17 Dinsdag 20 October 1914 29e Jaargang De Groote Oorlog. Een rechtvaardig oordeel. Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LAN i E VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: FIRMA F. P. DHUIJ - L. BURG. Drukkers: Oosterbaan Le Cointre - Goes. De Zeeuw VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. post1.25 Losse nummers0.05 Prijs der Advertentiën 15 regels f 0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels f 1. iedere regel meer 10 ct. Aan „Timotheus" het bekende, steeds uitnemend verzorgde geïllustreerd week blad voor het Christelijk gezin, ontleenem we de volgende „Indrukken" van den hoofdredacteur J. N. Voorhoeve: Nuchterheid is ©en deugd, ons aanbe volen in de Schrift. 'We moeten matig, sober, nuchter zijn in ,onze openbaring, zoowel als in onze gedachten. We weten echter, hoe de omstandigheden van het dagelijkseh levten ons dit dikwijls zoo moeilijk maken. Hetzelfde verschijhsel doet zich ook buiten het geestelijk gebied voor. Men wil zoo gaarne nuchter zijn. Maar zie, er geschiedt het een pf ander, dat ons geVoel aandoet, onze sympathie verkrijjgt, en opeens oordeelen w>e zonder na te denken, en hebben we onze koelbloedig heid verloren. In de laatste dagen vooral is daarvoor zoo véél gevaar voor ons in Nederland in betrekking tot den oorlog. We zien de duizenden vluchtelingen over onze gren zen komen; we hebben deernis met hun toestand; we worden aangegrepen door hun lijden, waarover we ze hooren ver tellen, en dat trouwens op hun gezicht te lezen staat; 'en nu 'komt er zoo licht bitterheid jegens de Duitschers in het hart, die dan toch maar, zoo zeggen we, de directe oorzaak zijin van al dezen jammer, want hun bombardeeren der veste Antwerpen heeft de tienduizenden in het lijden gestort. Doch door het medelijden, door het ge voel, is nu onze nuchterheid zoek. Kunnen we niet even goed zeggen, dat Antwerpen niets geleden zou hebben, zoo de Belgen na den val van Luik, toen aan d© eer was voldaan, en men getoond had neu traal te willen zijn, 'jdch hadden over gegeven, bukkend voor de overmacht? Of zoo, 'Hoen het bombardement werd aangekondigd, en overgave der stad werd gevraagd, de witte vlag 'was uitgesto ken? En zegt mfon nu, dat dit niet ging', omdat men bondgenooten had, is dan de vraag niet gerechtvaardigd, of de bondgenooten op deze wijze niet een voudig de Belgen en hun kostbaar land opofferen aan hun eigen belangen? Ja, is het niet zelfs noodig, verder terug te gaan, en de indirecte oorzaak te zoe ken van al dit lijden? Duitschlands mili taire overmacht was groot; was gevaar lijk. Maar rechtvaardigde dit een oorlog? Rechtvaardigde dit een verbond van een Protestantschen staat met een Roomschen en een Heidenschen? Rechtvaardigde dit een tweede verbond, dat gemaakt is om vrede te sluiten, zoo lang één der partïj- genoöten den strijd belieft voort te zet ten? Rechtvaardigt dit het zenden van Afrikaansche en Aziatische troepen, om die militaire macht te bestrijden en zoo mogelijk "tie fnuiken, maarmeteen het gele gevaar in Europa brengend? Trou wens, staat tegenover deze militaire macht niet een minstens even geduchte: de Britsche alleenheerschappij1 over de zeeën der wereld, zoodat het de meest ver bijsterende daden verricht tegen andere staten op het gebied, dat zoogenaamd haar gebied is? We zijn nog te veel midden in den oorlog, om de eigenlijke oorzaak van den oorlog te zien. Sommigen Wijken één schuldige aan. Misschien zijn er méér. Het volle licht zal later opgaan. Maar zeer verkeerd is het, ons inmiddels te laten misleiden door uiterlijke dingen, of door leugencampagne, die tegelijk met dezen oorlog wordt gevoerd. Er is thans een oorlog van ij' z e r en oorlog van papier. Ze worden beide tegelijk ge boerd. En de projectielen van den pa pieren oorlog komen ook over onze grenzen. Laat ons op renze hoede zijn, er niqt door getroffen te worden. Laat ons, echt Hollandsch, het hoofd koel hou den, zoodat we een rechtvaardig oordeel' vellen. i Onze sympathie moeten we laten uit gaan naar al wat lijdt. Helpen wie zich tot ons wendt. De tienduizenden Belgen, en ook Duitschers, en ook Engelschen. Maar evenmin .,als we h i r b ij hebben te vragen naar onze meerdere toegenegen heid ttf.ot de ©ene of tot de andere natiej, evenmin hebben we bij! ons oordeel over den oorlog ons door voorliefde voor den een of den ander te laten leiden. Met volle instemming neem ik hier over, wat .onze medewerker, de heer H. J. Emous, dezer dagen schreef: „Wij zijn, wat begrijpelijk is, zeer on der den indruk gekomen vq.n de ontzet tende ellende, die over Zuid-Nederland gekomen is, door bet wederrechtelijk be treden van den neutralen Belgischen grondl door de Duitsche krijgslieden. Wat zou het ons lief geweest zijn, indien del Duitsche Keizer tot die overschrijding der grens niet ware overgegaan, vóórdat ze gerechtvaardigd was geworden door een schending der gewaarborgde neutraliteit vanwege zijn bittere tegenpartijders. Hij moge dan nog zoo verzekerd zijn geweest dat die niet zou uitgebleven zijn, toch zou een afwachtend zelfbedwang hem een bet- oordeeling hebben doen ontgaan, di© we zoo gaarne ver van hem hadden gezien. Welk een verbittering is er door die grensoverschrijding niet gewekt. Welke treurige gevolgen had ze daardoor voor België. Want de bitterheid ©enerzijds heeft weer tegenmaatregelen uitgelokt, waarover de wiereld zich ontzet. Harts tochtelijke woled© Van de '©ene zijde is beantwoord geworden met een niets spa rende gestrengheid, waarbij niet bedacht werd, dat het wraakgevoel moest ont spruiten uit een besef van in hun rech ten te zijin gekrenkt. En zoo is België het tooneel geworden van groote ellende, en is er de ,bod©m gedrenkt door bloed en tranen. „Is het wonder, dat we vroegen, of dit onvermijdelijk was? En dat het beeld van het zwaar geteisterde Belgenland al tijd weer voor ons oprijst, wanneer we tot een uitspraak willen komen, welke natie of mogendheid de eigenlijk© schul dige is aan den grooten menschenmoord in Europa? Maar hoe moeilijk bet ook zij, om terug te dringen wat zoo van nabij! in de ijfeelijkste kleuren tot onze verbeel ding spreekt en onze zielen ontroert, toch is dit noodig, om te komen tot een) nuchtere beoordeeling der dingen; toch mogen we niet nalaten te trachten tot een rechtvaardig oordeel te komien, en den eigenlijken „beroerder" Europa's te vinden. „Wij! zijn zoo onder de indrukken van het heden en van het allernaaste ver leden, maar wie moeten er naar streven, daar onder uit te komen. Dan spreekt een vierder, een vroeger verleden ook weer mlee, een Verlteden, dat toenmaals zulk een geweldigen indruk maakte. Het heden moet ons niet beletten, het ver leden te zien." Tot zoo ver de aanhaling van den heer Emous. Z© geeft ons veel te overdenken. Het stamverwante Vlaamsche volk onze liefde. Hun lijden heeft ons heel© deelnemen. Maar als we ©en rechtvaardig oordeel inbeten uitspreken over een oorlog, over zijin aanleiding en oorzaak, dan laten, we oins niet leiden door deze op zichzelf zo|oi Inatuurlijk© en prijzenswaardige ge voelens. Neen, dan trachten we als ware neutralen, als objectieven, de weegschaal zuiver te hangen, en der gerechtigheid in handen te geven. 1 Beknopt overzicht van den toestand. Om een goed denkbeeld te krijgen van de positie der verschillende legermachten, is het noodig, dat men de kaart raad pleegt. Eerst dan zullen de volgende gegevens voor den lezer waarde hebben en zal de stand der partijen hem duidelijk zijn. 'Doch niet alleen nu, maar steeds leze men met de kaart naast zich, is men althans van ernstigen wille om den loop van den strijd te volgen. De gevechtslinie strekt zich, blijkens het Fransche rapport in ons vorig num mer gegeven, uit langs het kanaal van Yperen naar de Noordzee, (waar de Fran sche mariniers een aanval der Duitschers afsloegen) of langs de Yser (waar het Belgische leger verschillende aanvallen te rugsloeg). Nu valt de loop van beide waterwegen het bovenbedoelde kanaal heet overigens ook le canal de 1' Yser, voor een deel ongeveer samen, het beste aan te geven door een lijn te trekken van Nieuwpoort naar Yperen en dan ver der over Rijssel meer Zuidelijk, waar zij zich aansluit bij; het bekende front tot aan Belfort toe. Hiermede stemt dan overeen hetgeen in een bericht van de „Daily Mail" gemeld wordt, dat er gevochten zou worden bij Nieuwpoort. Wat verwacht werd is dus gebeurd en zal nog verder voltooid worden. De Duitschers moeten vasten voet hebben langs de Kanaalkust. De heele Noord- Westhoek van België is schoongeveegd, Knocke, Heyst, Zeebrugge, Blankenberghe en Ostende bezet en nu is het zaak langs de kust te scheren, zoodat er geen muis door kan, om in de achterhoede ook maar het minste kwaad te stichten. Voor het .eerst sedert eeuwen is Nieuw poort weer eens genoemd in de wereldge schiedenis. Onwillekeurig gingen onze ge dachten terug tot den jare 1600, toen prins Maurits de troepen van aartshertog Albertus van Oostenrijk versloeg. Meer dan drie eeuwen later vermeldt de historie weer een slag bij Nieuwpoort. We kennen nog geen bijzonderheden over dezen slag, doch er is alle reden om aan te nemen, dat 't wederom een ernstige worsteling zal worden. Uit da loepgraven. De „Etoile de l'Est" te Nancy publi ceert ©en brief van een officier aan zijd ouders, waaruit wij; enkele passages ver talen Ik schrijf dezen brief in een loop graaf, waar ik een stoel beengesleepft heb; mijd tafel bestaat uit een plank; ik heb een flink pak tabak voor me lig gen en een mooien pijtp, welke ik uit Muhlhausen meebracht. Ik heb goed ge geten len zit nu in het zonnetje te schrij ven. Mijh gezondheid is uitstekend. Krij gen we een dag eens geen of weinig eten, dan halten we onze schade den volgen den dag wel in we laten trouwens geen gelegenheid voorbijgaan om het rijksmenue zoo mogelijk met het een of ander uit te breiden. Gewoonlijk krijgt ieder man pier dag 1 pond vlteesch met rijst of snijboonen, een brood van zeven onswat brandewijd of rhum en om de twee dagen een 'stuk Gruyerekaas. Lucifers en sigarettenpapier worden gratis Verstrekt. De loopgraaf, waarin mijd compagnie ligt, bevindt zich op honderd meter af stand van den vijland. We kunnen duide lijk waarnemen als de Duitschers hun maaltijd krijgen en zouden bijna met el kaar kunnen praten als ik m'n Duitsch maar wat beter sprak. En bovendien, het schijdt, dat we met die luidjes in oorlog zijn. Den 21en werd ik tot onder-luitenant benoemd. Dien volgenden dag meldde ik me bij! mijn nieuwen compagnies-comman dant, die me dadelijk het commando overdroeg, daar hij' zelf bevel over het bataljon op zich moest nemen. De geest onder onze jongens is prach tig, niettegenstaande ze nu .al 46 dagen aan het vechten zijd. Ik voel me bepaald prettig. Sinds een uur heb ik wrier ©en prachtige, schoon© zakdoek tot mijd beschikking, een weelde, welke ik in geen twee weken gekend heb. Ik ben van plan jme in den loop van den dag te laten scheren en m'n haar te laten knippen dat wordt tijd, er is sinds 30 Augustus .geen schaar meer in geweest. Werkelijk, het leven te veld© is nog zoo slecht niet ,als er maar niet zoo optzettend veel ellende te zien was. Ik spaar u maar het verhaal van al die ver schrikkelijke dingen en van de verwoe sting van het land, waaruit we den vijland binnenkort hopen te verjagen. Onze taak is moeilijk, maar tenslotte zullen we het toch klaar spelen. Een kiekje van Antwerpen. Zooals een bijzondere „N. R. Ct."-be richtgever het er vond: De Duitsche soldaten, di© in België de wacht hielden, behoorden voor het groot sten deel tot de marine. In de Antwerpsche voorstad Merxem, waar wij' eerst kwamen, was de toestand vrij normaal. iWel was menig huis gesloten, maar verder was het verkeer op de straat, voor ©en voorstad, tamelijk levendig. Eerst in de middenstad veranderde het beeld. Vooral de elegante Avenue des Arts en d© Avenue de l'lndustri©, de woonplaatsen Van de gegoeden, zagen er verlaten uit, daar bijna al de mooie, groote huizen gesloten waren. Slechts de consulaten wa ren bewoond. Ook de meeste handelshuizen waren gesloten, vooral de groote, mooie. Maar ook hier zijn uitzonderingen 'en er zijn reeds nu in Antwerpen veel winkels van voedingsmiddelen, slagerijen, groenten-, sigaren- en kleerenwinkels open. En dat zoowel j|n de zijstraten als in de hoofd straten. i De meeste' hotels en restaurants zijin nog steeds gesloten, maar sommige hotels, vooral op de Keizterlei hebben hun be drijf hervat. Bijvoorbeeld het Hotel Wag ner, Grand Hotel de Londres, Hotel Lux embourg. Het groote Hotel Weber is door de Duitsche bezetting in verwaarloosden toestand gevonden. Het Hotel is thans als kwartier van marinetroepen in gebruik genomen en een tamelijk sterke wacht staat er nu, zooals voor alle andera hotels, waar officieren wonen. Overigens is in de geheele stad van militairen niet Veel te bemerken. Het meest door militai ren bezet is nog de Keizerlei, verder het Stadhuis, waar de Commandanteur zich bevindt en het Gouverneurs paleis. Voorts staan talrijke posten bij bèt station en bij de havens. De soldaten zijn in de kazerne ondergebracht. Het straatverkeer is op de meeste plaat sen niet levendig, maar 's namiddags is het hier en daar npg al' druk, vooral op het Stadhuisplein, waar een massa lief hebbers voor een pag zich voor het kan toor van den stadscommandant verdrin- gen. Nog dichteV li an gewoonlijk was het Stadhuisplein luizet, toen de Duitsche militaire muziek er een uitvoering gaf. Tegen den avond verandert het beeld van de stad aanmerkelijk, daar om 8 uur alle restaurants gesloten en om 9 uur alle ingezetenen in huis moeten zijn. Voedingsmiddelen zijn in ruime mate voorhanden en 4© geopende slagerijen, bakkerijten enz. stallen hun waren over vloedig uit. Hoogst 'onaangenaam is ech ter het gebrek aan water. Gedurende het bombardement zijd namelijk de filterwer- ken van de waterleiding beschadigd, waar door de geheele watervoorziening ge stoord is. Het bestuur doet echter ernstig© pogingen dit gebrek "te verhelpen, hoe wel dat door het moeilijke technische werk, niet in een paar dagen kan ge beuren. Voor het oogenblik moet men zich met pompwater vergenoegen. (Dit gebrek moet reeds verholpen zijn. Red. „De Zeeuw"). Over het algemeen is het met don gezondheidtoestand tamelijk goed gesteld. De door Duitsche militaire artsen vastge stelde gevallen van typhus en pokken zijjn tot nu toe zeer weinig voorgekomen. Er liggen op het oogenblik ongeveer 600 gewonde soldaten in Antwerpen. Een deel Van hen zijin Delgen, die natuurlijk krijgsgevangenen zijn. De meeste verwon dingen zijn, naar mij een Duitsch oberst- artz mededeelde, hoofd- en hand- of voor armverwondingen. Zeldzamer zijin de borst- en buikschoten. De schoten in de borst genezen bijna alle, menigmaal, hoe wel veel zeldzamer, d© schoten in den buik. Vele Duitsch© officieren hebben mij verzekerd, dat men slechts noodgedron gen jtlot beschieting van d© stad is over gegaan en men moet werkelijk de juist heid van het Duitsche geschut bewonde ren, dat op bepaalde punten het vuur geconcentreerd heeft. De door het bom bardement vernielde huizen zien er uit alsof zij' tot den grond zijn afgebrand. Er zijin slechts kale muren over. Van vele huizen rooken de puinhoopen nog. Van het paleis van justitie is bet achter gedeelte in het midden sterk beschadigd. De glazen van bijlna alle omliggende huizen zijin gesprongen, vooral in de Rue de Damhoedère. De Zeppelin-kruisers hebben wel op zeer vele plaatsen in de stad bommen geworpen, maar hunne uitwerking is niet groot geweest: gesprongen ruiten en ©en aantal kleine en hier ©n daar ook groote gaten in den muur. Mechelen de doode stad. Een oorlogscorrespondent van het „.Ber liner „Tagebl." heeft Mechelen bezocht en beschrijft nu zijh indrukken. „Het wildste rumoer van den krijg, de aangrijpendste tragedies van den dood, het schrijnende leed, de grootste kommer van den oorlog zijn niet zoo erg en niet zoo ter neer drukkend schrijft hit- als de sombere, loodzware, grauwe sfftte die er heerscht in het oude Mechelen. „Het leven in de stad is uitgestorven. De stad is dood. De 60.000 inwoners zijn gevlucht. D© donkere huizen staan open. straten zijn leeg. De leegte is zóó aan grijpend, dat men bij het gaan door de verlaten stad onwillekeurig zijn schreden verhaast. „Af en toe vertoonen zich soldaten op straat, maar de inwoners ontbreken. „Zij zijn gevlucht, toen Mechelen door de niet te voorziene toevalligheden van den oorlog in het middelpunt kwam van het geschutvuur van de beide tegenstan ders. Zij lieten hun huizen voor waft ze waren; ze lieten in hun overhaaste vlucht het middageten staan en de man tels in de gang hangen. „Misschien zijn er nog twintig inwoners in de stad, misschien ook nog maar tien. (Men gelieve te bedenken, dat deze brief reeds meer dan een week oud is. Red.) Men weet het niet. Ik zag in 't geheel slechts 5 menschen, 3 vrouwen en 2 mannen. Zij maakten in het gTauwe licht van den somberen dag een indruk van spoken, van dooden, die uit hun graven waren opgestaan. Een soldaat van de wacht deelde mede, dat er nog slechts Veertien burgers in de Stad waren geble ven. Reeds de lang uitgestrekte voorstad Muysen was uitgestorven. Alle huisdeuren stonden wijd open. Achter een venster staarde een witte geit, die door de ge opende deuren in een kamer was ge- loopen, ons door de verweerde ruiten aan. In den gang van een ander huis hing een meisjeshoed met een wijnroo- den sluier, de winkels alle geopend en nergens een mensch te zien. Tegenover de kathedraal staat een herberg: „lp. 't Gulden Vlies". Op! de tafeltjes staan nog de glazen met restjes wijn er in j daar rondom heen stoelen, waarvan de menschen zoo juist schenen te zijn op gestaan. Links daarnaast een groot klee- dingmagazijn met het opschrift: „Lakens en alle kleedingstoffen". De deuren wijd geopendde kleeren op rieten poppen in huiveringwekkende eenzaamheid. Daar naast weer een „schoenmagazijn". Dezelf de aanblik; iedere winkel, ieder huis van den kelder tot het dak zonder een le vende ziel. Op de Dyle, die midden door de stad stroomt, drijven leege schuiten, als door een onzichtbare hand geleid, langzaam stroomafwaarts. Een hond snuf felt voor een huis dat door een sprin gende granaat is ingestort en één groote puinhoop vormt. De leegte en de stilte in de middeleeuwse!)© straten is zóó ver schrikkelijk, dat het hart iemand in de keel klopt, .en een herinnering Uit de jeugd van het sprookje van de gedoemde stad, opeens tot ontzettende werkelijkheid wordt. „Wat nooit iemand zag, is hier werke lijkheid geworden. In een groote stad zijn de menschen als door een vernietigenden tooverslag in 't niet verzonken. Zij hebben huis en hof veriaten en niet eens hun geld en kostbaarbeden meegenomen, op .bun vreeselijken tocht der verschrikking. De eenige teekenen van leven die achterble ven waren de vogels hier en daar in de kooi en de dieren in de stal. De beesten zwerven nu niemand hen meer komt voe deren in de huizen rondde zangvogeltje^ in de kooien zijn verhongerd van hun stokjes gevallen. Onder de zware belegeringsartillerie der, Duitschers. Da Duitsche artillerie is AntweTpen bin nengetrokken met bloemen in 't knoops gat. Zij geldt als degene, die de stad geno men heeft. De „Fussartillerie" is van een 'door 't veldleger wel eens wat weinig ge acht wapen, tot groote waardeering ge komen. Wij zijn in de gelegenheid, een en ander mede te deelen van bevindingen der offi cieren van de Duitsche artillerie, die zoo kersversch de beschieting van Antwerpen achter den rug hadden, en die hadden ge werkt met het nieuwe, zware belegerings geschut van Krupp. Het zal ten onzent zeker wel interesseeren, wat over de daar mede tegen het Belgische „nationale re- duit" opigedane ervaringen te vernemen. De Diuitsche artilleristen zijn zelf eigen lijk bijna verbaasd over de uitwerking van hun zware stukken, van 30 c.M., 42 c.M. „D,at die invloed zoo geweldig zou zijn, dat wij met betrekkelijk kleine troepen zoo Onverbiddelijk en onverwijld forten en ves tingen zouden doen ontruimen, hadden wij niet gedacht. De commandant zelf kende vóór de mobilisatie bet geschut niet., eï waren denkelijk voor den oorlog uit de stukken niet meer dan drie schoten, voor de beproeving, gedaan. Luik bracht ons al dadelijk de eerste kennismaking, hoe wij bv. met eene batterij! van Ewee stukken met een paar schoten een fort on bruikbaar maakten, dat geheele regimen ten had buiten gevecht gesteld. Daarop( telkens achter het veldleger, naar Namen, daarop naar Maubeuge. Hier zijn wij Duit schers maar 6000 man sterk geweest, te gen 30,000 der bezetting, en hoe spoe dig is de inneming gegaan? Fransche officieren, met wie wij; na de overgave rustig als technici de zaak besproken, hebben, verklaarden ons dan ook dat het vuur van deze zware granaten het verblijf i n de forten en batterijen eenvou dig met den besten wil van de wereld voor elke minuut langer onhoudbaar had gemaakt. De Fransche vesting-artillerie schoot goed genoeg, maar wij kunnen ons zóó op een afstand en verdekt opb stellen, dat men ons eenvoudig niet uit vindt. Wij schieten immers ook met rook- zwak kruit". En dan schijnt het eenvou dig voor de beschotenen een gewaarwor ding van absolute machteloosheid te zijn, de onverbiddelijk treffende granaten in hun midden te krijgen, met hun helsche uitwerking, en er niets tegen weten te doen. I Zoo is het ook 'bij Antwerpen gegaan. Ook daar was het leger veel kleiner dan men denkt. Voor omsingeling was 't Duit sche korps volstrekt niet voldoende. „Onze verwachting was zeker geweest, dat de aanval drie maanden zou kosten. En ziet, in twaalf dagen! Wij hebben groot© loopj- gnaven en werken gevonden, die werkelijk prachtig waren aangelegd, doch blijkbaar verlaten omdat men niet tegen dat zware 'geschut op1 kon. De Duitschers voor Warschau. De S.S.-medewerker van d© Maasbode te Berlijn meldt: 1 D© Duitsche troepen staan voor War schau, ziedaar de kern der laatste offici-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 1