Zaterdag 18 September 1914 28e *1 aargang 1*0. 892 WISSENKERKE.i BUIJZE. Nicolaas Beets. De Groote Oorlog. Uitgave van de Naaml. Venn.'LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LANGE VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: FIRMA F. P. DHUU - L. BURG. Drukkers: Oosterfoaan Le Cointre - Goos. VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. postf 1.25 Losse nummers0.05 Prijs der Advertentiën 15 regels /"0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels f 1. iedere regel meer 10 ct. De Antirevolutionaire KiesvereenigiDg te Kamperland, stelde voorden gemeente raad in de vacature-Markusse (een Kam- perlandsche vacature dus!) candidaat den heer Deze candidatuur heeft onze hartelijke instemming. Voor de militairen werd ons een abonnement besteld door S. D. Cz. te Goes. Wij kunnen er nog meer plaatsen. Wie volgt? 1814 13 Sept. 1914. - Onze beroemde Beets We rd den 13en September van bet jaar 1814 te Haar lem geboren. Morgen berdenken we dus den dag', waarop deze eminente dichter-schrijVer voor 'teerst het levens acht aanschouwde. Ook al is de atmospheer in ons land drukkend en zwoel, en 9taat Europa in vuur en vlam, bij het licht van den ocr- logsfakkëJi willen we dankbaar in stilte onzen grooten Beets herdenken en onzen Gocl prijizien, voor wat Hij ons in dezen met vele talenten begaafden prediker en kunsthecefenaar heeft geschonken. Zooals gezegd, de stad Haarlem ge noot) die eer den jongen Beets, het eerst in z'n midden te hebben. Z'n. vader, Mar- tinus Beets, was apotheker, en had zich ontwikkeld ,alis een voortreffelijk schei en artsenijmengkundigè. Als lector in de scheikunde aan de destijds bloeiende cli- nischo school te Haarlem heeft hij veel lof geoogst, terwijl hij tot in. hoogen ouder dom velerlei gewichtige betrekkingen be kleedde. De jeugdige Nicolaas moest natuurlijk den roem van zijn wetenschappielijk goed onderlegde voorvaderen handhaven, en zette zich ook aan de studie. Sedert 1833 studeerde hij aan de Leidsche hocgesohool in de godgeleerdheid. Alrds bleek, dat in den jeugdigen (droomer en denker nog andere aspiraties dan theologische schuil den. Hij sloot zich al spoedig aan bij de jonge geleerden, die zich met ijver op de Nederlandsche en Engelsche let terkunde toelegden. Vooral do kennismaking met Byron's penneVruchten geen oppervlakkige, maar een die hem tot een dweepzieke waardeering liet verleiden was van groeten invloed op de volgende jaren. Hij, de toekomstige theoloog, was vroeg rijp, en hij' kon al gauw bogen op mensohenkennis en levenservaring. Doch een andere karaktertrek was de men- sohenhaat, die hem langen tijd vervulde. Dat was een „zWarbe tijd" voor Nicolaas Beets, toen hij zich nauwelijks aan dien verderfelijk en invloed van Byron ver mocht te onttrekken. In die dagen schreef hij een reeks oorspronkelijke verhalen in dichtvorm: „José", „Kuser'', en „Guy de Vlalming", waardoor hij als de stichter der romantische school in Nederland kan worden beschouwd. Niettemin wasl het -niet enkel winste, die hij zich vergaarde in de dagen van Byron-vereeringwant in genoemde ge dichten, hoe schoon ze overigens ook zijn, zijn Beets' Byroniaansche helden eer belachelijk dan tragisch, omdat ze geen geesteskinderen konden zijln van den eenvoudigen vromen predikant. Eindelijk heeft hiji zich weten te ont worstelen aan die vreemde invloeden en is hij zichzelf geworden, dank zijl God, di ehemi te ervaren gaf, dat Zijn dienst, de dienst des Hoeren, het eenige genees middel bevatte' tegen deze geesbeskwaal. Als predikant heeft Beets zich nimmer op den voorgrond gedrongen en al kent ieder de innemende beeltenissen van den vriendelijken predikant, toch werd zijn arbeid als verbi divini minister, nimmer met meer dan gewone waardeering her dacht. In 1840 weird hij predikant te Heem stede, in 1854 te Utrecht en in 1874 hoogleeraar aan de Utrechtsche univer siteit, aan twelke hij: tot zijn emeritaat op 75-jarigen leeftijd (in 1889) luister bijzette. In Beets begroeten wij' in de eerstel plaats den wijd en zijd vermaard- ge worden auteur Van de „Camera Obscura", waarvan reeds meer dan vijftig uitgaven zijn verspreid. „Hildebrand" heeft silechts weinig van zich laten hooren, doch dit weinige was genoeg om hem blijvend rijke lauweren te bezorgen en om een eereplaats te schenken in de rij der uitnemendste pro zaschrijvers dor negentiende eeuw. Geen beek is ooit meer waardeering ten deel gevallen dan de Camera Obscura van Hildebrand. Busken lluet waag'de het wel neer te schrijven, dat De Camera geen andere strekking heeft, dan een openbaring van het aristocratische in de natuur des schrijvers te zijn, doch Prof. Simons heeft zeker meer volgelingen, als hij zegt zich met deze eenzijdige oordeel velling van Busken Huet niet te kunnen vereenigen. „De Camera Obscura", aldus Hilde- brands boezemvriend Lockhart, „heeft de tweevoudige kracht, dat zij den allë- daagschen lezer befooVert en de dieper gaanden bekoort. En voor .mij: is de be koring drievoudig, doordat ik vele jaren in Holland heb gewoond en dus met de manieren, gebruiken en gewoonten van het volk vertrouwd ben, en het vriendelijk brein waaruit zij is voortgekomen". Ook in bet buitenland ként men Hil debrand en Vraagt men naar zijn tafe reeltjes van echt-Hollandsc-h leven. En zoo heeft de Camera een internationale vermaardheid, een doch laten wij van dit onderwerp .afstappen. Het bestek is te kort. vooral nu bet nieuws van den oorlog zoo een belangrijke plaats opëisolrt, om langer bij de Camera stil te staan. De ernstige Beets, die nog groen Van jaren, maar glrij's van zeden, zich in het studeervertrek opsloor om over die wijs- geerige vraagstukken na te denken, had den schop van Hildebrand, den jolig'en student, gekregen. Na do Camera is deze nimmer meer ten tooneele Verschenen, 't Bleef voortaan domine, later professor, dichter en pro zaschrijver Beets. Ook Beets heeft als prozaschrijver de meeste lof geoogst, al vinden zijn verzen nog hartelijke waardee ring. Behalve de Camera Obscura schreef hij in zijn jongelingsjaren nog .meerdere werken op taalkundig en aesthetisch ge bied, o.a. „Verscheidenheden",, waar van een critiek op Tollen's' werken een meesterlijk gedeelte vormt, en zijn „Ver- poozingen", welke alle hem doen kennen als een keurig en geestig prozaschrijver. Na de van de ziekelijke richting ge tuigende werken, hierboven genoemd, ver scheen de „Ada, van Holland", dat er geen spo-or meer van draagt. Verder noemen we van zijn gedichten de „Korenbloem", „Nieuwe Gedichten", de „Verstrooide Gedichten uit vroeger en later tijd", de „Madelieven", die voor het eerst in de jaren 18731876 in een „volledige uitgave" zijner dichtwerken heit licht zagen. j Het talent van Beets komt vooral uit in zijn kleinere, godsdienstige en in zijn luimige en satirische gedichten. Waar van hij ons een rijken schat heeft gege ven. Behalve zijn „Stichtelijke uren", .ver dienstelijk proza, is zijn poëzie, w.o. de „Rijmbijbel", hoogelijk gewaardeerd,, ter wijl in sommige schalksche „Liedekens" de Hildebrand ran.de Camera om den hoek gluurt. Doch maar heel even. In 1903 werd het werkzame leven afge sneden, en nam de Heere den vermoeiden strijder tot Zich. Hij werd beweend door velen, en zijn nagedachtenis is bij allen in dankbare herinnering, gebleven. De geestelijke erfenis, die hij ons ge laten heeft, wordt als een kostbare schat bewaard en genoten. In deze dagen van stille herdenking, ten spijt van het rumoer der wereld en het onheilspellend wapengedruisoh, vinden wij1 in menig lied de vertolking van onze verzuchtingen en lofprijzingen. Met den grooten Beets zingen we o.a. God zal met ons en Holland zijin; Ons kan geen kwaad genaken. Bies knielen Vorst en volk voor God: De Heer beschikke alleen ons lot! De Heer zal ons bewaken. Als de oorlog uit is. Wanneer de vrede daap is o, kome die spoedig! zal er heel wat veran derd moeten worden. En zal er nog meer van zelf er anders gaan uitzien. Ds. Sik kel heeft in „Hollandia" al onder toe juiching van „liet Volk" verteld, dat „de geweldige wapening van volk tegen vplk" moet worden tegengegaan, en „de be schikking over een menschenleven niet meer moet liggen in handen van de en kele heerschers in de Staten". Over deze belangrijke vragen zfd na afloiop van den vrede nog heel wat te praten vallen. In één dag geschieden zal het wel niet. Men krijgt dergelijke ver anderingen in den regel niet zonder Grond wetsherziening, en een Grondwetsherzie ning de ervaring bewees het gaat altijd langzaam in haar werk. Bovendien de praktijk zou al heel spoedig uitwijd- zen dat het niet kan. Maar er is een andere verandering wen- schelijk, en die is spoediger te bewerk stelligen ook. Zij kan geschieden door een simpele wijziging in de Milittewet. In „Het Handelsblad" klaagt namelijk een inzender over de onbillijkheid van de loting, en beveelt aan algemeenen oefenplicht. Hij schrijft: „Wie het geluk had 'bij de loting een hoog nummer te trekken is van alle mili taire lasten ontheven. Wie een laag num mer trok en de leeftijdsgrens nog njet heeft overschreden, is nu als milicien of landweerman onder de wapenen, als hij zich niet op broederdienst of op li chaamsgebreken kon beroepen. Heden zag ik een troep, gepakt en gezakt, van een vermoeienden marsch terugkeeren. Eenige jongelui in tonnispakjes flink van lijf en loden en gewapend met 'hun ra ckets, die dus blijkbaar niets beters te doen hadden dan zich met tennissen te vermaken, maakten zich vroolijk over en kele oververmoeide, voortsloffende solda ten. Het is toch intreurig, dat de een uit zijn studie, zijn betrekking of zijn zaak wordt gehaald om te „dienen", terwijl anderen, die blijkbaar niets om handen hebben, er het kijken toe doen. Invoe ring van algemeenen dienstplicht alleen kan aan die schreeuwende onrechtvaar digheid 'n eind maken. De vrijstelling wegens broederdienst kan er nog eventjes door, als de loting wordt afgeschaft. Ik ken een gezin, waarvan drie zoons onder de wapenen zijn, ter wijl ik een ander gezin ken, waarvan de drie zonen allen zijn vrijgeloot. Ge begrijpt wel, dat het hoofd van eerst bedoeld gezin niet erg op zijn gemak is, als hij aan de drie zonen uit dat an dere gezin denkt. Niet, dat de man niet inziet, dat het vaderland, zoo noodig, verdedigd moet worden, integendeel. Maar fiet is hem natuurlijk niet aan 't verstand te brengen, dat het rechtvaardig is, dat van zijn vijf zonen en drie dienen en van de drie zonen uit het andere ge zin niet één. Bij invoering van algemee nen dienstplicht zullen de lichtingen na tuurlijk „zwaarder" worden. Bestaat hier tegen bezwaar, dan keure men scherper en behoude men desnoods de vrijstel ling wegens broederdienst. Ook zou men den totalen diensttijd bij militie en land weer van 7 op 5 jaar kunnen terug- öbrengen. Bij mobilisatie zou men dan toch over evenveel mannetjes kunnen be schikken als nu". Met dezen schrijver zijn wij; het volko men eens. Trouwens voor algemeenen oefenplicht heeft ons blad steeds gepleit. De opvolgende „regeeringen" in onis land hebben altijd gezeten met dien anti militairen geest van ons volk. Het heeft wat gekost om de menschen warm te krijgen voor persoonlijken dienstplicht. Een rechtsch kabinet, de coalitie, alles werd er aan gegeven om aan dien recht vaardigen eiscih te ontkomen. Gelukkig zijn wij er nu over heen; en zoo wordt ons volk zachtjes aan rijp gemaakt voor algemeenen oefenplicht. Mi nister Colijn deed al een flinken stap' in die richting. Nog één, en wij zijn er. Maar wordt zoodoende de wensch van ds. Sikkel niet op den achtergrond ge drongen AVie dan leeft, die dan zorgt. Eerst algemeene oefenplicht, en dan gedeeltelijke ontwapening. Het klinkt wel paradox; toch komt dit ons voor de weg te zijn. Genade, geen recht. Het „Friesch Dagblad", ons bericht om trent de verwoestingen in het overwe gend paganistische Walenland overne mend, ischrijft er bij „Het as goed, dat ons zusterblad zelf reeds een waarschuwing toevoegt aan het overgenomen stuk. Laat men hiermee voorzichtig zijn! Gods oordeelen zijn ondoorgrondelijk. En wij moeten ze Hèm overlaten. Zóó pioeten we onder deze dingen verkeeren, dat het ons een onbegrijpelijk wonder van genade is, dat de Heere, waar ook onder ons zoo ontzettend veel stille èn roepende zonden gevonden worden, óns land en voIk tot op heden nog wilde sparen. Leide dit tot zelfverootmoediging Tot een deugdelijke bekeering tot God. Tot hernieuwde bede, ook voor ons nationale, leven om genade en' geen recht." Met deze beschouwing zijn wij het eens. Trouwens wij hebben zeiven tegen een conclusie, in weken, zin ook, met een beroep op 's Hollands woord naar aan leiding van den moord op de Galileërs, gewaarschuwd. Wij zijn geen „vrienden van Job". Ove rigens achten wij de uitdrukking „genade en recht" juister dan „genade en geen recht". „Door het oordeel heen", onder dit opschrift schrijft de „Stemmen voor Waarheid en Vrede" de volgende) behartigenswaardige woorden: „In de groote wereldomvattende bewe gingen, die in Oosten en Westen, de ziel der natiën schokt, die tronen doet storten en maatschappelijke vormen, zoo goed als eeuwenheugende instellingen omverwerpt, ziet het geloof de voorboden van den terugkeerenden Heiland. Zij die aan de spits staan vermoeden dit niet en zou den mogelijk spotten met deze bewering. Toch is het onloochenbaar en er bestaat niet de minste twijfel, dat het ons zal geleerd worden, totdat wijl eindigen met bet te verstaan. Het Koninkrijk Gods zal van ons afgenomen worden en aan een ander volk gegeven dat zijne vrucht voortbrengt; het Oosten zal het Westen overwinnen, indien daar geen geestelijke omwenteling plaats grijpt." Er is een noot hierbij: „Het bovenstaande is geen prophétie- après coup. Het werd geschreven, onder den invloed van den opgeschroefden en vreugdeloozen jubel van do onafhankelijk heidsfeesten, in den zomer van 1913. Het besef van een naderend onheil dat over de wereid komen ntoest, als vrucht van een leven van ongeloof en onwaarachtig heid, Van een zich-verlustigejn in utopieën en ideologieën, met geen enkele realiteit tot .achtergrond, heeft jaren lang loodzwaar'op mijn hart gedrukt. Dat liet onheil ten slotte gekomen is in den vorm van een ontzaggelijken wereldbrand, ge komen als een dief in den nacht; dat en diit alleen is het ongedachte, verras sende in deze dingen. Ik kan slechts her halen: God werkt in dit alles; onze voe ten staan nu op den bodem der werke lijkheid, en zoo die werkelijkheid hart verscheurend is, bedenke een ieder dat wij allen haar zoo gemaakt hebben door onze zonden." i In het krijgsgewoel. In de Kölnische Zeitung wordt een ver haal gedaan van hetgeen een vaandrig wist mede te deleten over wat hem in zijn eerste gevecht wedervoer. Achter Saarburg, zoo vertelde hij, kwam onze compagnie voor het eerst in het gevecht. Toen de leerste kogels over ons heen sisten en da kogelregen steeds dich ter werd, was het ons verre van wel te moede. Doch toen openden wijl zelf het vuur en toen waren we op ons gemak. Op de schietbaan heeft Wed de kalm ste onder ons een oogenblik gebeefd bij het afgeven van ieder scherp schot, doch na het zesde schot beefde hier niemand meer. Voorwaarts ging het over golvend ter rein en plotseling wanen We den Vijand kwijt. Daarop ©en oogenblik van weife ling alvorens in een nieuwe richting werd voorwaarts gerukt. Opeens het krakend uiteenspringen van de vijiandelijke granaatkartetsen. Zij gin gen wel is waar over ons heen, daar zij gericht waren op onze artillerie die hoog aan den boschrand was opgesteld, doch het gillen der granaatkartetsen doet onbeschrijflijke ellendig aan wanneer men het voor het eerst hoort, ook wanneer het hoog boven klinkt. En toen onze artillerie die ons beneden in een terrein plooi evenmin kon zien, begon te ant woorden en de granaatkartetsen over en weer over onze hoofden vlogen, was er menigeen ondier ons met vertrókken gezicht. 1 Het ergste was wel dat wij moesten blijVen waar we waren, vooruit zoowel als naar achteren konden we niet zon der ons aan een wissen ondergang prijs te geven. Op do smalle strook, waar we ons bevonden, waren we het veiligste, doch tevens tot lijdelijk afwachten ge doemd. Men mag het wellicht een schande noemen, doch men moet het ondervonden hebben wat wij doormaakten, om te be grijpen dat onze compagnie door een alles overheerscbende zenuwachtigheid bevan gen werd. Hadden we nog lang werke loos moeten blijven, dan zou de ontzet tende spanning die ons beving, de ge- heele compagnie uit elkaar hebben doen spatten. 1 k Dat schijnt onze kapitein te hebben begrepen, want plotseling schreeuwde hiji ons toeBedaard blijven, kerels, of ik breng je allen regelrecht voor onze ka nonnen. Geeft acht! Dit bekende comando, dat ons in merg en bloed zat, bracht ons weder in dei straffe houding. Dit „geeft acht" maakte onzen ruggegraat weder als van lood en het dubbele granaatkartetsvuur boven on ze hoofden waren we Vergeten. En toen gebeurde het ongelooflijke dat mij thans akelig grappig toeschijnt, toch op dat oogenblik het eenig juiste was. De kapitein ljet ons exeroeeren, de hand grepen met liet geweer geschiedden.1 on verbeterlijk als op de binnenplaats van de kazerne. Wijl hebben het geweer ge presenteerd, tervijh boven onze hoofden! de granaatkartetsen heen en wieer suisden. Russische krijgsgevangenen. Deze menschen schijnen in Duifischland mee te vallen. Zoowel daar als in Oosten rijk heeft men waargenomen, dat ziji uit stekend gekleed en geschoeid zijn. Het eenige wat ham in zeer merkbare mate ontbroken beeft, hebben zij' zelf niet eensl als een gemis gevoeld, n.l. wasohwater) en inseotenpceder. De Duitse here moeten anders heel goed zijn voor hun gevange nen, maar de Russen onderwerpen zij aan een in het oog van de slachtoffers! zeer wreede procedureeen bad, waarbij onwaarschijnlijke hoeveelheden zleep te pas komen. Men went zich echter aan alles, en zoo hebben de gevangenen zich ten slotte met dit lot verzoend. Menige Rus voelt ook pijnlijk het gemis aan bran dewijn. Er waren gevangenen, die hun hebben en houden aanboden voor één enkele flesch. Tevergeefs. Zij .zijn zeeri geschikte gevangenen. De ootmoedige ge hoorzaamheid, waartoe zij zijn gedrild, leggen zij ook aan den dag tegenover hun bewakers. Het is overigens in Oost-Pruisen een harde dienst, vooral tot voor weinige da gen, teen betrekkelijk zwakke troepen een overmachtigen vijand in bedwang moesten houden. Officieren en manschappen kwa men soms in weken niet uit hun kloeren. Dit w,as 'te erger omdat het leger daar gteteisiterd werd door de derde der plagen van Eigypbe (luizen). Van de hoogste of ficieren bereikten 'telegrafische noodkreten Berlijn om insectenpoeder. In de kran ten kan men den raad lezen, om zijln betrekkingen in het veld, eer nog dan tabak of versnaperingen, dit kruid te zen den, dat helaas in de arsenalen niet in voorraad schijnt te zijn. De slag bij Tannenberg. De oorlogscorrespondent van de „Tiig- Jiohe Rundschau" geeft over den slag bij Tannenberg in Oost-Pruisen de vol gende beschouwing ten beste. Wat zich in de kritieke drie dagen op de linie Grooss-GardienenMühlen Hohenstein heeft afgespeeld, zal in de krijgsgeschiedenis als een merkwaardige gebeurtenis worden geboekstaafd. Geen vestingoorlog, waar technische meerder heid van het geschut den doorslag geeft, geen strijd tusschen legers 'die in aan tal weinig verschillen, geen overrompeling door een gelukkig toeval. Het was een veldslag, waarbij een bekwaam aange voerde minderheid een zeer veel talrijker vijand omvatte, versloeg en vernietigde. Vandaar het groote aantal gevangenen! het getal 90,000 is genoemd in verhouding tot het aantal dooden en ge worden; vandaar dat de gedecimeerde vijand in de moerassen, meren en bosr schen ten Oosten Van de genoemde li nie moest terugtrekken. Het gevecht om Neidenburg was slechts de voltooiing van de algeheele Russische nederlaag. De slag bij Taiinenberg-Hohenstein is in de eerste plaats gewonnen door onze landweer, de ruggegraat van het Duitsche volk in de wapenen. De landweer heeft den eersten schok van de Russen weerstaan. Slechts een gering aantal land weerregime nte t| stonden Westelijk en Noord-Westelijk van Hobensltein, dat de Russen bezet hielden en van waar ze naar Os,terode wilden doorbreken. Hier ontspon zich een ver bitterd gevecht. Telkens opnieuw viel de landweer de Rusisen aan, die zich in

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 1