen een maand nadat de Keizer van
Japan het bevel om te vertrekken ge
geven heeft, kan het Japansche leger in
België of Normandië zijn. Langs de Paci
fic-Canadian route is Japan slechts enkele
dagen verder van het Engelsche Kanaal
dan Indië is. Het is zeker een ernstig
.iets, dat wij het Verre Oosten te hulp
moeten roepen om ons te helpen een
vijand in Europa te verslaan. Maar geen
gevoel van schaamte moet ons beletten
te doen wat voorzichtigheid eischt."
Het Engelsche blad praat al even cy
nisch over dit inroepen van heidensche
hulp als de Duitsche rijkskanselier over
de ischending van België's neutraliteit. Het
gaat zelfs verder, het predikt schaamte
loosheid; het maant af van schaamtege
voel; want de Duitscher moet uit België
en de Brit zal er den Japanner „na
tuurlijk" voor betalen". Vooral wij Zeeu
wen, worden, dit lezende, er nog eens
bij bepaald, dat voor John Buil alle on
recht met géld schijnt te kunnen worden
goedgemaakt. .Men denke onder anderen
aan het voorstel van de (Engelsche „Sa
turday News", om Zeeland beneden de
Oosterschelde aan België te geven, voor
welk verlies Nederland met geld en goede
woorden en een stuk van Pruisen kan
worden schadeloos gesteld.
Dat Fransche bladen, als bijv. „Le Petit
Journal, in dienzelfden geest schrijven,
nu ja daar zijn het Fransche bladen voor.
Frankrijk is reeds lang door zijn haar
gegroeid; hem is veel te vergeven. Maar
Engeland draagt nog fier zijn lange lokken.
En dan zoo zichzelf te verlagen!
Terecht werd er door den oud-minister
€olijn en door Van dag tot dag in
„Het Handelsblad", die het citaat uit de
„Fortnightly" vertaalde, de aandacht op
gevestigd.
Nog eens, als Engeland hier maar nooit
spijt van hebben mag!
Frankrijk en Egypte.
Wij zeggen niet te veel wanneer wij be
weren dat zoo Franschen als Egyptemaren
behooren tot de natiën die in verval zijn.
Nooit zou Engeland beslag op Egypte
hebben kunnen leggen, wanneer Egypte
nag was het machtige rijk der Oud-Testa-
mentische «Faraonen. En Frankrijk zou de
bezetting van dit land der arme Fellah!»
door Engeland in 1885 nooit met een
simpel, protest hebben begroet, indien liet
nog: het machtige rijk van den Zonne
koning geweest ware.
Maar wat nu te zeggen van ditzelfde
Frankrijk, dat zonder eenig protest, mach
teloos, nog met een air van toejuiching
op het vervallen aangezicht, berust in de
annexatie van datzelfde Egypte, waar
eens een De Lesseps de Fransche
techniek in aanzien bracht, en het
Kanaal van Suez het blijvend eereteeken
is van Fransche energie en ondernemings
geest. v
Dit Egypte nu is thans, en blijkbaar Voor
goed, in Engelsche handen overgegaan. En
Frankrijk, nog wel Engelands bondgenoot,
mag het aanzien. Ons dunkt Joffre zal
French reeds wel hebben gelukgewensoht
met dezen behaalden buit.
Zoo zinkt wat trouwens na Fascho-
da te verwachten was Frankrijk al
meer, ook diplomatisch, in onbeduidend
heid weg, terwijl zijn bondgenoot zich
tooit met steeds meerdere lauweren.
Arm Egypte en arm Frankrijk
Op den weg des lijdens
zijn wij allen één,
schonk de Heer ons schatten,
schonk de Fleer er geen;
want het hart van arm en rijk
is in voelen één:
'thart is menschlijk slechts, waar
't geldt
juichtoon of geween.
Op den weg des lijdens
geldt geen rang of stand;
hoog en laag ontmoet elkaar
onder 's Ileeren hand
want het hart van hoog en laag
is in voelen één;
't hart is m e n s c h 1 ij k slechts, waar
't geldt
juichtoon of geween.
Op den weg des lijdens
is géén onderscheid
in het doel, waarmee de Heer
't lijden ons bereidt.
Wel verschillen moog' de vorm,
waarin Hij het geeft;
üwe smart weze anders dan
die in in ij n hart leeft,
i
maai' het éénig doel is:
loutering der ziel,
wie dat gróóte voorrecht Gods
smart ten deele viel.
Want zijn smartdoorlouterd kind
wijdt Hij' tot profeet,
te getuigen van het lief
dat er woont in leed,
wijl liet ons Hem nader
bracht, ja, in het diep
van hét eeuwig Vaderhart
ons een rustoord schiep,
waar wij, heilig ingekeerd,
overzien de baan
die, gebogen onder 't kruis,
stil wij zijn gegaan.
Stroomden daar ook tranen,
vloeide er hartebloed,
de U gewijde stille ziel
sprak: „Uw wil is goed!"
Toen geschiedde 't wonder groot
doornenkroon en kruis
werd, van pijnlijk, hemelzoet!
En de weg naar huis
was niet meer een gang zoo bang,
duldloos eenzaam, troostloos lang,
'twas Uw liefde, die hem wrocht
tot een zegetocht 1
NELLIE.
(Ons Tij; d s c h r i f t.)
Beknopt overzicht van den toestand.
Het stereotiepe „niet veranderd", het
stopwoord van de militaire berichtgevers,
is meer dan ooit nu, van toepassing. Want
inderdaad, omtrent bet Westelijk front valt
niets te melden, dan dat wederzijds en
kele aanvallen aan de Yser zijn afge
slagen. Doch wat praten wij over de Yser!
Is niet aller oog op Yperen gericht, als
werd daar vandaag of morgen de be
slissende strijd gestreden?
Toch bereikten ons geen bijzonderheden
over de worsteling voor Yperen's poor
ten, die een moorddadig karakter schijnt
aan te nemen.
Van beide zijden wordt de energie, de
wanhoopsmoed, tot het hoogste punt ge
voerd en gaat bet onder de leuke „er
op of er onder" voorwaarts.
Op het oostelijk front, met name in
Oost-Pruisen, smaken de Russen het ge
noegen weder de grens bereikt te heb
ben, nadat de Duitschers hen yele mij
len teruggedreven hadden.
Er wordt n.l. gevochten in den om
trek van Wirballen en Bialla is door de
Russen bezet.
'tls niet onmogelijk, eerder zleer waar
schijnlijk, dat -het tactiek van den Duit-
schen Generalen Staf is, het krijgstooneel
op de grens terug te brengen, 't Bleek
al spoedig min of meer onverantwoorde
lijk om de Russen ver over de grens
te volgpn von Hindenburg heeft althans
leergeld genoeg betaald en nu de win
ter nadert, en in Rusland met snerpend
geweld nadert, heeft men het blijkbaar be
ter geacht zich tot een krachtig defen
sief te beperken. Hetgeen trouwens alge
meen erkend wij'ze tactiek is.
En wat bracht de draad ons van het
verdere oostelijk front?
De opmarsch de Russische troepen over
de Weichsel wordt nog' steeds voortge
zet, en ook over de San (in Galicië dus)
zouden de Russen voortgang maken. Hot
Oostenrijfcsche communiqué meldt echter,
dat de Oostenrijksche troepen op den
Westelijken oever van de San (Zuidelijk
van de uitmonding van de Wistoka dus bij
de Galicisch-Poolsche grens) een ernstige
nederlaag aan de Russen hebben toege
bracht. Ook meer Zuidelijk in het dal
vian de Bryi (ten Zuiden van Hemberg)
zouden de Russen een klap gekregten heb
ben.
De meening ligt echter voor de hand,
dat dit overwinninkjes zijn van minder
belang; die aan het groote teil. de
Russische opmarsch over de Weichsel
hoegenaamd niets afdoen.
Het heeft er veel van, dat Rusland den
winterslaap gaat slapen, zonder vreemde
indringers op z'n gebied.
Den bondgenooten was het niet ver
gund zich tegen dién tijd in Warschau
te nestelen.
De invasie-vrees van Engeland was
reeds tot een bedenkelijke hoogte gestegen.
Met ieder succes van de Duitsche marine
vermeerderde die vrees. Dat men niet]
blind is voor de gevaren van een landing
of aanval van de Duitschers, heeft de
Times meermalen getoond, dit blad kan
dan ook niet van luchthartigheid te dien
opzichte beschuldigd worden.
De Duitsche Pers schrijft natuurlijk op
triomphaiitelijken toon van Duitschland's
heldendaden op zee en Van de bittere
pil, die Engeland moet slikken.
De „Wiener Allgem. Zeitung" fo.v. zegt,
naar aanleiding van het voorzichtige com
muniqué, waarmee het Engelsche minis
terie Van oorlog de opgewonden openbare
meening voor het invasie-gevaar ziocht te
sussen: „Niets kan het groote foit uit
de wereld helpen, dat Duitsche kanonnen
op de Engelsche kust gedonderd hebben.
Het is een vreeselijk ontwaken, dat het
Engelsche volk nu beleeft. In plaats dat
Engelsche oorlogsschepen de Duitsche ha
vens bomhardeeiren, vallen Duitsche ka
nonskogels op Engelsch gebied, Varen Duit
sche oorlogsschepen bij de Oostkust van
Engeland, liggen Duitsche mijtaen hij: de
Noordkust van Ierland. Voor Engeland is
het nu het vreeselijkste geworden, dat
het zich aan haai* eigen kusten tegen
Duitschland moest verdedigen".
Dit moge opgewonden en overdreven
taal zijn, toch heeft het Engeland veel '1©
zpglgen.
'tis met Albion's ongerepte rust ge
daan
Bij Dixmuiden.
Uit een veldbrief van een redacteur
van den „Berliner Tagehlatt" aan zijn
blad
In galop gaat het verder door het
middelpunt van het vijandelijke granaat
kartetsvuur, steeds Weer honderden koe
ren 'het gruwelijke gerekte sissen van
vijandelijke shrapnells boven onze hoof
den, dat ook de dapperste zenuwen schokt.
Rechts len links harsten d'e rookwolkjes
in de lucht, maar wij komen er ook dit
maal doorheen. Spoedig wordt het kalmer.
Wij komen aan het eerste kleine water
tje, ongeveer honderd mieter voo'r het
Yser-kanaal. Hier beginnien onze loopgra
ven. Ketels staan op kleine vuren, alles
praat en lacht. Die vrenselijke arbeid van
dien dag in het vijandelijke artillerie
vuur is bijna geëindigd en spoedig zal de
nachtpauze bij' de vijandelijke artillerie)
beginnen. Velen liggen doodielijk vermoeid
te slapien. De zenuwen, door al lnet schok
kende nog "meier verzwakt dan het lichaam,
leunende tegen dien wand van de loop
graaf; zwaar gaat hun ademhaling. Daar
ligt ook een arme kerel zacht te steunen
in een koortsachtigen slaap, wijèn een
granaatkartets het onderlijf heeft open
gescheurd. Niemand mag terug. De weg
achter ons is onder fief vuur van onze
veldartillerie. Hij1 moet wachten, misschien
tot morgen. Achter de brug ziet het er
vreeselijk uit. Donkere gedaanten, losjes
met jassen bedekt, een verstijfd© gele
hand met uitgespreide vingers omhoog
geheven, Engelschen, Belgen, Franschen.
Slechts zelden één van de onzen. Hier
heb'bein de nachtelijke bestormingen, de
vreeselijkste van alle gevechten, plaats
gevonden, waarhij onze infanterie, bijna
verpletterd door bet vijandelijk artillerie
vuur van de dijken, in drie gruwelijke
nachten steeds wleer naar voren gewor
pen werd en overwinnares bleef.
Gisternacht had men dan het kanaal
in storm veroverd. Er zal ternauwernood
een plaats zijn op dit bloedige, vier hon
derd kilometer lange front, dat nu door
heel Frankrijk van Belfort tot aan de zee
loopt, waar de verliezen zoo zwaar ge
weest zij!n. Graven linies en rechts (hier
stierven den heldendood veertig man
de compagnie van regiment).
„Hier ligt luitenant Cleriok", van het
tweede Engelsche lansiers-regiment, of op
een zeer, zeer breeden gïafheuvel: „Hon
derdtien Franschen en Belgen", daarover
heen door elkaar len half vernield vreemde
wapenen, doorboorde helmen. O, Vlaan
deren, nooit heeft oen land zooveel bloed
en zooveel gruwelijks gezien."
Ontmoeting van President Poincaré en
Koning Albert.
Volgens berichten uit Parijs is president
Poincaré Zondagavond in gezelschap van
do Ministers Millerand en Ribot te Duin
kerken aangekomen.
Er Werd geconfereerd mlet den Belgi
schen minister de Broqujeville jen Kitche-
nelr. Aan de langdurige bespreking nam
ook generaal Joffre deel. Opnieuw bleek
van volkomen eenstemmigheid bij de
verbonden legers. De Broqueville en Kit
chener dejeuneerden bij president Poin
caré. Kitchener vertrok dien nacht naar
Engeland.
Maandagmorgen begaf hij' zich in ge
zelschap van Joffre en Duparge naar
België om koning Albert een bezoek te
brengen. De president gaf opnieuw uiting
aan de gloeiend© bewondering en geest
driftige wenschen van Frankrijk. De zaak
van heide landen w,as heilig voor alle
Franschen.
De Koning dankte met warmte en prees
in hartelijke bewoordingen het Fransche
leger. Dan ging hij' 'met den president
in een automobiel naar de koninklijke
residentie, waar de president 'zijne op
wachting maakte bij de Koningin.
Daarna begaven de beide staatshoofden
zich met de heide ministers en generaal
Joffre inaar Veurne. Die troepen stonden
op Ifiiet plein voor het stadhuis en onder
liet spelen van de „MarseilLaise" en da
„Brahanponne" werd parade gehouden.
Vervolgens werd wederom een langdu
rige conferentie gehouden. Bij het afscheid
verzekerde de koning den president van
zijne onwankelbare vriendschap voor
Frankrijk.
President Poincaré en minister Mille
rand brachten den namiddag door in
België bij de troepen in de omgeving
van Yperen.
Gepantserde treinen
Tot verkenning van de spoorweglijnen
om te zien, of zij veilig gebruikt kun
nen worden door d,e treinen met levens
middelen en schietvoorraad, beschikken
de spoorwiegcompagnieën over automobie
len, die echter weinig voldoen, omdat'
zij zich aan de wiegen moeten houden en
door de onbetrouwbare bevolking vaak
beschoten worden. Voor dezen verken-
ningsdienst zijn echter gepantserde trei
nen uitnemend geschikt. Locomotieven en
wagens zijn met een mantel van staal
voorzien, die voldoende bescherming biedt
tegen machine-geweervuur en dat van in-
fanteriegeweren. Een bezetting Van infan
teristen en machinegeweren gejvien de!n|
trein ;een zekere gevechtswaarde, die het
mogelijk maakt 'de Verkenningen verder uit
te strekken dan met automobielen. Ook
voor het aanvoeren van levensmiddelen en
schietvoorraad zijn de pantser treinen te
gebruiken, waar de veiligheid voor de
gewone colonnes te groo t is'. Zooi 'heef t pien
soms vooruitgeschoven cav al©'rie-di vis iets
met bet meeste succes van het noodige
kunnen voorzien.
In welke positie een gepantserde trein
komen kan, toont het volgend geval. Een
trein kreeg de opdracht schietvoorraad
en levensmiddelen vooruit te brengen door
door een gebied, waar een vijandelijke ves
ting lag, die échter, volgens ingekomen be
richten, door den vijand veria ten moest
zijn. Tegen twee uur 's middags vertrok
de trein en vieir uur later kwam hij in
de nabijheid van de vesting'. Op twee
kilometer afstand daarvan stuitte men
plotseling op vernielde rails, wat in d©
schemering te .iaat ontdekt werd: een
stuk van zeventig centimeter lengte was
aan eene 'zijde weg geslagen. De locomotief
kwam er nog overheen, maar de eerste
wagen ontspoorde. Nauwelijks was de trein
tot stilstand gekomen, of uit de plaatsjes
en hcievien rechts en links van den spoor
weg werden lichtsignalen gegeven en van
alle kanten brak infanterie-vuur los.' Eeni-
ge minuten later opende de citadel van de
vesting het vuur en zware kanonnen be
schoten het terrein voor de locomotief.
Nu moest onder Vijandelijk infanterie- en
artillerievuur de vernielde as hersteld, en
dan de waglen weer op de rails gezet
worden. Gedurende, de twintig, minuten,
die daarvoor noodig waren, beantwoordde
de bezetting van den trein het vuur van
de inwoners, dat, evenals dat van de
citadel steeds bevigejr werd. De aanvoer
der dacht er aan, zij'n opdracht uit te
voeren en voorwaarts t© rijden. Toen ech
ter een sterke- tirailleurs-linie den trein,
naderde, gaf hij bet plan op., en reed
hij lang'zaam vurend terug'.
Al kon de opdracht niet volvoerd wor
den, men had toch in ieder gleival ont
dekt, dat de vtesting niet verlaten was.
Een overval.
Het is tegen middernacht. Een reserve-
bataljon van een infanterie regiment trekt
van den hoofdweg een zijweg in en een
veld over, zoo begint een beschrijving
van een overval op het Oostelijk oorlogs-
logsterrein, door een correspondent van
de „Vossische Zeitung".
In een boerderij, waarvan de omtrekken
langzaam uit de duisternis te voorschijn
komen, zullen de troepen overnachten.
Achter hot bataljon trekt een batterij: op.
Zonder een geluid te laten hooren, trek
ken (de troepen over den weg; want de
Russen zijn niet ver af, vermoedelijk in
het bosch. De officier klopt tegen het
venster.
Inkwartiering; openen!
Men Idoet do deur open, een kamer
wordt voor de officieren gereed gemaakt.
Do manschappen moeten in de schuur
slapen, idie vol met stroo ligt. Zij willen
ook ©en plaats hebben, om vuur aan te
maken. Men maakt de keuken open en een
landweerman, brievenbesteller van beroep,
maakt vuur aan en begint koffie te malen.
Zijn ©r geen Russen in den tuin?
Neen, gisteren waren zij hier. Zij zijn
nu iallen weg 1
De officieren kijken naar de boerderij,
gaan (dan het huis binnen en strekken hun
vermoeide beenen uit onder de tafel. In
de .schuur maken de mannen het zich ge
makkelijk, en richten op het stroo slaap
plaatsen in; hier en daar schittert een
zaklantaarntje voorzichtig, opdat er
geen licht naai' den kant van het bosch
zichtbaar 'is.
Men moet zeer voorzichtig zijn. Aan een
der 'soldaten schijnt het in de schuur niet
pluis; 'hij wordt uitgelachen, de mannen
zijn moe, en willen geen spoken zien. Daar
voelt iemand, die op het stroo klautert,
iets 'onder zijn voeten.
Er is toch iemand hier! Maak licht!
Daar, daar!
Uit het stroo komt een grijze muts, een
tweede duikt op, een derde. Gebaarde
hoofden ziet men aan alle kanten. Het is
alsof al het stroo levend wordt. Een onder
officier is reeds de deur uitgesprongen,
heeft zijn gteweer gegrepen en valt met
gezwaaiden kolf aan.
Handen op! brult hij. Naar beneden
met jullie.
Een heeft reeds een slag: met den kolf
beet; de tweede komt naar beneden.
Handen op! zeg ik jullie.
Overal werden de handen opgeheven en
kruipen grijze gestalten rond. Tegelijk be
gint buiten een geweldig schieten. De sol
daten grijpen naar de geweren. Comman
do's worden gegeven. Maar, waarheen in
de duisternis! Niemand ziet zijn kame
raad, en nog minder den vijand.
Ze zitten in het bosch!
Ja, daar z.ijn zijIn de keuken staat
een landweerman bij1 zijn koffiepot. „On
zin, zoo erg zal het niet zijn", bromt hij.
Het hord klettert neer, de landweerman
valt languit op den grond, hij' hoort en
ziet niets meer. Daar in het bosch flik
kert het honderdvoudig. Het knettert, fluit,
suist en rinkinkt tegen den muur. Hier
een schreeuw, daar een kermen. Maar olok
nu knalt 't van Duitsche zijde. De mannen
springen naar de hoeken der muren; ach
ter de muren, werpen zich op den grond,
leggen aan en vuren in de richting van
het 'bosch. Wie kan mikken in de duister
nis I Achter de schuur was de batterij
laangereden. In het helsche lawaai wer
den de paarden wild. De rijders springen
toe en trekken aan den teugel. Tevergeefs,
een paniek ontstaat onder de dieren, er
is igeen houden aan.
Een kanonnier 'richt een kanon op' het
bosch, en reeds dondert hei eerste- schot.
De kanonnier heeft een paar infanteristen
bij zich, die hem munitie aangeven; gra
naten, kartetsen, alles wat zij' het eerst
vinden. Wie kan de afstand schatten, wie
de ontploffing regelen?
In den loop, en afgevuurd; daar in het
bosch is het vijandige vuur bet sterkst.
Het eene kanon dondert onder het knet
teren dieir gtewieren. Of er veel, of weinig
getroffen worden, weten wij -niet dia
Russen hebben er respect voor!
Het vuur 'wordt z;wakker en verstomt tan
slotte. Een luitenant, in de eene hand
een lampje, in de andere een revolver,
en ©en onder-officier met een geweer loo-
pen langs de gevangenen. Zij1 worden ge
teld, het zijn er 125.
Nu de gewonden opgtesloten en dan op
'tstroo! Nog even slapen, de ochtend is
niet ver meer af. Spoedig overwint de
vermoeienis. De een na den ander valt
in -slaap. Wat was dat gesteun een
gewonde? Die zijn toch in het huis.
Droomt er een? Daar klinkt het weetr
W,a.t is er aan de hand? Man, hou,d
je mond. i i i i