Dagen lang waren we van het een© huis
naar het andere gevlucht, nu waren we
besloten dit niet meer te doen. Overal
dTeigde gevaar. In Luik hadden de Russi
sche studenten door te schieten de vree-
selijkste straffen uitgelokt. Bij ons kort
dat ook gebeuren. We kropen nu maar
op bien vliering, onder de dakpannen.
De kogels vielen op ons dak. Wellicht
hadden we een veiliger schuilplaats uit
kunnen zoeken, maar we waren daar maar
bij elkaar gekropen, dicht tegen elkander
aan en in die 2 dagen en nachten leer
den we vertrouwd worden met den dood.
Ieder oogenblik konden we gescheiden,
worden door afgedwaalde of gemikte ko
gels en 't Sis vreemd, maar een stille
berusting kwam over ons. Eén wensch
hadden we, te zamen te kunnen sterven,
als het moest. Soldaten kwamen ook in
de huizen om naar verboden wapenen
te zoeken, 't Waren de oudere landweer
mannen. Ik had diep medelijden met ze
en gaf ze koffie en brood en liet ze de
doorgeloopen voeten wasschen. Mijn man
(en ik, beiden moesten proeven, voor ze
iets wilden eten en nauwkeurig kekert
ze toe of wij de koffie wel doorslikten.
Van het brood sneed ik een stukje af om
het in mijn mond te steken. Ze verzoch
ten me toen, van den anderen kant er
ook wat van te eten. Eerst daarna aten
ze het op. Ze stonden soms in de straten
•met de portretten van hun kinderen in
de hand en lieten ze zien, namen dan
de kinderen van ons, bewoners op den
'arm, kusten ze en gaven ze bonbons,
die ze in hun ransel meevoerden. Daar
zat trouwens van alles in, tot zoutvaatjes
ten bouillonblokjes toe. Ook gaven ze geld
aan de kinderen. Morgen hebben we het
misschien toch niet meer noodig, heette
het. De straten waren bezaaid met wa
penen, kleeren en helmen. Ik raapte een
helm op, een kogel was er boven door
gegaan en van binnen zat er bloed en
haar aangekleefd. Wagenvrachten werden
opgeraapt en maar 't stadhuis in Luik
gevoerd. Daar kon ieder,die wilde ook
bons krijgen voor brood en vleesch. Het
brood, dat men nog slechts kon krijgen,
(was zuur en draderig, door het ontbreken
van gist en lag ieder na het eten nog als
een steen in de maag. Het vleesch, dat
men uitdeelde was afkomstig van de
koeien uit de verwoeste dorpen, opge
vangen en naar Luik vervoerd. Daar ston
den de arme beesten, vermagerd, uitge
hongerd op hun dood te wachten. Ieder,
die wilde mocht de koeien gaan melken
en 's morgens om 5 uur, als onze gevan
genissen open gingen, zag men vrouwen,
veelal nonnen, naar de hongerige beesten
snellen, om ze te melken.
Verder was de stad als uitgestorven.
Aangeplakt was er, dat er geen leven
gemaakt mocht worden.
Een buur was toch aan het timmeren
getrokken. In minder dan geen tijd was
hij gevangen genomen en werd tergend
met den dood bedreigd. „Steek een si
gaartje op, zei men tegen den armen,
man, het is je laatste, over een half uur
wordt je doodgeschoten." Hij is echter
na veel angst te hebben uitgestaan vrij
gelaten.
Altijd hoorde men schieten, nu hier,
dan daar, alleen om de bevolking schrik
aan te jagen en ze in de meening te doen(
verkeeren, dat er al weer een gefusil
leerd werd.
En ondertusschen ging het gewone le
ven zijn gang. In dit huis werd een kind
geboren, daar stierf een mensch. Een oude
vrouw werd begraven. Een kist had men
niet kunnen krijgen, evenmin een lijkkoets.
Op een handwagen werd ze vervoerd, be
dekt door een vloerkleed waar de bloote
voeten uitstaken. Geduwd door haar zo
nen, gevolgd door wat vrouwen, zoo ging
de droevige stoet naar het kerkhof.
En hoe hebben we den moed om te
leven er nog ingehouden al dien tijd
't Was de hoop, dat de Franschen ons
zouden komen helpen.- Maar die kwamen
niet.
Toen eindelijk op 1 Sept., na veel loo-
pen en wachten om een pas, we met het
bootje van Bonhomme naar Nederland
zouden vluchten, waren er 's morgens
heel vroeg verscheidene vrienden om ons
dé hand te drukken. Daar voeren we heen
het kanaal af langs platgebrande dorpen,
alleen aan de bruggen door Duitsche sol
daten opgehouden. Eindelijk waren we in
Eijsden waar we geen Dudtsch soldaat
meer zagen, waar het mooie Nederland
rustig en veilig lag om ons op te nemen.
In Maastricht werden we gespijzigd, de
spoor vervoerde ons gratis verder het land
in en daar zitten fwe nu in dit gastvrije
land, dat ons in liefde wilde opnemen,
en hopen, dat de bewoners nooit mo
gen ondervinden al het vreeselijke on
recht, dat ons, arme Belgische volk, heeft
ten gronde gericht.
Op weg.
In de „Figaro" schrijft een der Fran-
sche soldaten:
Wij marcheeren sedert vier dagen. Wij
hebben reeds ongeveer 80 K.M. afgelegd.
Marcheeren zou niet erg zijln. Maar we
dragen een ransel en die ransel is zwaar.
U kunt U niet voorstellen hoe zwaar
die is. Het is niet dezelfde ransel, waar
aan wij als soldaat gewoon waren. In die,
welke wij nu dragen, over den heelen
weg, hebben wij ten eerste alles gebor
gen, wat de militaire reglementen ons
voorschrijven en ik kan U verzekeren,
dat zij niets vergeten. En dan hebben wij
er ondergoed ingedaan, zooveel mogelijk,
en blikjeg, toiletartikelen, medicanmen-
ten en duizend kleine dingen, die gedu
rende maanden misschien onze heele
uuxe zullen zijn. Ik heb soldaten gezien,
die met d<- voeten tegen elkaar op hun
ransel sprongen, om hem te sluiten.
Ciisteren heb ik uit nieuwsgierigheid
den mijnen gewogen bij een slager. Ik
iheb in de weegschaal bij elkaar mijn jas
mijn geweer, mijn uitrusting en mijn
schoenen gelegd.
Dat alles samen woogprecies 36
K.G. Men zal nooit genoeg den lo fkunnen
zingen van de soldaten, die naar den
strijd trekken met een dergelijken last
op hun schouders, die loopen zonder te
weten waarheen, zonder precies de uit
gestrektheid van den marsch te kennen,
en die dikwijls alleen nog verder gaan
uit angst van aan den kant van den weg
neer te vallen.
Men ziet in de achterhoede helden,-
daden, die in het duister blijven: kleine
soldaten, die niet gewoon zijn te mar
cheeren, beambten, die nooit iets an
ders dan een horloge 'in hun zak ge
dragen hebben. Dadelijk na het vertrek
begint hun gezicht zich al samen te trek
ken, hun rug welft zich. Zij' krommen
zich sterk. Op hun voorhoofd parelt het
vocht. De schouderriemen benemen hun
den adem. Wanneer zij hun hoofd op
heffen, ziet men een beklagenswaardige
uitdrukking, een blik vol moedeloosheid,
waarmee ze in de verte naar den weg
kijken.
Zij probeeren in de maat te blijven,
maar hun passen zijn te kort. Als men
tot hen spreekt om hun wat aan te moe
digen, antwoorden zij met een enkele
lettergreep. Zij hebben de kracht niet
om te spreken.
Anderen zingen. In iedere sectie is
een man die zich op eigen gezag dé
rol van chef d'orchestre heeft toebedeeld.
Hij geeft het signaal. Hij heeft een uitge
breid repertoire: marschliedjes, nieuwi
„mopjes", sentimenteele romances Als
wij door dorpen trekken worden de stem
men luider. Zij willen toonen, dat zij
ondanks alles vroolijk zijn.
De inwoners kijken naar ons op hun
dorpels. Zij beschouwen ons ernstig en
in gedachten. Men kan zien, dat zij ver
trouwen in ons hebben en dat onze blij
moedigheid hen gelukkig maakt. Maar zij
spreken niet. De vrouwen denken zonder
twijfel aan andere soldaten. De ouden1
van dagen hebben den oorlog gekend.
Zelfs de kleine straatbengels, die ge
woonlijk er zoo van houden naast sol
daten mee te loopen, blijVen naast hun
moeders staan, <Ie handen in de zakken.
Maar de heele straat door hebben de
inwoners emmers gezet met verfrisschin-
gen voor ons. In die emmers hebben ze
wijn, koffie, limonade of rum met water
gedaan.
Maar drinken gedurende den doortocht
door een dorp is een heksentoer. Eigen
lijk is het verboden stil te staan. De
soldaten moeten dus zonder hun. pas te
vertragen, hun bekertje vullen en den
inhoud opdrinken. Vergeet bovendien,
niet, dat zij zich verdringen om die em
mers. Meestal zelfs is de emmer leeg,
wanneer de beker hen eindelijk bereikt
heeft, want het water is verspreid over
de jas of het geweer van een soldaat;
daarom gebeurt 't wel, dat oude vrou
wen om 't ons makkelijk te maken de
emmers op haar knieën opheffen, en
zoo blijven zitten tot de troepen voorhij
zijn.
De bevolking ontvangt ons overal al
lervriendelijkst en toch zijn anderen ons
al voorgegaan en zullen er nog vele na
ons komen. Sinds ons vertrek is het mij
nog steeds gelukt in een bed te slapen.
Gisteren had een boerin haar eigen ma
tras aan een van mijn kameraden afge
staan. En nit de kasten haalt men spier
witte lakens voor ons, geurend naar oud
hout.
Onze kok is een buitengewone type.
Hij is hoornblazer bij de tirailleurs ge
weest. Hij heeft, de charge bij Oudjda
geblazen en viertelt onderweg van zij-nj
veldtochten.
Wanneer wij ons kamp opslaan, maakt
hij zich meester van een enorme ronde
pan, breekt geweldige houtblokken op
zijn knieën door en steekt het vuur aan.
Daarna gaat hij op een steen zitten en
kijkt er naar dat het water warm wordt.
Hij is tevreden. Hij' zegt niets: hij wacht.
Zoo nu en dan neemt hij op een lepel
een beetje soep en proeft eens, met ge
spannen aandacht. Hij schudt zijn hoofd,
staat op en haalt uit zijn tasch zout en
peper, gaat weer zitten en begint op
nieuw.
Hij heeft onder de manschappen eten
grooter gezag dan de officieren. Als het
eten klaar is voor de ronddeeling laat
hij hen allen in de linie -staan en geeft
ieder zijn deel. ,Wee hem, die er om
vraagt.
Wij hebben met elkaar hem een soep
lepel gekocht. Die lepel is nu zijn trots.
Hij draagt hem op zijn tasch en nooit
is hij meer zonder, zelfs slaapt hij met
dien lepel. Hij vertelt dat hij, als de
vrede geteekend zal zijn, hem in' zijn
"keuken op zal hangen op de eereplaats.
Ondertusschen kookt hij goed voor ons,
en zijln bluf vermaakt ons.
Het gaat mij best, maar wel dikwijls
toeven rnjjin gedachten bij hen, die ik
verlaten heb en die ik terug zal zien,
daar ben ik zeker van.
Keizer Wilhelm aan President Wilson.
De „Nordd. Allgem. Ztg." maakt het
volgende telegram van den Keizer aan
President Wilson openbaar:
Ik beschouw het als mijn plicht, mijn
heer de President, u als den voornaam-
sten vertegenwoordiger van de beginse
len lel er menschelijkheid mede te deelen,
dat na de inneming van de Fransche
vesting Longwy, mijn troepen aldaar
duizenden dumdumkogels ontdekt heb
ben, die in speciale staatswerkplaatsen,
waren vervaardigd. Eveneens zijn zulke
kogels bij gedoode en gewonde soldaten,
alsook bij gevangenen en by de Engel-
sche troepen gevonden. Gij weet, welke
verschrikkelijke wonden en welk leed.
deze kogels veroorzaken en dat het ge
bruik maken van deze kogels bij de
vastgestelde beginselen van het interna
tionale recht ten strengste verboden
zijn. Ik richt daarom tot u een nadruk
kelijk protest tegen deze wijze van oor
logvoeren, die ten gevolge der metho
den van onze tegenstanders zulk een
barbaarsch aanzien heeft verkregen, als
in de geschiedenis niet l>ekend is. Niet
alleen hebben onze tegenstanders van
deze gruwelijke wapenen gebruik ge
maakt, maar bovendien heeft de Belgi
sche Regeering het deelnemen der bur
gerlijke bevolking aan den strijd open
lijk aangemoedigd, en sedert langen tijd
zorgvuldig voorbereid, terwijl ook vrou
wen en geestelijken aan dezen guerilla-
oorlog deelnamen. De plaats gehad heb
bende gruwelen, ook gepleegd op ge
wonde soldaten, ambulance-personeel en
verpleegsters (artsen werden gedood,
hospitalen met geweervuur aangevallen)
waren van dien aard, dat mijn generaals
ten slotte genoodzaakt waren tot do
strengste middelen over te gaan, om de
schuldigen |te straffen, en de bloeddorstige
bevolking van het voortzetten der schan
delijke moorden en wandaden een af
schrik te doen krijgen. Eenige dorpen
en zelfs de oude stad Leuven, met uit
zondering van het schoone raadhuis,
moesten ter zelfverdediging en voor de
veiligheid mijner troepen worden ver
woest.
Mijn hart bloedt, wanneer ik zie, dat
dergelijke maatregelen onvermijdelijk zijn
geworden en wanneer ik denk aan de
tallooze onschuldigen, die door het bar-
baarsche bedrijf van die misdadigers have
en goed Verloren hebben.
Een Russisch ultimatum aan Roemenië?
De „Düsseldorfer Zeitung" bevat het
volgende telegram uit Boekarest dd. 2
dezer
„Een groot Russisch leger staat aan do
Roemeensche grens. Een nota, die de
Rusisische regeering te Boekarest heeift
ingediend, verlangt vrijen doortocht door
Roemenië".
Dit opzienbarende bericht is ons nog
in geen andere Duitsche krant onder de
oogen gekomen. Het moet dan ook stel
lig onder h<et grootste voorbehoud aan
vaard worden, als hoedanig de „N. R.
Crt.", waaraan we bovenstaand bericht
ontleenen, het ook aanvaarden wil.
Macbeuge in Duitsche handen.
Uit hjet Duitsche Groote Hoofdkwar
tier wordt nog gemeld over Ide cipitulatie
van Maubeugtej dat men in Frankrijk en in
de Fransche bladen het gewi'ht van hot
bezit van Maubeuge zeer hoog stelde,
daar het een kruispunt is van de ver
bindingen met verschillende landen |en
vooral daar het de verbinding met Bel
gië beheers cht.
Thans worden in Maubeuge tal Van
Fransche gevangenen en gewonden ver
pleegd. De Duitsche belegeringstroepien,
Welke voor Maubeuge hebben gelegen,
Worden thans voor andere doeleinden ge
braakt.
De kwestie der Dum dum kogels.
Een Duitsch journalist me'.dt uit het
groote hoofdkwartier, dat de in het fort
van Montmédy in zeer groote getale in
de munitie-magazijnen gevonden dum-
dum-patronen nog in de verpakking van
de fabriek waren, waarop het opschrift:
„Poudre B. F. visé 1912" en „8 cartou
ches". De pakjes waren aan elkaar gelijk,
zoodat men op het eerste gezicht ziet
dat het fabriekswerk is.
Ik heb. zegt dezelfde correspondent,
vele pakjes a'.s bewijsstukken medegie-
nomen. Do kogtels zijn machinaal .uitge
boord, Het gat aan de spits is 1 c.M.
diep en 0.5 c.M. breed. Bij de gesneu
velde Fransche soldaten en de turco's
vond ik ook afgevijlde kogels in de pa-
troontasschen.
Er heerscht bij de troepen te velde
groote verontwaardiging hierover
Een stukje vóórgeschiedenis.
Een telegraih uit Duitsche bron zegt:
„Van Engelsche zijde is in de laatste
dagen herhaaldelijk geloochend, dat Enge
land Japan heeft aangespoord tot den
aanval op Kiau-Tsjau. Het is een feit,
dat Japan slechts op aandringen van En
geland begon. Enge'and heeft pressie op
Japan uitgeoefend om bet te bewegen troe
pen naar de Fransche havens te zenden.
Frankrijk en Rusland hadden hier tegen
bezwaren. Engeland zette echter zijn wil
door. Japan moet 500.000 man aangeboden
hebben om naar Europa te zenden wan
neer Frankrijk Tonkin en Annam aan
Japan zon. afslaan. Het antwoord van de
Fransche regearing is nog iifet bekend."
Forten en kanonnen.
In de „Münchener Neueste Nachr.",
vindt men beschreven hoe de Duitscbers
met hulp van hun geweldige 42 centi-
meter-morlieren Manonviller, het sterkste
verdedigingswerk van de stelling Nancy,
tot overgave hebben gedwongen.
De kanonnen zijn meer dan manshoog
en van geweldige lengte. Daar zij op
grooten afstand en over de bergen heen
schieten moesten, waren zij bijna recht
naar den hemel gericht. De baan kan zoo
hoog getrokken worden, dat wanneer het
geschut aan den voet van den Mont Blanc
ongesteld werd, de kogels over den hoog-
sben berg van Europa zouden vliegen.
Bij de beschieting van Manonviller za
gen de bedienende manschappen het
doel niet. Maar geen nood, wat men niet
ziet kan men berekenen. Met behulp van
uitstekende kaarten gelukte het spoedig,
zich viij goed in te schieten. Door mid
del van kabelballons werd nu verder ge
observeerd waar het schot neerkwam en
de richting nader verbeterd. Toen begon
het eene kanon om de tien minuten zijn
zware lading uit te wei-pen en weldra ook
het andere. Het tempo werd tot vijf mi
nuten versneld. In anderhalven dag gin
gen honderd en twintig schoten af. Toen
zwegen de vuurmonden. Want Manonvil
ler was genomen.
Spoedige overgave van Kiautjau
De Daily News ontving het volgend
telegram uit Washington
Een telegram uit Tokio meldt, dat
Kiautjau krap in zijn leve us middelen zit
en dat admiraal Kato de overtuiging
heeft, Idat een strenge blokkade te land en
ter Izee de vesting spoedig tot overgave zal
dwingen. Het bericht, dat China's neu
traliteit 'zou geschonden zijn, wordt tegen
gesproken en verklaard wordt dat de Ja-
penners hun actie begrensden in een
streek, gelegen op 30 mij!' van de grenzen,
Zooals door de regering to Peking was
aangegeven.
Indrukken op het water.
.Een Rotterdammer, die met zeven Vrien
den 'j.I. Zondag een watertochtje op de
Maas deed, ook al naar hij zegt oni de
oorlogsgedachten te verdrijven en om
dat men niet meer vreesde voor verwikke
ling van Nederland in de.i orrlog een
jnededeeling die getuigt van verre
gaande luchthartigheid en oppervlakkig
heid! verhaalt op wat wijze hij toch
weer aan den oorlog herinnerd werd.
„Waarom", zoo vroeg hij aan den man
aan het stuur, zijn die vlaggen van die
schuiten daar halfstoks geheschen
En het antwoord luidde:
„Dat zijn schuiten van schippers, die
zoons in den oorlog hadden, mijnheer, en
die bericht hebben gekregen, dat ze ge
sneuveld zijn".
We Werden even stil. een stilte, die ons
verkilde. Die heldere blauwe lucht, het
zachte briesje, de groene rustige oevers en
het eindeloos vlakke water en dan die
vlaggen halfstoks. Het was weer het oor
logsmonster, dat grijnsde.
We waren natuurlijk dadelijk weer mid
den in den oorlog. En we hoorden ver
halen Van een Duitschen schipper, die ge
regeld aan den Kinderdijk kwam en zes
zoons in den oorlog had, waawan er al
vier 'gesneuveld waren.
Het lo^van Gent
De bladen deelen mede, dat de burge
meester van Gent te Oordeghem met den
Duitschen generalen staf een overee-
komst heeft gesloten, strekkende om den
intocht van vijandelijke 'troepen in de
staid te vermijden. De voorwaarden zijn:
De burgerwachten, die thans te 'Waere-
ghem zijn, zullen naar Gent terugkeeren,
om tiaar ontwapend te worden. De ge
meentelijke overheid van tefent neemt op
zich de Duitsche troepen in dat district
van leeftocht te voorzien.
Bevestigd wordt, dat de Duitschers de
Vlaamsc.be provincies trachten te bezetten,
om zich nieuw gebied voor de bevoorra
ding der troepen te verzekeren.
De „N. R. Crt." weet nog een en an
der mede te deelen: Maandag is een
student van Luik, krijgsgevangene der
Duitschers, bij den burgemeester van Gent
gekomen met een brief van den generaal
die het Duitsche leger in Oost-Vlaanderen
aanvoert. De student had op eerewoord
moeten beloven met of zonder antwoord
bij den generaal te zullen terugkeeren.
op straf van bij de eerste gelegenheid
te zullen worden gefusilleerd. Hedenmor
gen moest de burgemeester om 9 ure
te Oordeghem, een plaatsje nabij Gent,
komen om met den generaal te spreken
.ovetr de voorwaarden eener bezetting van
Gent. In zijn brief dreigde de Duitsche
generaal de stad Gent met zwaar ge
schut te zullen bombardeeren, indien hij
ook maar het miaste verzet ontmoette.
Ingevolge dat schrijven vertrok de heer
Braun vanochtend om 8 ure per auto
mobiel naar Oordeghem. De automobiel
droeg een witte vlag. Te ongeveer 11
uur keerde de burgemeester terug en deel
de aan hen die daar waren mede, dat de
Duitschers niet naar Gent zullen trekken,
maar hun tocht naar Frankrijk zullen
vervolgen. Er zal ook geen oorlogsschat
ting moeten worden betaald, doch de ge
neraal heeft bedongen verschillende le
veringen van benoodigdheden voor het
leger, o.m. rijwielen. De burgerwacht mag
naar Gent terugkeeren en zal er poli
tiedienst kunnen verrichten na de wapens
te hebben ingeleverd. Verder eischt ge
neraal von Böwith van de stad Gent:
10,000 liter benzine, 1000 liter mineraal
water, 150,000 kilo's haver, 100 rijwie
len, 10 motorrijwielen, 25 luchtkamers
voor auto's, 10 rollen, elk van 40 meter
lengte, voor verbanden van wonden, veel
sublimaatpastilles, 100,000 sigaren, alles
te leveren tegen Woensdagochtend om
6 ure. Ook de geweren van de burger
wacht moeten worden ingeleverd.
De leveringen voor het Duitsche le
ger zullen worden betaald met oorlogs-
bons. Het vernemen dezer voor Gent zoo
gunstige voorwaarden werd luid toege
juicht en men schrijft deze toe aan het
optreden van den burgemeester en de
goede h ouding der Gentenaren jegens het
Duitsche leger.
Prof. Noyons en zijn vrouw,
In een particulieren brief van de „N.
R. Ct." lezen wij over onze landgenooten
den heer en mevrouw Noyons te Leuven
olm. het volgende:
Woensdag kwam Prof. Noyons opeens
tot de ontzettende ontdekking, dat hij on
der zijn handen kreeg zijn tweede dienst
meisje, dat getroffen was door drie ge
weerschoten in haar zjj.
Hij dacht zijn beide dienstmeisjes rus
tig thuis, beschermd als zijn huis had be-
hooren te zijn door de reusachtige Roode
Kruisvlag en de mededeelingen. op de
deur vermeld, dat daar een Hollandsehe
dokter woonde. Hij verbond het meisje,
snelde naar zijn huis en vond daar de
deur opengerameid en zijn meubels en
schilderijen overal door bajonetsteken en
-sneden moedwillig vernield. Bovendien
had men in het salon brand gesticht en
Jnet de grootste moeite kon hij het vuur
weer blusschen.
Prof. Noyons heeft een nieuw huis in
oud-IIollandschen stijl laten zetten en dat
huis op kostbare wijze laten meubelen
en versieren. Nu zijn de meest waarde
volle dingen, als oud Chineesch porse
lein en Japansch aardewerk, vernield, buf
fetten en stoelen beschadigd. Het ver
schrikte tweede meisje was door éen der
Soldaten in de zij geschoten.
Prof. Noyons ging over de straten waar
nog steeds werd geschoten, den Duitschen
c-ojnmandant zoeken en eisc.hte bescher
ming voor zijn huis en ieder ander ge
bouw dat de Roode Kruisvlag rechtma
tig had uitgestoken. De commandant zei
hem die bescherming toe, maar Donder
dags weid in zjjn huis een tweede pc
ging tot brandstichting gepleegd.
Temidden van alle ellende zijn prof.
Noyons en zijn vrouw dag en nacht op
hun post gebleven om te doen voor lij
dende medemensehen wat zij konden.
Toen Donderdag door den Duitschen
cofnimandant aan de bevolking van Leu
ven werd aangezegd, dat ieder Leuven
voor twaalven moest verlaten, omdat de
stad platgeschoten zou worden, besloten
zij te blijven, want hun 150 gewonden
konden niet zoo gouw vervoerd worden
dus bleven zij ook. Dat „dus" is
wat tot held stempelt. Met eenige ge
trouwen droeg men de gewonden in de
kelders van het hospitaal en bleef daar
in zenuwtergende spanning zitten wach
ten op het bombardement dat niet kwam.
Twee dagen bleef men er, toen gingen
de gewonden weer naar hun zalen.
Veel woorden zijn hier niet noodig.
Prof. Noyons en zijn vrouw zijn helden.
Korte Oorlogsberichten.
Dender monde is verwoest, al
thans grootendeels.
Algemeen gelooft men in België, dat na
Dcndermonde Antwerpen aan de beurt
zal komen.
De maatregelen, die de militaire au tori
teiten al eenige weken nemen doen voor
zien dat de s'ad hardnekkigen tegenstand
zal bieden. En Antwerpen zelf loopt ge
heel en al leeg.
Eiken dag gaan er groote sleepbooten
volgeladen met vluchtelingen naar Neder
land.
Zooals dagelijks gebeurt, waren Zon
dag, zoo meldt het Handelsblad van Ant
werpen, Verschillend1© 'gepantserde auto
mobielen Van mitrailjeuzen voorz'en, ver
kenningen gaan doen te Gheel. Herenthals,
Aerschot, Dies!, enz.
In den omtrek van Ae:schot is door de
schuld van eenen hoer, een onzer auto
mobielen in liet kamp dcf Duitschers te
recht gekomen en werd langs a'le kan
ten beschoten. De automobiel kon gélukkig
ontkomen, maar drie der inzittenden
werden gedood.
Deislachtoffers zijn graaf de Viilermont,
kapitein Hancquart en M. Dezulagard, lid
der Yachtclub.
De boer, de oorzaak dezer verrassing,
is ook dood.
De „N ie u w-Am ster dam".
Het stoomschip „Nieuw-Amsterdam"
der HollandAmerika-lijn is gisternacht te
Rotterdam voor den wal gekomen, na een
reis, die weJ is waar voorspoedig, maai
niettemin toch eenigszins angstig was voor
de ingewijden.
Het stoomschip blijkt 2 September des
morgens 5 uur te zijn aangehouden door
de Jot hulpkruiser ingerichte mailboot
„La Savoie" van de Compagnie Générale,
die het naar Biest bracht, waar de „Tam-
bora" 'rjeeds werd aangetroffen, terwijl
eT ook twee stoomschepen van de Ko
ninklijke Nederlandsche Stoombootmaat
schappij in de haven lagen: de „For-
tuna" en de „Atlas".
De „Nieuw-Amsterdam" kwam, in te
genstelling van de andere schepen, die
in de haven moesten komen, op de reede
voor anker en werd betrekkelijk vlug af
geholpen. Dat afhelpen bestond hierin,
dat niet minder dan 733 passagiers va»
alle klassen van boord werden gehaald
en geïnterneerd, terwijl van de lading
met een beroep op de door Engeland
en Frankrijk gegeven aanvullingen deir
Londensche declaratie alle meel, alle kis
ten vleeschconserven, alle maïs enz., 390
baren zilver, 209 kisten bier en 800 zakken
veevoeder moesten worden gelost, niette
genstaande alles aan Nederlandsche fir
ma's was geconsigneerd.
De passagiers waren Oostenrijkers en
Duitschers, onder wie een 20-tal yes.-
officieren. Bij hen was een naast familielid
van veldmaarschalk Von der Goltz. Een
der passagiers moest reeds onmiddellijk
zijn onvoorzichtigheid met den dood be-
koopen. Hem werd door den hevelvoe
renden Franschen officier gelast zijn hand
bagage zelf te dragen, hetgeen hij niet
verkoos. De woordenwisseling, die hier
uit ontstond, ging van den kant van dén
passagier tot een handtastelijkheid over,
met het gevolg dat hij op de plaats werd
doodgeschoten.
Van de weggehaalde passagiers werden
later zes doctoren en nog een tweetal per-