Donderdag 1 October 1914
39e Jaargang
De Groote Oorlog.
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau to Goes:
LAN iE VORSTSTRAAT 219.
Bureau te Middelburg:
FIRMA F. P. DHUIJ - L. BURG,
Drukkers:
Oosterbaan Le Cointre - Goes,
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. postf 1.25
Losse nummers0.05
Prijs der Advertentiën
15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels ƒ1.
iedere regel meer 10 ct.
Treurige toestanden.
Sommige werkgevers hebben de loo-
nen van hun personeel verlaagd, of hun
werklieden afgedankt-
Vooral in de grootte steden heerscht in
menig gezin gebrek ten gevolge van de
werkloosheid. Men verzekert dat opi dit
oogenblik een zesde deel der bevolking
van Amsterdam zonder middel van be
staan is, wat meer^ndeels aan de alge-
meene malaise in de nijverheid te wijten
is. Doch ook in de ambachtsnijverheid
doen de tijdsomstandigheden zich geducht
gelden. In de groote gemeenten, doch
ook in de kleine.'
Het is nu voor vele patroons een
kwade tijd. Hoe toch zullen zij1 hande
len met hun personeel, dat nu met le
dige handen op de werkplaats staat?
Wanneer een patroon niet genoeg werk
meer voor zijn knechts heeft, tracht hij,
wanneer hij Christenpatroon is, en de
gevallen hiervan zijn ons niet onbekend,
toch zijn personeel zoolang mogelijk aan
te houden.
Natuurlijk kan er een tijd komen dat
de patroon zeggen moet: nu kan ik niet
meer, nu moet ik minderen. In derges
lijk geval mag van den werkman mede
werking verwacht worden.
Een patroon is nu eenmaal geen man
die (als vijand of ook maar als vreem
deling tegenover zijn personeel staat, maar
als vader. Het stamwoord van den naam
„patroon" duidt wel degelijk op: die va
derlijke verhouding en verplichting zij
nerzijds.
In tijden als wij1 nu beleven zegt een
Christen huisvader tot zijn vrouw en
kroost: Kinderen, de tijden zijn ernstig,
da inkomsten zijn verminderd en alles
is duurder geworden; wij moeten vermin
deren. En dan gaat hij in overleg met
moeder de vrouw bezuinigen. Zoo( krijgt
dan ieder een beetje minder. Van alles
waar wat af kan, wordt iets minder ge
kocht, datgene waar men buiten kan
wordt nagelaten; en dan wordt er ge
zorgd dat ongeveer hetzelfde geld voor
liet benoodigde wordt uitgegeven. De uit
gaven zijn dezelfde gebleven, doch het
geen men er voor koopt is verminderd.
Op gelijke wijk redeneert ook de pa
troon. Zoolang er nog werk' is, al is
*t minder dan anders, houdt hij zijh werk
lieden aan den winkel; doch houdt de
slapte aan, dan komt er ten laatste een
oogenblik dat de patroon zegt: stopi. Wij
moeten gaan verminderen; en dan moet
het loon naar beneden; doch dan zoo,
dat de patroon daarbij vrij uitgaat. Hij
zelf moet namelijk zich ook me,t een
kleinere verdienste tevreden stellen. 0,ok
faoef de werktijd naar verhouding ver
minderen, zoodat de arbeider de gele
genheid hebbe elders nog iets. te ver
dienen.
'Op die wijs behelpt zich reeds sedert
eenige weken de fabrieksnijverheid. Aan
de arbeiders in sommige fabrieken ie
vermindering van loon toegezegd, doch
hun is tegelijk ook gelegenheid geschon
ken om, bijvoorbeeld door veldarbeid,
het mindere langs anderen weg terug
ta krijgen,.
Zijn er, zooals in de arbeiderspers ver
teld wordt, patroons, die zander eenige
aanleiding het loon hunner werklieden,
beknibbelen, dan moet dit ernstig worden
gelaakt, en dan dienen deze hardvochtige
werkgevers daarover te worden bestraft.
Indien het waar is, wat de redacteur
van een Chr. weekblad van nabij is ter
oore gekomen, dat sommige ondernemers
door bijzondere omstandigheden nog meer
verdienen dan anders en toch van de
algemeene malaise op de arbeidsmarkt
profiteeren om het inkomen hunner ar-
lueiders te verminderen, dan kan zulk
een gedrag niet scherp genoeg worden
gewraakt.
Natuurlijk zijn. wij niet blind voor de
feiten, die ook weer langs den tegenover-
gestelden kant Qpenbaar werden, namelijk
dat meer dan één patroon noodgedron
gen, ja eigenlijk boven vermogen, inder
tijd het loon zijner werklieden verhoogde,
hetzij omdat zijl met staking dreigden,
èf ook wel omdat zijn concurrenten met
die loonsverhooging waren voorgegaan.
Dat zulk een patroon de loonen weer
op het normale peil terugbrengt, wie zal
hem dit kwalijk nemen?
Maar ook dan nog mag van hem wor
den gevergd dat hij hiertoe niet overga
dan met de innige overtuiging dat het
niet anders kan, en dan ook niet zonder
overleg met de betrokken werklieden-
Een regel is hier niet te stellen; even
min als :d-at het aangaat eiken maat
regel die ons ter ooren komt te veroor-
deelen.
Hier is een taak voor de vakvereeni-
gingen, die dan geroepen zijn elk geval
op zichzelf te 'beoordeelen. Doch vast
staan moet, dat goo en zoolang het im
mer kan, de arbeidsvoorwaarden van
kracht blijven.
Iedereen is geroepen om de werkloos
heid tegen te gaan. Wie nog werk kan
laten verrichten, natuurlijk rekening hou
dend met mogelijkheid uit het oogpunt
van hygiëne, den gang van eigen werk
zaamheden, weersgesteldheid, bezwaren
van seizoen, en dergelijke, die bevordere
dit zoolang hij kan-
Er zij een algemeene wedijver om el
kanders leed te verzachten, en den druk
van den oorlog en van de tijdsomstandig
heden te verlichten. Doen wat men kan,
en voorts een gezamenlijke veroot
moediging voor den HeeTe, bij Wien uit
komsten zijn; die zelfs geteld heeft de
haren van het hoofd; en zonder Wiens
wil zelfs geen muschje ter aarde valt.
De levenstoon.
Wat Kees v. d. Meer schrijft in het
voorgaand nummer is zoo juist: de levens-
toon is nog niet gelijk hij zijn moest. Ook
in de .pers. „Het Vaderland", welk blad
ook een Duitsch officier onder zijne me
dewerkers schijnt te hebben, bevat heden
een brief van een zoodanige, waaruit iets
van dien stuitenden höndsch ongeloovigen
toon u tegengrimt.
De schrijver vertelt onder meer aar
digheden over een soiree die die heeren
officieren gehad hadden, 'en waarbijl een
zanger zoo mooi zong, „dat het even was
als leefden wij één moment, waarvan de
„gelukzaligheid" die ons de mystieken
doen vermoeden de voortzetting zou kun
nen zijn."
Verteld werd van een kolonel en een
majoor, dus hoofdofficieren. Eerstgenoem
de stond op een Zondagmorgen „rustig
te visschen, toen eien soldaat, zoo'n nieu
weling hem |den weg naar 'een kerk vroeg:."
„Op 't laatst sturen ze me nog om snert,"
bromde de kolonel, en de majoor, als
om de aardigheid te voltooien, merkte
op: „Het nadeel van zooveel galon, 't
varken hield u voor den stationschef."
„Ze," dat zijn dan de soldaten; jen
,,'t varken" dat was dan de soldaat die
naar d-c- kerk wou; en' om' snert sturen,
daar dacht de kolonel aan, omdat men
hem den weg naar de kerk vroeg.
En van een godsdienstoefening verslag
doend, zegt deze zelfde schrijver: „In
den stortregen stonden de soldaten bloots
hoofds en zongen mee, zoo rustig bid
dend, dat het ons ongeloovigen
toch aandeed als groote menschelijke
schoonheid."
Niet onverdienstelijk Weergegevenmaar
hoe weinig begrip vair den lernst van
den toestand spreekt toch uit dergelijke
mededeelinge'n en opmerkingen. En toch
het goede voorbeeld behoorde toch uit
te gaan van deze meest beschaafden.
Beknopt overzicht van den toestand.
„Als moei Gerucht een eerlijf wijf is,
waar men op aan! kan", dan is het den
Duitschers gisteren op den rechtervleu
gel niet voor den wind gegaan, en moesten
zij voor de strijdkrachten der geallieer
den wijken.
De Franschen maakten zich op, om
de vluchtende horden na te zetten; auto's
werden gerequireerd, van mitrailleuses
voorziene gepantserde wagens in gereed
heid gebracht en voort ging het.
Althans volgens het voor hen als mu
ziek klinkende gerucht, dat ons via Lon
den uit Parijs bereikte.
Intusschen, de officiëele berichten van
hedenochtend bevatten nog geen bevesti
ging, zoodat we er nog zeer sceptisch
tegenover staan.
Maken wij een vergelijking iusschen de
communiqué's van het Fransche legerbe
stuur met die uit Duitsche bron, dan
weten we nauwelijks, wie aan het lang
ste eind trekken, 't Blijft nog maar steeds
geven en nemen, zonder dat een der
partijen een noemenswaard voordeel wist
te behalen.
Dat de Duitsche rechtervleugel het hard
te verantwoorden heeft blijkt toch wel
uit de ambtelijke tijdingen.
De lezer cordeele zelf.
De officiëele Fransche mededeeling van
gistermiddag drie uur luidde:
Op onzen linkervleugel blijft onze actie
naa.r het noorden zich ontwikkelen. Wij
hebben een hevigen aanval der Duitschers
op Tracy Ie Mont (ten zuiden van Noyon)
afgeslagen en hun zware verliezen toe
gebracht.
Tqsschen Argomie en de Maas hebben
wij enkele vorderingen gemaakt.
Na hevige gevechten zijn wij in Woevre
op verscheidene punten en met name
ten oosten van Saint Mihiel vooruitge
drongen.
Het Duitsche groote hoofdkwartier meld
de gisteravond
„De ten Noorden en ten Zuiden van
Albert (40 K.M. ten N.W. van St. Quen-
tin) optredende overmachtige vijandelijke
troepen zijn met zware verliezen voor hen
teruggeslagen.
In Argonne maken onze aanvallende
troepen voortdurend, zij het ook lang
zaam, vorderingen.
Voor de sperforten aan de Maaslinie
is de toestand onveranderd.
In Elzas-Lotharingen hebben de Fran
schen een aanval ge iaan in de Midden-
Vogezen, welke aanval krachtig afgesla
gen is."
Nadat wij bovenstaande aanteekeningen
gemaakt hadden, bereikte ons een bericht,
dat aanleiding geeft tot het vermoeden,
dat moei Gerucht toch gelijk gehad heeft.
Immers de correspondent van de
„Daily Telegraph" seint uit Frankrijk:
Het is zeker, dat de tweede groote
poging der Duitschers mislukt is en de
vijand over de geheele linie verslagen
is. Zonder twijfel is de tegenstand van
den vijand aan de Aisne gebroken en zal
hij aan het Oosten en het Noordein te
rugtrekken.
Dit is meer dan een gerucht; men mag
nu aannemen, dat de positie dor Duit
schers, die van meetaf zooveel ongun
stiger was, thans hachelijk is geworden.
Wij worden herinnerd aan wat de mili
taire medewerker van de Time© zeicle,
omtrent de omstandigheden, waarin de
beide partijen vterkeeren. Hij legde er den
nadruk op, dat de bondgenooten in Frank
rijk goed gtev'oed en in de beste stemming
verkeeren. De gelederen zijn dicht en
iedereen is overtuigd »Tan een goeden uit
slag van zijn inspanning. Het is waar
Vervolgt hij dat de zwaarste artille
rie "van de Duits chefs verder draagt dan
de Engelsche, zooals de „long Toms" van
de Boeren in het btgin in Zuid-Afrika
deden. Maar men he ft gemerkt, dat de
projectielen Van de are Duitsch© kanon
nen, hoe nuttig ook voor het vernielen
van dorpen of permanente verdedigings
werken, weinig uitwerking op veldverster-
kingen hebben. Als de projectielen barstten,
doen zij even weinig kwaad als die van
de zWare stukken Van de Boeren.
„De toestand van de Duitsche troepen
is heel anders dan die van de bondge
nooten, te oordeelen althans: naar den
toestand waarin zich gevangten genomen
Duitschers bevinden. De Engelsche of
ficieren van gezondheid melden, dat zij
bloedarmoede hebben, en duidelijk dein in
vloed vertoonen van het leven op ijze
ren rantsoenen en op al wat zij maar
konden oppikken.
Hun zenuwen zijn in vele gevallen ge
heel ontredderd. De Duitsche aanvoerders
hebben, volgens den deskundige van de
Times, het onmogelijke van hun manschap
pen gevergd. Dezen hebben zich over-
loopen. Zij hebben in dichte formaties
moeetn vechten. De aanvoer liep spaak
en de menschelijke machinerie moest ten
slotte de gevolgen hiervan ondergaan.
De Duitschers zijn blijkbaar niet op
de Aisne teruggetrokken omj defensief te
blijven. Zij trokken terug omdat ziji er
toe genoodzaakt waren, en omdat zij ge
brek aan munitie en voorraden hadden.
Zij rekenden er op> om1, als zij eenmaal
ververscht en versterkt Waren, den op-
marsch Voort te zetten ten einde door
het centrum van de bondgenooten heen
te breken en een derde van de Fran
sche linie af te snijden namelijk het
gedeelte dat tegenover de twee kroonprin
sen in het Oosten staat. Zij kunnen niets
van dit alles doen, en generaal Joffre
vlr.dh terwijl hij zijn 'linie hardnekkig
handhaaft, middelen om zijn linkervleu-
sel uit te breiden en het verzet van de
Duitschers langzamerhand te broken. De
bondgenooten hebben geen naad. Zij be
hoeven gjeen mannen te verspillen in
Vraohtelooze aanvallen, maar zij. winnen
gaandeweg veld op veie punten langs het
ontzaglijke front."
'tls 'n Engelschman, die 't zegt, dus
geen onbevoordeelde, doch op z'n zachtst
uitgedrukt, ligt wel een zweem van waar
heid aan zijn verhaal ten grondslag.
Eén ding wekt bevreemding, n.l. dat
de officiëele kennisgeving van 3 uur er
niets meer over schrijft.
Voor het overige verwijzen we naar de
Telegrammen-rubriek
Het verlangen naar een krant.
'Nooit heb ik, schrijft een Duitsche cor
respondent, de beteekenis van de krant
zoo goed begrepen, als op een tocht, dien
ik per auto in het door Duitsche troe
pen bezette België maakte. Meit niets kon
men den Duitschen soldaten meer plei-
zier doen, dan miet kranten. Sigaren en
andere liefdegaven wezen zij gaarne van
de hand, wanneer zij in plaats daarvan
kfanten konden krijgen. Zij. rukten die
iemand uit de handen en renden er op
aan, zooals bij een hongersnood de bak
kerswinkels bestormd worden. Velen van
hen hebben een bordje gemaakt, waarop
geschreven staat: „Geef alsjeblieft kran
ten!" En dat steken zij met smeekende
blikken naar u joe, gelijk blinden 'twel
doen. En zij, die in het vijandelijke land
om niets behoeven te bedelen, maar alles
„tequireerén" kunnen, zooals het in de
militaire taal' heet, zij bedelen om kran
ten. De arme kerels zijn hier in het
Vreemde land ook geheel van eiken geeste
lijken toevoer verstoken en weten, naar
zij zelf op klagenden toon herhalen, niet
het minste. De vijandelijke bevolking laat
hun natuurlijk ook niet vieel troostrijks toe
komen, en is Vaak onjuist, of eenzijdig
ingelicht.
Daarom is de krant een onschatbaar
goed voor de tegenwoordige soldaten, die
niet alleen van commiesbrood en soep
blokjes leeft, maar ook door ieder woord,
dat hem uit het vaderland bereikt. Een
arme landstormman, die in een afgelegen
streek aan den straatweg op wacht stond,
bood een heefe mark voor een krant. De
correspondent besloot toen om de laatste,
die hij nog had, aan den soldaat te
schenken.
Voor de soldaten is inderdaad geen aan
genamer cadeau te bedenken. Ik heb nog
nooit zulk een dankbaren blik opgevangen
als dien waarmede een Oostenrijksch ar
tillerie-officier mij in Namen aanzag, toen
ik hem een krant bracht, waarin te le
zen stond, dat de Duitsche Generale Staf
de 'Oostenrijksch© artillerie voor haar hulp
bij Ide verovering' van Namen zijn hoogste
waardeering betuigde.
Den officier liepen de tranen uit de
oogen, alsof hem persoonlijk de ridderorde
was geschonken.
Nog een stout stukje.
Het volgende verhaal gaat door de Duit
sche pers, omtrent 'n stukje uitgehaald door
den Duitschen Majoor Richter, comman
deur van het 2e regiment Veld-Artillerie.
Na bet overwinnend gevecht der 3e (Duit
sche) Armee op 24 Augustus 1914 nabij
Dinant had genoemde Hoofdofficier de op
dracht ontvangen aldaar met zij'ne Af-
deelingen de Maas over te trekken ten
einde, na zich met een rechtervleugel
colonne te hebben Vereenigd, den gesla
gen vijand in de richting van Warnant
te vervolgen. Van die vereeniging kwam
echter niets terecht. Doorgemarcheerd
met één batterij (de andere was op den
rechteroever achtergelaten) vond de ma
joor bij aankomst in bedoelde gemeente
de bewuste colonne niet, maar wel de
3e batterij van zijn regiment, wel 2 com
pagnieën (de 5e en de 7e) van het Sak
sische tweede grenadiers regiment, die,
als gevolg van de daarvan gevorderd©
buitengewone inspanning, volkomen rust
moest hebben. Hiji wilde dus deze niet
storen en beging het waagstuk zonder
dekking door te gaan-naar Bioul. Na met
de batterij: op een 1800 M. daarvan gele
gen hoogte stelling te hebben genomen,
verneemt hij: door een huzarenpatrouille
dat Bioul vol Vijanden zit. Onmiddellijk
opent hij daarop met zijn geschut het
vuur en neemt alras groote onrust bij hen
waar. Inmiddels is een der rustende com
pagnieën ontboden. Daarmede rukt de
majoor, terwijl vermoedelijk met het ge
schutvuur is doorgegaan, naar Bioul op.
Met opgestoken armen komen de Belgen
hem tegemoet en smeeken hem om ge
nade. Het resultaat is geweest, dat een
geheele Belgische Divisie (8100. man
sterk) werd gevangen genomen, en buit
gemaakt, behalve 50 nieuwe Krupp-ka-
nonnen, een wagenpark met 500 a 600
voertuigen, 100 auto's en 2000 a COOO
paaiden.
Een held.
De oorlogscorrespondent van de „Ber
liner Zeitung am Mittag" in het Oos
tenrijksch© hoofdkwartier schrijft en de
„N. R. Crt." vertaalde: In het bosch
van Lucizinee is een held gevallen, die,
zonder zich een oogenblik te bedenken,
zijn leven voor dat van andere gaf. Men
moet thans zuinig zijn met het kostbare
woord held. Maar wat menscthelijk groot
is, mag niet ontbreken in de kroniek
van den wereldoorlog. De luitenant bij'
de dragonders Paul Mayer-Ressler 'had
opdracht gekregen een door den vijand
bedreigde spoorwegbrug te versperren en
te bezetten. Met boomstammen en zwaar
beladen wagens werd het werk volbracht.
De aflossing kwam en 's avonds reed de
luitenant met zijn mannen terug. Toen
zag hij, dat uit de veste een trein na
derde. Onmiddellijk zag hij! het gevaar
in, Wanneer de trein, waarvan de machi
nist niet wist wat er met de brug ge
schied is, over de brug reed, dan was
hij verloren. Er klonk gezang: een sol-
datentrein, minstens duizend man. Dade
lijk maakte de officier rechfeomkeert. En
over akkers en weiden ging het in, vlie
gende vaart naar de brug. De officier]
klom op den spoordijk en zwaaide met
een kleine lantaarn. Steeds dicihter kwam
de locomotief, steeds luider klonk het'
gezang der soldaten. Toen plotseling)
drie pas van den officier hield de trein
stil.
Drie dagen later. In het bosch van
Luczinee reed de luitenant met vier man
patrouille. Uit het dichte hout vielen eeni
paar geweerschoten en het paard vani
een der dragonders werd getroffen.
„Rechtsomkeert, marsch!" De dragonders
reden weg. Alleen de officier bleef. Hijl
wilde den man niet verlaten, wiens paard
gevallen was. Terwijl de kogels hem om
de ooren vlogen, tilde hij den man voot)
op zijn zadel. Toen werd de held ge
troffen en viel dood van het paard.
Doodgraver en franctireur.
In een bericht over die veldslagen in
Frankrijk beschrijft de Engelsche oorlogs
correspondent Philipp Gibbe een rondgang
over een verlaten slagveld, in gezelschap
van een Franschen boer, die hem verschil
lende zeer merkwaardige en beteekenis-
volle bekentenissen hééft gedaan.
De Engelschman vertelt het volgende:
Mijn begeleider was een vrijwillige dood
graver, in vredestijd een heel gewon©
boerenknecht, maar die zich sedert drie
weken met nog andere boeren er mede
onledig houdt de gesneuvelde Franschen
en Engelschen te begraven en do gtes
vallen Duitschers te verbranden. Hij be
gon te vertellen, dat hij met eigen hand
een Duitschen soldaat gedood had. Toen
hij eens den boschrand langs liep, kwam
er op een gegeven moment een eenzame
uhlaan voorbijrijden, die verdwaald ge
raakt was en den boer naar den weg!
vroeg. De oude man was vroeger zelf
soldaat geweest en droeg een revolver
bijl zich in zijn jaszak. Als eenig antwoord
vuurde hij door zijn zak heen zijn revol
ver op den Dujtscher af, die daarop doo-
clelijk gewond van zijn paard stortte. De
boer nam den doode de lans, de kara
bijn en diens voorwerpen van waarde
af. Dat was een gelukkig oogenblik voor
hem. Maar zijn vreugcle duurde niet
lang. De schrik over Wat hij gedaan had,
overmande hem toen hij er aan dacht,
wat zijn lot zoui zijn indien de Duitschers
ontdekken mochten, dat een burger den
uhlaan vermoord had. Hij vertelde in1
het dorp wat hij' gedaan had, waarop alle
bewoners zich wapenden. De zaken van
waarde die den vermoorden soldaat ont
stolen waren begroef men in het bosch,
totdat de Duitschers doorgetrokken wanen!
en het gevaar voorbij was.
Spionnen fn Oost-Pruisen.
Uit brieven van oorlogscorrespondenten
schijnt te 'blijken dat meermalen bij de
gevechten in 'Oost-Pruisen verraad in het
spel was:. 'Zoo zouden molenaars dooxi
het stellen Van de wieken hunner molens!
de plaats hebben aangeduid waar de Duit
sche artillerie was opgesteld. Verder moe
ten bewoners van het land den Russi-
schen troepen den weg hebben gewezen,,
zoodoende verraad ^plegende aan het va
derland. j
Wie Oost-Pruisen en zijne bewoners!
niet kent, komt door die verhalen al
licht in de meening, dat deze verraders
in Oost-Pruisen waren geboren en groot
gebracht. In Berlijn o.a. is men erg ge
beten op de bevolking van Oost-Prui
sen en de lieden van daar, die naar
de hoofdstad waren gevlucht, hebben dat
meer of minder kunnen ondervinden.
Gelukkig echter is het anders gesteld.
Reeds lang voor dat gesproken werd ovef)
ooi!gto-ebcreidseien van Russische zijde
werd in de grensstreken met den roebel
gewerkt. Doch niet waren het Oost-Prui
sen, die zich daardoör lieten rangen,
doch allerlei gespuis van her en
samengestroomd met het doel om spion-
nendiensten te verrichten. Hoezeer het
spionnenstelsel daar was verbreid zal
wellicht later aan de hand van ambtelijke
gegevens openbaar gemaakt worden, doch'
onomstootelij'k staat vast, dat daarbij geen1
leden van oude Oost-Pruisische families!
betrokken zijn geweest.
Men is eerst tamelijk laat, mogelijk!
wel te laat, op de hoogte gekomen hoe
allerlei individuen daar over de grens)
heen en weer trokken, zelfs nog in Juni
toen ik mij in Eydtkuhnen bevond, viel
het mij op welk een wonderlijk samen
geraapte menigte zich in de stad bevond.
De Oost-Pruisische tongval werd haast
niet meer gehoord, in de openbare ge
legenheden was het al Russisch - eni
Fransch, wat gesproken werd en èen
luxe heerschte er, geheel vreemd aan
de eenvoudige bevolking der stad. InJ
het overige Oost-Pruisen wist men van
den gespleten rok nog niets af, evenmin
van den strompelrok, doch dat alles wast
in Eydtkuhnen te vinden. Men vertelde