Donderdag 1 October 1914 39e Jaargang De Groote Oorlog. Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau to Goes: LAN iE VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: FIRMA F. P. DHUIJ - L. BURG, Drukkers: Oosterbaan Le Cointre - Goes, VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. postf 1.25 Losse nummers0.05 Prijs der Advertentiën 15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels ƒ1. iedere regel meer 10 ct. Treurige toestanden. Sommige werkgevers hebben de loo- nen van hun personeel verlaagd, of hun werklieden afgedankt- Vooral in de grootte steden heerscht in menig gezin gebrek ten gevolge van de werkloosheid. Men verzekert dat opi dit oogenblik een zesde deel der bevolking van Amsterdam zonder middel van be staan is, wat meer^ndeels aan de alge- meene malaise in de nijverheid te wijten is. Doch ook in de ambachtsnijverheid doen de tijdsomstandigheden zich geducht gelden. In de groote gemeenten, doch ook in de kleine.' Het is nu voor vele patroons een kwade tijd. Hoe toch zullen zij1 hande len met hun personeel, dat nu met le dige handen op de werkplaats staat? Wanneer een patroon niet genoeg werk meer voor zijn knechts heeft, tracht hij, wanneer hij Christenpatroon is, en de gevallen hiervan zijn ons niet onbekend, toch zijn personeel zoolang mogelijk aan te houden. Natuurlijk kan er een tijd komen dat de patroon zeggen moet: nu kan ik niet meer, nu moet ik minderen. In derges lijk geval mag van den werkman mede werking verwacht worden. Een patroon is nu eenmaal geen man die (als vijand of ook maar als vreem deling tegenover zijn personeel staat, maar als vader. Het stamwoord van den naam „patroon" duidt wel degelijk op: die va derlijke verhouding en verplichting zij nerzijds. In tijden als wij1 nu beleven zegt een Christen huisvader tot zijn vrouw en kroost: Kinderen, de tijden zijn ernstig, da inkomsten zijn verminderd en alles is duurder geworden; wij moeten vermin deren. En dan gaat hij in overleg met moeder de vrouw bezuinigen. Zoo( krijgt dan ieder een beetje minder. Van alles waar wat af kan, wordt iets minder ge kocht, datgene waar men buiten kan wordt nagelaten; en dan wordt er ge zorgd dat ongeveer hetzelfde geld voor liet benoodigde wordt uitgegeven. De uit gaven zijn dezelfde gebleven, doch het geen men er voor koopt is verminderd. Op gelijke wijk redeneert ook de pa troon. Zoolang er nog werk' is, al is *t minder dan anders, houdt hij zijh werk lieden aan den winkel; doch houdt de slapte aan, dan komt er ten laatste een oogenblik dat de patroon zegt: stopi. Wij moeten gaan verminderen; en dan moet het loon naar beneden; doch dan zoo, dat de patroon daarbij vrij uitgaat. Hij zelf moet namelijk zich ook me,t een kleinere verdienste tevreden stellen. 0,ok faoef de werktijd naar verhouding ver minderen, zoodat de arbeider de gele genheid hebbe elders nog iets. te ver dienen. 'Op die wijs behelpt zich reeds sedert eenige weken de fabrieksnijverheid. Aan de arbeiders in sommige fabrieken ie vermindering van loon toegezegd, doch hun is tegelijk ook gelegenheid geschon ken om, bijvoorbeeld door veldarbeid, het mindere langs anderen weg terug ta krijgen,. Zijn er, zooals in de arbeiderspers ver teld wordt, patroons, die zander eenige aanleiding het loon hunner werklieden, beknibbelen, dan moet dit ernstig worden gelaakt, en dan dienen deze hardvochtige werkgevers daarover te worden bestraft. Indien het waar is, wat de redacteur van een Chr. weekblad van nabij is ter oore gekomen, dat sommige ondernemers door bijzondere omstandigheden nog meer verdienen dan anders en toch van de algemeene malaise op de arbeidsmarkt profiteeren om het inkomen hunner ar- lueiders te verminderen, dan kan zulk een gedrag niet scherp genoeg worden gewraakt. Natuurlijk zijn. wij niet blind voor de feiten, die ook weer langs den tegenover- gestelden kant Qpenbaar werden, namelijk dat meer dan één patroon noodgedron gen, ja eigenlijk boven vermogen, inder tijd het loon zijner werklieden verhoogde, hetzij omdat zijl met staking dreigden, èf ook wel omdat zijn concurrenten met die loonsverhooging waren voorgegaan. Dat zulk een patroon de loonen weer op het normale peil terugbrengt, wie zal hem dit kwalijk nemen? Maar ook dan nog mag van hem wor den gevergd dat hij hiertoe niet overga dan met de innige overtuiging dat het niet anders kan, en dan ook niet zonder overleg met de betrokken werklieden- Een regel is hier niet te stellen; even min als :d-at het aangaat eiken maat regel die ons ter ooren komt te veroor- deelen. Hier is een taak voor de vakvereeni- gingen, die dan geroepen zijn elk geval op zichzelf te 'beoordeelen. Doch vast staan moet, dat goo en zoolang het im mer kan, de arbeidsvoorwaarden van kracht blijven. Iedereen is geroepen om de werkloos heid tegen te gaan. Wie nog werk kan laten verrichten, natuurlijk rekening hou dend met mogelijkheid uit het oogpunt van hygiëne, den gang van eigen werk zaamheden, weersgesteldheid, bezwaren van seizoen, en dergelijke, die bevordere dit zoolang hij kan- Er zij een algemeene wedijver om el kanders leed te verzachten, en den druk van den oorlog en van de tijdsomstandig heden te verlichten. Doen wat men kan, en voorts een gezamenlijke veroot moediging voor den HeeTe, bij Wien uit komsten zijn; die zelfs geteld heeft de haren van het hoofd; en zonder Wiens wil zelfs geen muschje ter aarde valt. De levenstoon. Wat Kees v. d. Meer schrijft in het voorgaand nummer is zoo juist: de levens- toon is nog niet gelijk hij zijn moest. Ook in de .pers. „Het Vaderland", welk blad ook een Duitsch officier onder zijne me dewerkers schijnt te hebben, bevat heden een brief van een zoodanige, waaruit iets van dien stuitenden höndsch ongeloovigen toon u tegengrimt. De schrijver vertelt onder meer aar digheden over een soiree die die heeren officieren gehad hadden, 'en waarbijl een zanger zoo mooi zong, „dat het even was als leefden wij één moment, waarvan de „gelukzaligheid" die ons de mystieken doen vermoeden de voortzetting zou kun nen zijn." Verteld werd van een kolonel en een majoor, dus hoofdofficieren. Eerstgenoem de stond op een Zondagmorgen „rustig te visschen, toen eien soldaat, zoo'n nieu weling hem |den weg naar 'een kerk vroeg:." „Op 't laatst sturen ze me nog om snert," bromde de kolonel, en de majoor, als om de aardigheid te voltooien, merkte op: „Het nadeel van zooveel galon, 't varken hield u voor den stationschef." „Ze," dat zijn dan de soldaten; jen ,,'t varken" dat was dan de soldaat die naar d-c- kerk wou; en' om' snert sturen, daar dacht de kolonel aan, omdat men hem den weg naar de kerk vroeg. En van een godsdienstoefening verslag doend, zegt deze zelfde schrijver: „In den stortregen stonden de soldaten bloots hoofds en zongen mee, zoo rustig bid dend, dat het ons ongeloovigen toch aandeed als groote menschelijke schoonheid." Niet onverdienstelijk Weergegevenmaar hoe weinig begrip vair den lernst van den toestand spreekt toch uit dergelijke mededeelinge'n en opmerkingen. En toch het goede voorbeeld behoorde toch uit te gaan van deze meest beschaafden. Beknopt overzicht van den toestand. „Als moei Gerucht een eerlijf wijf is, waar men op aan! kan", dan is het den Duitschers gisteren op den rechtervleu gel niet voor den wind gegaan, en moesten zij voor de strijdkrachten der geallieer den wijken. De Franschen maakten zich op, om de vluchtende horden na te zetten; auto's werden gerequireerd, van mitrailleuses voorziene gepantserde wagens in gereed heid gebracht en voort ging het. Althans volgens het voor hen als mu ziek klinkende gerucht, dat ons via Lon den uit Parijs bereikte. Intusschen, de officiëele berichten van hedenochtend bevatten nog geen bevesti ging, zoodat we er nog zeer sceptisch tegenover staan. Maken wij een vergelijking iusschen de communiqué's van het Fransche legerbe stuur met die uit Duitsche bron, dan weten we nauwelijks, wie aan het lang ste eind trekken, 't Blijft nog maar steeds geven en nemen, zonder dat een der partijen een noemenswaard voordeel wist te behalen. Dat de Duitsche rechtervleugel het hard te verantwoorden heeft blijkt toch wel uit de ambtelijke tijdingen. De lezer cordeele zelf. De officiëele Fransche mededeeling van gistermiddag drie uur luidde: Op onzen linkervleugel blijft onze actie naa.r het noorden zich ontwikkelen. Wij hebben een hevigen aanval der Duitschers op Tracy Ie Mont (ten zuiden van Noyon) afgeslagen en hun zware verliezen toe gebracht. Tqsschen Argomie en de Maas hebben wij enkele vorderingen gemaakt. Na hevige gevechten zijn wij in Woevre op verscheidene punten en met name ten oosten van Saint Mihiel vooruitge drongen. Het Duitsche groote hoofdkwartier meld de gisteravond „De ten Noorden en ten Zuiden van Albert (40 K.M. ten N.W. van St. Quen- tin) optredende overmachtige vijandelijke troepen zijn met zware verliezen voor hen teruggeslagen. In Argonne maken onze aanvallende troepen voortdurend, zij het ook lang zaam, vorderingen. Voor de sperforten aan de Maaslinie is de toestand onveranderd. In Elzas-Lotharingen hebben de Fran schen een aanval ge iaan in de Midden- Vogezen, welke aanval krachtig afgesla gen is." Nadat wij bovenstaande aanteekeningen gemaakt hadden, bereikte ons een bericht, dat aanleiding geeft tot het vermoeden, dat moei Gerucht toch gelijk gehad heeft. Immers de correspondent van de „Daily Telegraph" seint uit Frankrijk: Het is zeker, dat de tweede groote poging der Duitschers mislukt is en de vijand over de geheele linie verslagen is. Zonder twijfel is de tegenstand van den vijand aan de Aisne gebroken en zal hij aan het Oosten en het Noordein te rugtrekken. Dit is meer dan een gerucht; men mag nu aannemen, dat de positie dor Duit schers, die van meetaf zooveel ongun stiger was, thans hachelijk is geworden. Wij worden herinnerd aan wat de mili taire medewerker van de Time© zeicle, omtrent de omstandigheden, waarin de beide partijen vterkeeren. Hij legde er den nadruk op, dat de bondgenooten in Frank rijk goed gtev'oed en in de beste stemming verkeeren. De gelederen zijn dicht en iedereen is overtuigd »Tan een goeden uit slag van zijn inspanning. Het is waar Vervolgt hij dat de zwaarste artille rie "van de Duits chefs verder draagt dan de Engelsche, zooals de „long Toms" van de Boeren in het btgin in Zuid-Afrika deden. Maar men he ft gemerkt, dat de projectielen Van de are Duitsch© kanon nen, hoe nuttig ook voor het vernielen van dorpen of permanente verdedigings werken, weinig uitwerking op veldverster- kingen hebben. Als de projectielen barstten, doen zij even weinig kwaad als die van de zWare stukken Van de Boeren. „De toestand van de Duitsche troepen is heel anders dan die van de bondge nooten, te oordeelen althans: naar den toestand waarin zich gevangten genomen Duitschers bevinden. De Engelsche of ficieren van gezondheid melden, dat zij bloedarmoede hebben, en duidelijk dein in vloed vertoonen van het leven op ijze ren rantsoenen en op al wat zij maar konden oppikken. Hun zenuwen zijn in vele gevallen ge heel ontredderd. De Duitsche aanvoerders hebben, volgens den deskundige van de Times, het onmogelijke van hun manschap pen gevergd. Dezen hebben zich over- loopen. Zij hebben in dichte formaties moeetn vechten. De aanvoer liep spaak en de menschelijke machinerie moest ten slotte de gevolgen hiervan ondergaan. De Duitschers zijn blijkbaar niet op de Aisne teruggetrokken omj defensief te blijven. Zij trokken terug omdat ziji er toe genoodzaakt waren, en omdat zij ge brek aan munitie en voorraden hadden. Zij rekenden er op> om1, als zij eenmaal ververscht en versterkt Waren, den op- marsch Voort te zetten ten einde door het centrum van de bondgenooten heen te breken en een derde van de Fran sche linie af te snijden namelijk het gedeelte dat tegenover de twee kroonprin sen in het Oosten staat. Zij kunnen niets van dit alles doen, en generaal Joffre vlr.dh terwijl hij zijn 'linie hardnekkig handhaaft, middelen om zijn linkervleu- sel uit te breiden en het verzet van de Duitschers langzamerhand te broken. De bondgenooten hebben geen naad. Zij be hoeven gjeen mannen te verspillen in Vraohtelooze aanvallen, maar zij. winnen gaandeweg veld op veie punten langs het ontzaglijke front." 'tls 'n Engelschman, die 't zegt, dus geen onbevoordeelde, doch op z'n zachtst uitgedrukt, ligt wel een zweem van waar heid aan zijn verhaal ten grondslag. Eén ding wekt bevreemding, n.l. dat de officiëele kennisgeving van 3 uur er niets meer over schrijft. Voor het overige verwijzen we naar de Telegrammen-rubriek Het verlangen naar een krant. 'Nooit heb ik, schrijft een Duitsche cor respondent, de beteekenis van de krant zoo goed begrepen, als op een tocht, dien ik per auto in het door Duitsche troe pen bezette België maakte. Meit niets kon men den Duitschen soldaten meer plei- zier doen, dan miet kranten. Sigaren en andere liefdegaven wezen zij gaarne van de hand, wanneer zij in plaats daarvan kfanten konden krijgen. Zij. rukten die iemand uit de handen en renden er op aan, zooals bij een hongersnood de bak kerswinkels bestormd worden. Velen van hen hebben een bordje gemaakt, waarop geschreven staat: „Geef alsjeblieft kran ten!" En dat steken zij met smeekende blikken naar u joe, gelijk blinden 'twel doen. En zij, die in het vijandelijke land om niets behoeven te bedelen, maar alles „tequireerén" kunnen, zooals het in de militaire taal' heet, zij bedelen om kran ten. De arme kerels zijn hier in het Vreemde land ook geheel van eiken geeste lijken toevoer verstoken en weten, naar zij zelf op klagenden toon herhalen, niet het minste. De vijandelijke bevolking laat hun natuurlijk ook niet vieel troostrijks toe komen, en is Vaak onjuist, of eenzijdig ingelicht. Daarom is de krant een onschatbaar goed voor de tegenwoordige soldaten, die niet alleen van commiesbrood en soep blokjes leeft, maar ook door ieder woord, dat hem uit het vaderland bereikt. Een arme landstormman, die in een afgelegen streek aan den straatweg op wacht stond, bood een heefe mark voor een krant. De correspondent besloot toen om de laatste, die hij nog had, aan den soldaat te schenken. Voor de soldaten is inderdaad geen aan genamer cadeau te bedenken. Ik heb nog nooit zulk een dankbaren blik opgevangen als dien waarmede een Oostenrijksch ar tillerie-officier mij in Namen aanzag, toen ik hem een krant bracht, waarin te le zen stond, dat de Duitsche Generale Staf de 'Oostenrijksch© artillerie voor haar hulp bij Ide verovering' van Namen zijn hoogste waardeering betuigde. Den officier liepen de tranen uit de oogen, alsof hem persoonlijk de ridderorde was geschonken. Nog een stout stukje. Het volgende verhaal gaat door de Duit sche pers, omtrent 'n stukje uitgehaald door den Duitschen Majoor Richter, comman deur van het 2e regiment Veld-Artillerie. Na bet overwinnend gevecht der 3e (Duit sche) Armee op 24 Augustus 1914 nabij Dinant had genoemde Hoofdofficier de op dracht ontvangen aldaar met zij'ne Af- deelingen de Maas over te trekken ten einde, na zich met een rechtervleugel colonne te hebben Vereenigd, den gesla gen vijand in de richting van Warnant te vervolgen. Van die vereeniging kwam echter niets terecht. Doorgemarcheerd met één batterij (de andere was op den rechteroever achtergelaten) vond de ma joor bij aankomst in bedoelde gemeente de bewuste colonne niet, maar wel de 3e batterij van zijn regiment, wel 2 com pagnieën (de 5e en de 7e) van het Sak sische tweede grenadiers regiment, die, als gevolg van de daarvan gevorderd© buitengewone inspanning, volkomen rust moest hebben. Hiji wilde dus deze niet storen en beging het waagstuk zonder dekking door te gaan-naar Bioul. Na met de batterij: op een 1800 M. daarvan gele gen hoogte stelling te hebben genomen, verneemt hij: door een huzarenpatrouille dat Bioul vol Vijanden zit. Onmiddellijk opent hij daarop met zijn geschut het vuur en neemt alras groote onrust bij hen waar. Inmiddels is een der rustende com pagnieën ontboden. Daarmede rukt de majoor, terwijl vermoedelijk met het ge schutvuur is doorgegaan, naar Bioul op. Met opgestoken armen komen de Belgen hem tegemoet en smeeken hem om ge nade. Het resultaat is geweest, dat een geheele Belgische Divisie (8100. man sterk) werd gevangen genomen, en buit gemaakt, behalve 50 nieuwe Krupp-ka- nonnen, een wagenpark met 500 a 600 voertuigen, 100 auto's en 2000 a COOO paaiden. Een held. De oorlogscorrespondent van de „Ber liner Zeitung am Mittag" in het Oos tenrijksch© hoofdkwartier schrijft en de „N. R. Crt." vertaalde: In het bosch van Lucizinee is een held gevallen, die, zonder zich een oogenblik te bedenken, zijn leven voor dat van andere gaf. Men moet thans zuinig zijn met het kostbare woord held. Maar wat menscthelijk groot is, mag niet ontbreken in de kroniek van den wereldoorlog. De luitenant bij' de dragonders Paul Mayer-Ressler 'had opdracht gekregen een door den vijand bedreigde spoorwegbrug te versperren en te bezetten. Met boomstammen en zwaar beladen wagens werd het werk volbracht. De aflossing kwam en 's avonds reed de luitenant met zijn mannen terug. Toen zag hij, dat uit de veste een trein na derde. Onmiddellijk zag hij! het gevaar in, Wanneer de trein, waarvan de machi nist niet wist wat er met de brug ge schied is, over de brug reed, dan was hij verloren. Er klonk gezang: een sol- datentrein, minstens duizend man. Dade lijk maakte de officier rechfeomkeert. En over akkers en weiden ging het in, vlie gende vaart naar de brug. De officier] klom op den spoordijk en zwaaide met een kleine lantaarn. Steeds dicihter kwam de locomotief, steeds luider klonk het' gezang der soldaten. Toen plotseling) drie pas van den officier hield de trein stil. Drie dagen later. In het bosch van Luczinee reed de luitenant met vier man patrouille. Uit het dichte hout vielen eeni paar geweerschoten en het paard vani een der dragonders werd getroffen. „Rechtsomkeert, marsch!" De dragonders reden weg. Alleen de officier bleef. Hijl wilde den man niet verlaten, wiens paard gevallen was. Terwijl de kogels hem om de ooren vlogen, tilde hij den man voot) op zijn zadel. Toen werd de held ge troffen en viel dood van het paard. Doodgraver en franctireur. In een bericht over die veldslagen in Frankrijk beschrijft de Engelsche oorlogs correspondent Philipp Gibbe een rondgang over een verlaten slagveld, in gezelschap van een Franschen boer, die hem verschil lende zeer merkwaardige en beteekenis- volle bekentenissen hééft gedaan. De Engelschman vertelt het volgende: Mijn begeleider was een vrijwillige dood graver, in vredestijd een heel gewon© boerenknecht, maar die zich sedert drie weken met nog andere boeren er mede onledig houdt de gesneuvelde Franschen en Engelschen te begraven en do gtes vallen Duitschers te verbranden. Hij be gon te vertellen, dat hij met eigen hand een Duitschen soldaat gedood had. Toen hij eens den boschrand langs liep, kwam er op een gegeven moment een eenzame uhlaan voorbijrijden, die verdwaald ge raakt was en den boer naar den weg! vroeg. De oude man was vroeger zelf soldaat geweest en droeg een revolver bijl zich in zijn jaszak. Als eenig antwoord vuurde hij door zijn zak heen zijn revol ver op den Dujtscher af, die daarop doo- clelijk gewond van zijn paard stortte. De boer nam den doode de lans, de kara bijn en diens voorwerpen van waarde af. Dat was een gelukkig oogenblik voor hem. Maar zijn vreugcle duurde niet lang. De schrik over Wat hij gedaan had, overmande hem toen hij er aan dacht, wat zijn lot zoui zijn indien de Duitschers ontdekken mochten, dat een burger den uhlaan vermoord had. Hij vertelde in1 het dorp wat hij' gedaan had, waarop alle bewoners zich wapenden. De zaken van waarde die den vermoorden soldaat ont stolen waren begroef men in het bosch, totdat de Duitschers doorgetrokken wanen! en het gevaar voorbij was. Spionnen fn Oost-Pruisen. Uit brieven van oorlogscorrespondenten schijnt te 'blijken dat meermalen bij de gevechten in 'Oost-Pruisen verraad in het spel was:. 'Zoo zouden molenaars dooxi het stellen Van de wieken hunner molens! de plaats hebben aangeduid waar de Duit sche artillerie was opgesteld. Verder moe ten bewoners van het land den Russi- schen troepen den weg hebben gewezen,, zoodoende verraad ^plegende aan het va derland. j Wie Oost-Pruisen en zijne bewoners! niet kent, komt door die verhalen al licht in de meening, dat deze verraders in Oost-Pruisen waren geboren en groot gebracht. In Berlijn o.a. is men erg ge beten op de bevolking van Oost-Prui sen en de lieden van daar, die naar de hoofdstad waren gevlucht, hebben dat meer of minder kunnen ondervinden. Gelukkig echter is het anders gesteld. Reeds lang voor dat gesproken werd ovef) ooi!gto-ebcreidseien van Russische zijde werd in de grensstreken met den roebel gewerkt. Doch niet waren het Oost-Prui sen, die zich daardoör lieten rangen, doch allerlei gespuis van her en samengestroomd met het doel om spion- nendiensten te verrichten. Hoezeer het spionnenstelsel daar was verbreid zal wellicht later aan de hand van ambtelijke gegevens openbaar gemaakt worden, doch' onomstootelij'k staat vast, dat daarbij geen1 leden van oude Oost-Pruisische families! betrokken zijn geweest. Men is eerst tamelijk laat, mogelijk! wel te laat, op de hoogte gekomen hoe allerlei individuen daar over de grens) heen en weer trokken, zelfs nog in Juni toen ik mij in Eydtkuhnen bevond, viel het mij op welk een wonderlijk samen geraapte menigte zich in de stad bevond. De Oost-Pruisische tongval werd haast niet meer gehoord, in de openbare ge legenheden was het al Russisch - eni Fransch, wat gesproken werd en èen luxe heerschte er, geheel vreemd aan de eenvoudige bevolking der stad. InJ het overige Oost-Pruisen wist men van den gespleten rok nog niets af, evenmin van den strompelrok, doch dat alles wast in Eydtkuhnen te vinden. Men vertelde

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 1