,\o. to Vrijdag S3 October 1914 20c .1 aar gang De Groote Oorlog. Zuid-Beveiandsche Brieven. Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LAN sE VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: FIRMA F. P. D H li IJ - L. BURG. Drukkers: Oosterbaan Le Cointre - Goes. De Zeeuw VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. post Losse nummers ƒ1.25 „0.05 Prijs der Advertentiën: 15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 1—10 regels ƒ1. iedere regel meer 10 ct. Sedert mijn laatsten brief zijn we de najaarskoud/e meer gaan gevoelen. Gelukkig voelden de meeste vluchtelin gen ook de kac.heiwarmte en werd er in de behoefte aan voldoende dekking in de'n nacht voorzien. Over dei wijze, waarop voor de vluch telingen èn in Goes èn op> de dorpen is gezorgd, ware een boekdeel te schrijven. Maar dit mag hier neergeschreven, dat men overal zijn best heeft gedaan om ieder van het noodige te voorzien en een goed onderdak te bezorgen. En wat was nu wel het wonderlijke? Als er anders een vreemde komt, dan scheept men hem of haar bij de deur af. En nu? Bij honderden zijn de vluch telinge* in de huizen opgenomen. Er werd snel besloten en over alle bez waren een voudig heengestapt. En hebben we nu spijt er van, van, wat we gedaan hebben? Volstrekt niet. Er moge een enkele teleurstelling bij zijn, maar over het geheel zeggen we: We zijn dankbaar, dat we onze huizen voor de vluchtelingen mochten openen, dat we een plaats aan onzen disch voor hen mochten inruimen. Wat werd èn in Goes èn op de dor pen een geld voor de vluchtelingen saam- gebracht! Er was hart voor en dan blijft de beurs niet diciht. En dan, wat een toewijding, en dat zonder eenige vreels voor, wat dan ook. Vele dames en heeren hebben nu ge toond, dat ze ook armen en handen aan het lijf .hebben en dat er niets verach telijks in steekt om een pak te dragen of ietis vuils aan te raken om het te reinigen. Misschien hadden we wat meer ons Christelijk karakter kunnen toonen door samen met de vluchtelingen te bidden en te danken en dit kan te beter, omdat Protestanten en Roomschen in het Onze Vader een gebed hebben, dat bij beiden in eere is. Een deel der vluchtelingen heeft Öns reeds verlaten en dagelijks gaan dui zenden weer onze grenzen over naar huis en hof. Een enkele welgestelde, die geen zaken heeft, moge hier achterble ven, maar anders zullen allen met een veertien dagen wel vertrokken zijn. Er is geen reden en het zou ongepast zijn, om op onze kosten hier te blijven leven. Ik geloof niet, dat de regeering het zou willen toestaan ook. Wie in Belgischen rijksdienst is, dient naar Engeland te gaan om daar de be velen van zijn koning af te wachten. En de jongelingen, die hier niet worden opgepakt, omdat ze soldaten zijn en toch vreezen naai1 hun woonstede terug te keeren, moeten ook naar Engeland. Daar kunnen ze zich als vrijwilligers aanmel den en als de oorlog nog wat duurt, dan kunnen ze voor hun land strijden. Ik stel mij voor de volgende week nog op een en ander terug te komen. Nu sluit ik mijn brief, maar niet zonder de herinnering .aan de wenschelijkheid van een algemeenen biddag met het oog op den oorlog en ons land en van een algemeenen dankdag in Novem ber. Het ligt niet op mijn weg handelend op te treden, maar ik mag niet nalaten op de wenschelijkheid, de noodzakelijkheid te wijzen. Twee lezingen. Het Fransche communiqué van gister- toiddag drie uur zegt: Op onzen linker vleugel hebben aanzienlijke Duitsche troe penmachten, hun hevige aanvallen voort gezet, vooral rondom Dixmuiden, Warne ten, Armentières, Redinghem en La Bas- sée. De posities, door de verbondenen be zet, zijn gehandhaafd. Op het overige gedeelte van het front, deed de vijand slechts partiëele aanval len, die alle werden teruggeslagen, met name te Fricourt, ten Oosten van Albert, op het plateau teil Westen van Craonne, in de omstreken van Souain, in Argonne, ten Zuid-Westen Van Varennes, in de om streken van Malancourt en Woevre, in de richting van Champion en ten Zuid- Oosten van St. Michiel, in het bosch van Dailly. Het officieele Duitsche communiqué van den grooten generalen staf van gister morgen luidt: De gevechten aan het Yserkanaal du ren nog, voort. Elf Engelsche oorlogssche pen ondersteunen de vijandelijke artillerie. Ten Oosten van Dixmuiden werd de vijand teruggeworpen; ook in de richting van Yperen rukken de troepen met succes -vooruit. D© gevechten ten Noord-Westen en ten Westen van Rijssel zijn zeer verbitterd. De vijand week langzaam over het geheele front terug. Hevige aanvallen uit de richting van Toul tegen de hoogten ten Zuiden van Thiaucourt, werden met zeer zware ver liezen voor de Franschen afgeslagen. Het is onbetwistbaar vastgesteld, dat de Engelsche admiraal, die het escader voor Ostende commandeert, slechts met moeite door de Belgische autoriteiten kon verhinderd worden om Ostende te be schieten. Vsr het Oostelijk Oorlogstooneel. De Duitsche groote generale staf meld de gistermorgen: Op het Noord-Oostelijk oorlogstoonieel volgen gedeelten van onze troepen den. terugtrekkenden vijand in de richting van) Ossowiec. Meerdere honderden Russen en verschilLende machinegeweren vielen, in onze handen. 1 Bij Warschau en in Polen werd giste ren, na de onbesliste gevechten der laat ste dagen, niet gestreden. De gebeurte- nissen zijn daar nog in wording. De „wilde" treinen. Het „Berl. Tagiebl." vertelt over de „wilde treinen," welke de Belgische genie eenige weken geleden uit Antwerpen heeft losgelaten, het volgende: Tusschen de stations Hever en Boort- Moerbeek aan de lijn AntwerpenLeu ven, was een woeste wirwar van locomo tieven en spoorwagons. Een hoog opge stapelde, op elkaar geslingerde chaos van ongelooflijke verwarring. Evenals in Hae- len hadden de Belgen eten trein uit Ant werpen losgelaten. Zij hadden vernomen, dat ons zwaar geschut per spoor zou worden aangevoerd. Om dit te verhin deren en onze treinen te' treffen, haddteln zij een moorddadige tros samengesteld; voorop twee locomotieven, waarop twaalf met steenen en zand beladen goederen wagens en twee locomotieven volgden. De ketels werden gelijkmatig opge stookt, de hefboomen der machines, toen de hoogste stoomspanning bereikt was, waarschijnlijk met een koord op „volle kracht" gezet en de helsche wagentros vloog den vijland donderend tegemoet. Doch na 25 kilometer was het uit met den duivelschen rit. De Duitsche troe pen waren n.l. op de verrassing' voor bereid. Men had achter Hever d© rails opgebroken en blokken en balken over het spoor gelegd. En dit op een plek, waar het terrein het meest geschikt w.as voor 'n omlegbaantje. Zoo kon het ijzeren gevaarte rustig komen. En het kwam met donderen en dreunen. Toen kraakte en versplinterde het. De .vier ketels, sprongen, het ijzer knarste, ,de wagens schoven in elkander, steenen .en wielen slingerden als door natuurgeweld gedre ven omhoog en opzij1, en al dit vulde gespat was in een reusachtige wolk van zand, stof en sissende stoom gehuld. Toen het stof was neergeploft, en ko kende damp weggetrokken, kon men de uitbreiding der verwoesting zien. De ©ene locomotief over de andere. Daartussehen wagens die kaarsrecht, in elkaar geklemd, rechtop stonden. Andere werden volkomen versplinterd, en dwars over de puinhoop nog weer een der achterste locomotieven. Ketels uit elkaar gesprongen, stoompij- pen als ingewanden hangend uit de zwarte, opengereten locomotieflijven. Het bord op de locomotief gaf de herkomst aan: „Anvers Nord." In Antwerpen had haen er niet aan gedacht, dat de helsche trein op- die manier zou terecht kunnen komen. En dat het mogelijk was in een uur of wat een lijhtje om de verwoesting heen te leggen. Met dezelfde dolle woede heeft men allerwtegen bruggen ver nield, veelal waar niet de minste kans bestond, dat de Duitschers er nut van hebben konden. Voor millioenen aan kunstwerken zijjn noodeloos opgeofferd. Duitscher en Geallieerde. Uit een brief aan „De Maasbode" Ook heb ik geen enkelen krijger ont moet, noch officier, nochsoldaat, die ook maar een aio om van eerbied aan den dag legde voor de wijfee, waarop de Bel gen hun land verdedigden. De eenvou digste Hollandsche koloniaal wist in Atjefa de wanhopige hardnekkigheid te waardeeren, waarmede deze lieden hun land tegen vreemde invallers verdedig den, maar ook op den geraffineerdstan Duitschan officier maakt het geen indruk, ,dat de Belgen hun heimat van Oost tot West liever in een rookenden puinhoop laten veranderen dan haar zonder meer aan den vijand over te geven. In him vermilitairiseerden geest, die geen ander ideaal meer kent dan steeds gedwee aan den meerder© en den sterkere te gehoor zamen, rijst de gedachte zelfs niet op iets schoons te zoeken in den moed, waarmede een klein volk het zwaard dorst opnemen tegen een overmaehtigen indringer en de bereidheid, die het toon de, zich desnoods dood te vechten ook voor een schijnbaar verloren zaak. De puinhoopen, waarmede België nu over dekt is, en die nog tientallen van komen de geslachten er aan zullen herinneren., dat er ook nog in de twintigste eeuw menschen waren, die voor een ideaal dorsten te sterven, boezemen den Duit- schers hoogstens medelijden in hen eerbied af te dwingen, daartoe zijn zij niet in staat. De officieren, vooral de jongere, de goede niet te na gesproken, vertoonen één eigenschap, die sléchts met een stad huiswoord is aan te duiden. Zij leggen veel te veel minachting voor zwakke ren en overwonnenen aan den dag dan dat men zoo iets als welwillende ge voelens over hen zou kunnen koesteren. Worden de Belgen aldus met een min achtend schouderophalen voorbijgegaan, de Engelschen gehaat, de Russen leu Ja panners „Rindvieh of Schweinhunde" ge noemd, dan hebben de Franschen toch het voorrecht door hun groote tegenstanders gewaardeerd te worden. De Franschman wordt door den Duitscher als de eenige vijand beschouwd zijner waardig. Gedu rende mijn negendaagsch© gevangenschap in Duitsche handen heb ik nimmer één enkel laatdunkend of minachtend woord over de Franschen gehoord en de zonien van Gallië, die zooveel jaren lang ge- gehetzt hebben en hun kinderen en klein kinderen zulk een kunstmatigen, over dreven haat hebben ingepompt tegen al les wat oVer de Vogezen woont, zouden zeer zeker hoogst verwonderd zijn, zoo ze eiens Vernamen, hoe hun hartstochte lijke afschuwbetoogingen door hun vij anden beantwoord worden. Oranje-blanje-bleu. D© „Limb. Koerier" schrijft: „In dezen oorlogstijd is het herhaal delijk voorgekomen, dat onze Nederland- sche vlag! voor eene van andere nationa liteit werd aangezien. We herinneren ons het aanhouden van eene Nederlandsche auto, die de rood- wit-blauwe vlag voerde, op de schipbrug Luik door een Duitsch onderofficier, die woedend was over „solche Frechheit." De man zag ze voor de Fransche kléuren aan. Te Leuven werd een Nederlander haast gefusileerd, omdat hij in zijn verbouwe reerdheid onze vlag ondersteboven ge- heschen had. Dezer dagten weer schrijft een oorlogs correspondent der „N. R. Ct.", die een, tocht door Bel'dië maakte: De Duitschers houden onze driekleur ook steeds voor de Fransche vlag en op dezen tocht gebeurd© het mij voor het eerst, dat onze vlag door Duitsche sol daten Van de auto gerukt werd. Toen zij echter hoorden welke vlag het was, wer den er verontschuldigingen gemaakt en bevestigd© eten Duitsch soldaat zelf onze vlag weer aan den wagen. Opmerkelijk ook is,» dat de Nederland sche auto's, die wte hier over de grens zien gaan, bijlna gelen van alle meer d© rood-wit-blauwe vlag voeren maar bij voorkeur de oranjevlag. De oranjevlag! ként iedereteln in het bui tenland. „Aha, Hollander," zeggen de Duitschers. „Voila encore des Hollandais," zeggen cte Belgen. Ligt hierin nu gelen aanduiding voor hetgeen ons te doen staat? Zeker, wijl behoeven onze nationale vlag niet op. te offeren, omdat andere Staten er gelijkkleurige voeren. Maar we zouden tot onze echte, oud-Hollandsche vlag, het oranje-blanje-bleu, kunnen te- rugkeeren. Dat is onze historische vlag, waaruit de oranje baan pas later voor het Statenrood moest plaats maken. Wanneer we die weer hebben, de mooie vlag met de heldere tinten: oranje-wit- lichtblauw zooveel decoratiever dan het eentonige bloedrood-wit-donkerblauw' dan zal er geen verwisseling meer plaats hebben met het blauw-wit-rood van de Franschen, het wit-blauw-rood van de Russen, bet wit-blauw-rood van de Serviërs ©n Montenegrijlnen. De groote volkeren worsteling van he den toont al zeer sprekend, van hoeveel belang het kan zijn voor een Staat als de onze, eene allerwegen duidelijk en op het eerste gezicht herkenbare vlag te voeren." Tactvol. De oorlogscorrespondent Granville For- tescue meldt uit Ostende de volgende epi sode, die zich daar heeft afgespeeld hij de vlucht het Kanaal over voor de naderende Duitsch© troepen. Na een beschrijving te hebben gegeven van. de reusachtige en wanhopige menigte aan de kade, die zoo goed als geen kans meer had om weg te komen, vervolgt hij al dus: „Toen de tijding kwam, dat er geen sche pen meer zouden komen, ging uit de me nigte een geweeklaag op. De wanhoop der menschen nam nog toe, toen zij hoor den dat een aantal booten in d© haven door de militaire autoriteiten als transport vaartuigen waren opgecommandeerd. Een van die schepen werd echter voor do vluchtelingen gered door den energiekon Amerikaanschen consul, Johnson. Aan deze was de taak van dien Britschen con sul overgedragen, en daarom nam hij de leiding over dat schip op zich. Hij! be sliste, dat de vluchtelingen, die een Britsch paspoort konden overleggen mot dat schip naar Folkestone zouden worden ge bracht. Terwijl hij op die brug stond om de laatste toebereidselen te treffen, kwam een dienstdoenerig kapitein van do gen darmerie op de treeplank. „Dit schip is voor den dienst van het legier opgecommandeerd; geen burger mag aan iboord gaan." „Wat is dat?" vroeg' Johnson van de brug. De gendarme herhaalde zijn woor den. „Het is niet z.oo," antwoordde de son- sul kalm. „Wie is u?" vroeg de gendarme. „Op het oogbnblik ben ik de Britsch© consul. Ik ben ook de Amerikaansohe consul. En ik heb deze boot gienomen voor den overtocht van de lieden, die ik onder mijn bescherming heb." „U kunt de boot niet krijgen," hield de gendarm© aan. „In naam dar militaire overheid neem ik er bezat van; laat nie mand de treeplank over (en de gendarme maakte een dreigende beweging met de hand naar zijn revolvertasch). „Komt aan boord menschen" riep Johnson. „Ik schiet op den eerste die de plank overgaat". De consul lachte. „Ik denk dat u het Wel zult laten." En hij wenkte de' Vluchte lingen „Komt maar." En dezen kwamen, in het eerst angstig en aarzelend, de plank over. De gendarme droop af. Goede verstandhouding. Een ooggetuige van den intocht der Duitschers in Antwerpen schrijft aan „Het Centrum" Ieder toeschouwer bij: het triomphan- telijke binnentreden der overwinnaars is getroffen door de soberheid van hunne houding, en door het ontbreken van alles wat de wreed getroffen bevolking zou kunnen hinderen. Ik acht het waarschijn lijk, idat het Duitsche militaire bewind de troepen voor den intocht heeft opmerk zaam gemaakt op de ware verhouding jegens de burgers, die buiten den krijg staan, en toch zijn ijzeren hardheid heb ben ondervonden. Het is niet mogelijk voor velen, terstond te vergeten dat het vijanden zijn, die door de stad Antwerpen wandelen, maar men moet waardeeren, dat zij1 zonder vertoon of praal en zonder „panaches'-'de ingenomen stad zijn bin nengetrokken. De Duitschers van het garnizoen van Antwerpen hehooren voor verreweg het pieerendeel tot oudere lichtingen. De meesten hebben vrouw en kinderen te huis. Wanneer men door een buitenwijk loopt, ziet men vaak een gebaarden, ste- vigen marinier of marine-infanterist te midden van ©en groepje mannen en vrou wen, en met een dottigen jongen op den arm. Het kind wordt vertroeteld en tus schen glimlachende ouders geliefkoosd door den goedigen reus. De een of ander vraagt of hij zélf kinderen heeft, en dan komt er uit een zorgvuldig weggeborgen portefeuille een portret te voorschijn van een paar kleuters van Germaansch ras, en een van de vrouw. „Denken jelui, dat ik ook niet liever thuis zat bij; mijne klein© jongens?" Het vaderland heeft het geëischt, en dan moet ieder mee, al is het aanvankelijk nog zoo hard. De verhouding is niet warm, zooals begrijpelijk is, maar er wordt zonder bitterheid gesproken; vooral het volk begrijpt, dat het allen jongens zijn als zijzelven, door een onverbiddelijk bevel opgeroepen. Er zijln veel Beieren in de stad, waar van de meeste vroolijike en goede ver- scbijhingen zijn, wat overigens aan hun ne gevechtswaarde .niets afdoet. In groe pen gaan zij' door de stad, |em beant woorden de groeten dier burgers, én sa- lueeren meestal het eerst. i Ieder waakt, dat niet te pngelegener ure een gore zatlap ©en domme streek uithaalt. Ik z.ag gisteren hoe ©en aanget- schoten kerel een rausaebtigen Beier stond aan te blaffen zonder kwade be doelingen, doch niet zonder onmatigie hinderlijkheid. De marinier weerde hem geruimen tijd met buitengewone goedig heid en kalmte af, maar eindelijk verloren do omstanders het geduld, en verwijder den den ergelijken vent niet zonder een| raken stomp en een snibbig woord. De soldaat knikte goedig, dat men hem niets kwaads aan zou doen. Maeterlinck over Koning Albert. „Van alle helden uit dezen gigantischen oorlog", aldus Mateii'link helden. die in de herinnering der menschen zullen leven is ©en der meest vlekkeloozen, een Van hen, wien wij nooit genoeg kunnen liefhebben, de groote jonge Koning, .Van mijn klein land. Hij was inderdaad op het kritieke oogenblik de man, op wien. ieder wachtte. Plotseling' liet hij in schoon heid de machtige stem van zijn volk hoo ien. Op dat oogenblik belichaamd© hij België, dat aan zich zelf en aan andeiflen ontdekt werd. Hij had het wonderlijke geluk om het ge weten te mogen zijn van zijn hand, in een van die vreeselijke uren va,n tragiek' ein verslagenheid, waarin zelfs de hesten aar zelen. Ware hij er niet gteweesf, dan zou zonder twijfel alles' anders gegaan zijn'. En de Geschiedenis gou een Van, haar schoonste en edelste bladzijden hebben gemist. Zeker België zou ook dan loyaal en trouw aan zijn woord zijn geweest; en een Regeering die aarzeling had getoond, zou zijn weggejaagd, onweerstaanbaar en Zonder genade, door de verontwaardiging Van een volk, dat nooit, hoe ver in zijn Verleden ook, valsch spel heeft gespieeld. Maar er zou Veel ziju geweest van die verwarring en besluiteloosheid, die on vermijdelijk zijn in ©en massa, die zich plotseling met een onheil bedreigd Voelt. Daar zouden verwardei beraadslagingen zijn geweest, en vergfefelijke doch onher stelbare weifelingen. En vooral de woorden, die zoo dringend noodig' waren, de juiste en doeltreffende woorden, zij zouden niet zijn gesproken, en de daden, g'rooter en beslissender dan wij' kunnen schilderen, zouden niet opi het juiste oogenblik zijn gedaan. Dank zij den Koning' blijft de weetrga- looze daad schitteren, en Wordt zij vol ledig en zonder aarzelen Voortgezet; en het pad van den heldenmoed is teoht en scherp afgleteekend ©n blinkend, als dat van de Thermopylae, duizendvoud ver lengd- i Doch wat hij geleden heeft, wat bijl dag aan dag lijdt, kunnen alleen zij begrijpen, die het voorrecht hadden den hield te' mo gen naderen: de meest sensitieve en de zachtaardigste der menschen, sober enj stil; ©en man van beheerschte aandoenin gen, bescheiden met een beschroomdheid, die tegelijk verbaast en verrukt; zjijn volk liefhebbend niet 'zoozeer alsi een vader zijn kinderen liefheeft, doch als. een zoon zijn aangebieden moeder." Om Dixmuiden. Omtrent den aanval van de Duitschers op de Fransche stellingen bij Dixmuiden in den nacht Van 16 op 17 dezer meldt do correspondent der „Times" nog het volgende De aanval' begon tegen middernacht. Een groote infanterie-macht trok tegen de loopgraven buiten de stad op. De troe pen, die deze bezet hielden, waren in aantal in de minderheid en werden ge dwongen op de stad terug te trekken, aan welker uiterste grens zij grimmig stand hielden. Er werd inmiddels om versterkingen gezonden, die tegen het aanbreken van den dag aankwamen; een tegenaanval volgde en met den steun van artillerievuur werden de Duitschers tiej- ruggedrevten en de loopgraven hernomen. In den loop van den dag kwam het tot een duel' tusschen de Fransche artillerie) en het Duitsch© zware geschut van 10.5 en( 15.5 c.M., dat op ©en klceine bodemver heffing ten Oosten van Dixmuiden ini positie was. In den namiddag hielden de Duitsche kanonnen met vuren op, de Fransche artillerie bleef de positie van! de Duitschers beschieten, maar zijl kreeg geen antwoord. Sedert het bombardement van Zaterdag zijln de Duitschers van Dix muiden weggetrokken. Onder de Indiërs. Een correspondent van de „Daily Mail", die een kamp van Indiërs in Frankrijk bezocht heeft, beschrijft zijn! indrukken als volgt: „Het was een koude nacht, maar men had hun ©en extra deken gegeven en de Indiërs gevoelden zich volkomen op hun gemak. Veten die Indië kermen, zulten! het hoofd geschud hebben als zijl dach ten aan de inlandschte troepen in dein Euroepeschen winter. Maar zij kunnen gerust zijln. Toen ik in het kamp was, was de ambulance teeg. „Wij brachten den meeaten tijd bij de Sikhs door, die .een ijzeren ring om hun arm dragen, om te kennen te geven dat zij mannen van ijzer zijn, maar wij be-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 1