17
Dinsdag 20 October 1914
29e Jaargang
De Groote Oorlog.
Een rechtvaardig oordeel.
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LAN i E VORSTSTRAAT 219.
Bureau te Middelburg:
FIRMA F. P. DHUIJ - L. BURG.
Drukkers:
Oosterbaan Le Cointre - Goes.
De Zeeuw
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. post1.25
Losse nummers0.05
Prijs der Advertentiën
15 regels f 0.50, iedere regel meer 10 ct.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels f 1.
iedere regel meer 10 ct.
Aan „Timotheus" het bekende, steeds
uitnemend verzorgde geïllustreerd week
blad voor het Christelijk gezin, ontleenem
we de volgende „Indrukken" van den
hoofdredacteur J. N. Voorhoeve:
Nuchterheid is ©en deugd, ons aanbe
volen in de Schrift. 'We moeten matig,
sober, nuchter zijn in ,onze openbaring,
zoowel als in onze gedachten. We weten
echter, hoe de omstandigheden van het
dagelijkseh levten ons dit dikwijls zoo
moeilijk maken.
Hetzelfde verschijhsel doet zich ook
buiten het geestelijk gebied voor. Men
wil zoo gaarne nuchter zijn. Maar zie,
er geschiedt het een pf ander, dat ons
geVoel aandoet, onze sympathie verkrijjgt,
en opeens oordeelen w>e zonder na te
denken, en hebben we onze koelbloedig
heid verloren.
In de laatste dagen vooral is daarvoor
zoo véél gevaar voor ons in Nederland
in betrekking tot den oorlog. We zien de
duizenden vluchtelingen over onze gren
zen komen; we hebben deernis met hun
toestand; we worden aangegrepen door
hun lijden, waarover we ze hooren ver
tellen, en dat trouwens op hun gezicht
te lezen staat; 'en nu 'komt er zoo
licht bitterheid jegens de Duitschers in
het hart, die dan toch maar, zoo zeggen
we, de directe oorzaak zijin van al dezen
jammer, want hun bombardeeren der
veste Antwerpen heeft de tienduizenden
in het lijden gestort.
Doch door het medelijden, door het ge
voel, is nu onze nuchterheid zoek. Kunnen
we niet even goed zeggen, dat Antwerpen
niets geleden zou hebben, zoo de Belgen
na den val van Luik, toen aan d© eer
was voldaan, en men getoond had neu
traal te willen zijn, 'jdch hadden over
gegeven, bukkend voor de overmacht?
Of zoo, 'Hoen het bombardement werd
aangekondigd, en overgave der stad werd
gevraagd, de witte vlag 'was uitgesto
ken? En zegt mfon nu, dat dit niet ging',
omdat men bondgenooten had, is dan
de vraag niet gerechtvaardigd, of de
bondgenooten op deze wijze niet een
voudig de Belgen en hun kostbaar land
opofferen aan hun eigen belangen? Ja,
is het niet zelfs noodig, verder terug
te gaan, en de indirecte oorzaak te zoe
ken van al dit lijden? Duitschlands mili
taire overmacht was groot; was gevaar
lijk. Maar rechtvaardigde dit een oorlog?
Rechtvaardigde dit een verbond van een
Protestantschen staat met een Roomschen
en een Heidenschen? Rechtvaardigde dit
een tweede verbond, dat gemaakt is om
vrede te sluiten, zoo lang één der partïj-
genoöten den strijd belieft voort te zet
ten? Rechtvaardigt dit het zenden van
Afrikaansche en Aziatische troepen, om
die militaire macht te bestrijden en zoo
mogelijk "tie fnuiken, maarmeteen het
gele gevaar in Europa brengend? Trou
wens, staat tegenover deze militaire macht
niet een minstens even geduchte: de
Britsche alleenheerschappij1 over de zeeën
der wereld, zoodat het de meest ver
bijsterende daden verricht tegen andere
staten op het gebied, dat zoogenaamd
haar gebied is?
We zijn nog te veel midden in den
oorlog, om de eigenlijke oorzaak van den
oorlog te zien. Sommigen Wijken één
schuldige aan. Misschien zijn er méér.
Het volle licht zal later opgaan. Maar
zeer verkeerd is het, ons inmiddels te
laten misleiden door uiterlijke dingen,
of door leugencampagne, die tegelijk met
dezen oorlog wordt gevoerd. Er is thans
een oorlog van ij' z e r en oorlog van
papier. Ze worden beide tegelijk ge
boerd. En de projectielen van den pa
pieren oorlog komen ook over onze
grenzen. Laat ons op renze hoede zijn,
er niqt door getroffen te worden. Laat
ons, echt Hollandsch, het hoofd koel hou
den, zoodat we een rechtvaardig oordeel'
vellen. i
Onze sympathie moeten we laten uit
gaan naar al wat lijdt. Helpen wie zich
tot ons wendt. De tienduizenden Belgen,
en ook Duitschers, en ook Engelschen.
Maar evenmin .,als we h i r b ij hebben
te vragen naar onze meerdere toegenegen
heid ttf.ot de ©ene of tot de andere natiej,
evenmin hebben we bij! ons oordeel
over den oorlog ons door voorliefde
voor den een of den ander te laten
leiden.
Met volle instemming neem ik hier
over, wat .onze medewerker, de heer H.
J. Emous, dezer dagen schreef:
„Wij zijn, wat begrijpelijk is, zeer on
der den indruk gekomen vq.n de ontzet
tende ellende, die over Zuid-Nederland
gekomen is, door bet wederrechtelijk be
treden van den neutralen Belgischen grondl
door de Duitsche krijgslieden. Wat zou
het ons lief geweest zijn, indien del
Duitsche Keizer tot die overschrijding der
grens niet ware overgegaan, vóórdat ze
gerechtvaardigd was geworden door een
schending der gewaarborgde neutraliteit
vanwege zijn bittere tegenpartijders. Hij
moge dan nog zoo verzekerd zijn geweest
dat die niet zou uitgebleven zijn, toch zou
een afwachtend zelfbedwang hem een bet-
oordeeling hebben doen ontgaan, di© we
zoo gaarne ver van hem hadden gezien.
Welk een verbittering is er door die
grensoverschrijding niet gewekt. Welke
treurige gevolgen had ze daardoor voor
België. Want de bitterheid ©enerzijds
heeft weer tegenmaatregelen uitgelokt,
waarover de wiereld zich ontzet. Harts
tochtelijke woled© Van de '©ene zijde is
beantwoord geworden met een niets spa
rende gestrengheid, waarbij niet bedacht
werd, dat het wraakgevoel moest ont
spruiten uit een besef van in hun rech
ten te zijin gekrenkt. En zoo is België
het tooneel geworden van groote ellende,
en is er de ,bod©m gedrenkt door bloed
en tranen.
„Is het wonder, dat we vroegen, of
dit onvermijdelijk was? En dat het beeld
van het zwaar geteisterde Belgenland al
tijd weer voor ons oprijst, wanneer we
tot een uitspraak willen komen, welke
natie of mogendheid de eigenlijk© schul
dige is aan den grooten menschenmoord
in Europa?
Maar hoe moeilijk bet ook zij, om
terug te dringen wat zoo van nabij! in
de ijfeelijkste kleuren tot onze verbeel
ding spreekt en onze zielen ontroert,
toch is dit noodig, om te komen tot een)
nuchtere beoordeeling der dingen; toch
mogen we niet nalaten te trachten tot
een rechtvaardig oordeel te komien, en
den eigenlijken „beroerder" Europa's te
vinden.
„Wij! zijn zoo onder de indrukken van
het heden en van het allernaaste ver
leden, maar wie moeten er naar streven,
daar onder uit te komen. Dan spreekt
een vierder, een vroeger verleden ook
weer mlee, een Verlteden, dat toenmaals
zulk een geweldigen indruk maakte. Het
heden moet ons niet beletten, het ver
leden te zien."
Tot zoo ver de aanhaling van den heer
Emous. Z© geeft ons veel te overdenken.
Het stamverwante Vlaamsche volk
onze liefde. Hun lijden heeft ons heel©
deelnemen.
Maar als we ©en rechtvaardig oordeel
inbeten uitspreken over een oorlog, over
zijin aanleiding en oorzaak, dan laten,
we oins niet leiden door deze op zichzelf
zo|oi Inatuurlijk© en prijzenswaardige ge
voelens. Neen, dan trachten we als ware
neutralen, als objectieven, de weegschaal
zuiver te hangen, en der gerechtigheid in
handen te geven. 1
Beknopt overzicht van den toestand.
Om een goed denkbeeld te krijgen van
de positie der verschillende legermachten,
is het noodig, dat men de kaart raad
pleegt.
Eerst dan zullen de volgende gegevens
voor den lezer waarde hebben en zal de
stand der partijen hem duidelijk zijn.
'Doch niet alleen nu, maar steeds leze
men met de kaart naast zich, is men
althans van ernstigen wille om den loop
van den strijd te volgen.
De gevechtslinie strekt zich, blijkens
het Fransche rapport in ons vorig num
mer gegeven, uit langs het kanaal van
Yperen naar de Noordzee, (waar de Fran
sche mariniers een aanval der Duitschers
afsloegen) of langs de Yser (waar het
Belgische leger verschillende aanvallen te
rugsloeg). Nu valt de loop van beide
waterwegen het bovenbedoelde kanaal
heet overigens ook le canal de 1' Yser,
voor een deel ongeveer samen, het beste
aan te geven door een lijn te trekken
van Nieuwpoort naar Yperen en dan ver
der over Rijssel meer Zuidelijk, waar zij
zich aansluit bij; het bekende front tot aan
Belfort toe.
Hiermede stemt dan overeen hetgeen
in een bericht van de „Daily Mail" gemeld
wordt, dat er gevochten zou worden bij
Nieuwpoort.
Wat verwacht werd is dus gebeurd
en zal nog verder voltooid worden. De
Duitschers moeten vasten voet hebben
langs de Kanaalkust. De heele Noord-
Westhoek van België is schoongeveegd,
Knocke, Heyst, Zeebrugge, Blankenberghe
en Ostende bezet en nu is het zaak langs
de kust te scheren, zoodat er geen muis
door kan, om in de achterhoede ook
maar het minste kwaad te stichten.
Voor het .eerst sedert eeuwen is Nieuw
poort weer eens genoemd in de wereldge
schiedenis. Onwillekeurig gingen onze ge
dachten terug tot den jare 1600, toen
prins Maurits de troepen van aartshertog
Albertus van Oostenrijk versloeg.
Meer dan drie eeuwen later vermeldt
de historie weer een slag bij Nieuwpoort.
We kennen nog geen bijzonderheden over
dezen slag, doch er is alle reden om
aan te nemen, dat 't wederom een ernstige
worsteling zal worden.
Uit da loepgraven.
De „Etoile de l'Est" te Nancy publi
ceert ©en brief van een officier aan zijd
ouders, waaruit wij; enkele passages ver
talen
Ik schrijf dezen brief in een loop
graaf, waar ik een stoel beengesleepft
heb; mijd tafel bestaat uit een plank;
ik heb een flink pak tabak voor me lig
gen en een mooien pijtp, welke ik uit
Muhlhausen meebracht. Ik heb goed ge
geten len zit nu in het zonnetje te schrij
ven. Mijh gezondheid is uitstekend. Krij
gen we een dag eens geen of weinig eten,
dan halten we onze schade den volgen
den dag wel in we laten trouwens
geen gelegenheid voorbijgaan om het
rijksmenue zoo mogelijk met het een of
ander uit te breiden. Gewoonlijk krijgt
ieder man pier dag 1 pond vlteesch met
rijst of snijboonen, een brood van zeven
onswat brandewijd of rhum en om
de twee dagen een 'stuk Gruyerekaas.
Lucifers en sigarettenpapier worden gratis
Verstrekt.
De loopgraaf, waarin mijd compagnie
ligt, bevindt zich op honderd meter af
stand van den vijland. We kunnen duide
lijk waarnemen als de Duitschers hun
maaltijd krijgen en zouden bijna met el
kaar kunnen praten als ik m'n Duitsch
maar wat beter sprak. En bovendien, het
schijdt, dat we met die luidjes in oorlog
zijn.
Den 21en werd ik tot onder-luitenant
benoemd. Dien volgenden dag meldde ik
me bij! mijn nieuwen compagnies-comman
dant, die me dadelijk het commando
overdroeg, daar hij' zelf bevel over het
bataljon op zich moest nemen.
De geest onder onze jongens is prach
tig, niettegenstaande ze nu .al 46 dagen
aan het vechten zijd.
Ik voel me bepaald prettig. Sinds een
uur heb ik wrier ©en prachtige, schoon©
zakdoek tot mijd beschikking, een weelde,
welke ik in geen twee weken gekend heb.
Ik ben van plan jme in den loop van
den dag te laten scheren en m'n haar
te laten knippen dat wordt tijd, er
is sinds 30 Augustus .geen schaar meer
in geweest.
Werkelijk, het leven te veld© is nog
zoo slecht niet ,als er maar niet zoo
optzettend veel ellende te zien was. Ik
spaar u maar het verhaal van al die ver
schrikkelijke dingen en van de verwoe
sting van het land, waaruit we den vijland
binnenkort hopen te verjagen. Onze taak
is moeilijk, maar tenslotte zullen we
het toch klaar spelen.
Een kiekje van Antwerpen.
Zooals een bijzondere „N. R. Ct."-be
richtgever het er vond:
De Duitsche soldaten, di© in België de
wacht hielden, behoorden voor het groot
sten deel tot de marine. In de Antwerpsche
voorstad Merxem, waar wij' eerst kwamen,
was de toestand vrij normaal.
iWel was menig huis gesloten, maar
verder was het verkeer op de straat,
voor ©en voorstad, tamelijk levendig. Eerst
in de middenstad veranderde het beeld.
Vooral de elegante Avenue des Arts en d©
Avenue de l'lndustri©, de woonplaatsen
Van de gegoeden, zagen er verlaten uit,
daar bijna al de mooie, groote huizen
gesloten waren. Slechts de consulaten wa
ren bewoond.
Ook de meeste handelshuizen waren
gesloten, vooral de groote, mooie. Maar
ook hier zijn uitzonderingen 'en er zijn
reeds nu in Antwerpen veel winkels van
voedingsmiddelen, slagerijen, groenten-,
sigaren- en kleerenwinkels open. En dat
zoowel j|n de zijstraten als in de hoofd
straten. i
De meeste' hotels en restaurants zijin
nog steeds gesloten, maar sommige hotels,
vooral op de Keizterlei hebben hun be
drijf hervat. Bijvoorbeeld het Hotel Wag
ner, Grand Hotel de Londres, Hotel Lux
embourg. Het groote Hotel Weber is door
de Duitsche bezetting in verwaarloosden
toestand gevonden. Het Hotel is thans
als kwartier van marinetroepen in gebruik
genomen en een tamelijk sterke wacht
staat er nu, zooals voor alle andera
hotels, waar officieren wonen. Overigens
is in de geheele stad van militairen niet
Veel te bemerken. Het meest door militai
ren bezet is nog de Keizerlei, verder het
Stadhuis, waar de Commandanteur zich
bevindt en het Gouverneurs paleis. Voorts
staan talrijke posten bij bèt station en
bij de havens. De soldaten zijn in de
kazerne ondergebracht.
Het straatverkeer is op de meeste plaat
sen niet levendig, maar 's namiddags is
het hier en daar npg al' druk, vooral op
het Stadhuisplein, waar een massa lief
hebbers voor een pag zich voor het kan
toor van den stadscommandant verdrin-
gen.
Nog dichteV li an gewoonlijk was het
Stadhuisplein luizet, toen de Duitsche
militaire muziek er een uitvoering gaf.
Tegen den avond verandert het beeld
van de stad aanmerkelijk, daar om 8
uur alle restaurants gesloten en om 9
uur alle ingezetenen in huis moeten zijn.
Voedingsmiddelen zijn in ruime mate
voorhanden en 4© geopende slagerijen,
bakkerijten enz. stallen hun waren over
vloedig uit. Hoogst 'onaangenaam is ech
ter het gebrek aan water. Gedurende het
bombardement zijd namelijk de filterwer-
ken van de waterleiding beschadigd, waar
door de geheele watervoorziening ge
stoord is. Het bestuur doet echter ernstig©
pogingen dit gebrek "te verhelpen, hoe
wel dat door het moeilijke technische
werk, niet in een paar dagen kan ge
beuren. Voor het oogenblik moet men
zich met pompwater vergenoegen. (Dit
gebrek moet reeds verholpen zijn. Red.
„De Zeeuw").
Over het algemeen is het met don
gezondheidtoestand tamelijk goed gesteld.
De door Duitsche militaire artsen vastge
stelde gevallen van typhus en pokken
zijjn tot nu toe zeer weinig voorgekomen.
Er liggen op het oogenblik ongeveer
600 gewonde soldaten in Antwerpen. Een
deel Van hen zijin Delgen, die natuurlijk
krijgsgevangenen zijn. De meeste verwon
dingen zijn, naar mij een Duitsch oberst-
artz mededeelde, hoofd- en hand- of voor
armverwondingen. Zeldzamer zijin de
borst- en buikschoten. De schoten in de
borst genezen bijna alle, menigmaal, hoe
wel veel zeldzamer, d© schoten in den
buik.
Vele Duitsch© officieren hebben mij
verzekerd, dat men slechts noodgedron
gen jtlot beschieting van d© stad is over
gegaan en men moet werkelijk de juist
heid van het Duitsche geschut bewonde
ren, dat op bepaalde punten het vuur
geconcentreerd heeft. De door het bom
bardement vernielde huizen zien er uit
alsof zij' tot den grond zijn afgebrand.
Er zijin slechts kale muren over. Van
vele huizen rooken de puinhoopen nog.
Van het paleis van justitie is bet achter
gedeelte in het midden sterk beschadigd.
De glazen van bijlna alle omliggende
huizen zijin gesprongen, vooral in de Rue
de Damhoedère.
De Zeppelin-kruisers hebben wel op
zeer vele plaatsen in de stad bommen
geworpen, maar hunne uitwerking is niet
groot geweest: gesprongen ruiten en ©en
aantal kleine en hier ©n daar ook groote
gaten in den muur.
Mechelen de doode stad.
Een oorlogscorrespondent van het „.Ber
liner „Tagebl." heeft Mechelen bezocht en
beschrijft nu zijh indrukken.
„Het wildste rumoer van den krijg, de
aangrijpendste tragedies van den dood, het
schrijnende leed, de grootste kommer
van den oorlog zijn niet zoo erg en niet
zoo ter neer drukkend schrijft hit-
als de sombere, loodzware, grauwe sfftte
die er heerscht in het oude Mechelen.
„Het leven in de stad is uitgestorven.
De stad is dood. De 60.000 inwoners zijn
gevlucht. D© donkere huizen staan open.
straten zijn leeg. De leegte is zóó aan
grijpend, dat men bij het gaan door de
verlaten stad onwillekeurig zijn schreden
verhaast.
„Af en toe vertoonen zich soldaten op
straat, maar de inwoners ontbreken.
„Zij zijn gevlucht, toen Mechelen door
de niet te voorziene toevalligheden van
den oorlog in het middelpunt kwam van
het geschutvuur van de beide tegenstan
ders. Zij lieten hun huizen voor waft
ze waren; ze lieten in hun overhaaste
vlucht het middageten staan en de man
tels in de gang hangen.
„Misschien zijn er nog twintig inwoners
in de stad, misschien ook nog maar tien.
(Men gelieve te bedenken, dat deze brief
reeds meer dan een week oud is. Red.)
Men weet het niet. Ik zag in 't geheel
slechts 5 menschen, 3 vrouwen en 2
mannen. Zij maakten in het gTauwe licht
van den somberen dag een indruk van
spoken, van dooden, die uit hun graven
waren opgestaan. Een soldaat van de
wacht deelde mede, dat er nog slechts
Veertien burgers in de Stad waren geble
ven. Reeds de lang uitgestrekte voorstad
Muysen was uitgestorven. Alle huisdeuren
stonden wijd open. Achter een venster
staarde een witte geit, die door de ge
opende deuren in een kamer was ge-
loopen, ons door de verweerde ruiten
aan. In den gang van een ander huis
hing een meisjeshoed met een wijnroo-
den sluier, de winkels alle geopend en
nergens een mensch te zien. Tegenover
de kathedraal staat een herberg: „lp.
't Gulden Vlies". Op! de tafeltjes staan
nog de glazen met restjes wijn er in j
daar rondom heen stoelen, waarvan de
menschen zoo juist schenen te zijn op
gestaan. Links daarnaast een groot klee-
dingmagazijn met het opschrift: „Lakens
en alle kleedingstoffen". De deuren wijd
geopendde kleeren op rieten poppen
in huiveringwekkende eenzaamheid. Daar
naast weer een „schoenmagazijn". Dezelf
de aanblik; iedere winkel, ieder huis van
den kelder tot het dak zonder een le
vende ziel. Op de Dyle, die midden door
de stad stroomt, drijven leege schuiten,
als door een onzichtbare hand geleid,
langzaam stroomafwaarts. Een hond snuf
felt voor een huis dat door een sprin
gende granaat is ingestort en één groote
puinhoop vormt. De leegte en de stilte in
de middeleeuwse!)© straten is zóó ver
schrikkelijk, dat het hart iemand in de
keel klopt, .en een herinnering Uit de
jeugd van het sprookje van de gedoemde
stad, opeens tot ontzettende werkelijkheid
wordt.
„Wat nooit iemand zag, is hier werke
lijkheid geworden. In een groote stad zijn
de menschen als door een vernietigenden
tooverslag in 't niet verzonken. Zij hebben
huis en hof veriaten en niet eens hun geld
en kostbaarbeden meegenomen, op .bun
vreeselijken tocht der verschrikking. De
eenige teekenen van leven die achterble
ven waren de vogels hier en daar in de
kooi en de dieren in de stal. De beesten
zwerven nu niemand hen meer komt voe
deren in de huizen rondde zangvogeltje^
in de kooien zijn verhongerd van hun
stokjes gevallen.
Onder de zware belegeringsartillerie der,
Duitschers.
Da Duitsche artillerie is AntweTpen bin
nengetrokken met bloemen in 't knoops
gat. Zij geldt als degene, die de stad geno
men heeft. De „Fussartillerie" is van een
'door 't veldleger wel eens wat weinig ge
acht wapen, tot groote waardeering ge
komen.
Wij zijn in de gelegenheid, een en ander
mede te deelen van bevindingen der offi
cieren van de Duitsche artillerie, die zoo
kersversch de beschieting van Antwerpen
achter den rug hadden, en die hadden ge
werkt met het nieuwe, zware belegerings
geschut van Krupp. Het zal ten onzent
zeker wel interesseeren, wat over de daar
mede tegen het Belgische „nationale re-
duit" opigedane ervaringen te vernemen.
De Diuitsche artilleristen zijn zelf eigen
lijk bijna verbaasd over de uitwerking van
hun zware stukken, van 30 c.M., 42 c.M.
„D,at die invloed zoo geweldig zou zijn,
dat wij met betrekkelijk kleine troepen zoo
Onverbiddelijk en onverwijld forten en ves
tingen zouden doen ontruimen, hadden wij
niet gedacht. De commandant zelf kende
vóór de mobilisatie bet geschut niet., eï
waren denkelijk voor den oorlog uit de
stukken niet meer dan drie schoten, voor
de beproeving, gedaan. Luik bracht ons al
dadelijk de eerste kennismaking,
hoe wij bv. met eene batterij! van Ewee
stukken met een paar schoten een fort on
bruikbaar maakten, dat geheele regimen
ten had buiten gevecht gesteld. Daarop(
telkens achter het veldleger, naar Namen,
daarop naar Maubeuge. Hier zijn wij Duit
schers maar 6000 man sterk geweest, te
gen 30,000 der bezetting, en hoe spoe
dig is de inneming gegaan? Fransche
officieren, met wie wij; na de overgave
rustig als technici de zaak besproken,
hebben, verklaarden ons dan ook dat
het vuur van deze zware granaten het
verblijf i n de forten en batterijen eenvou
dig met den besten wil van de wereld
voor elke minuut langer onhoudbaar had
gemaakt. De Fransche vesting-artillerie
schoot goed genoeg, maar wij kunnen
ons zóó op een afstand en verdekt opb
stellen, dat men ons eenvoudig niet uit
vindt. Wij schieten immers ook met rook-
zwak kruit". En dan schijnt het eenvou
dig voor de beschotenen een gewaarwor
ding van absolute machteloosheid te zijn,
de onverbiddelijk treffende granaten in
hun midden te krijgen, met hun helsche
uitwerking, en er niets tegen weten te
doen. I
Zoo is het ook 'bij Antwerpen gegaan.
Ook daar was het leger veel kleiner dan
men denkt. Voor omsingeling was 't Duit
sche korps volstrekt niet voldoende. „Onze
verwachting was zeker geweest, dat de
aanval drie maanden zou kosten. En ziet,
in twaalf dagen! Wij hebben groot© loopj-
gnaven en werken gevonden, die werkelijk
prachtig waren aangelegd, doch blijkbaar
verlaten omdat men niet tegen dat zware
'geschut op1 kon.
De Duitschers voor Warschau.
De S.S.-medewerker van d© Maasbode
te Berlijn meldt: 1
D© Duitsche troepen staan voor War
schau, ziedaar de kern der laatste offici-