No. 6 Woensdag 7 October 1914 39e «laargang I d fl EBES. icht, icht jdigd, Een Oefenschool. De Groote Oorlog. maanden, Domburg. ihaartsdijk. m is een Soutelande j Vlissingen. IE, Grijps- 3, Ritthem. oor t. Laurens. de Wester- ens-Neuzen. -Hansweert- geling nkondiging. is vm. 7,15 en vm. 8 en vm. 9, nm. vm. 7,05 en rtraging van tandigheden rsselen aan. dekenskerke zoo spoedig de Wester- weert-Vlake ike op den daal en te Walzo orden, geling ankondiging. nsweert per 1,35, 3,53 per tram, 05, 5.23 en per tram, 14, 4,49 en zoorden per 3,28, 5.09 zoo spoedig st ItDAM atsen. 10,—11,30 10,3010,30 7,-10,30 3 8,— 10,30 '4 9,— 10,30 6 9,-11,- 8,3011,— 8 8,30 8,30 :9 8,30 9,30 0 9,— 10,— 1 9,-10,30 den datum het tweede erdam. LSt ROTTERD. aatsen. onderd des 7,15, van Rotterdam n 7 uur. lags (uitge- Woensdag dam, voorm. Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LAN ?E VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: FIRMA F. P. D HU IJ - L. BURG, Drukkers: Oosterbaan Le Coinire Goes. VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. post. Losse nummers ƒ1.25 „0.05 Prijs der Advertentiën 15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels ƒ1. iedere regel meer 10 ct. I Deze oorlog is een oefenschool voor miljoenen. Voor do oorlogvoerende volken en voor die anderen welke niet in dezen oorlog betrokken zijn; voor vorsten en diplomaten; voor legerchefs. en vloot voogden, zoowel van de oorlogvoerende partijen als van de neutrale staten. Voor de officieren en soldaten die ten oorlog gingen, en voor hunne betrekkingen, het zij ouders, of echtgenooten, beminden, broeders of! zustere, of kinderen. Ook voor het Nederlandsche volk, schoon slechts van verre hij den krijg betrokken, is hij een oefenschool. Een oefenschool voor onze jongeman nen, hetzij gehuwd of ongehuwd, mili cien of landweerman, voor die allen, die zich gerukt weten uit den huiselijken kring, uit (hunne affaire of betrekking, uit hun .stand, uit hun brood, uit do kringen van hun verkeer, uit hun land streek. Gewoon voor het meerendeel baas te zijn, moeten zij nu als knecht fun- geenen; gewoon te bevelen, mogen zij nu dienen; igewoon zichzelf het leven te veraangenamen door eigen keus van spij-s en drank, van woning en gewaad, van arbeidsduur en duur van ontspan ning, van tijd van opstaan en ter ruste gaan; van dagtaakverdeeling en reis en verblijf; en van nr/g zooveel meer dat nu in de herinnering komt, terwijl men er te voren nooit op lette; moet de land weerman zich nu schikken naar en on der den wil van anderen. Hij is ver plicht te eten en te drinken wat hem voorgezet wordt, en er zijn maal mee to doen; de kleederen aan te trekken, die men voor hem het meest passend vond; te werken, te loopen, te draven somwijlen, alles jn het gareel van den persoonlijken dienstplicht; ©n zich bij dit alles te doen kommandeeren door een „hoogere", misschien veel jonger, minder kundig en ervaren, minder eerbaar dan hij. Alles, tot zelfs slapen gaan en weer opstaan, uitgaan en weer thuis komen, of zelfs zijn huiswaarts gaan met verlof, geschiedt onder den drang der tucht. Hij is geen man meer, maar een nummer. En dan denkt hij daarbij' aan zijn vrouw, zijn kinderen, zijn zaken, zijn werk plaats of winkel, waarin alle werk en alle verdienste stilstaan; aan de groote geldelijke schade die zijn verblijf onder de wapens hem berokkent; aan de taak der opvoeding zijner kinderen, welke taak nu rust in de zwakke hand zijner vrouw aan zoo velerlei leed dat hem uit' deze mobilisatie is; toegekomen, dan is liet hem vaak droef'te moede. Dan wan neer hij' in de eenzaamheid van den kou- den nacht op post staat, en hij aan al deze dingen gedenkt, dan staat hem het weenen veel nader dan het lachen. En wanneer hij een God voor zijn ziel heeft, wie onder de menschen zal 't hem kwa lijk nemen, komt de vraag meermalen opwaarom En wat nu van den milicien en den landweerman geldt, dat geldt ook van zoo menig ander in ons goede land, die door deze mobilisatie in moeilijkheden kwam. Wat al zuchten zijn er niet ge- slaakt, wa)t al tranen geschreid, door moeders en zusters, door meisjes en vrou wen, over het heengaan van den zoon of broeder, vriend of man. En vooral door laatstgenoemden, door moeder de vrouw, die met de zo;rg voor huis en winkel, met de dubbele taak op de schotu- dets van vader en moeder, met kind of kinderen zitten bleef. Want wèl schenkt de overheid vergoeding in geld voor het tijdelijk gemis, maar hoeveel meer is. er nog niet, waarvoor geen vergoeding mo gelijk is! En dan hoe lang zal deze oorlogstoe stand n o g V o o r t d u r e n De winter na dert met zijn koude nachten, zijn lange •avonden, zijn grootere behoeften aan warmte en licht; aan kleeding en dek- sjel; aan meerdere verdiensten. En toch alles wordt duurder; het brood slaat op, de groenten zijn schaarsch, al de levensmiddelen in prijs gestegen; de brandstoffen nu al zooveel hooger, en de weekjes zijn zoo gauw om. Is 't won der. dat menige bedrukte ziel vraagt, Wachter, wat 'is er vau den nacht? en zichzelf het antwoord geeft: de mor gen is gekomen eu nog is het nacht! Doch wat nog erger'is, wat zal er van ons land en volk, wat van de volken' van Europa worden! Blijft ons land van den oorlog vrij, zullen de gevolgen ook voor ons volk niet even treurig zijn.! Dure tijden, hooge belastingen, lange ja ren van ongekenden druk! En voor de arme volken? Wat toch zal er worden van Duitschland zoo het de nederlaag lijdt? Of ,van Engeland zoo het verliest? Of van ^Frankrijk dat bezig is ziohzlelf uit te leven? Wat valt er nu reeds om trent het arme België te profeteeren Wiens oog vermag er door de dikke duis ternis heen te boren, die de volken om geeft. Leven wij niet als in een cihaos van verwarring en jammer, waar moet dit heen En toch, hoe anderen ook mogen den ken over deze spanning, die zich over schier gansch Europa uitstrekt, het ge loof blijft ©r kalm onder, en zegt: maakt er u ,niet ongerust over. De storm zal bedaren. Evenals ,op den eersten Schep pingsdag zal de Chaos plaats maken voor de Orde, .wanneer de Geest Gods op de wateren zweeft. Diezelfde God die de dwarreling in zijn natuur deed ophou den, zal ook uit de dooreenwarring der volken de gust, uit de oorlogen den vrede doen komen. Zij dit pen aanmoediging voor onze zonen, die ,in het veld zijn. Hoeveel meer nog dan wij zijn zij in de gelegenheid hierbij bepaald te worden. Eiken nacht wanneer zij op hun eenzamen post met spiedend oog naar de zee turen, of het oog laten weiden over de verre heide vlakten, spreekt die goddelijke waarheid tot hun hart dat God zorgt. God zorgt! Want boven hen wentelt zich het ster rendak, onder hetwelk de He ere aan Abraham eons de rijkste beloften deed; onder hetwelk Jakob met den Engel worstelde; onder hetwelk David zijn schoonste psalmen dichtte; door hetwelk heen de Heiland het oog Zijns. Vaders vond; ver j>oven hetwelk diezelfde God troont, die ,jie hemellichamen nu reeds zesduizend jaren hun juisten omloop be houden deed; .aan hetwelk het Zeven gesternte en ,de Orion prijken, welke Hij gemaakt heeft (Amos 58), die de doods- schaduw in den morgenstond veran dert Van de sterren gesproken, weet gij wel, mijn vriend de soldaat, die daar op post staat op Zoutelande's duin of op Zun- derts heidevlak, ,dat in het sterrenbeeld de Pleiaden .zich tweehonderd sterren be vinden, en dat er in wat men het Zwaard van Orion noemt één ster is die vol gens berekening twee triljoen, tweedui zend biljoen .malen grooter is dan de zon? En zal Hij die dit alles nu al zes duizend jaren heeft beheerscht, beheerscht omdat Hij het gemaakt heeft, en er, is nog geen spaak je gebroken in dat grooite radniet veel meer zorgen voor u, en de ,uwen, en uw volk, en voor de volken der aarde? Beknopt overzicht van den toestand. 'tls weder het oude liedje. De groote gevechten, die tusschen de Fransche, Engelsche en misschien ook wel Canadeesehé troepen en de Duitsche soldaten onder von Kluck in het Noor den van Frankrijk geleverd worden, schij nen nog steeds voort te duren, zonder dat er een beslissing tot dusver is gevallen. Weliswaar heeft het front op den Frali- schen linkervleugel zich nog meer uitge breid, gevolg van de voortgezette pogingen der Franschen om den Duitschen rechter vleugel om te trekken. Tot verdere opmerkingen geven de offi- ciëele telegrammen over dit gedeelte van den strijd ons geen aanleiding. De lezer oordeele zelf: De officiëele Fransche mededeeling van gistermiddag drie uur luidt: Op onzen linkervleugel breidt het front zich nog steeds uit. In de omstreken van Rijssel zijn aanzienlijke troepen Duit sche ruiterij gesignaleerd, die de vijan delijke strijdmacht, welke door de streek ten noorden van de lijn Tourcoing; (ten noorden van Rijssel)Armentières (ten westen van -Rijssel, aan de Relgische grens) oprukt, voorafgaat. Om Atrecht (Arras) en op den rech teroever der Somme, waar scherpe ge vechten gaande zijn, is nog geen beslis sing gevallen. Tusschen Somme en Oise wordt met afwisselend succes gestreden. Rij Lassig- ny (ten W. v. Noyon) is een aanval van een sterke Duitsche strijdmacht afge slagen. Op den rechteroever der Aisne, ten noorden van Soissons, zijn de Franschen en Engelschen een weinig opgeschoten. Ook in de streek van Berry au Bac hebben wij eenige vorderingen gemaakt. Van het overige deel van het front is niets te melden. Uit B e r 1 ij n meldt het groote hoofd kwartier De voortgezette pogingen der Fran schen om onzen rechtervleugel om te trekken hebben het front tot een punt ten Noorden van Atrecht uitgebreid. Ten Westen van Rijssel en Lens hebben onze voorhoeden met vijandelijke ruiterij voeling gekregen. Onze tegenaanvallen op de lijn Atrecht Abert Roye hebben nog niet tot een beslissing geleid. Op hnt front tusschen Oise en Maas, bij Verdun en in Elzas-Lotharingen is de toestand onveranderd. De toestand van Antwerpen is ernstig. De Belgen moeten dit nn zelf erkennen. De officiëele mededeelingen bevestigen het. Men tracht elkaar niet meer iets wijs te maken. De bevelhebber van de stelling heeft vanavond aan de burgemeesters der ge meenten van de stelling den volgenden brief gezonden: „Ik heb de eer ter kennis te brengen van de bevolking, dat het bombardement van Antwerpen en de omstreken ophan den is. Natuurlijk zal de bedreiging met of de uitvoering van het bombardement in geen enkel opzicht invloed hebben op den duur van den tegenstand, welke tot het uiterste zal worden volgehouden." Uit Parijs wordt gemeld, dat de Belgen nog flink stand hcfuden op de linie van de Rupel en de Nethe. De Duitschers kunnen nu rekenen op een tegenstand, geboden met den moed der wanhoop. Van het Oostelijk front stippen we slechts aan de bevestiging van Duitsche zijde van den opmarsch der Russen naar Oost-Pruisen na de overwinningen bij Soe- walki, Augustof en Ossowiee. Nu zou die opmarsch tot staan gebracht zijn. Intusschen is het overschrijden der Rus sische grens den Duitschers duur te staan gekomen. De moedige von Hindenberg bleek overmoedig te worden. Z'n tactiek deed aan roekeloosheid denken. De Oostenrijkers jubelen over de ge keerde kansen. Een Vlaamsch soldaat vertelt. In een brief uit Havre aan „de Maas bode" komt een belangwekkend verhaal voor van een Antwerpenaar, een kanon nier in het Belgische leger. Hij vertelt o. a. „Toen de oorlog uitbrak, lag mijn bat terij ergens in de Ardennen, aan de Fran sche grens, in de buurt vau Sugny, geloof fik. Doch op een goeden dag moesten wij vroeg in den morgen aantreden, en vertelde de kapitein ons, dat de „Duit schen" België waren binnengekomen en onze neutraliteit aldus geschonden had den. De officier sprak ons hartelijk toe, schold niet op den keizer, zeide dat eeu wen geleden reeds een zekere Julius Cé- sar hoog had opgegeven van dapperheid der Belgen, en dat we dus gingen vech ten tegen de indringers. Ik ken die streek niet, ik wist heeleimaal niet waar we naar toe trokken, maar het was ergens in de buurt van Namen, ten Noorden vau de vesting of ten Noord- Oosten. Een paar dagen later stonden we ach ter onze „kanonnekens". Ik had al een paar keer gevuurd. Vijanden zag ik niet, ik richtte volgens de afstands-opgave. Maar daar valt me opeens zoo'n „Dutsch balleke" op mijn kanon. Ik val bijna om van den schok, maar word niet gewond. Mijn kanonneke echter is er geweest, het zegt: "knap! en ligt in honderd stukskes voor mij. Het hevel is: loopen, en ons niet om de gewonden hekommeren. Met een ka meraad vlucht ik. We hebben nog onze karabijnen. Van alle kanten buldert het geschut. We zoeken achter elkeu boom, elke struik, achter elk huiske en heg beschutting. We komen bij' ons huis, dat aan een brug over de beek gelegen is. En daar zie ik een Dutschen officier staan met nog een paar andere hooge heeren. We loeren. We sluipen nader. We schie ten, doch treffen niemand. Maar de piek- helmen poetsen em. Ik mik weer, en ja wel, daar valt er één pardoes tegen den grond. Zijn kameraads lieten hem liggen, en ik er naar toe. De kerel is dood, de kogel ging hem dwars door den kop. Ik neem zijn helm, zijn sabel, en snijd met mijn zakmes de kraag van zijn uni form. En dan beenen maken! Opeens voel ik als een speldenprik in mijn arm. Ik let er verder niet op. Maar het wordt me daar zoo nat. Ik trek mijn jas uit, smijt ze al loopende weg, en ik zie dat mijn hemd rood is van bloed. Eindelijk komen we bij den troep, ik geef aan denr kapitein mijn oorlogsbuit, en hij feliciteert mij) want ik heb een generaalx) doodgeschoten. Hij geeft mè da delijk het Leopoldskruis." „We zijn teruggetrokken op Namen," vervolgde de jonge Vlaming, „maar daar zijln we niet lang gebleven. Binnen de twee dagen waren de forten platge schoten. Wat een1 gteschut hebben de Duit schen. Daar kunnen onze kanonnekes niets tegen doen. We moesten vluchten. Ieder op ons eigen gelegenheid. Wapens hadden we niet meer. Mijn kameraad die ook gewond wasi en ik zijn toen gevangen gemaakt. We werden geblinddoekt, ien dat voddeke voor onze oogen hebben we wel drie dagen gehouden, dag |en nacht, terwijl onze handen gebonden waren. Een officier trachtte ons uit te hooren. Ik heb hem alle mogelijke leugens ver teld. Trouwens ik wist niets. Wat wteet een soldaat van de ligging der troepen en van de krijgsverrichtingen? Evenveel als een kanon. Al de dagen dat we gevangen waren, hebben we niks en niemendal te eten gehad. Soms dan vroeg een van die kerels ons of we niet een appel wilden hebben, en als we dan ja zeiden, sloegen ze ons in het gezicht. Er was ons gezegd, dat we gefusilleerd zouden worden. En met dat vooruitzicht, besloten we het er op te wagen te ont vluchten. Stillekes knaagden we, dagen achtereen, aan het koord waarmee we gebonden waren. En op een nacht smeer den we em. Ik Èwst in het geheel niet, waar we waren. We liepen wat we loopen konden. Maar daar hoorden we al gauw paarden achter ons. Als de drommel wierpen we ons in een greppel vol braamstruiken, en hielden ons doodstil, al was het een beroerde ligplaats op die venijnige prik kels. Ik zit nog vol met roode plekjes. Maar ze hebben ons niet gevonden. Toen de kerels ver genoeg waren, kro pen we weer voorzichtig te voorschijn en liepen zoo hard als We konden, dwars door de landen. In een dorp kregen we van een boer burgerkleeren, eten en drinken, dat ons goed smaakte na die dagen van gedwom gen vasten. En vandaar wandelden we, met onnoozele gezichten, naar Frankrijk, zonder nog een 'enkele maal lastig geval len te zijn. Hier hebben We het goed. Het is hier lekker leven, beter dan aan het front. En toch verlang ik naar huis, om de Dutschen weg te jagen. Ze zullen nog werk hebben, met de „petits Beiges". Want al bezetten ze het heele land, dan hebben ze ons nog niet. En het zal hun wat mannetjes kosten. Dat hebben ze ook wel gemerkt biji Luik en vooral in Char leroi. Een kameraad, die jle gevechten mee maakte in en bij! die stad, Vertelde mij, dat in somige straten d© dooden zoo hoog opgestapeld algen, dat de Duitschers niet verder konden, en doodgeschoten werden door de onzen uit de huizen. Recht op bleven ze staan. Ze vielen niet om; er was geen plaats meer. Het is adar een helsche slachting geweest. Wat komen ze ook in ons landje doem?" Hulde aan het Belgische Parlement. Rusland heeft België een pluim op den hoed gezet. Het adres door Rusland aan het Belgi sche parlement aangeboden luidt in het kort samengevat als volgt: Geheel Rus land volgt met een grenzelooze bewon dering de heldhaftige worsteling van het moedige Belgische leger tegen den wree- den onvettnurwbaren vijand. Met de diepste genegenheid ontvangen wij de berichten omtrent uwe ongehoorde opoffering, dapper volk van België. Uwe wapenfeiten herwekken de daden van heldenmoed Uwer voorvaderen. Uwe heldhaftige houding is het eerste en grootste offer geweest voor de ver lossing, brekende den stormloop van ra zernij van den Duitschen waanzin. Glorie aan de helden! Leve de dap pere Belgische Leeuw Moge uw wapenspreuk „Eendracht maakt macht' 'zegevieren. Dan zal men, op de puinhoopen van het waanzinnig bouwwerk, dat de algemeene 'hegemonie De gesneuvelde is vermoedelijk generaal von Bülow geweest. van 'Duitschland zijn moest, vrijheid, ge lijkheid en broederschap zien heerschenl De deur voor Von Kluck dicht geworpen. Een der correspondenten der „Daily News" schreef aan zijn blad: De heftige en herhaalde aanvallen van de Pruisen tegen de Fransche linie tus schen Craonne eu de Argonnen dienden, naar ik thans meen, slechts om ieen groote en snelle beweging der Duitschers te maskeeren, welke, geholpen door ver sterkingen uit het Oosten, door België, de bondgenooten moest overvleugelen en een ruimen huistoe-weg aan de Duit schers verzekeren. Maar de Franschen waren vlugger (hier schrapte de censor). Hun wonderbare spoorlijnen maakten voor Von Kluck een booze verrassing gereed. De onneembare positie der Engelschen bijl Soissons, was de hengsel van. de deur welke den af tocht van de Duitschers sloot. Vruchte loos, te Noyon en Roye, poogden de Duitschers het sluiten te beletten. Toen de Duitschers noordwaarts trok ken en tastten naar den westelijken weg, ontdekten zijl, dat de deur nog tegen hiein in beweging was. (Hier schrapte de cen sor). Het einde van de bewegend© deur is thans nabij de grens. Ik kan niet zeg gen, dat de Duitsche linie door Valen ciennes, Cambrai en St. Q oen tin is afge sneden, maar als ©en officieel bulletin dit aankondigde, zou 't mij niet verbazen. In ieder geval is de weg waarlangs zij kwamen voor de Duitschers als terug weg zoo nauw gemaakt, dat ze er, om zoo te zeggen, maar met één mansgelid door kunnen. Voor de Duitschers is open gelaten de Maaslinie over Dinant en Namen en de weg door Luxemburg (hier schrapte de censor). Bloodaards. Uit Westerloo (België) schrijft een ver ontwaardigde Vlaming aan het „HM. v. Ant.": Ge moet weten, hier hebben we tegen woordig meer exemplaren van het ras der vluchtelingen dan konijnen. Er is in onze gemeente hoegenaamd niets voorge vallen, dank vooral aan de moedige hou ding onzer Mevrouw de gravin de Merode- Westerloo. Eu tocheen officier der Leopoldsorde is weg, schepen en gemeen teraadsleden zijn weg, andere officieele personen, de dokter en de bazen der garde-civique zijn weg! Waarom? Omdat ze 'nen pinhelm zagen, en.van verre hoorden schieten En nu blijven te Wester loo, buiten de vrouwen en kinderen en de werklieden, die geen geld hebben om te vluchten, en het niet willen doen, onze dierbare heer deken, de onderpastoors van het Roode Kruis, onze getrouwe secreta ris, onze dappere garde. Cyrille en eenige verstandige burgers, die beseffen, dat man nen het laatste moeten vluchten, en offi cieele personen het allerlaatste. En zij. blijven. Nu moet ge weten, als 't bij ons „Te Deum" is, dan komen vele dier helden altijd rijkelijk belegd met decoratiën van moed en zelfopoffering en trouwe diensten aan 't vaderland, naar de kerk.para deeren voor onze simpele menschen 'lijk papagaaien. Daar „gaan de kruisen", zeg gen ze bij ons, en nu zullen ze het wel zeker zeggen, want het zijn echte kruisen voor ons. Maar.... laat ze weerkomen! Ons volk zal ze die heldendaad herinne ren. En als we eenmaal God geve het spoedig een „Te Deum" mogen zingen om de zege van ons vaderland, en die helden durven voor de pinnen komen om mee te jubelen, dan zal er, ge moogt ons gelooven, een bom van verontwaardiging ontploffen, die heel wat luider zal bulde ren dan die van den Zeppelin over uwe Stadswaag. De Prinsen Oscar en August Wilhelm. C'ver een bezoek van de prinsen Os car en August Wilhelm, schrijven liefde zusters aan de „Kölnische Volkszeitung" 'tvolgende: Prins Oscar en prins August Wilhelm, onze kleinzonen, bezochten de zer dagen ons lazaret. Wij werden den hoogen heeren als de eerste Duitsche' liefdezusters voorgesteld. Ze waren uiterst beminnelijk tegenover ons, maar bijzon der ook tegenover de arme gewonden. Ze hielpen ons eigenhandig de zieken te verbedden, strookussens te maken, miatrassen aan te slepen enz. Ze kniel den bij de stervenden neder, schreven) briefkaarten voor hen en hielpen waar ze maar konden. Gods rijkste zegen ruste op deze édele keizerskiuderen en ook op het geheele keizerlijke huisgezin. Volgens een bericht in de „Lotharinger Zeitung" heeft de ziekgeworden prins Os car voor de weduwe Balde, de bezitster van het kasteel van Sorbey Meuse in Frankrijk, den Volgenden brief opgesteld: 2 September 1914. Dit kasteel is tot nu toe een ware

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 1