No. 6
Woensdag 7 October 1914
39e «laargang
I
d
fl
EBES.
icht,
icht
jdigd,
Een Oefenschool.
De Groote Oorlog.
maanden,
Domburg.
ihaartsdijk.
m is een
Soutelande
j
Vlissingen.
IE, Grijps-
3, Ritthem.
oor
t. Laurens.
de Wester-
ens-Neuzen.
-Hansweert-
geling
nkondiging.
is vm. 7,15
en vm. 8 en
vm. 9, nm.
vm. 7,05 en
rtraging van
tandigheden
rsselen aan.
dekenskerke
zoo spoedig
de Wester-
weert-Vlake
ike op den
daal en te
Walzo orden,
geling
ankondiging.
nsweert per
1,35, 3,53
per tram,
05, 5.23 en
per tram,
14, 4,49 en
zoorden per
3,28, 5.09
zoo spoedig
st
ItDAM
atsen.
10,—11,30
10,3010,30
7,-10,30
3 8,— 10,30
'4 9,— 10,30
6 9,-11,-
8,3011,—
8 8,30 8,30
:9 8,30 9,30
0 9,— 10,—
1 9,-10,30
den datum
het tweede
erdam.
LSt
ROTTERD.
aatsen.
onderd des
7,15, van
Rotterdam
n 7 uur.
lags (uitge-
Woensdag
dam, voorm.
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LAN ?E VORSTSTRAAT 219.
Bureau te Middelburg:
FIRMA F. P. D HU IJ - L. BURG,
Drukkers:
Oosterbaan Le Coinire Goes.
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. post.
Losse nummers
ƒ1.25
„0.05
Prijs der Advertentiën
15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels ƒ1.
iedere regel meer 10 ct.
I
Deze oorlog is een oefenschool voor
miljoenen. Voor do oorlogvoerende volken
en voor die anderen welke niet in dezen
oorlog betrokken zijn; voor vorsten en
diplomaten; voor legerchefs. en vloot
voogden, zoowel van de oorlogvoerende
partijen als van de neutrale staten. Voor
de officieren en soldaten die ten oorlog
gingen, en voor hunne betrekkingen, het
zij ouders, of echtgenooten, beminden,
broeders of! zustere, of kinderen. Ook
voor het Nederlandsche volk, schoon
slechts van verre hij den krijg betrokken,
is hij een oefenschool.
Een oefenschool voor onze jongeman
nen, hetzij gehuwd of ongehuwd, mili
cien of landweerman, voor die allen, die
zich gerukt weten uit den huiselijken
kring, uit (hunne affaire of betrekking,
uit hun .stand, uit hun brood, uit do
kringen van hun verkeer, uit hun land
streek. Gewoon voor het meerendeel baas
te zijn, moeten zij nu als knecht fun-
geenen; gewoon te bevelen, mogen zij
nu dienen; igewoon zichzelf het leven
te veraangenamen door eigen keus van
spij-s en drank, van woning en gewaad,
van arbeidsduur en duur van ontspan
ning, van tijd van opstaan en ter ruste
gaan; van dagtaakverdeeling en reis en
verblijf; en van nr/g zooveel meer dat
nu in de herinnering komt, terwijl men
er te voren nooit op lette; moet de land
weerman zich nu schikken naar en on
der den wil van anderen. Hij is ver
plicht te eten en te drinken wat hem
voorgezet wordt, en er zijn maal mee
to doen; de kleederen aan te trekken,
die men voor hem het meest passend
vond; te werken, te loopen, te draven
somwijlen, alles jn het gareel van den
persoonlijken dienstplicht; ©n zich bij dit
alles te doen kommandeeren door een
„hoogere", misschien veel jonger, minder
kundig en ervaren, minder eerbaar dan
hij. Alles, tot zelfs slapen gaan en weer
opstaan, uitgaan en weer thuis komen,
of zelfs zijn huiswaarts gaan met verlof,
geschiedt onder den drang der tucht. Hij
is geen man meer, maar een nummer.
En dan denkt hij daarbij' aan zijn
vrouw, zijn kinderen, zijn zaken, zijn werk
plaats of winkel, waarin alle werk en
alle verdienste stilstaan; aan de groote
geldelijke schade die zijn verblijf onder
de wapens hem berokkent; aan de taak
der opvoeding zijner kinderen, welke taak
nu rust in de zwakke hand zijner vrouw
aan zoo velerlei leed dat hem uit' deze
mobilisatie is; toegekomen, dan is liet
hem vaak droef'te moede. Dan wan
neer hij' in de eenzaamheid van den kou-
den nacht op post staat, en hij aan al
deze dingen gedenkt, dan staat hem het
weenen veel nader dan het lachen. En
wanneer hij een God voor zijn ziel heeft,
wie onder de menschen zal 't hem kwa
lijk nemen, komt de vraag meermalen
opwaarom
En wat nu van den milicien en den
landweerman geldt, dat geldt ook van
zoo menig ander in ons goede land, die
door deze mobilisatie in moeilijkheden
kwam. Wat al zuchten zijn er niet ge-
slaakt, wa)t al tranen geschreid, door
moeders en zusters, door meisjes en vrou
wen, over het heengaan van den zoon
of broeder, vriend of man. En vooral
door laatstgenoemden, door moeder de
vrouw, die met de zo;rg voor huis en
winkel, met de dubbele taak op de schotu-
dets van vader en moeder, met kind
of kinderen zitten bleef. Want wèl schenkt
de overheid vergoeding in geld voor het
tijdelijk gemis, maar hoeveel meer is. er
nog niet, waarvoor geen vergoeding mo
gelijk is!
En dan hoe lang zal deze oorlogstoe
stand n o g V o o r t d u r e n De winter na
dert met zijn koude nachten, zijn lange
•avonden, zijn grootere behoeften aan
warmte en licht; aan kleeding en dek-
sjel; aan meerdere verdiensten. En toch
alles wordt duurder; het brood slaat
op, de groenten zijn schaarsch, al de
levensmiddelen in prijs gestegen; de
brandstoffen nu al zooveel hooger, en
de weekjes zijn zoo gauw om. Is 't won
der. dat menige bedrukte ziel vraagt,
Wachter, wat 'is er vau den nacht?
en zichzelf het antwoord geeft: de mor
gen is gekomen eu nog is het nacht!
Doch wat nog erger'is, wat zal er van
ons land en volk, wat van de volken'
van Europa worden! Blijft ons land van
den oorlog vrij, zullen de gevolgen ook
voor ons volk niet even treurig zijn.!
Dure tijden, hooge belastingen, lange ja
ren van ongekenden druk! En voor de
arme volken? Wat toch zal er worden
van Duitschland zoo het de nederlaag
lijdt? Of ,van Engeland zoo het verliest?
Of van ^Frankrijk dat bezig is ziohzlelf
uit te leven? Wat valt er nu reeds om
trent het arme België te profeteeren
Wiens oog vermag er door de dikke duis
ternis heen te boren, die de volken om
geeft. Leven wij niet als in een cihaos
van verwarring en jammer, waar moet
dit heen
En toch, hoe anderen ook mogen den
ken over deze spanning, die zich over
schier gansch Europa uitstrekt, het ge
loof blijft ©r kalm onder, en zegt: maakt
er u ,niet ongerust over. De storm zal
bedaren. Evenals ,op den eersten Schep
pingsdag zal de Chaos plaats maken voor
de Orde, .wanneer de Geest Gods op de
wateren zweeft. Diezelfde God die de
dwarreling in zijn natuur deed ophou
den, zal ook uit de dooreenwarring der
volken de gust, uit de oorlogen den vrede
doen komen.
Zij dit pen aanmoediging voor onze
zonen, die ,in het veld zijn. Hoeveel meer
nog dan wij zijn zij in de gelegenheid
hierbij bepaald te worden. Eiken nacht
wanneer zij op hun eenzamen post met
spiedend oog naar de zee turen, of het
oog laten weiden over de verre heide
vlakten, spreekt die goddelijke waarheid
tot hun hart dat God zorgt.
God zorgt!
Want boven hen wentelt zich het ster
rendak, onder hetwelk de He ere aan
Abraham eons de rijkste beloften deed;
onder hetwelk Jakob met den Engel
worstelde; onder hetwelk David zijn
schoonste psalmen dichtte; door hetwelk
heen de Heiland het oog Zijns. Vaders
vond; ver j>oven hetwelk diezelfde God
troont, die ,jie hemellichamen nu reeds
zesduizend jaren hun juisten omloop be
houden deed; .aan hetwelk het Zeven
gesternte en ,de Orion prijken, welke Hij
gemaakt heeft (Amos 58), die de doods-
schaduw in den morgenstond veran
dert
Van de sterren gesproken, weet gij wel,
mijn vriend de soldaat, die daar op post
staat op Zoutelande's duin of op Zun-
derts heidevlak, ,dat in het sterrenbeeld
de Pleiaden .zich tweehonderd sterren be
vinden, en dat er in wat men het Zwaard
van Orion noemt één ster is die vol
gens berekening twee triljoen, tweedui
zend biljoen .malen grooter is dan de
zon?
En zal Hij die dit alles nu al zes
duizend jaren heeft beheerscht, beheerscht
omdat Hij het gemaakt heeft, en er, is
nog geen spaak je gebroken in dat grooite
radniet veel meer zorgen voor u,
en de ,uwen, en uw volk, en voor de
volken der aarde?
Beknopt overzicht van den toestand.
'tls weder het oude liedje.
De groote gevechten, die tusschen de
Fransche, Engelsche en misschien ook
wel Canadeesehé troepen en de Duitsche
soldaten onder von Kluck in het Noor
den van Frankrijk geleverd worden, schij
nen nog steeds voort te duren, zonder dat
er een beslissing tot dusver is gevallen.
Weliswaar heeft het front op den Frali-
schen linkervleugel zich nog meer uitge
breid, gevolg van de voortgezette pogingen
der Franschen om den Duitschen rechter
vleugel om te trekken.
Tot verdere opmerkingen geven de offi-
ciëele telegrammen over dit gedeelte van
den strijd ons geen aanleiding.
De lezer oordeele zelf:
De officiëele Fransche mededeeling
van gistermiddag drie uur luidt:
Op onzen linkervleugel breidt het front
zich nog steeds uit. In de omstreken
van Rijssel zijn aanzienlijke troepen Duit
sche ruiterij gesignaleerd, die de vijan
delijke strijdmacht, welke door de streek
ten noorden van de lijn Tourcoing; (ten
noorden van Rijssel)Armentières (ten
westen van -Rijssel, aan de Relgische
grens) oprukt, voorafgaat.
Om Atrecht (Arras) en op den rech
teroever der Somme, waar scherpe ge
vechten gaande zijn, is nog geen beslis
sing gevallen.
Tusschen Somme en Oise wordt met
afwisselend succes gestreden. Rij Lassig-
ny (ten W. v. Noyon) is een aanval van
een sterke Duitsche strijdmacht afge
slagen.
Op den rechteroever der Aisne, ten
noorden van Soissons, zijn de Franschen
en Engelschen een weinig opgeschoten.
Ook in de streek van Berry au Bac
hebben wij eenige vorderingen gemaakt.
Van het overige deel van het front
is niets te melden.
Uit B e r 1 ij n meldt het groote hoofd
kwartier
De voortgezette pogingen der Fran
schen om onzen rechtervleugel om te
trekken hebben het front tot een punt
ten Noorden van Atrecht uitgebreid.
Ten Westen van Rijssel en Lens hebben
onze voorhoeden met vijandelijke ruiterij
voeling gekregen.
Onze tegenaanvallen op de lijn Atrecht
Abert Roye hebben nog niet tot een
beslissing geleid.
Op hnt front tusschen Oise en Maas,
bij Verdun en in Elzas-Lotharingen is
de toestand onveranderd.
De toestand van Antwerpen is ernstig.
De Belgen moeten dit nn zelf erkennen.
De officiëele mededeelingen bevestigen
het. Men tracht elkaar niet meer iets
wijs te maken.
De bevelhebber van de stelling heeft
vanavond aan de burgemeesters der ge
meenten van de stelling den volgenden
brief gezonden:
„Ik heb de eer ter kennis te brengen
van de bevolking, dat het bombardement
van Antwerpen en de omstreken ophan
den is.
Natuurlijk zal de bedreiging met of de
uitvoering van het bombardement in geen
enkel opzicht invloed hebben op den duur
van den tegenstand, welke tot het uiterste
zal worden volgehouden."
Uit Parijs wordt gemeld, dat de Belgen
nog flink stand hcfuden op de linie van
de Rupel en de Nethe.
De Duitschers kunnen nu rekenen op
een tegenstand, geboden met den moed
der wanhoop.
Van het Oostelijk front stippen we
slechts aan de bevestiging van Duitsche
zijde van den opmarsch der Russen naar
Oost-Pruisen na de overwinningen bij Soe-
walki, Augustof en Ossowiee.
Nu zou die opmarsch tot staan gebracht
zijn.
Intusschen is het overschrijden der Rus
sische grens den Duitschers duur te staan
gekomen. De moedige von Hindenberg
bleek overmoedig te worden.
Z'n tactiek deed aan roekeloosheid
denken.
De Oostenrijkers jubelen over de ge
keerde kansen.
Een Vlaamsch soldaat vertelt.
In een brief uit Havre aan „de Maas
bode" komt een belangwekkend verhaal
voor van een Antwerpenaar, een kanon
nier in het Belgische leger.
Hij vertelt o. a.
„Toen de oorlog uitbrak, lag mijn bat
terij ergens in de Ardennen, aan de Fran
sche grens, in de buurt vau Sugny, geloof
fik. Doch op een goeden dag moesten
wij vroeg in den morgen aantreden, en
vertelde de kapitein ons, dat de „Duit
schen" België waren binnengekomen en
onze neutraliteit aldus geschonden had
den. De officier sprak ons hartelijk toe,
schold niet op den keizer, zeide dat eeu
wen geleden reeds een zekere Julius Cé-
sar hoog had opgegeven van dapperheid
der Belgen, en dat we dus gingen vech
ten tegen de indringers.
Ik ken die streek niet, ik wist heeleimaal
niet waar we naar toe trokken, maar
het was ergens in de buurt van Namen,
ten Noorden vau de vesting of ten Noord-
Oosten.
Een paar dagen later stonden we ach
ter onze „kanonnekens". Ik had al een
paar keer gevuurd. Vijanden zag ik niet,
ik richtte volgens de afstands-opgave.
Maar daar valt me opeens zoo'n „Dutsch
balleke" op mijn kanon. Ik val bijna om
van den schok, maar word niet gewond.
Mijn kanonneke echter is er geweest, het
zegt: "knap! en ligt in honderd stukskes
voor mij.
Het hevel is: loopen, en ons niet om
de gewonden hekommeren. Met een ka
meraad vlucht ik. We hebben nog onze
karabijnen. Van alle kanten buldert het
geschut. We zoeken achter elkeu boom,
elke struik, achter elk huiske en heg
beschutting. We komen bij' ons huis, dat
aan een brug over de beek gelegen is.
En daar zie ik een Dutschen officier staan
met nog een paar andere hooge heeren.
We loeren. We sluipen nader. We schie
ten, doch treffen niemand. Maar de piek-
helmen poetsen em. Ik mik weer, en ja
wel, daar valt er één pardoes tegen den
grond. Zijn kameraads lieten hem liggen,
en ik er naar toe. De kerel is dood, de
kogel ging hem dwars door den kop.
Ik neem zijn helm, zijn sabel, en snijd
met mijn zakmes de kraag van zijn uni
form. En dan beenen maken! Opeens
voel ik als een speldenprik in mijn arm.
Ik let er verder niet op. Maar het wordt
me daar zoo nat. Ik trek mijn jas uit,
smijt ze al loopende weg, en ik zie dat
mijn hemd rood is van bloed.
Eindelijk komen we bij den troep, ik
geef aan denr kapitein mijn oorlogsbuit,
en hij feliciteert mij) want ik heb een
generaalx) doodgeschoten. Hij geeft mè da
delijk het Leopoldskruis."
„We zijn teruggetrokken op Namen,"
vervolgde de jonge Vlaming, „maar
daar zijln we niet lang gebleven. Binnen
de twee dagen waren de forten platge
schoten. Wat een1 gteschut hebben de Duit
schen. Daar kunnen onze kanonnekes
niets tegen doen. We moesten vluchten.
Ieder op ons eigen gelegenheid. Wapens
hadden we niet meer. Mijn kameraad die
ook gewond wasi en ik zijn toen gevangen
gemaakt. We werden geblinddoekt, ien
dat voddeke voor onze oogen hebben
we wel drie dagen gehouden, dag |en
nacht, terwijl onze handen gebonden
waren.
Een officier trachtte ons uit te hooren.
Ik heb hem alle mogelijke leugens ver
teld. Trouwens ik wist niets. Wat wteet
een soldaat van de ligging der troepen
en van de krijgsverrichtingen? Evenveel
als een kanon.
Al de dagen dat we gevangen waren,
hebben we niks en niemendal te eten
gehad. Soms dan vroeg een van die kerels
ons of we niet een appel wilden hebben,
en als we dan ja zeiden, sloegen ze ons
in het gezicht.
Er was ons gezegd, dat we gefusilleerd
zouden worden. En met dat vooruitzicht,
besloten we het er op te wagen te ont
vluchten. Stillekes knaagden we, dagen
achtereen, aan het koord waarmee we
gebonden waren. En op een nacht smeer
den we em.
Ik Èwst in het geheel niet, waar we
waren. We liepen wat we loopen konden.
Maar daar hoorden we al gauw paarden
achter ons. Als de drommel wierpen we
ons in een greppel vol braamstruiken,
en hielden ons doodstil, al was het een
beroerde ligplaats op die venijnige prik
kels. Ik zit nog vol met roode plekjes.
Maar ze hebben ons niet gevonden.
Toen de kerels ver genoeg waren, kro
pen we weer voorzichtig te voorschijn
en liepen zoo hard als We konden, dwars
door de landen.
In een dorp kregen we van een boer
burgerkleeren, eten en drinken, dat ons
goed smaakte na die dagen van gedwom
gen vasten. En vandaar wandelden we,
met onnoozele gezichten, naar Frankrijk,
zonder nog een 'enkele maal lastig geval
len te zijn.
Hier hebben We het goed. Het is hier
lekker leven, beter dan aan het front.
En toch verlang ik naar huis, om de
Dutschen weg te jagen. Ze zullen nog
werk hebben, met de „petits Beiges".
Want al bezetten ze het heele land, dan
hebben ze ons nog niet. En het zal hun
wat mannetjes kosten. Dat hebben ze ook
wel gemerkt biji Luik en vooral in Char
leroi.
Een kameraad, die jle gevechten mee
maakte in en bij! die stad, Vertelde mij,
dat in somige straten d© dooden zoo
hoog opgestapeld algen, dat de Duitschers
niet verder konden, en doodgeschoten
werden door de onzen uit de huizen.
Recht op bleven ze staan. Ze vielen
niet om; er was geen plaats meer. Het
is adar een helsche slachting geweest.
Wat komen ze ook in ons landje doem?"
Hulde aan het Belgische Parlement.
Rusland heeft België een pluim op den
hoed gezet.
Het adres door Rusland aan het Belgi
sche parlement aangeboden luidt in het
kort samengevat als volgt: Geheel Rus
land volgt met een grenzelooze bewon
dering de heldhaftige worsteling van het
moedige Belgische leger tegen den wree-
den onvettnurwbaren vijand.
Met de diepste genegenheid ontvangen
wij de berichten omtrent uwe ongehoorde
opoffering, dapper volk van België. Uwe
wapenfeiten herwekken de daden van
heldenmoed Uwer voorvaderen.
Uwe heldhaftige houding is het eerste
en grootste offer geweest voor de ver
lossing, brekende den stormloop van ra
zernij van den Duitschen waanzin.
Glorie aan de helden! Leve de dap
pere Belgische Leeuw
Moge uw wapenspreuk „Eendracht
maakt macht' 'zegevieren. Dan zal men,
op de puinhoopen van het waanzinnig
bouwwerk, dat de algemeene 'hegemonie
De gesneuvelde is vermoedelijk generaal
von Bülow geweest.
van 'Duitschland zijn moest, vrijheid, ge
lijkheid en broederschap zien heerschenl
De deur voor Von Kluck dicht geworpen.
Een der correspondenten der „Daily
News" schreef aan zijn blad:
De heftige en herhaalde aanvallen van
de Pruisen tegen de Fransche linie tus
schen Craonne eu de Argonnen dienden,
naar ik thans meen, slechts om ieen
groote en snelle beweging der Duitschers
te maskeeren, welke, geholpen door ver
sterkingen uit het Oosten, door België,
de bondgenooten moest overvleugelen en
een ruimen huistoe-weg aan de Duit
schers verzekeren.
Maar de Franschen waren vlugger (hier
schrapte de censor). Hun wonderbare
spoorlijnen maakten voor Von Kluck een
booze verrassing gereed. De onneembare
positie der Engelschen bijl Soissons, was
de hengsel van. de deur welke den af
tocht van de Duitschers sloot. Vruchte
loos, te Noyon en Roye, poogden de
Duitschers het sluiten te beletten.
Toen de Duitschers noordwaarts trok
ken en tastten naar den westelijken weg,
ontdekten zijl, dat de deur nog tegen hiein
in beweging was. (Hier schrapte de cen
sor). Het einde van de bewegend© deur
is thans nabij de grens. Ik kan niet zeg
gen, dat de Duitsche linie door Valen
ciennes, Cambrai en St. Q oen tin is afge
sneden, maar als ©en officieel bulletin
dit aankondigde, zou 't mij niet verbazen.
In ieder geval is de weg waarlangs
zij kwamen voor de Duitschers als terug
weg zoo nauw gemaakt, dat ze er, om
zoo te zeggen, maar met één mansgelid
door kunnen. Voor de Duitschers is open
gelaten de Maaslinie over Dinant en
Namen en de weg door Luxemburg (hier
schrapte de censor).
Bloodaards.
Uit Westerloo (België) schrijft een ver
ontwaardigde Vlaming aan het „HM. v.
Ant.":
Ge moet weten, hier hebben we tegen
woordig meer exemplaren van het ras
der vluchtelingen dan konijnen. Er is in
onze gemeente hoegenaamd niets voorge
vallen, dank vooral aan de moedige hou
ding onzer Mevrouw de gravin de Merode-
Westerloo. Eu tocheen officier der
Leopoldsorde is weg, schepen en gemeen
teraadsleden zijn weg, andere officieele
personen, de dokter en de bazen der
garde-civique zijn weg! Waarom? Omdat
ze 'nen pinhelm zagen, en.van verre
hoorden schieten En nu blijven te Wester
loo, buiten de vrouwen en kinderen en
de werklieden, die geen geld hebben om
te vluchten, en het niet willen doen, onze
dierbare heer deken, de onderpastoors van
het Roode Kruis, onze getrouwe secreta
ris, onze dappere garde. Cyrille en eenige
verstandige burgers, die beseffen, dat man
nen het laatste moeten vluchten, en offi
cieele personen het allerlaatste. En zij.
blijven.
Nu moet ge weten, als 't bij ons „Te
Deum" is, dan komen vele dier helden
altijd rijkelijk belegd met decoratiën van
moed en zelfopoffering en trouwe diensten
aan 't vaderland, naar de kerk.para
deeren voor onze simpele menschen 'lijk
papagaaien. Daar „gaan de kruisen", zeg
gen ze bij ons, en nu zullen ze het wel
zeker zeggen, want het zijn echte kruisen
voor ons. Maar.... laat ze weerkomen!
Ons volk zal ze die heldendaad herinne
ren. En als we eenmaal God geve het
spoedig een „Te Deum" mogen zingen
om de zege van ons vaderland, en die
helden durven voor de pinnen komen om
mee te jubelen, dan zal er, ge moogt ons
gelooven, een bom van verontwaardiging
ontploffen, die heel wat luider zal bulde
ren dan die van den Zeppelin over uwe
Stadswaag.
De Prinsen Oscar en August Wilhelm.
C'ver een bezoek van de prinsen Os
car en August Wilhelm, schrijven liefde
zusters aan de „Kölnische Volkszeitung"
'tvolgende: Prins Oscar en prins August
Wilhelm, onze kleinzonen, bezochten de
zer dagen ons lazaret. Wij werden den
hoogen heeren als de eerste Duitsche'
liefdezusters voorgesteld. Ze waren uiterst
beminnelijk tegenover ons, maar bijzon
der ook tegenover de arme gewonden.
Ze hielpen ons eigenhandig de zieken
te verbedden, strookussens te maken,
miatrassen aan te slepen enz. Ze kniel
den bij de stervenden neder, schreven)
briefkaarten voor hen en hielpen waar
ze maar konden. Gods rijkste zegen ruste
op deze édele keizerskiuderen en ook
op het geheele keizerlijke huisgezin.
Volgens een bericht in de „Lotharinger
Zeitung" heeft de ziekgeworden prins Os
car voor de weduwe Balde, de bezitster
van het kasteel van Sorbey Meuse in
Frankrijk, den Volgenden brief opgesteld:
2 September 1914.
Dit kasteel is tot nu toe een ware