,\o. to
Vrijdag S3 October 1914
20c .1 aar gang
De Groote Oorlog.
Zuid-Beveiandsche Brieven.
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LAN sE VORSTSTRAAT 219.
Bureau te Middelburg:
FIRMA F. P. D H li IJ - L. BURG.
Drukkers:
Oosterbaan Le Cointre - Goes.
De Zeeuw
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. post
Losse nummers
ƒ1.25
„0.05
Prijs der Advertentiën:
15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 1—10 regels ƒ1.
iedere regel meer 10 ct.
Sedert mijn laatsten brief zijn we de
najaarskoud/e meer gaan gevoelen.
Gelukkig voelden de meeste vluchtelin
gen ook de kac.heiwarmte en werd er in
de behoefte aan voldoende dekking in de'n
nacht voorzien.
Over dei wijze, waarop voor de vluch
telingen èn in Goes èn op> de dorpen is
gezorgd, ware een boekdeel te schrijven.
Maar dit mag hier neergeschreven, dat
men overal zijn best heeft gedaan om
ieder van het noodige te voorzien en een
goed onderdak te bezorgen. En wat was
nu wel het wonderlijke?
Als er anders een vreemde komt, dan
scheept men hem of haar bij de deur
af. En nu? Bij honderden zijn de vluch
telinge* in de huizen opgenomen. Er werd
snel besloten en over alle bez waren een
voudig heengestapt.
En hebben we nu spijt er van, van, wat
we gedaan hebben? Volstrekt niet. Er
moge een enkele teleurstelling bij zijn,
maar over het geheel zeggen we: We
zijn dankbaar, dat we onze huizen voor
de vluchtelingen mochten openen, dat we
een plaats aan onzen disch voor hen
mochten inruimen.
Wat werd èn in Goes èn op de dor
pen een geld voor de vluchtelingen saam-
gebracht! Er was hart voor en dan blijft
de beurs niet diciht. En dan, wat een
toewijding, en dat zonder eenige vreels
voor, wat dan ook.
Vele dames en heeren hebben nu ge
toond, dat ze ook armen en handen aan
het lijf .hebben en dat er niets verach
telijks in steekt om een pak te dragen
of ietis vuils aan te raken om het te
reinigen.
Misschien hadden we wat meer ons
Christelijk karakter kunnen toonen door
samen met de vluchtelingen te bidden
en te danken en dit kan te beter, omdat
Protestanten en Roomschen in het Onze
Vader een gebed hebben, dat bij beiden
in eere is.
Een deel der vluchtelingen heeft Öns
reeds verlaten en dagelijks gaan dui
zenden weer onze grenzen over naar
huis en hof. Een enkele welgestelde, die
geen zaken heeft, moge hier achterble
ven, maar anders zullen allen met een
veertien dagen wel vertrokken zijn. Er
is geen reden en het zou ongepast zijn,
om op onze kosten hier te blijven leven.
Ik geloof niet, dat de regeering het zou
willen toestaan ook.
Wie in Belgischen rijksdienst is, dient
naar Engeland te gaan om daar de be
velen van zijn koning af te wachten.
En de jongelingen, die hier niet worden
opgepakt, omdat ze soldaten zijn en toch
vreezen naai1 hun woonstede terug te
keeren, moeten ook naar Engeland. Daar
kunnen ze zich als vrijwilligers aanmel
den en als de oorlog nog wat duurt,
dan kunnen ze voor hun land strijden.
Ik stel mij voor de volgende week nog
op een en ander terug te komen.
Nu sluit ik mijn brief, maar niet zonder
de herinnering .aan de wenschelijkheid
van een algemeenen biddag met het
oog op den oorlog en ons land en van
een algemeenen dankdag in Novem
ber.
Het ligt niet op mijn weg handelend
op te treden, maar ik mag niet nalaten
op de wenschelijkheid, de noodzakelijkheid
te wijzen.
Twee lezingen.
Het Fransche communiqué van gister-
toiddag drie uur zegt: Op onzen linker
vleugel hebben aanzienlijke Duitsche troe
penmachten, hun hevige aanvallen voort
gezet, vooral rondom Dixmuiden, Warne
ten, Armentières, Redinghem en La Bas-
sée.
De posities, door de verbondenen be
zet, zijn gehandhaafd.
Op het overige gedeelte van het front,
deed de vijand slechts partiëele aanval
len, die alle werden teruggeslagen, met
name te Fricourt, ten Oosten van Albert,
op het plateau teil Westen van Craonne,
in de omstreken van Souain, in Argonne,
ten Zuid-Westen Van Varennes, in de om
streken van Malancourt en Woevre, in
de richting van Champion en ten Zuid-
Oosten van St. Michiel, in het bosch
van Dailly.
Het officieele Duitsche communiqué van
den grooten generalen staf van gister
morgen luidt:
De gevechten aan het Yserkanaal du
ren nog, voort. Elf Engelsche oorlogssche
pen ondersteunen de vijandelijke artillerie.
Ten Oosten van Dixmuiden werd de
vijand teruggeworpen; ook in de richting
van Yperen rukken de troepen met succes
-vooruit.
D© gevechten ten Noord-Westen en ten
Westen van Rijssel zijn zeer verbitterd.
De vijand week langzaam over het geheele
front terug.
Hevige aanvallen uit de richting van
Toul tegen de hoogten ten Zuiden van
Thiaucourt, werden met zeer zware ver
liezen voor de Franschen afgeslagen.
Het is onbetwistbaar vastgesteld, dat
de Engelsche admiraal, die het escader
voor Ostende commandeert, slechts met
moeite door de Belgische autoriteiten kon
verhinderd worden om Ostende te be
schieten.
Vsr het Oostelijk Oorlogstooneel.
De Duitsche groote generale staf meld
de gistermorgen:
Op het Noord-Oostelijk oorlogstoonieel
volgen gedeelten van onze troepen den.
terugtrekkenden vijand in de richting van)
Ossowiec. Meerdere honderden Russen
en verschilLende machinegeweren vielen,
in onze handen. 1
Bij Warschau en in Polen werd giste
ren, na de onbesliste gevechten der laat
ste dagen, niet gestreden. De gebeurte-
nissen zijn daar nog in wording.
De „wilde" treinen.
Het „Berl. Tagiebl." vertelt over de
„wilde treinen," welke de Belgische genie
eenige weken geleden uit Antwerpen
heeft losgelaten, het volgende:
Tusschen de stations Hever en Boort-
Moerbeek aan de lijn AntwerpenLeu
ven, was een woeste wirwar van locomo
tieven en spoorwagons. Een hoog opge
stapelde, op elkaar geslingerde chaos van
ongelooflijke verwarring. Evenals in Hae-
len hadden de Belgen eten trein uit Ant
werpen losgelaten. Zij hadden vernomen,
dat ons zwaar geschut per spoor zou
worden aangevoerd. Om dit te verhin
deren en onze treinen te' treffen, haddteln
zij een moorddadige tros samengesteld;
voorop twee locomotieven, waarop twaalf
met steenen en zand beladen goederen
wagens en twee locomotieven volgden.
De ketels werden gelijkmatig opge
stookt, de hefboomen der machines, toen
de hoogste stoomspanning bereikt was,
waarschijnlijk met een koord op „volle
kracht" gezet en de helsche wagentros
vloog den vijland donderend tegemoet.
Doch na 25 kilometer was het uit met
den duivelschen rit. De Duitsche troe
pen waren n.l. op de verrassing' voor
bereid. Men had achter Hever d© rails
opgebroken en blokken en balken over
het spoor gelegd. En dit op een plek,
waar het terrein het meest geschikt w.as
voor 'n omlegbaantje. Zoo kon het ijzeren
gevaarte rustig komen. En het kwam
met donderen en dreunen. Toen kraakte
en versplinterde het. De .vier ketels,
sprongen, het ijzer knarste, ,de wagens
schoven in elkander, steenen .en wielen
slingerden als door natuurgeweld gedre
ven omhoog en opzij1, en al dit vulde
gespat was in een reusachtige wolk van
zand, stof en sissende stoom gehuld.
Toen het stof was neergeploft, en ko
kende damp weggetrokken, kon men de
uitbreiding der verwoesting zien. De ©ene
locomotief over de andere. Daartussehen
wagens die kaarsrecht, in elkaar geklemd,
rechtop stonden. Andere werden volkomen
versplinterd, en dwars over de puinhoop
nog weer een der achterste locomotieven.
Ketels uit elkaar gesprongen, stoompij-
pen als ingewanden hangend uit de
zwarte, opengereten locomotieflijven. Het
bord op de locomotief gaf de herkomst
aan: „Anvers Nord." In Antwerpen had
haen er niet aan gedacht, dat de helsche
trein op- die manier zou terecht kunnen
komen. En dat het mogelijk was in een
uur of wat een lijhtje om de verwoesting
heen te leggen. Met dezelfde dolle
woede heeft men allerwtegen bruggen ver
nield, veelal waar niet de minste kans
bestond, dat de Duitschers er nut van
hebben konden. Voor millioenen aan
kunstwerken zijjn noodeloos opgeofferd.
Duitscher en Geallieerde.
Uit een brief aan „De Maasbode"
Ook heb ik geen enkelen krijger ont
moet, noch officier, nochsoldaat, die ook
maar een aio om van eerbied aan den
dag legde voor de wijfee, waarop de Bel
gen hun land verdedigden. De eenvou
digste Hollandsche koloniaal wist in
Atjefa de wanhopige hardnekkigheid te
waardeeren, waarmede deze lieden hun
land tegen vreemde invallers verdedig
den, maar ook op den geraffineerdstan
Duitschan officier maakt het geen indruk,
,dat de Belgen hun heimat van Oost tot
West liever in een rookenden puinhoop
laten veranderen dan haar zonder meer
aan den vijand over te geven. In him
vermilitairiseerden geest, die geen ander
ideaal meer kent dan steeds gedwee aan
den meerder© en den sterkere te gehoor
zamen, rijst de gedachte zelfs niet op
iets schoons te zoeken in den moed,
waarmede een klein volk het zwaard
dorst opnemen tegen een overmaehtigen
indringer en de bereidheid, die het toon
de, zich desnoods dood te vechten ook
voor een schijnbaar verloren zaak. De
puinhoopen, waarmede België nu over
dekt is, en die nog tientallen van komen
de geslachten er aan zullen herinneren.,
dat er ook nog in de twintigste eeuw
menschen waren, die voor een ideaal
dorsten te sterven, boezemen den Duit-
schers hoogstens medelijden in hen
eerbied af te dwingen, daartoe zijn zij
niet in staat.
De officieren, vooral de jongere, de
goede niet te na gesproken, vertoonen
één eigenschap, die sléchts met een stad
huiswoord is aan te duiden. Zij leggen
veel te veel minachting voor zwakke
ren en overwonnenen aan den dag dan
dat men zoo iets als welwillende ge
voelens over hen zou kunnen koesteren.
Worden de Belgen aldus met een min
achtend schouderophalen voorbijgegaan,
de Engelschen gehaat, de Russen leu Ja
panners „Rindvieh of Schweinhunde" ge
noemd, dan hebben de Franschen toch het
voorrecht door hun groote tegenstanders
gewaardeerd te worden. De Franschman
wordt door den Duitscher als de eenige
vijand beschouwd zijner waardig. Gedu
rende mijn negendaagsch© gevangenschap
in Duitsche handen heb ik nimmer één
enkel laatdunkend of minachtend woord
over de Franschen gehoord en de zonien
van Gallië, die zooveel jaren lang ge-
gehetzt hebben en hun kinderen en klein
kinderen zulk een kunstmatigen, over
dreven haat hebben ingepompt tegen al
les wat oVer de Vogezen woont, zouden
zeer zeker hoogst verwonderd zijn, zoo
ze eiens Vernamen, hoe hun hartstochte
lijke afschuwbetoogingen door hun vij
anden beantwoord worden.
Oranje-blanje-bleu.
D© „Limb. Koerier" schrijft:
„In dezen oorlogstijd is het herhaal
delijk voorgekomen, dat onze Nederland-
sche vlag! voor eene van andere nationa
liteit werd aangezien.
We herinneren ons het aanhouden van
eene Nederlandsche auto, die de rood-
wit-blauwe vlag voerde, op de schipbrug
Luik door een Duitsch onderofficier, die
woedend was over „solche Frechheit."
De man zag ze voor de Fransche kléuren
aan.
Te Leuven werd een Nederlander haast
gefusileerd, omdat hij in zijn verbouwe
reerdheid onze vlag ondersteboven ge-
heschen had.
Dezer dagten weer schrijft een oorlogs
correspondent der „N. R. Ct.", die een,
tocht door Bel'dië maakte:
De Duitschers houden onze driekleur
ook steeds voor de Fransche vlag en op
dezen tocht gebeurd© het mij voor het
eerst, dat onze vlag door Duitsche sol
daten Van de auto gerukt werd. Toen zij
echter hoorden welke vlag het was, wer
den er verontschuldigingen gemaakt en
bevestigd© eten Duitsch soldaat zelf onze
vlag weer aan den wagen.
Opmerkelijk ook is,» dat de Nederland
sche auto's, die wte hier over de grens
zien gaan, bijlna gelen van alle meer d©
rood-wit-blauwe vlag voeren maar bij
voorkeur de oranjevlag.
De oranjevlag! ként iedereteln in het bui
tenland. „Aha, Hollander," zeggen de
Duitschers. „Voila encore des Hollandais,"
zeggen cte Belgen.
Ligt hierin nu gelen aanduiding voor
hetgeen ons te doen staat?
Zeker, wijl behoeven onze nationale
vlag niet op. te offeren, omdat andere
Staten er gelijkkleurige voeren. Maar we
zouden tot onze echte, oud-Hollandsche
vlag, het oranje-blanje-bleu, kunnen te-
rugkeeren. Dat is onze historische vlag,
waaruit de oranje baan pas later voor
het Statenrood moest plaats maken.
Wanneer we die weer hebben, de mooie
vlag met de heldere tinten: oranje-wit-
lichtblauw zooveel decoratiever dan
het eentonige bloedrood-wit-donkerblauw'
dan zal er geen verwisseling meer
plaats hebben met het blauw-wit-rood
van de Franschen, het wit-blauw-rood
van de Russen, bet wit-blauw-rood van
de Serviërs ©n Montenegrijlnen.
De groote volkeren worsteling van he
den toont al zeer sprekend, van hoeveel
belang het kan zijn voor een Staat als
de onze, eene allerwegen duidelijk en
op het eerste gezicht herkenbare vlag te
voeren."
Tactvol.
De oorlogscorrespondent Granville For-
tescue meldt uit Ostende de volgende epi
sode, die zich daar heeft afgespeeld hij
de vlucht het Kanaal over voor
de naderende Duitsch© troepen. Na een
beschrijving te hebben gegeven van. de
reusachtige en wanhopige menigte aan
de kade, die zoo goed als geen kans meer
had om weg te komen, vervolgt hij al
dus:
„Toen de tijding kwam, dat er geen sche
pen meer zouden komen, ging uit de me
nigte een geweeklaag op. De wanhoop
der menschen nam nog toe, toen zij hoor
den dat een aantal booten in d© haven
door de militaire autoriteiten als transport
vaartuigen waren opgecommandeerd. Een
van die schepen werd echter voor do
vluchtelingen gered door den energiekon
Amerikaanschen consul, Johnson. Aan
deze was de taak van dien Britschen con
sul overgedragen, en daarom nam hij de
leiding over dat schip op zich. Hij! be
sliste, dat de vluchtelingen, die een Britsch
paspoort konden overleggen mot dat
schip naar Folkestone zouden worden ge
bracht.
Terwijl hij op die brug stond om de
laatste toebereidselen te treffen, kwam
een dienstdoenerig kapitein van do gen
darmerie op de treeplank.
„Dit schip is voor den dienst van het
legier opgecommandeerd; geen burger mag
aan iboord gaan."
„Wat is dat?" vroeg' Johnson van de
brug. De gendarme herhaalde zijn woor
den.
„Het is niet z.oo," antwoordde de son-
sul kalm.
„Wie is u?" vroeg de gendarme.
„Op het oogbnblik ben ik de Britsch©
consul. Ik ben ook de Amerikaansohe
consul. En ik heb deze boot gienomen
voor den overtocht van de lieden, die
ik onder mijn bescherming heb."
„U kunt de boot niet krijgen," hield
de gendarm© aan. „In naam dar militaire
overheid neem ik er bezat van; laat nie
mand de treeplank over (en de gendarme
maakte een dreigende beweging met de
hand naar zijn revolvertasch).
„Komt aan boord menschen" riep
Johnson.
„Ik schiet op den eerste die de plank
overgaat".
De consul lachte. „Ik denk dat u het
Wel zult laten." En hij wenkte de' Vluchte
lingen „Komt maar."
En dezen kwamen, in het eerst angstig
en aarzelend, de plank over. De gendarme
droop af.
Goede verstandhouding.
Een ooggetuige van den intocht der
Duitschers in Antwerpen schrijft aan „Het
Centrum"
Ieder toeschouwer bij: het triomphan-
telijke binnentreden der overwinnaars is
getroffen door de soberheid van hunne
houding, en door het ontbreken van alles
wat de wreed getroffen bevolking zou
kunnen hinderen. Ik acht het waarschijn
lijk, idat het Duitsche militaire bewind
de troepen voor den intocht heeft opmerk
zaam gemaakt op de ware verhouding
jegens de burgers, die buiten den krijg
staan, en toch zijn ijzeren hardheid heb
ben ondervonden. Het is niet mogelijk
voor velen, terstond te vergeten dat het
vijanden zijn, die door de stad Antwerpen
wandelen, maar men moet waardeeren,
dat zij1 zonder vertoon of praal en zonder
„panaches'-'de ingenomen stad zijn bin
nengetrokken.
De Duitschers van het garnizoen van
Antwerpen hehooren voor verreweg het
pieerendeel tot oudere lichtingen. De
meesten hebben vrouw en kinderen te
huis. Wanneer men door een buitenwijk
loopt, ziet men vaak een gebaarden, ste-
vigen marinier of marine-infanterist te
midden van ©en groepje mannen en vrou
wen, en met een dottigen jongen op den
arm. Het kind wordt vertroeteld en tus
schen glimlachende ouders geliefkoosd
door den goedigen reus. De een of ander
vraagt of hij zélf kinderen heeft, en dan
komt er uit een zorgvuldig weggeborgen
portefeuille een portret te voorschijn van
een paar kleuters van Germaansch ras,
en een van de vrouw. „Denken jelui,
dat ik ook niet liever thuis zat bij; mijne
klein© jongens?" Het vaderland heeft het
geëischt, en dan moet ieder mee, al is
het aanvankelijk nog zoo hard.
De verhouding is niet warm, zooals
begrijpelijk is, maar er wordt zonder
bitterheid gesproken; vooral het volk
begrijpt, dat het allen jongens zijn als
zijzelven, door een onverbiddelijk bevel
opgeroepen.
Er zijln veel Beieren in de stad, waar
van de meeste vroolijike en goede ver-
scbijhingen zijn, wat overigens aan hun
ne gevechtswaarde .niets afdoet. In groe
pen gaan zij' door de stad, |em beant
woorden de groeten dier burgers, én sa-
lueeren meestal het eerst. i
Ieder waakt, dat niet te pngelegener
ure een gore zatlap ©en domme streek
uithaalt. Ik z.ag gisteren hoe ©en aanget-
schoten kerel een rausaebtigen Beier
stond aan te blaffen zonder kwade be
doelingen, doch niet zonder onmatigie
hinderlijkheid. De marinier weerde hem
geruimen tijd met buitengewone goedig
heid en kalmte af, maar eindelijk verloren
do omstanders het geduld, en verwijder
den den ergelijken vent niet zonder een|
raken stomp en een snibbig woord. De
soldaat knikte goedig, dat men hem niets
kwaads aan zou doen.
Maeterlinck over Koning Albert.
„Van alle helden uit dezen gigantischen
oorlog",
aldus Mateii'link
helden.
die in de herinnering der menschen zullen
leven is ©en der meest vlekkeloozen,
een Van hen, wien wij nooit genoeg kunnen
liefhebben, de groote jonge Koning, .Van
mijn klein land. Hij was inderdaad op
het kritieke oogenblik de man, op wien.
ieder wachtte. Plotseling' liet hij in schoon
heid de machtige stem van zijn volk hoo
ien. Op dat oogenblik belichaamd© hij
België, dat aan zich zelf en aan andeiflen
ontdekt werd.
Hij had het wonderlijke geluk om het ge
weten te mogen zijn van zijn hand, in
een van die vreeselijke uren va,n tragiek' ein
verslagenheid, waarin zelfs de hesten aar
zelen. Ware hij er niet gteweesf, dan zou
zonder twijfel alles' anders gegaan zijn'.
En de Geschiedenis gou een Van, haar
schoonste en edelste bladzijden hebben
gemist. Zeker België zou ook dan loyaal
en trouw aan zijn woord zijn geweest; en
een Regeering die aarzeling had getoond,
zou zijn weggejaagd, onweerstaanbaar en
Zonder genade, door de verontwaardiging
Van een volk, dat nooit, hoe ver in zijn
Verleden ook, valsch spel heeft gespieeld.
Maar er zou Veel ziju geweest van die
verwarring en besluiteloosheid, die on
vermijdelijk zijn in ©en massa, die zich
plotseling met een onheil bedreigd Voelt.
Daar zouden verwardei beraadslagingen
zijn geweest, en vergfefelijke doch onher
stelbare weifelingen. En vooral de
woorden, die zoo dringend noodig' waren,
de juiste en doeltreffende woorden, zij
zouden niet zijn gesproken, en de daden,
g'rooter en beslissender dan wij' kunnen
schilderen, zouden niet opi het juiste
oogenblik zijn gedaan.
Dank zij den Koning' blijft de weetrga-
looze daad schitteren, en Wordt zij vol
ledig en zonder aarzelen Voortgezet; en
het pad van den heldenmoed is teoht en
scherp afgleteekend ©n blinkend, als dat
van de Thermopylae, duizendvoud ver
lengd- i
Doch wat hij geleden heeft, wat bijl dag
aan dag lijdt, kunnen alleen zij begrijpen,
die het voorrecht hadden den hield te' mo
gen naderen: de meest sensitieve en de
zachtaardigste der menschen, sober enj
stil; ©en man van beheerschte aandoenin
gen, bescheiden met een beschroomdheid,
die tegelijk verbaast en verrukt; zjijn volk
liefhebbend niet 'zoozeer alsi een vader
zijn kinderen liefheeft, doch als. een zoon
zijn aangebieden moeder."
Om Dixmuiden.
Omtrent den aanval van de Duitschers
op de Fransche stellingen bij Dixmuiden
in den nacht Van 16 op 17 dezer meldt
do correspondent der „Times" nog het
volgende
De aanval' begon tegen middernacht.
Een groote infanterie-macht trok tegen
de loopgraven buiten de stad op. De troe
pen, die deze bezet hielden, waren in
aantal in de minderheid en werden ge
dwongen op de stad terug te trekken,
aan welker uiterste grens zij grimmig
stand hielden. Er werd inmiddels om
versterkingen gezonden, die tegen het
aanbreken van den dag aankwamen; een
tegenaanval volgde en met den steun van
artillerievuur werden de Duitschers tiej-
ruggedrevten en de loopgraven hernomen.
In den loop van den dag kwam het tot
een duel' tusschen de Fransche artillerie)
en het Duitsch© zware geschut van 10.5 en(
15.5 c.M., dat op ©en klceine bodemver
heffing ten Oosten van Dixmuiden ini
positie was. In den namiddag hielden
de Duitsche kanonnen met vuren op, de
Fransche artillerie bleef de positie van!
de Duitschers beschieten, maar zijl kreeg
geen antwoord. Sedert het bombardement
van Zaterdag zijln de Duitschers van Dix
muiden weggetrokken.
Onder de Indiërs.
Een correspondent van de „Daily
Mail", die een kamp van Indiërs in
Frankrijk bezocht heeft, beschrijft zijn!
indrukken als volgt:
„Het was een koude nacht, maar men
had hun ©en extra deken gegeven en de
Indiërs gevoelden zich volkomen op hun
gemak. Veten die Indië kermen, zulten!
het hoofd geschud hebben als zijl dach
ten aan de inlandschte troepen in dein
Euroepeschen winter. Maar zij kunnen
gerust zijln. Toen ik in het kamp was,
was de ambulance teeg.
„Wij brachten den meeaten tijd bij de
Sikhs door, die .een ijzeren ring om hun
arm dragen, om te kennen te geven dat
zij mannen van ijzer zijn, maar wij be-