leerling
G,
Xo. 303
Vrijdag 25 September 1914
28e Jaargang
ikneclit
I
Cl
iven
IS.
Naai-
mny
:oop
iht
idster
BERICHT.
„De Zeeuw" in Militair
Tehuis en Kamp.
Hoe de oorlog ontstond.
ui.
De Groote Oorlog.
i
- - -
r
-■s-rxmz
°/o.
ank.
m
Y,
Brieven
ITTOOIJ
[burg.
d
leulendra-
fliddelburg.
jaar, bij
Banket-
IZuidvliet,
Veersche
ÏRSDIJK,
tdt in een
yraagd
te treden.
If aan het
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LANGE VORSTSTRAAT 219.
Bureau tè Middelburg:
FIRMA F. P. DHUIJ - L. BURG.
Drukkers:
Oo&terbaan Lo Coinire - Goes.
Zij, die zich -met 1 October e. k-
op „De Zeeuw" abonneeren, ont
vangen de tot dien datum verschij
nende nummers gratis.
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Mr. C. L. te Goes nam nog een abon
nement voor z'n rekening ten behoeve
van de landweerdivisie te Huibergen.
Eene dame die onbekend wenscht te
blijven nam ook een abonnement voor
onze militairen.
Hartelijk dank.
Er zijn nog aanvragers.
Dan 24 Juli verzekerde Rusland dat
geen enkele order tot mobilisatie gegeven
was. Alleen wanneer Oostenrijk Servië
zou binnen rukken, zou Rusland mobili
satie gelasten voor de provinciën, die
langs de Oostenrijksche grens liggen. Zoo
verzekerde de minister van oorlog aan
den Duitschen gezant te Petersburg. Toen
hierop deze laatste hem vroeg wat de
mobilisatie tegen Oostenrijk beteekende,
haalde de minister de schouders op, waar
op de gezant antwoordde, dat een bedrei
ging voor Oostenrijk ook een bedreiging
voor Duitschland was.
Ifltusschen ging Rusland voort met mo-
biliseeren, en ook Frankrijk nam maat
regelen welke >opi mobilisatie wezen.
inmiddels had de Engelsdie minister
Grey den 26en Juli het voorstel gedaan
dat de quaestie Oostenrijk-Servië dooi'
een conferentie zou worden beslecht. Alle
(mogendheden namen dit voorstel aan,
doch Duitschland wees het af, dewijl het
van meening ovas, dat deze zaak geen
Europeesche quaestie was, doch alleen
tusschen Oostenrijk en Servië behoorde
te worden opgelost.
Wel wilde Duitschland de verhouding
tusschen Oostenrijk en Rusland verbe
terd zien en in dien geest bemiddeling
bewerkstelligen.
Een tweede voorstel van Engeland, dat
het Servische antwoord op Oostenrijks
ultimatum als basis voor verdere onder
handeling zou worden aanvaard, werd
dan ook door Duitschland aangenomen.
Doch Oostenrijk zei dat het te laat was.
Niettemin ging Duitschland voort met bij
Oostenrijk op matiging aan te dringen,
doch Oostenrijk volhardde 'in zijn weige
ring, en wel, omdat Rusland en Frank
rijk voortgingen met mobiliseeren. Zelfs
gingen de geruchten dat Rusland 'ook
tegen Duitschland mobiliseerde, de Deut
sche gezant vroeg of dit waar was, doch
de Russische minister antwoordde ont
kennend, waarop de Duitsohe gezant hem
zijdelings poging tot misleiding verweet.
Terwijl Duitschland nog krachtig aan
het ijveren was te Weenen voor den
vrede, kwam ,op eenmaal de -order van
den Tsaar .om de mobiliseeren, en te
gelijk telegrafeerde de Tsaar allerharte
lijkst aan den Keizer dat zoolang de
onderhandelingen tusschen Oostenrijk en
Servië duurden, hij geen enkelen man
over de grenzen zenden zou.
De Keizer antwoordde dat, onderwijl
hij te Weenen alle moeite deed om den
vrede te waarborgen, Rusland zijn ar
beid onmogelijk maakte door te mobilisee
ren; hij vroeg daarom aan den Tsaar
dat hij 3ie mobilisatie-order zou intrek
ken. Wijl op den bepaalden tijd geen
antwoord was ingekomen stelde Duitsch
land aan Rusland en Frankrijk hgt ul
timatum, waarop de Tsaar nog even
vriendschappelijk, alsof er geen wolkje
aan de lucht ware, antwoordde dat dit
mobiliseeren van Rusland nog geen oor-
og beteekende. De Tsaar schreef er bij,
dat hij ook wel kon begrijpen dat Duitsch
land mobiliseerde; doch nu zou hij op
zijn beurt van den Keizer wel eens wil
den vernemen wat deze mobilisatie van
utschland dan beteekende.
De Keizer antwoordde hierop dat oor-
'E nu alleen te voorkomen was door
intrekking' van de mobilisatie-orders.
Toen deze order van Ruslands zijde
uitbleef, werd ook het Duitsche leger ge
mobiliseerd, en volgde spoedig de oor
logsverklaring.
Een vraag door de Duitsche regeering.
aan de Fransche gedaan of bij een oor
logsverklaring door Duitschland aan Rus
land, Frankrijk onzijdig zou blijden, werd
door de Fransche regeering in ontken-
nenden zin beantwoord. Terstond hierop
volgde de oorlogsverklaring van Duitsch
land aan Frankrijk.
Inmiddels had Engeland vastgehouden
aan. zijn voorslag om de zaak tusschen
Oostenrijk en Servië door de mogend
heden!) e doen onderzoeken. De Oosten
rijksche regeering was er echter niet voor
dat Rusland belanghebbende partij zou
zijn met recht van medezeggenschap in
de regeling Van een zuiver Oostenrijksch-
Servisch geschilen de Duitsche regeering
had te Voren reeds verklaard, dat bond-
genootentrouw haar verplichtte aan de
zijde van den Oostenrijkschen bondgenoot
te staan. De Engelsche minister Grey
handhaafde evenwel de meening der
Engelsche regeering dat Engeland piet
dulden mocht dat Oostenrijk Servië ver
pletterde en waarschuwde Duitschland
dat in dat geval een oorlog zou worden
ontketend als nog nimmer beleefd was.
Bereids werd de order dat de Engelsche
vloot uiteen zou gaan ingehouden, we
gens de mogelijkheid van een Europee-
schen brand.
Intusschpn had de Russische gezant
te Weenen een lang en ernstig onder
houd met den Onder-Staatssecretaris van
Buitenlandsche Zaken, waarbij hij dezen
namens de Russisc.be regeering verzocht
iets toe te geven, dewijl Rusland niet
van plan was opnieuw toe te geven, zoo
als het bij vorige gelegenheden, en in
't bijzonder gedurende de annexatiecirisis
van 1909, gedaan had. De. aangesprokene
antwoordde dat dit nu moeilijk zou zijn,
daar het was 27 Juli! een scher
mutseling reeds had plaats gehad aan den
Donau, waarbij de Serviërs de aanval
lende partij waren geweest.
Den volgenden dag namen de bespre
kingen tusschen Engeland en Duitschland
een andere wending. Het was namelijk
gebleken dat niet alleen Rusland onrust
barend mobiliseerde maar ook Frankrijk
militaire maatregelen nam.
Den 29 Juli had de Britsche gezant
te Berlijn een gesprek met den Duit
schen- Rijkskanselier. Deze laatste zei de
wel te begrijpen dat Engeland niet dul
den zou dat Frankrijk verpletterd werd;
doch dat dit ook het plan niet was Waar
op Frankrijk doelde. „Onder voorwaarde
dat Engelaads neutraliteit zeker was zou
iedere waarborg worden gegeven, dat
Duitschland geen veroveringen ten koste
van Frankrijk beoogde".
„Op de vraag echter hoe het stond
met de Fransche kolonies, antwoordde
de Rijkskanselier dat hij- niet in staat
was in dit opzicht een soortgelijke toe
zegging te geven. Wat Nederland echter
betreft, zeide hij, dat zoolang Duïtsoh-
lands tegenstanders deintegriteiten
neutraliteit van de Nederlan
den eerbiedigden, Duitschland bereid
was hetzelfde te doen. Het hing af van
Frankrijks optreden, welke operaties
Duitschland gedwongen mocht worden te
beginnen in België, maar wanneer de
oorlog voorbij was zou België's inte
griteit worden geëerbiedigd, indien het
niet tegen Duitschland partij had geko
zen".
Men lette er wel op, dat dit gezegd
werd den 29 Juli, nadat reeds den 24
Juli door minister Grey aan den Duit
schen gezant te Londen was gezegd dat
indien Duitschland in den oorlog werd
betrokken, dan Frankrijk, Engeland er
niet buiten zeu blijven. Waaraan hij
den 29en daaraanvolgende toevoegde, „dat
wanneer er gevaar was voor een Euro-
peesch conflict onmogelijk was te zeg
gen wie er niet in zou worden betrok
ken. Zelf® Nederland was blij In
baar bezig voorzorgsmaatrege
len te nemen".
Beknopt overzicht van den toestand.
De in angstige spanning levende lezer
zij in de eerste plaats eenigszins ge
rustgesteld door de verklaring, dat de
toestand op het oorlogsveld zich nóg aJ
niet dermate heeft gewijzigd, dat van een
beslissend voordeeltje voor een der par
tijen sprake kan zijn.
Niettemin wordt er in Noord-Frankrijk
hevig gevochten. Is het niet het begin
van het einde, dan staan we toch aan
den vooravond van een beslissenden slag.
Ten Zuidoosten van Arniens wordt he
vig gevochten.
Van den uitslag hangt af, of het Fran
sche gebied door de Duitschers bezet zal
blijven of dat zij terug zullen trekken
op de sterk verschanste stelling, die aan
de Sambre voor hen in gereedheid is
gebracht.
Het nieuwste Fransche communiqué
zegt, dat de Franschen vooruit rakken
tusschen de Somme en de Oise in de
richting van Royé.
Dat Peronne heroverd is, wordt be
vestigd.
De Duitschers zetten met buitenge
wone verwoedheid de aanvallen in Oost-
Argonne en op de hoogten langs de Maas
voort.
De strijd duurt met afwisseling van
oprukken en terugtrekken.
Van Duitsche zijde ontvangen we geen
berichten.
Wat hebben zij ook te melden!
In het Oosten aan de Duitsch-Rus-
sische grens is 't vrij kalm. Men schijnt
aan elkaar gewaagd.
Krult en Brandfakkel.
E-e Times-corr. is op 't Oostelijk oor-
logstooneel in Frankrijk geweest en zond
aan zijin blad hierover den volgenden
brief:
Van Belfort, den uitersten rechtervleugel
vair het Oostelijke leger, .heb ik Nancy
bereikt, bijna op den uitersten linker
vleugel -en daar ben ik,, dank zij de vrien
delijkheid der overheden, in staat geweest
het district tusschen de stad en de grens
door te kunnen trekken.
Te heel© streek daar is van half
Augustus tot nu toe een kolossaal slag
veld geweest en het gevolg van deze ge'-
vechten is geweest, dat de Duitschers me
thodisch en stap bij stap zijn teruggeduwd
de grens over, vanwaar1 zijl dikwijls velr-
kenningstroepen voorwaarts zenden en
sterken tegenstand biedèn aan onze le
gers. i
In tegenspraak met het bericht van
sommige nieuwsbladen was geen wapen
stilstand toegestaan en alleen gedurende
een zeer stormachtigen nacht bombar»'
deerde de vijand de stad, woedend om
dat hij had moeten afzien van een aan
val op Nancy, anderhalf uur lang, waar
door Benige materieele schade in de bui
tenwijken werd aangericht en zeven men-
schen gedood werden.
De heele streek door zijln de akkers,
de wegen, de bruggen, de bosschen, de
huizen, de kerken alle werken van
God en de menschen zwaar bescha
digd door granaten, geweervuur' en mi-
trailleusen.
Alom in de velden en zelfs op de
wegen zijn gaten geslagen door de gra
naten, soms 9 voet in doorsnee, omringd
door kluiten aarde. Zij lijken op- kolos
sale molshoopen en zijn zoo dicht hij
elkaar, dat geen enkel levend wezen aan
de vernietiging zal hebben kunnen ont
komen.
Maar vooral de klein© steden en- dor
pen hebben geleden. Ik spreek niet van
de gevallen waarin verschillende huizen,
soms straten en zelfs heele dorpen, ver
woest zijn geworden door het artillerie
vuur van een der beide tegelijk. Dit zijn
wreede noodwendigheden van den oorlog.
Maar er is iets verschrikkelijkere nog
dan hot vuur van infanteristen of artille
risten en dat is het vuur der brandstich
ters. j
De eersten dood-en soldaten. De Iaat-
sten berooven hunne schuklelooize slacht
offers van een dak bóven hun hoofd en
begraven ze somtvijlen onder de bran
dende puinen. Zij1 storten over vrouwen
en grijsaards en kinderen onuitspreke
lijke smart, ondragelijk lijden.
De Duitschers hebben honderden huizen
verwoest en het schoon© land van Lotha
ringen, de zonnige valleien van Maas-
en Meurthe in eten Westenij omgeschapen.
Het maximum van afgrijselijkheid is be
reikt in ihet stadje Gerbévillier en nooit
zal ik vergeten wat ik daar gezien heb.
Gerbéviller is niet slechts gewond. Het
is dood. Het is even zeker vermoord als
de arme vrouw, wier droevig verkoold
geraamte ik tusschen de nog rookende
puinen van haar huis ontwaarde.
Een maand geleden had Gerbéviller 1600
inwoners en bestond uit 463 huizen. He
den zijn er nog 6 van overgebleven. De
rest is slechts naakte daldooze muren,
berookt en verlaten, gapende openingen
die eens ramen waren, stapels puin-
hoopen.
Zooals Jeruzalem uit oude tijden is de
stad geworden tot een groote hoop puin.
De engel des dood is over haar heen ge
gaan en als woonplaats van menschen
bestaat ze niet langer.
Slechts op- één plaats, juist aan den
buitenkant der stad bij het station, ziet
men spaarzame sporen van menschelijk
leven in den vorm van gewonde soldaten
en inwoners die tevergeefs zoeken, waar
hunne woningeg hebbben gestaan en tus
schen deze allen een engel van liefdq
en toewijding, een 'eenzaam zusterke,
Soeur Julie, die gedurende den geheelen
tijd, dat de vijand het stadje bezet hield
en daarna bombardeerde, trouw op haar
post bleef, terwijl zij de gewonden en
de overgebleven inwoners verpleegde en
moed insprak.
Anders niets. En in de rest van 't
stadje, tusschen de puinhoopen van de
kerk en de huizen, zelfs in de straten,
een verschrikkelijke stilte.
Voordat de Duitschers den brand joegen
in bet stadje, schoten de 15 oude man
nen, ten aanschouw© vain hunne vrou
wen en kinderen, op bet marktpleintje
dood.
En waarom dit alles? Onder voorwend
sel van een represaille-maatregel, om
dat de inwoners op de Duitschers ge
schoten hadden ©en feit, dat formeel
door de Fransche overheden onder aan
voering van deugdelijke bewijzen is ont
kend.
„Hoe onze officieren den dood vonden".
Een gewond Duitscher schreef aan zijn
kennissen in 't vaderland
„Hoe dikwijls heb ik in mezelf niet
gelachen om onzen jongsten luitenant,
om zijn naïeve toespraken tegen de man
nen, om de luchthartigheid, die hem zelfs,
in de moeilijkste omstandigheden niet
verliet. Zijn twintig jaren kenden geen
moeilijkheden. En dan vroeg ik mijl wiel
eens af: zou hij zijn reservisten, allen
zeven, acht, tot tien jaar ouder dan hij;,
in het vuur kunnen krijgen?.
Ik lag in den slag aan de Marne den
bloedigsten (die tot dusver gestreden is
gewond tusschen een hoop kameraden,
wier oogen voor goed gesloten waren.
Daar begon het lawaai wieer. De Fran
schen, veilig in loopgraven, lieten gewe
ren en machinegeweren knetteren en ook
het kanon huiderde npniquw. Tegen dit
vuur in ging mijn troep een zekeren
dood tegemoet. Waarempel: vooraan ging
daar mijn piepjonge luitenant. Zelfs nu
nog scheen hij vroolijk. Lachend, alsof
hij schik in het geval had, stormde de
Benjamin vooruit, met een vaart van be
lang, op den vijand los. Zijn mannen na
tuurlijk achter hem aan, doch tegen zijn
jonge beeinen konden zij1 niet op. En zoo
rende 'bijl op den vijand aan, tot de kogels
hem troffen.
Onze tweede jonge officier was lang
zoo populair niet. Hij; kon zoo krenken met
zijn woorden, en dat verdraagt het leeir-
gevoel van den soldaat slecht. Toch zijn
wij allemaal van hem gaan houden. Eens,-
toen wij! midden in een verschrikkelijk
vuur stonden van artillerie en machine
geweren, sprak zijn mond geen bits
heden; integendeel, hij glimlachte en
moedigde ons aan. Een paar uur latei-
lag hij' hl-eek aan den boschrand bij de
Marne; uit drie wonden. liep zijn blo-ed
in het mulle zand.
De derde officier, leen reserve-officier
was weer een geheel ander type. Ik ge
loof, dat bijl geen tién woorden per dag
sprak. Wij stonden bij Voilpaix en wer
den door den (vijiand hevig onder vuur
genomen, zonder dat wij maar te weten
konden komen, waar deze zich verschanst
had. Toen .ging de 'dappere zwijger er
alleen op uit. (Met verbrijzelde beeneri
vonden wijl hem; tevreden was hij over
het succes van zijn tocht; immers hij had
d-en vijand ontdekt en kon ons diens
schuilplaatsen aanwijzen.
Onze oudste luitenant was ook oen
reserve-officier; hij kende den dienst op
een prik en zag weinig door de vingers.
Maar iedereen prees zijn handigheid; op
alles wist hij! raad. Voordat wij uitrukten,
was hij een paar mannen behulpzaam
bij het maken van hun testament. Als
hij h-et zijne ook maar gemaakt heeft.
Op dien verschrikkelijken 6den Septem
ber was het ook met hem gtedaan; ik zag
hem liggen met ik weet niet hoeveel
wonden.
Onze kapitein, een man met een hart
van goud, drager van een beroemden
naam, was de vriend van alle 270 man
nen, die de compagnie telde. Wij heb
ben gedurende den geheelen veldtocht
niet één keer ons brood behoeven te
missen en geregeld iederen dag warm
eten gehad. Wat aan zijn onvermoeide
zorgen te danken was. En toen wij- den
vuurdoop ondergingen wij lagen weer
loos in een bosch, waar wij niet uit
mochten liep onze brave kapitein zoo
gemoedelijk met zijn neuswarmertje, als
of er niets aan de hand was. Met opzet
stelde hij zich aan gevaar bloot, om ons
kalmte en rust te geven. Ook voor hem is
de slag aan de Marne het lednde geweest.
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. post
Losse nummers
1.25
„0.05
Prijs der Advertentïën
15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct.
B-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels ƒ1.
iedere regel meer 10 ct.
Met ©en verbrijzeld been en een gapend©
borstwond lag hij daar, zonder aan zich
zelf te denken; de zwaargewonde trachtte-
nog teen naast hem gevallen hoornblazer
te verbinden.Den volgenden dag heb
ben wij' hem begraven. Wij zijn soldaten
en op het slagveld wordt niet gehuild.
Maar toen wij onzen kapitein in een in
allerijl gegraven kuil neerlegden, toen
stonden wij er toch als snikkende kin
d-eren bij".
Uit het dagboek van een oorlogscorrespondent.
Een Engelsch blad, aldus lezen we in
het Vad. publiceert bladen uit het dagboek
van haar correspondent. De sobere, inge
houden toon maakt het verhaal te tref
fender
Iederen avond bekruipen ons de schadu
wen nu vroeger. De nachten zijn langer en
de- heldere maan, die als een lantaarn
diende -bij de verwoede nachtelijk© sla
gen, is nu geslonken tot een flauw schijn
sel aan den hemel. De nachten zijla lan
ger in de bosschen bij Senlis. „Zooveel
te -beter voor ons," zeggen de boeren, „en
zooveel te heter voor de dooden. Het
geeft ons meer tijd voor ons begrafenis-
werk
Zoo trekken 'zij uit, deze oude menschen,
krom-geragd, traanoogend, met hun spa
den en houweel-en op de schouders, om hef
werk voor hun nieuwe meesters te ver
richten, die hun goed voedsel en goede
betaling beloven, als zij hun werk maar
snel en netjes doen. Zij vormen een nieuw
corps van het Fransche leger het corps
v'an de Doodgravers en er is geen leeftijds
grens die hen belet dienst te nemen.
Wanneer het scherm der duisternis ge
vallen is, trekken zij uit hun dorpjes en
hoeven, een lugubere, zwijgende processie,
om hun arbeid 'te midden van de ver
spreide dooden te verrichten. Hun wieg!
wordt verlicht door hoornen lantaarns en
toortsen; hun schaduwen dansen demo
nisch in het geflikker van hét -lacht. De
meesten van hen kleine oude manneni,
voorover gebogen, maar hun schaduwen
tusschen de hoornen zijn de schaduwen
van reuzen.
Hun vrouwen loopen achter hen aan,
kleine bosschen ontbladerde wilgen takken,
en kluwens touw dragend. Zij snijden
een paar duim va.n iederen tak en binden
dat met het touw kruisgewijze. En tel
kens wanneer' een officier koud en stijf
tusschen de lijken gevonden wordt, plaat
sen zij een wilgenkrais op zijn graf.
Uur op uur, nacht na nacht, houdt hét
corps der Doodgravers en hun vrouwen
zich bezig met hun droevigen arbedd,
kerkhof na kerkhof vormendHun
bundels stokken verminderen met de toe
name der glraven.
De sombere nacht gaat voorbij1, de kaar
sen ,in de hoornen lantaarns branden
flauw, flikkeren en gaan uit. D-e dag breekt
aan in het oosten, niet zacht, zooals dit
in September moest geschieden, maar
norsch en dreigend, terwijl h-et verre ge
bulder der kanonnen het voorbijgaan der
uren aangeeft.
„Vaarwel Pathfinder."
t Een stoker heeft in een der Engelsche
bladen het volgende meegedeeld over het
Vergaan van de „Pathfinder":
„Ik was juist met een makker in de
stoomsloep geklommen, toen ik een tor
pedo recht op het schip zag aankomen;
de torpedo was toen nog op 50 yards
afstand. Onmiddellijk werd bevolen, ach
teruit te stoomen, maar vóór dit effect
had, werd het schip getroffen. Er volgde
een vreeselijke ontploffing, die het in de
lucht vliegen van het magazijn veroor
zaakte. Onmiddellijk daarop stond het
voorschip in brand. Het bevel was ge
geven het benedendek te verlaten. Mijn
maat en ik worstelden ons uit den rom
mel, die zich om ons heen opstapelde,
en snelden naar "het campagnedek, waar de
kapitein stond. Met andere leden der be
manning stonden wij daar te wachten
op wat ons zou worden bevolen, als was
er niets gebeurd.
„Zet de booten uit", beval de eerste
officier, maar er was slechts één boot
in voldoenden staat om te worden te wa
ter gelaten; en ongelukkig sloeg zij om,
zo-odra zij in het water kwam. Het schip
zonk snel en de commandant gaf nu het
bevel: „Ieder voor zich". Nadat ik wat
wrakhout overboord had gegooid, zag ik
den eersten officier op een meter of wat
van het schip in het water, zich vast-
klammen aan eén stuk mast. Ik sprong
nu te water en zwom er op af. Zoo wat
twintig van ons hadden zich aan het brok
mast vastgeklapt* negen anderen hielden
zich vast aan. een boei. Wij waren zoo
wat 50 M. van jiet schip afgeraakt, toen
het plotseling in de golven verdween,
met de voorsteven vooruit. Toen het schip
onderdook riep de eerste officier met een.
stem, die wij allen konden hooren: „Vaar
wel Pathfinder I"