No. 306
Dinsdag 39 September 1914
38e Jaargang
Onze Neutraliteit.
De Groote Oorlog.
BERICHT.
Uitgave van
de Naaml. Venn: LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LAF E VORSTSTRAAT 219.
Bureau te Middelburg:
FIRMA F. P. DHUIJ - L. BURG.
Drukkers:
Oosterbaan Le Cointre - Goes.
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. post. f 1.25
Losse nummers0.05
Prijs der Advertentiën
15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels f 1.
iedere regel meer 10 ct.
Zij, die zich met 1 October e. k.
op „De Zeeuw" abonneeren, ont
vangen de tot dien datum verschij
nende nummers gratis.
Professor De Louter heeft een ge
schriftje doen verspreiden over het oor
logsrecht, naar welke uitgave wij belang
hebbenden venvijzen. Wat de schrijver
zegt ïn verhand met onze neutraliteit
en de verplichtingen welke deze onzen
buxgetrs oplegt, mogen wij evenwel onzen
lezers niet onthouden.
Prof. De Louter zegt:
„Het is algemeen bekend dat neutrali
teit allereerst beteekent onschendbaarheid
van grondgebied, zoowel te land als te
water. Zij schept een plicht en een recht
en verbiedt onvoorwaardelijk eenige oor
logsdaad toe te laten op1 eigen land- of
watergebied. Evenmin als wij mogen dul
den, dat oorlogvoerende legers over on
zen bodem trekken of hun benoodigd-
heden vervoeren, even weinig kunnen wij
in onze 'territoriale wateren oorlogvoe
rende vloten of den aanvoer van haar
krijgsmateriaal toelaten. Zeeland is even
onschendbaar als Limburg.
Rivieren en andere binnenwateren staan
met den vasten bodem volkomen gelijk.
Tot dusver is dit door de oorlogvoerende
staten ten onzen aanzien erkend. De lan
ding der Brilsche troepen in Frankrijk en
de verschijning van Britsche schepen te
Ostende hebben vooralsnog de aandacht
in ons land afgeleid van de polemiek, in
vreedzame tijden gevoerd over den rechts
toestand der Wester-Schelde. In woord en
daad is deze rivier inmiddels door allen
erkend als eèn deel ,van het onschend
baar gebied v;yi den neutralen Nederland-
scheoi Staat.
Een tweede niet minder gewichtige
vraag betreft den neutralen handel. Na
een langen strijd en een merkwaardige
rechtsontwikkeling is thans overal het
tweeledige beginsel doorgedrongen, dat-,
le. de Ihandel der neutralen m.a.w.
onder neutrale vlag door den oorlog
niet wordt gedeerd; 2e. de uitzonderingen
hierop niet door den neutralen staat, maar
door de oorlogvoerenden zelf worden ge
handhaafd. Deze eenvoudige stelling ont
heft den neutralen staat van een zware
verantwoordelijkheid en geeft hem een
groote gerustheid. Immers zij laat, zoo
als het behoort, de handhaving van het
oorlogsrecht over aan de oorlogvoerenden
en ontslaat den neutralen staat van een
onmogelijk politie-toezicht buiten zijn
eigen grondgebied. Hier vertoont zich die
zijde van den plicht der neutraliteit, welke
niet bestaat in het gebod of verbod van
bepaalde handelingen, maar in het stil
zwijgend berusten in de toepassing van
het oorlogsrecht tegenover schepen en goe
deren onder neutrale vlag. lie neutrale
staat behoeft hierbij echter niet verder
te gaan dan het stellig recht voorschrijft
en behoort nadrukkelijk te protesteeretn
tegen overschrijding der overeengekomen
grenzen.
De Conventie no. XIII van 18 Oct.
1907 vordert van den neutralen staat geen
verbod van uit- of doorvoer van wape
nen en oorlogsbehoeften voor rekening
van een der oorlogvoerenden. Meent hij
dien evenwel te moeten verbieden of be
perken, dan is hij verplicht daarbij de
strengste onpartijdigheid te betrachten en
zijn voorschriften op alle partijen gelijke
lijk toe te passen, (Art. 7, gelijk aan
art. 7 Conventie no. V). „Alleen is hij
gehouden alle beschikbare middelen aan
te wenden, om binnen zijn gebied de uit
rusting, bewapening, zelfs het vertrek van
schepen te beletten, die bestemd zijn om
op eenige wijze aan de vijandelijke opfe-
ratiën deel te nemen". (Art. 8). Doch de
vaart van ^koopvaardijschepen blijft vrij
en onbelemmerd binnen zijn grondgebied
en ontsnapt aan elke bemoeiing der oor
logvoerende partijen.
Hieruit volgt onmiddellijk, dat de han
del in granen en andere levensmiddelen,
evenals die in brandstoffen en andere
benoodigdheden, welke zoowel voor oor-
logs als vreedzame doeleinden kunnen
dienen, in de neutrale wateren van Ne
derland volstrekt vrij blijft, zelfs al wa
ren zij bestemd voor de gewapende macht
of het burgerlijk bestuur der oorlogvoe
renden.
Deze goederen bëhoören tot de zooge
naamde voorwaardelijke contrabande der
Declaratie van Londen van 26 Febr. 1909
en mogen derhalve buiten de neutrale
wateren door de oorlogvoerenden wotr-
den in beslag genomen, indien uit de
scheepspapieren blijkt, dat zij voor de
oorlogvoerenden bestemd zijn. Volgens de
artt. 35 en 36 dezer Declaratie is hier
aan echter de merkwaardige uitzondering
toegevoegd, dat deze goederen niet mo
gen worden in beslag genomen, indien
het schip, aan boord waarvan zij zich
bevinden, blijkens de scheepspapieren be
stemd is voor een neutrale haven of al
thans zijn lading aldaar moet lossen. In
dat geval is een onderzoek naar de eind
bestemming niet geoorloofd, onverschillig
of het vérder vërvber'Tc land of te wa
ter moét plaats hebben. De zoogenaamde
leer der voortgezette reis welke vroeger
een groote rol heeft gespeeld, is voor
de volstrekte contrabande, zooals wape
nen en ammunitie, aanvaard, voor de
voorwaardelijke daarentegen opzettelijk
verworpen. De naaste en niet de eind
bestemming beslist over de bevoegdheid
der oorlogvoerenden om zich van het
goed meester te maken.
Bovendien bepaalt art. 7 der herziene
Rijnvaartacte van 17 October 1868 tus-
schen Nederland en de Duitsche oever
st aten en Frankrijk, destijds nog in het
bezit van den Elzas, dat behalve wegens
sanitaire redenen de doorvoer van alle
goederen langs den Rijn van Raze', tot in
zee vrij is zonder betaling van doorvoer
rechten. Niet alleen krachtens algemeen
erkende rechtsregelen, ook door een bij
zonder staatsverdrag is derhalve Neder
land gebonden om den goederenhandel
op den Rijn te gedoogen en te beschermen.
Elke poging om het hierin te belemmeren
zoude als een aanslag op zijn souvejneine
rechten en plichten zijin te beschouwen.
Juist hieraan ontleent de neutraliteit
van Nederland zijn intemationa'Jei beteeke-
nis. Zoolang handel en scheepvaart wor
den geëerbiedigd blijft Nederland de we
reldmarkt en doorvoerhaven voor den
koophandel van alle volken. Het perso
nen-, goederen-, geld- en yyissel verkeer
dankt hieraan groote voordeelen. Laat ons
hopen, aldus vervolgt de schrijver, dat
geen lichtvaardigheid, doch evenmin
schroomvalligheid deze onberekenbare
voordeelen doe verloren gaan. Veeleer
toone Nederland in het Noorden, zooals
Zwitserland in het Zuiden van het wes
telijk oorlogstooneel, welke groote waarde
aan een neutralen staat is te .hechten:
in de eerste plaats voor eigen onderda
nen, 'maar ook voor die van andere staten,
hetzij oorlogvoerenden of neutralen. Dit
internationaal belang is zoo overwegend,
dat het niet mag afhangen van het som
tijds ontoereikend weerstandsvermogen
van een enkelen, neutralen Staat, maar
aanspraak beeft op internationale samen
werking en de beschermingr van de mach
tige Republiek der Verecnigde Staten. Het
zou inderdaad een weldaad zijn indien
de groote demooratie der Nieuwe Wereld
de hand reikte aan de neutrale Staten,
van het oude Europa en hun nationaliteit
in bescherming nam tegen eiken aanslag
der helligerenten. Zij zou daardoor niet
slechts aan deze Staten een krachtigien
steun bieden en haar eigen aanzien ont
zaglijk verhoogen, maar bovendien een
onwaardeerbaren dienst bewijzen aan do
ontwikkeling van het volkenrecht, dat de
meerderheid van het recht der neutrali
teit boven dat van den oorlog gebiedend
vordert.
Tenslotte zij herhaald, dat de Conven-
tiën va nl8 October 1907 voor het mee-
lendeel zijn bekrachtigd, de Declaratie van
26 Febr. 1909 daarentegen is gestrand
op den beslisten tegenstand van het Brit
sche Hoogerhuis en derhalve geen recht
streeks bindende kracht bezit. Desniette
min wordt deze Declaratie beschouwd als
fle meest zuivere uitdrukking van 'het te
genwoordig rechtsbewustzijn der voor
naamste Staten en dientengevolge ten on
rechte vaak als directe bron van geldend
recht voorgesteld. De naaste toekomst zal
leeren, in hoever deze voorstelling op
goede gronden rust.
Tot zoover de hoogleeraar.
Het is te hopen dat alle Nederlandsche
handelaars en schippers op zijn waar
schuwingen zullen acht geven. Zij vol
doen, dit doende, ook aan den weinsch
en het 'verzoek der regeering, in de
Troonrede uitgesproken.
Eén onberaden stap kan hier kwaad
stichten.
Het is goed dat de staat van oorlog
ook wordt uitgestrekt tot handels- en
zeeplaatsen.
De Nederlandsche handel is in oorlogs
tijd wel eens meer tegen de lamp geloo-
pen met zijn smokkeïpartijtjes. Denk bij
voorbeeld maar aan de aanleiding tot
den vierden Engielschen oorlog. Denk ook
aan de gewaagde trukjes tijdens Napo
leons bewind, ook in onze provincie, on
der meer aan fort Bath, uitgehaald.
Laat liever de handel, die in de laatste
jaren er zoo goed roor stond, dezen win
ter maar eens wat minder verdienen. Lie
ver dan dat onze natie, door de „onvoor
zichtigheid" van éénen handelsman, zou
gewikkeld worden in den vreeselijken
Europeescben oorlog.
Het Nederlandsche volk passé maar
eens, met eenige wijziging, op zich toe
het apostolisch woord: Zooveel in u is,
houd vrede met alle natiën.
En de Heere, die lankmoedig is, be
ware ons land voor de verschrikkingen1
van den oorlog!
Beknopt overzicht van den toestand.
't Blijft nog stil.
Ofschoon de spanning met den dag he
viger wordt en een ontlading ieder oogen-
blik te verwachten is.
Van Duitsche zijde hoort mien niets.
Ziehier slechts een sober Fransch be
richt en een Engelsoh dito.
De officieele Fransche kennisgeving van
gistermiddag drie uur zégt, dat de alge-
meene toestand onveranderd en betrek
kelijk kalm is. Op het deel van het
front tusschen Aisne en Argonne hebben
de Duitschers heftige aanvallen gedaan,
maar tevergeefs.
Het officieele Londensche persbureau
deelt mede:
„In den afgeloopen nacht hebben de
Duitschers buitengewoon felle aanvallen
op onze stellingen gedaan, doch zonder
succes.
De algemeene .toestand blijft onver
anderd; de Duitschers hebben op geen
enkel punt terrein gewonnen. Op sommige
plaatsen zijn de Franse-hen eenigszins op
geschoten." f
Niets is er dat eenige aanwijzing
geeft waar in die eerste dagen een be
slissende slag geleverd zal worden.
En toch, ieder oogenblik kan de tijding
ons bereiken.
Zou het bij Verdun en St. Miohiel niet
het meest spannen?
Mecheien.
Over het derde bombardement van
Mecheien wordt verhaald:
Zondagochtend, toen een kerk uitging,
viel een bom te midden van een groep
menschen en doodde verscheiden perso
nen. De lieden vluchtten in een naburig
koffiehuis, maai' kort daarop kwam hier
een bom neer, waardoor eveneens ver
scheiden menschen gewond werden.
Van de bommen, die ten getale van 50
per uur afgeschoten werden, viel de
eerste om 8 uur op het station. Andere
kwamen op het stationsplein en omgeving
terecht. Plet vuur deelde zich aan de
kazerne der lanciers, het hospitaal der
Arme Zusters en tal van particuliere hui
zen mede. Door de ineenstortende huizen
werd het verkeer op de straat volkomen
gestremd. Overal lagen dooden en ge
kwetsten. i
De forten Waelhem en Wavre beant
woorden het vuur op krachtige wijlze tot
het vallen van den avond. De St. Rom-
boutskerk is bij'na geheel vernield. De
toren is zwaar beschadigd.
Het moderne slagveld.
Hamilton Fife geeft de volgende schets
van het vrees elijfcë van den modernen oor
log in de „Daily Mail":
„Dit is geen oorlog van menschen, het
is oorlog van machines." Zoo sprak een
gewoon officier, en hij! zeide het vol bit
terheid, want hij had meer dan de helft
van bet bataljon, dat hij had gecomman-
mandeerd, zien weggevaagd als het gras
onder de zeis, door die vreeselijke mi
trailleuses.
„Er is iets vreeselïjks zielloos in," ver
volgde lig, „het is beestachtig onmensche-
lijk. Mannen draaien een handvat om ten
de dood vliegt er uit „in groote bundels."
Wat deze veldslag geweest is het is in
werkelijkheid één slag, de Maxne en de
Aisne kan niemand beseffen, die het
niet heeft bijgewoond. Menschen konden
elkander nooit dooden bij hoopen, bij
honderden te gelijk. Zij zouden walgen
van zulk een slachten op groote schaal.
Zij zouden uitroepen: „Wij zijn soldaten,
geen slachters. Een slagveld moet geen
abattoir zijn." Slechts vernuftig uitge
dachte machines, gemaakt om menschen
te dooden als sprinkhanen, wanneer die
over een vruchtbaar land komen; slechts
automatische moordenaars zonder hart of
medelijden of wroeging, konden de aarde
bedekken met dooden, op zulk een vree
selijke wijze."
Een groote kurassier vertelde hoe, nadat
een massa Duitsche infanterie uiteen ge
slagen was, en nog eens uiteen geslagen,
er een wal van lijken was, leen wal,
waarover men Smet de paarden heen moest
springen.
Een andere man, eten chasseur te voet,
beschreef een beetwortelveld, waar de
Duitschers dood lagen, als een plaats
„waar zij lagen bij honderden, alsof zij
door den bliksem waren getroffen.
De „soixante-quinze" is het Fransche
75-millimeter kanon, waarover de solda
ten met genegenheid spreken. Zij hebben
eigenaardige manieren. Hun artillerie
leeft voor hen. Zij spreken er ovel' met
een persoonlijk gevoel van dankbaarheid
en bewondering. Ook de bajonetten heb
ben zij verpersoonlijkt. Een der gewonde
Spahis sprak van een man-tegen-man ge
vecht zij zijn zeldzaam geweest
waarbij „Rosalie" grootsch werk had ge
daan. III
„Rosalie", verklaarde hij, „zoo noemen
wij onze blanke wapen. Wij doopten het
zoo op een avond toen wij' het met goed
effect gebruikt hadden. Maar het aantal
dat „Rosalie" voor haai- rekening heeft,
is klein in vergelijking van de massa's,
die „automatisch" gedood zijn. Aan Duit-
schen kant is het de mitrailleuse, liet
Maxim-kanon, dat de meeste schade aan
richt, aan Fransche zijde, de „soixante-
quinze." Verschillende doktoren vertelden
mij', dat de wonden der Duitschers meeren-
deels veel ernstiger zijn dan die der Fran
sche of Britsche soldaten.
„De Fransche granaten barstten met
vreeselijk effect.
Ziji scheuren beenien en armen aan stuk
ken. Als zij hoofd of onderlijf raken is
alles voorbij. 0,Het is volkomen juist",
voegde hij er bij op mijn desbetreffende
vraag, „dat mannen dood gevonden wer
den zonder eenige verwonding. Wij vin
den hen als wij over het slagveld gaan,
knielende, zittende in de loopgraven in
natuurlijke houdingen, alsof zij nog leef
den; juist zooals zij knielden of zaten
toen de granaat barstte en hen in een
oogenblik door de meliniet-dampen ver
doofde. i
O, dat slagveld aan de Marne. Nooit
is er een oorlog geweest, die iets zoo
vreeselijks te zien gaf. Als de lijken daar
in hun massa's lijken van dieren waren,
zouden wij medelijden hebben. Maar man
nen, Monsieurs, mannen. Nooit heeft de
wereld zóó iets gezien."
Dat klinkt overdreven; misschien zeg
gen sommigen uwer: „Die mannen had
den nooit een slagveld gezien."
Welnu, hier volgt het getuigenis van
eene, die andere slagvelden zag; die aan
schouwde de slagvelden in den Balkan
oorlog, waar men de dooden telde in
nooit-gehoorde cijfers. Een Roode Kruis
zuster, een bekwaam, degelijke Fransche
vrouw, die herhaaldelijk aangewezen werd
voor werk, dat buitengewone hoedanig
heden van kalmte en bedrevenheid vor
derde, zegti
„Afschuwelijk. Afschuwelijk. Afschuwe
lijk," en dan sluit zij even haar oogen
in haar handen om de vreeselijke beel
den weg te vagen, die voor haar op
doemen.
„Denk eens aan het aantal twee
millioen. Dat is nooit geëvenaard. Denk
aan de juistheid der doodende machines.
Aan het aantal dier machines. Aan de
ontzettende voorraden ammunitie, die zij
verslinden. Duitschland moet één groot
hospitaal zijn. Frankrijk begint hetzelfde
te worden."
Ik heb zelf gezien. Ik heb juist ge
reisd van de Atlantische kust door het
midden van Frankrijk, overal zijn gewon
den. Reeds worden bedden schaars, al
zijn er gelukkig zoovele lichtgewonden, dat
zij spoedig genezen en ruimte kunnen
maken voor anderen. Maar men gaat het
ontzettende der worsteling beseffen als
men elke .beschikbare school, gesticht,
openhaar gebouw zich herschapen in leen
hospitaal, even goed als vele groote
spoorweg-stations en tal van particuliere
woningen, en dan te bedenken dat het in
Duitschland nog veel erger is.
En nog altijd duurt aan de Marne, en
aan de Weichsel, èn aan de Sava èn op
de zeeën die vreeselijke slachting voort.
Hoe lang nog? Hoe lang? „Hand."
De toestand te Brussel.
Onze correspondent te Antwerplen seint
Een betrouwbaar vriend uit Brussel
naar Antwerpen gekomlen, deelde mij eeni
ge bijzonderheden mede over den toestand
aldaar.
De stemming van de Brusselsche be
volking is zeer gedrukt. Men hoopt op
Antwerpen en snakt naar verlossing. De
Duitsche bezetting is lang niet zoo talrijk
als in den beginne, naar schatting circa
70.000; in den aanvang daarentegen was
hun aantal meer dan 200.000. Ook zijn er
nog een paar duizend Oostenrijkers, van
wie velen slecht gekleed zijn. Er zijn
vele voetzieken.
Voedsel schijnt de bevolking vooralsnog
niet te ontbreken. Langzamerhand ech
ter doet zich gebrek aan steenkool en
gas gevoelen. Tot heden was het ge
drag der Brusselsche bevolking bewonde
renswaardig. Men houdt zich kalm, maar
men leeft op een vulkaan. De toestand
moet spoedig veranderen, want het geduld
loopt ten einde. De toekomst ziet er som
ber uit. Nog bleef Brussel zelf van ge
welddaden verschoond, maar in de voor
steden en buitengemeenten werd heel wat
verwoest. Het prachtige kasteel te Ep1-
peghem, toebchoorend aan den' Franscheïi
kunstliefhebber George Giroux, is geheel
Verbrand, met den gansGhen inboedel,
oude kostbare meubelen en helangrijk!e|
moderne schilderijen. Ook wordt de toe
stand wat de voeding betreft, met den
dag bedenkelijker. De Duitschers zijn met
levensmiddelen roekeloos omgesprongen.
Voortaan wordt de voeding georganiseerd.
Iedere inwoner ontvangt dagelijks 200
gram brood en een halvien liter vleesch-
soep. Op sommige dagen werden 360.000
rantsoenen uitgedeeld aan 180.000 perso
nen, niet alleen behoeftigen, maai' zelfs:
aan groote eigenaars en renteniers.
De stad heeft een doodsch aanzien,
's Avonds is de duisternis bijna volko
men. De inwoners weigerden de koffiehui
zen te bezoeken om geen Duitschers te
ontmoeten, ofschoon men zich op elk uur
van den dag en nacht op straat mag be
vinden. De Brusselsche gemeenteraad
hield herhaaldelijk zittingen. Eens hebben
de Duitsche autoriteiten zich willen doen
vertegenwoordigenBurgemeester Max ver
klaarde de zitting te zullen opheffen, in
dien ook maar een Duitscher aan de
vergadering deelnam. De Duitschers heb
ben daarop niet meer aangedrongen.
i Hand.
De Kathedraal van Reims.
De Fransche legatie te 's Gravenhage
publiceert de volgende mededeelingen
Daar de Duitsche regeering ambtelijk
tot verschillende Rjegeeringen de verkla
ring heeft gericht, dat de beschieting van
de kathedraal te Reims slechts geschied;
was omdat op die Baseliek een waar
nemingspost was opgesteld, heeft generaal
Joffre tot den Minister van Oorlog het
volgende telegram gericht
„Het 5e leger heeft Reims tot den 13en
Sept. bezet; het is vervangen geworden
door het 9e leger; beiderzijds is op de
meest categorische wijze verklaard dat
geen enkele waarnemingspost op die kathe
draal geplaatst is geweest. Het stelselma
tige bombardement is den 19en begonneln
te 3 uur."
(w.g.) DELCASSé.
Een gevecht in de lucht.
De Duitsche aviateurs hebben op hun
verkenningstochten reeds verschillende
malen gevechten geleverd tegen vijande
lijke vliegers. Zulk een gevecht wordt in
een 'veldpostbrief aldus beschreven:
„Nu hen ik weer hersteld en naar het
front teruggekeerd. Met trots kan ik je
meedeelen, dat ik na een succesvollen
tocht het „IJzeren Kruis" heb gekregen.
Ik wil je in het kort van deze vlucht
vertellen.
Wij waren voor een verkenningstocht
opgestegen en bevonden ons juist boven
N., toen wij door drie Fransche vliegers,
aangevallen werden. Ons toestel werd hef
tig onder vuur genomen, want niet al
leen de vijandelijke vliegers, doch ook de
vestingartillerie van N. beschoot ons. Mijn
verkenner ,een kapitein ,werd gedood. Wij
bevonden ons op een hoogte van 2200 M.
Plotseling zag ik, dat mijn benzinereser
voir lekte; twee schoten hadden het door
boord en een ander schot had een buis
doen 'scheuren. Op dit oogenblik weigerde
ook de motor en ik was gedwongen, een
noodlanding te doen. Tot mijn verbazing
sloeg 'de motor op een hoogte van 1400 M.
plotseling aan, en het gelukte mij de leger
plaats te bereiken. Een mijner vervolgens
had ik door een welgemikt schot geraakt
De onderscheiding werd mij door den
kroonprins van.overhandigd".
Korte Oorlogsberichten.
Ko rt recht. De „Bien Public"
verhaalt het volgende uit het gevecht
bij Aerschot
In den loop van het gevecht bemerkte
men, dat de wieken van een molen In
de nabijheid met bepaalde tusschenpoo-
zen begon te draaien, blijkbaar om den
vijand teekens te geven. De soldaten die
zich wilden meester maken van de mo
len werden door een regen van kogels
ontvangen. Toen de molen na een storm
loop was genomen vond men er een
Duitsch officier en een soldaat met een
mitrailleuse. De Duitschers werden krijgs
gevangen gemaakt. De molenaar op
wien men een som van 5000 Mark' vond,
werd voor den krijgsraad gebracht en
gefusilleerd.
Max. Zondagmorgen is per p!ro-
clamatie aaïi de Brusselaars door den
gouverneur meegedeeld, dat burgemeester
Max in arrest gesteld is. Hem was ten
bureele van den gouverneur verboden pro-