No. 306 Dinsdag 39 September 1914 38e Jaargang Onze Neutraliteit. De Groote Oorlog. BERICHT. Uitgave van de Naaml. Venn: LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LAF E VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: FIRMA F. P. DHUIJ - L. BURG. Drukkers: Oosterbaan Le Cointre - Goes. VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. post. f 1.25 Losse nummers0.05 Prijs der Advertentiën 15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels f 1. iedere regel meer 10 ct. Zij, die zich met 1 October e. k. op „De Zeeuw" abonneeren, ont vangen de tot dien datum verschij nende nummers gratis. Professor De Louter heeft een ge schriftje doen verspreiden over het oor logsrecht, naar welke uitgave wij belang hebbenden venvijzen. Wat de schrijver zegt ïn verhand met onze neutraliteit en de verplichtingen welke deze onzen buxgetrs oplegt, mogen wij evenwel onzen lezers niet onthouden. Prof. De Louter zegt: „Het is algemeen bekend dat neutrali teit allereerst beteekent onschendbaarheid van grondgebied, zoowel te land als te water. Zij schept een plicht en een recht en verbiedt onvoorwaardelijk eenige oor logsdaad toe te laten op1 eigen land- of watergebied. Evenmin als wij mogen dul den, dat oorlogvoerende legers over on zen bodem trekken of hun benoodigd- heden vervoeren, even weinig kunnen wij in onze 'territoriale wateren oorlogvoe rende vloten of den aanvoer van haar krijgsmateriaal toelaten. Zeeland is even onschendbaar als Limburg. Rivieren en andere binnenwateren staan met den vasten bodem volkomen gelijk. Tot dusver is dit door de oorlogvoerende staten ten onzen aanzien erkend. De lan ding der Brilsche troepen in Frankrijk en de verschijning van Britsche schepen te Ostende hebben vooralsnog de aandacht in ons land afgeleid van de polemiek, in vreedzame tijden gevoerd over den rechts toestand der Wester-Schelde. In woord en daad is deze rivier inmiddels door allen erkend als eèn deel ,van het onschend baar gebied v;yi den neutralen Nederland- scheoi Staat. Een tweede niet minder gewichtige vraag betreft den neutralen handel. Na een langen strijd en een merkwaardige rechtsontwikkeling is thans overal het tweeledige beginsel doorgedrongen, dat-, le. de Ihandel der neutralen m.a.w. onder neutrale vlag door den oorlog niet wordt gedeerd; 2e. de uitzonderingen hierop niet door den neutralen staat, maar door de oorlogvoerenden zelf worden ge handhaafd. Deze eenvoudige stelling ont heft den neutralen staat van een zware verantwoordelijkheid en geeft hem een groote gerustheid. Immers zij laat, zoo als het behoort, de handhaving van het oorlogsrecht over aan de oorlogvoerenden en ontslaat den neutralen staat van een onmogelijk politie-toezicht buiten zijn eigen grondgebied. Hier vertoont zich die zijde van den plicht der neutraliteit, welke niet bestaat in het gebod of verbod van bepaalde handelingen, maar in het stil zwijgend berusten in de toepassing van het oorlogsrecht tegenover schepen en goe deren onder neutrale vlag. lie neutrale staat behoeft hierbij echter niet verder te gaan dan het stellig recht voorschrijft en behoort nadrukkelijk te protesteeretn tegen overschrijding der overeengekomen grenzen. De Conventie no. XIII van 18 Oct. 1907 vordert van den neutralen staat geen verbod van uit- of doorvoer van wape nen en oorlogsbehoeften voor rekening van een der oorlogvoerenden. Meent hij dien evenwel te moeten verbieden of be perken, dan is hij verplicht daarbij de strengste onpartijdigheid te betrachten en zijn voorschriften op alle partijen gelijke lijk toe te passen, (Art. 7, gelijk aan art. 7 Conventie no. V). „Alleen is hij gehouden alle beschikbare middelen aan te wenden, om binnen zijn gebied de uit rusting, bewapening, zelfs het vertrek van schepen te beletten, die bestemd zijn om op eenige wijze aan de vijandelijke opfe- ratiën deel te nemen". (Art. 8). Doch de vaart van ^koopvaardijschepen blijft vrij en onbelemmerd binnen zijn grondgebied en ontsnapt aan elke bemoeiing der oor logvoerende partijen. Hieruit volgt onmiddellijk, dat de han del in granen en andere levensmiddelen, evenals die in brandstoffen en andere benoodigdheden, welke zoowel voor oor- logs als vreedzame doeleinden kunnen dienen, in de neutrale wateren van Ne derland volstrekt vrij blijft, zelfs al wa ren zij bestemd voor de gewapende macht of het burgerlijk bestuur der oorlogvoe renden. Deze goederen bëhoören tot de zooge naamde voorwaardelijke contrabande der Declaratie van Londen van 26 Febr. 1909 en mogen derhalve buiten de neutrale wateren door de oorlogvoerenden wotr- den in beslag genomen, indien uit de scheepspapieren blijkt, dat zij voor de oorlogvoerenden bestemd zijn. Volgens de artt. 35 en 36 dezer Declaratie is hier aan echter de merkwaardige uitzondering toegevoegd, dat deze goederen niet mo gen worden in beslag genomen, indien het schip, aan boord waarvan zij zich bevinden, blijkens de scheepspapieren be stemd is voor een neutrale haven of al thans zijn lading aldaar moet lossen. In dat geval is een onderzoek naar de eind bestemming niet geoorloofd, onverschillig of het vérder vërvber'Tc land of te wa ter moét plaats hebben. De zoogenaamde leer der voortgezette reis welke vroeger een groote rol heeft gespeeld, is voor de volstrekte contrabande, zooals wape nen en ammunitie, aanvaard, voor de voorwaardelijke daarentegen opzettelijk verworpen. De naaste en niet de eind bestemming beslist over de bevoegdheid der oorlogvoerenden om zich van het goed meester te maken. Bovendien bepaalt art. 7 der herziene Rijnvaartacte van 17 October 1868 tus- schen Nederland en de Duitsche oever st aten en Frankrijk, destijds nog in het bezit van den Elzas, dat behalve wegens sanitaire redenen de doorvoer van alle goederen langs den Rijn van Raze', tot in zee vrij is zonder betaling van doorvoer rechten. Niet alleen krachtens algemeen erkende rechtsregelen, ook door een bij zonder staatsverdrag is derhalve Neder land gebonden om den goederenhandel op den Rijn te gedoogen en te beschermen. Elke poging om het hierin te belemmeren zoude als een aanslag op zijn souvejneine rechten en plichten zijin te beschouwen. Juist hieraan ontleent de neutraliteit van Nederland zijn intemationa'Jei beteeke- nis. Zoolang handel en scheepvaart wor den geëerbiedigd blijft Nederland de we reldmarkt en doorvoerhaven voor den koophandel van alle volken. Het perso nen-, goederen-, geld- en yyissel verkeer dankt hieraan groote voordeelen. Laat ons hopen, aldus vervolgt de schrijver, dat geen lichtvaardigheid, doch evenmin schroomvalligheid deze onberekenbare voordeelen doe verloren gaan. Veeleer toone Nederland in het Noorden, zooals Zwitserland in het Zuiden van het wes telijk oorlogstooneel, welke groote waarde aan een neutralen staat is te .hechten: in de eerste plaats voor eigen onderda nen, 'maar ook voor die van andere staten, hetzij oorlogvoerenden of neutralen. Dit internationaal belang is zoo overwegend, dat het niet mag afhangen van het som tijds ontoereikend weerstandsvermogen van een enkelen, neutralen Staat, maar aanspraak beeft op internationale samen werking en de beschermingr van de mach tige Republiek der Verecnigde Staten. Het zou inderdaad een weldaad zijn indien de groote demooratie der Nieuwe Wereld de hand reikte aan de neutrale Staten, van het oude Europa en hun nationaliteit in bescherming nam tegen eiken aanslag der helligerenten. Zij zou daardoor niet slechts aan deze Staten een krachtigien steun bieden en haar eigen aanzien ont zaglijk verhoogen, maar bovendien een onwaardeerbaren dienst bewijzen aan do ontwikkeling van het volkenrecht, dat de meerderheid van het recht der neutrali teit boven dat van den oorlog gebiedend vordert. Tenslotte zij herhaald, dat de Conven- tiën va nl8 October 1907 voor het mee- lendeel zijn bekrachtigd, de Declaratie van 26 Febr. 1909 daarentegen is gestrand op den beslisten tegenstand van het Brit sche Hoogerhuis en derhalve geen recht streeks bindende kracht bezit. Desniette min wordt deze Declaratie beschouwd als fle meest zuivere uitdrukking van 'het te genwoordig rechtsbewustzijn der voor naamste Staten en dientengevolge ten on rechte vaak als directe bron van geldend recht voorgesteld. De naaste toekomst zal leeren, in hoever deze voorstelling op goede gronden rust. Tot zoover de hoogleeraar. Het is te hopen dat alle Nederlandsche handelaars en schippers op zijn waar schuwingen zullen acht geven. Zij vol doen, dit doende, ook aan den weinsch en het 'verzoek der regeering, in de Troonrede uitgesproken. Eén onberaden stap kan hier kwaad stichten. Het is goed dat de staat van oorlog ook wordt uitgestrekt tot handels- en zeeplaatsen. De Nederlandsche handel is in oorlogs tijd wel eens meer tegen de lamp geloo- pen met zijn smokkeïpartijtjes. Denk bij voorbeeld maar aan de aanleiding tot den vierden Engielschen oorlog. Denk ook aan de gewaagde trukjes tijdens Napo leons bewind, ook in onze provincie, on der meer aan fort Bath, uitgehaald. Laat liever de handel, die in de laatste jaren er zoo goed roor stond, dezen win ter maar eens wat minder verdienen. Lie ver dan dat onze natie, door de „onvoor zichtigheid" van éénen handelsman, zou gewikkeld worden in den vreeselijken Europeescben oorlog. Het Nederlandsche volk passé maar eens, met eenige wijziging, op zich toe het apostolisch woord: Zooveel in u is, houd vrede met alle natiën. En de Heere, die lankmoedig is, be ware ons land voor de verschrikkingen1 van den oorlog! Beknopt overzicht van den toestand. 't Blijft nog stil. Ofschoon de spanning met den dag he viger wordt en een ontlading ieder oogen- blik te verwachten is. Van Duitsche zijde hoort mien niets. Ziehier slechts een sober Fransch be richt en een Engelsoh dito. De officieele Fransche kennisgeving van gistermiddag drie uur zégt, dat de alge- meene toestand onveranderd en betrek kelijk kalm is. Op het deel van het front tusschen Aisne en Argonne hebben de Duitschers heftige aanvallen gedaan, maar tevergeefs. Het officieele Londensche persbureau deelt mede: „In den afgeloopen nacht hebben de Duitschers buitengewoon felle aanvallen op onze stellingen gedaan, doch zonder succes. De algemeene .toestand blijft onver anderd; de Duitschers hebben op geen enkel punt terrein gewonnen. Op sommige plaatsen zijn de Franse-hen eenigszins op geschoten." f Niets is er dat eenige aanwijzing geeft waar in die eerste dagen een be slissende slag geleverd zal worden. En toch, ieder oogenblik kan de tijding ons bereiken. Zou het bij Verdun en St. Miohiel niet het meest spannen? Mecheien. Over het derde bombardement van Mecheien wordt verhaald: Zondagochtend, toen een kerk uitging, viel een bom te midden van een groep menschen en doodde verscheiden perso nen. De lieden vluchtten in een naburig koffiehuis, maai' kort daarop kwam hier een bom neer, waardoor eveneens ver scheiden menschen gewond werden. Van de bommen, die ten getale van 50 per uur afgeschoten werden, viel de eerste om 8 uur op het station. Andere kwamen op het stationsplein en omgeving terecht. Plet vuur deelde zich aan de kazerne der lanciers, het hospitaal der Arme Zusters en tal van particuliere hui zen mede. Door de ineenstortende huizen werd het verkeer op de straat volkomen gestremd. Overal lagen dooden en ge kwetsten. i De forten Waelhem en Wavre beant woorden het vuur op krachtige wijlze tot het vallen van den avond. De St. Rom- boutskerk is bij'na geheel vernield. De toren is zwaar beschadigd. Het moderne slagveld. Hamilton Fife geeft de volgende schets van het vrees elijfcë van den modernen oor log in de „Daily Mail": „Dit is geen oorlog van menschen, het is oorlog van machines." Zoo sprak een gewoon officier, en hij! zeide het vol bit terheid, want hij had meer dan de helft van bet bataljon, dat hij had gecomman- mandeerd, zien weggevaagd als het gras onder de zeis, door die vreeselijke mi trailleuses. „Er is iets vreeselïjks zielloos in," ver volgde lig, „het is beestachtig onmensche- lijk. Mannen draaien een handvat om ten de dood vliegt er uit „in groote bundels." Wat deze veldslag geweest is het is in werkelijkheid één slag, de Maxne en de Aisne kan niemand beseffen, die het niet heeft bijgewoond. Menschen konden elkander nooit dooden bij hoopen, bij honderden te gelijk. Zij zouden walgen van zulk een slachten op groote schaal. Zij zouden uitroepen: „Wij zijn soldaten, geen slachters. Een slagveld moet geen abattoir zijn." Slechts vernuftig uitge dachte machines, gemaakt om menschen te dooden als sprinkhanen, wanneer die over een vruchtbaar land komen; slechts automatische moordenaars zonder hart of medelijden of wroeging, konden de aarde bedekken met dooden, op zulk een vree selijke wijze." Een groote kurassier vertelde hoe, nadat een massa Duitsche infanterie uiteen ge slagen was, en nog eens uiteen geslagen, er een wal van lijken was, leen wal, waarover men Smet de paarden heen moest springen. Een andere man, eten chasseur te voet, beschreef een beetwortelveld, waar de Duitschers dood lagen, als een plaats „waar zij lagen bij honderden, alsof zij door den bliksem waren getroffen. De „soixante-quinze" is het Fransche 75-millimeter kanon, waarover de solda ten met genegenheid spreken. Zij hebben eigenaardige manieren. Hun artillerie leeft voor hen. Zij spreken er ovel' met een persoonlijk gevoel van dankbaarheid en bewondering. Ook de bajonetten heb ben zij verpersoonlijkt. Een der gewonde Spahis sprak van een man-tegen-man ge vecht zij zijn zeldzaam geweest waarbij „Rosalie" grootsch werk had ge daan. III „Rosalie", verklaarde hij, „zoo noemen wij onze blanke wapen. Wij doopten het zoo op een avond toen wij' het met goed effect gebruikt hadden. Maar het aantal dat „Rosalie" voor haai- rekening heeft, is klein in vergelijking van de massa's, die „automatisch" gedood zijn. Aan Duit- schen kant is het de mitrailleuse, liet Maxim-kanon, dat de meeste schade aan richt, aan Fransche zijde, de „soixante- quinze." Verschillende doktoren vertelden mij', dat de wonden der Duitschers meeren- deels veel ernstiger zijn dan die der Fran sche of Britsche soldaten. „De Fransche granaten barstten met vreeselijk effect. Ziji scheuren beenien en armen aan stuk ken. Als zij hoofd of onderlijf raken is alles voorbij. 0,Het is volkomen juist", voegde hij er bij op mijn desbetreffende vraag, „dat mannen dood gevonden wer den zonder eenige verwonding. Wij vin den hen als wij over het slagveld gaan, knielende, zittende in de loopgraven in natuurlijke houdingen, alsof zij nog leef den; juist zooals zij knielden of zaten toen de granaat barstte en hen in een oogenblik door de meliniet-dampen ver doofde. i O, dat slagveld aan de Marne. Nooit is er een oorlog geweest, die iets zoo vreeselijks te zien gaf. Als de lijken daar in hun massa's lijken van dieren waren, zouden wij medelijden hebben. Maar man nen, Monsieurs, mannen. Nooit heeft de wereld zóó iets gezien." Dat klinkt overdreven; misschien zeg gen sommigen uwer: „Die mannen had den nooit een slagveld gezien." Welnu, hier volgt het getuigenis van eene, die andere slagvelden zag; die aan schouwde de slagvelden in den Balkan oorlog, waar men de dooden telde in nooit-gehoorde cijfers. Een Roode Kruis zuster, een bekwaam, degelijke Fransche vrouw, die herhaaldelijk aangewezen werd voor werk, dat buitengewone hoedanig heden van kalmte en bedrevenheid vor derde, zegti „Afschuwelijk. Afschuwelijk. Afschuwe lijk," en dan sluit zij even haar oogen in haar handen om de vreeselijke beel den weg te vagen, die voor haar op doemen. „Denk eens aan het aantal twee millioen. Dat is nooit geëvenaard. Denk aan de juistheid der doodende machines. Aan het aantal dier machines. Aan de ontzettende voorraden ammunitie, die zij verslinden. Duitschland moet één groot hospitaal zijn. Frankrijk begint hetzelfde te worden." Ik heb zelf gezien. Ik heb juist ge reisd van de Atlantische kust door het midden van Frankrijk, overal zijn gewon den. Reeds worden bedden schaars, al zijn er gelukkig zoovele lichtgewonden, dat zij spoedig genezen en ruimte kunnen maken voor anderen. Maar men gaat het ontzettende der worsteling beseffen als men elke .beschikbare school, gesticht, openhaar gebouw zich herschapen in leen hospitaal, even goed als vele groote spoorweg-stations en tal van particuliere woningen, en dan te bedenken dat het in Duitschland nog veel erger is. En nog altijd duurt aan de Marne, en aan de Weichsel, èn aan de Sava èn op de zeeën die vreeselijke slachting voort. Hoe lang nog? Hoe lang? „Hand." De toestand te Brussel. Onze correspondent te Antwerplen seint Een betrouwbaar vriend uit Brussel naar Antwerpen gekomlen, deelde mij eeni ge bijzonderheden mede over den toestand aldaar. De stemming van de Brusselsche be volking is zeer gedrukt. Men hoopt op Antwerpen en snakt naar verlossing. De Duitsche bezetting is lang niet zoo talrijk als in den beginne, naar schatting circa 70.000; in den aanvang daarentegen was hun aantal meer dan 200.000. Ook zijn er nog een paar duizend Oostenrijkers, van wie velen slecht gekleed zijn. Er zijn vele voetzieken. Voedsel schijnt de bevolking vooralsnog niet te ontbreken. Langzamerhand ech ter doet zich gebrek aan steenkool en gas gevoelen. Tot heden was het ge drag der Brusselsche bevolking bewonde renswaardig. Men houdt zich kalm, maar men leeft op een vulkaan. De toestand moet spoedig veranderen, want het geduld loopt ten einde. De toekomst ziet er som ber uit. Nog bleef Brussel zelf van ge welddaden verschoond, maar in de voor steden en buitengemeenten werd heel wat verwoest. Het prachtige kasteel te Ep1- peghem, toebchoorend aan den' Franscheïi kunstliefhebber George Giroux, is geheel Verbrand, met den gansGhen inboedel, oude kostbare meubelen en helangrijk!e| moderne schilderijen. Ook wordt de toe stand wat de voeding betreft, met den dag bedenkelijker. De Duitschers zijn met levensmiddelen roekeloos omgesprongen. Voortaan wordt de voeding georganiseerd. Iedere inwoner ontvangt dagelijks 200 gram brood en een halvien liter vleesch- soep. Op sommige dagen werden 360.000 rantsoenen uitgedeeld aan 180.000 perso nen, niet alleen behoeftigen, maai' zelfs: aan groote eigenaars en renteniers. De stad heeft een doodsch aanzien, 's Avonds is de duisternis bijna volko men. De inwoners weigerden de koffiehui zen te bezoeken om geen Duitschers te ontmoeten, ofschoon men zich op elk uur van den dag en nacht op straat mag be vinden. De Brusselsche gemeenteraad hield herhaaldelijk zittingen. Eens hebben de Duitsche autoriteiten zich willen doen vertegenwoordigenBurgemeester Max ver klaarde de zitting te zullen opheffen, in dien ook maar een Duitscher aan de vergadering deelnam. De Duitschers heb ben daarop niet meer aangedrongen. i Hand. De Kathedraal van Reims. De Fransche legatie te 's Gravenhage publiceert de volgende mededeelingen Daar de Duitsche regeering ambtelijk tot verschillende Rjegeeringen de verkla ring heeft gericht, dat de beschieting van de kathedraal te Reims slechts geschied; was omdat op die Baseliek een waar nemingspost was opgesteld, heeft generaal Joffre tot den Minister van Oorlog het volgende telegram gericht „Het 5e leger heeft Reims tot den 13en Sept. bezet; het is vervangen geworden door het 9e leger; beiderzijds is op de meest categorische wijze verklaard dat geen enkele waarnemingspost op die kathe draal geplaatst is geweest. Het stelselma tige bombardement is den 19en begonneln te 3 uur." (w.g.) DELCASSé. Een gevecht in de lucht. De Duitsche aviateurs hebben op hun verkenningstochten reeds verschillende malen gevechten geleverd tegen vijande lijke vliegers. Zulk een gevecht wordt in een 'veldpostbrief aldus beschreven: „Nu hen ik weer hersteld en naar het front teruggekeerd. Met trots kan ik je meedeelen, dat ik na een succesvollen tocht het „IJzeren Kruis" heb gekregen. Ik wil je in het kort van deze vlucht vertellen. Wij waren voor een verkenningstocht opgestegen en bevonden ons juist boven N., toen wij door drie Fransche vliegers, aangevallen werden. Ons toestel werd hef tig onder vuur genomen, want niet al leen de vijandelijke vliegers, doch ook de vestingartillerie van N. beschoot ons. Mijn verkenner ,een kapitein ,werd gedood. Wij bevonden ons op een hoogte van 2200 M. Plotseling zag ik, dat mijn benzinereser voir lekte; twee schoten hadden het door boord en een ander schot had een buis doen 'scheuren. Op dit oogenblik weigerde ook de motor en ik was gedwongen, een noodlanding te doen. Tot mijn verbazing sloeg 'de motor op een hoogte van 1400 M. plotseling aan, en het gelukte mij de leger plaats te bereiken. Een mijner vervolgens had ik door een welgemikt schot geraakt De onderscheiding werd mij door den kroonprins van.overhandigd". Korte Oorlogsberichten. Ko rt recht. De „Bien Public" verhaalt het volgende uit het gevecht bij Aerschot In den loop van het gevecht bemerkte men, dat de wieken van een molen In de nabijheid met bepaalde tusschenpoo- zen begon te draaien, blijkbaar om den vijand teekens te geven. De soldaten die zich wilden meester maken van de mo len werden door een regen van kogels ontvangen. Toen de molen na een storm loop was genomen vond men er een Duitsch officier en een soldaat met een mitrailleuse. De Duitschers werden krijgs gevangen gemaakt. De molenaar op wien men een som van 5000 Mark' vond, werd voor den krijgsraad gebracht en gefusilleerd. Max. Zondagmorgen is per p!ro- clamatie aaïi de Brusselaars door den gouverneur meegedeeld, dat burgemeester Max in arrest gesteld is. Hem was ten bureele van den gouverneur verboden pro-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 1