Dagen lang waren we van het een© huis naar het andere gevlucht, nu waren we besloten dit niet meer te doen. Overal dTeigde gevaar. In Luik hadden de Russi sche studenten door te schieten de vree- selijkste straffen uitgelokt. Bij ons kort dat ook gebeuren. We kropen nu maar op bien vliering, onder de dakpannen. De kogels vielen op ons dak. Wellicht hadden we een veiliger schuilplaats uit kunnen zoeken, maar we waren daar maar bij elkaar gekropen, dicht tegen elkander aan en in die 2 dagen en nachten leer den we vertrouwd worden met den dood. Ieder oogenblik konden we gescheiden, worden door afgedwaalde of gemikte ko gels en 't Sis vreemd, maar een stille berusting kwam over ons. Eén wensch hadden we, te zamen te kunnen sterven, als het moest. Soldaten kwamen ook in de huizen om naar verboden wapenen te zoeken, 't Waren de oudere landweer mannen. Ik had diep medelijden met ze en gaf ze koffie en brood en liet ze de doorgeloopen voeten wasschen. Mijn man (en ik, beiden moesten proeven, voor ze iets wilden eten en nauwkeurig kekert ze toe of wij de koffie wel doorslikten. Van het brood sneed ik een stukje af om het in mijn mond te steken. Ze verzoch ten me toen, van den anderen kant er ook wat van te eten. Eerst daarna aten ze het op. Ze stonden soms in de straten •met de portretten van hun kinderen in de hand en lieten ze zien, namen dan de kinderen van ons, bewoners op den 'arm, kusten ze en gaven ze bonbons, die ze in hun ransel meevoerden. Daar zat trouwens van alles in, tot zoutvaatjes ten bouillonblokjes toe. Ook gaven ze geld aan de kinderen. Morgen hebben we het misschien toch niet meer noodig, heette het. De straten waren bezaaid met wa penen, kleeren en helmen. Ik raapte een helm op, een kogel was er boven door gegaan en van binnen zat er bloed en haar aangekleefd. Wagenvrachten werden opgeraapt en maar 't stadhuis in Luik gevoerd. Daar kon ieder,die wilde ook bons krijgen voor brood en vleesch. Het brood, dat men nog slechts kon krijgen, (was zuur en draderig, door het ontbreken van gist en lag ieder na het eten nog als een steen in de maag. Het vleesch, dat men uitdeelde was afkomstig van de koeien uit de verwoeste dorpen, opge vangen en naar Luik vervoerd. Daar ston den de arme beesten, vermagerd, uitge hongerd op hun dood te wachten. Ieder, die wilde mocht de koeien gaan melken en 's morgens om 5 uur, als onze gevan genissen open gingen, zag men vrouwen, veelal nonnen, naar de hongerige beesten snellen, om ze te melken. Verder was de stad als uitgestorven. Aangeplakt was er, dat er geen leven gemaakt mocht worden. Een buur was toch aan het timmeren getrokken. In minder dan geen tijd was hij gevangen genomen en werd tergend met den dood bedreigd. „Steek een si gaartje op, zei men tegen den armen, man, het is je laatste, over een half uur wordt je doodgeschoten." Hij is echter na veel angst te hebben uitgestaan vrij gelaten. Altijd hoorde men schieten, nu hier, dan daar, alleen om de bevolking schrik aan te jagen en ze in de meening te doen( verkeeren, dat er al weer een gefusil leerd werd. En ondertusschen ging het gewone le ven zijn gang. In dit huis werd een kind geboren, daar stierf een mensch. Een oude vrouw werd begraven. Een kist had men niet kunnen krijgen, evenmin een lijkkoets. Op een handwagen werd ze vervoerd, be dekt door een vloerkleed waar de bloote voeten uitstaken. Geduwd door haar zo nen, gevolgd door wat vrouwen, zoo ging de droevige stoet naar het kerkhof. En hoe hebben we den moed om te leven er nog ingehouden al dien tijd 't Was de hoop, dat de Franschen ons zouden komen helpen.- Maar die kwamen niet. Toen eindelijk op 1 Sept., na veel loo- pen en wachten om een pas, we met het bootje van Bonhomme naar Nederland zouden vluchten, waren er 's morgens heel vroeg verscheidene vrienden om ons dé hand te drukken. Daar voeren we heen het kanaal af langs platgebrande dorpen, alleen aan de bruggen door Duitsche sol daten opgehouden. Eindelijk waren we in Eijsden waar we geen Dudtsch soldaat meer zagen, waar het mooie Nederland rustig en veilig lag om ons op te nemen. In Maastricht werden we gespijzigd, de spoor vervoerde ons gratis verder het land in en daar zitten fwe nu in dit gastvrije land, dat ons in liefde wilde opnemen, en hopen, dat de bewoners nooit mo gen ondervinden al het vreeselijke on recht, dat ons, arme Belgische volk, heeft ten gronde gericht. Op weg. In de „Figaro" schrijft een der Fran- sche soldaten: Wij marcheeren sedert vier dagen. Wij hebben reeds ongeveer 80 K.M. afgelegd. Marcheeren zou niet erg zijln. Maar we dragen een ransel en die ransel is zwaar. U kunt U niet voorstellen hoe zwaar die is. Het is niet dezelfde ransel, waar aan wij als soldaat gewoon waren. In die, welke wij nu dragen, over den heelen weg, hebben wij ten eerste alles gebor gen, wat de militaire reglementen ons voorschrijven en ik kan U verzekeren, dat zij niets vergeten. En dan hebben wij er ondergoed ingedaan, zooveel mogelijk, en blikjeg, toiletartikelen, medicanmen- ten en duizend kleine dingen, die gedu rende maanden misschien onze heele uuxe zullen zijn. Ik heb soldaten gezien, die met d<- voeten tegen elkaar op hun ransel sprongen, om hem te sluiten. Ciisteren heb ik uit nieuwsgierigheid den mijnen gewogen bij een slager. Ik iheb in de weegschaal bij elkaar mijn jas mijn geweer, mijn uitrusting en mijn schoenen gelegd. Dat alles samen woogprecies 36 K.G. Men zal nooit genoeg den lo fkunnen zingen van de soldaten, die naar den strijd trekken met een dergelijken last op hun schouders, die loopen zonder te weten waarheen, zonder precies de uit gestrektheid van den marsch te kennen, en die dikwijls alleen nog verder gaan uit angst van aan den kant van den weg neer te vallen. Men ziet in de achterhoede helden,- daden, die in het duister blijven: kleine soldaten, die niet gewoon zijn te mar cheeren, beambten, die nooit iets an ders dan een horloge 'in hun zak ge dragen hebben. Dadelijk na het vertrek begint hun gezicht zich al samen te trek ken, hun rug welft zich. Zij' krommen zich sterk. Op hun voorhoofd parelt het vocht. De schouderriemen benemen hun den adem. Wanneer zij hun hoofd op heffen, ziet men een beklagenswaardige uitdrukking, een blik vol moedeloosheid, waarmee ze in de verte naar den weg kijken. Zij probeeren in de maat te blijven, maar hun passen zijn te kort. Als men tot hen spreekt om hun wat aan te moe digen, antwoorden zij met een enkele lettergreep. Zij hebben de kracht niet om te spreken. Anderen zingen. In iedere sectie is een man die zich op eigen gezag dé rol van chef d'orchestre heeft toebedeeld. Hij geeft het signaal. Hij heeft een uitge breid repertoire: marschliedjes, nieuwi „mopjes", sentimenteele romances Als wij door dorpen trekken worden de stem men luider. Zij willen toonen, dat zij ondanks alles vroolijk zijn. De inwoners kijken naar ons op hun dorpels. Zij beschouwen ons ernstig en in gedachten. Men kan zien, dat zij ver trouwen in ons hebben en dat onze blij moedigheid hen gelukkig maakt. Maar zij spreken niet. De vrouwen denken zonder twijfel aan andere soldaten. De ouden1 van dagen hebben den oorlog gekend. Zelfs de kleine straatbengels, die ge woonlijk er zoo van houden naast sol daten mee te loopen, blijVen naast hun moeders staan, <Ie handen in de zakken. Maar de heele straat door hebben de inwoners emmers gezet met verfrisschin- gen voor ons. In die emmers hebben ze wijn, koffie, limonade of rum met water gedaan. Maar drinken gedurende den doortocht door een dorp is een heksentoer. Eigen lijk is het verboden stil te staan. De soldaten moeten dus zonder hun. pas te vertragen, hun bekertje vullen en den inhoud opdrinken. Vergeet bovendien, niet, dat zij zich verdringen om die em mers. Meestal zelfs is de emmer leeg, wanneer de beker hen eindelijk bereikt heeft, want het water is verspreid over de jas of het geweer van een soldaat; daarom gebeurt 't wel, dat oude vrou wen om 't ons makkelijk te maken de emmers op haar knieën opheffen, en zoo blijven zitten tot de troepen voorhij zijn. De bevolking ontvangt ons overal al lervriendelijkst en toch zijn anderen ons al voorgegaan en zullen er nog vele na ons komen. Sinds ons vertrek is het mij nog steeds gelukt in een bed te slapen. Gisteren had een boerin haar eigen ma tras aan een van mijn kameraden afge staan. En nit de kasten haalt men spier witte lakens voor ons, geurend naar oud hout. Onze kok is een buitengewone type. Hij is hoornblazer bij de tirailleurs ge weest. Hij heeft, de charge bij Oudjda geblazen en viertelt onderweg van zij-nj veldtochten. Wanneer wij ons kamp opslaan, maakt hij zich meester van een enorme ronde pan, breekt geweldige houtblokken op zijn knieën door en steekt het vuur aan. Daarna gaat hij op een steen zitten en kijkt er naar dat het water warm wordt. Hij is tevreden. Hij' zegt niets: hij wacht. Zoo nu en dan neemt hij op een lepel een beetje soep en proeft eens, met ge spannen aandacht. Hij schudt zijn hoofd, staat op en haalt uit zijn tasch zout en peper, gaat weer zitten en begint op nieuw. Hij heeft onder de manschappen eten grooter gezag dan de officieren. Als het eten klaar is voor de ronddeeling laat hij hen allen in de linie -staan en geeft ieder zijn deel. ,Wee hem, die er om vraagt. Wij hebben met elkaar hem een soep lepel gekocht. Die lepel is nu zijn trots. Hij draagt hem op zijn tasch en nooit is hij meer zonder, zelfs slaapt hij met dien lepel. Hij vertelt dat hij, als de vrede geteekend zal zijn, hem in' zijn "keuken op zal hangen op de eereplaats. Ondertusschen kookt hij goed voor ons, en zijln bluf vermaakt ons. Het gaat mij best, maar wel dikwijls toeven rnjjin gedachten bij hen, die ik verlaten heb en die ik terug zal zien, daar ben ik zeker van. Keizer Wilhelm aan President Wilson. De „Nordd. Allgem. Ztg." maakt het volgende telegram van den Keizer aan President Wilson openbaar: Ik beschouw het als mijn plicht, mijn heer de President, u als den voornaam- sten vertegenwoordiger van de beginse len lel er menschelijkheid mede te deelen, dat na de inneming van de Fransche vesting Longwy, mijn troepen aldaar duizenden dumdumkogels ontdekt heb ben, die in speciale staatswerkplaatsen, waren vervaardigd. Eveneens zijn zulke kogels bij gedoode en gewonde soldaten, alsook bij gevangenen en by de Engel- sche troepen gevonden. Gij weet, welke verschrikkelijke wonden en welk leed. deze kogels veroorzaken en dat het ge bruik maken van deze kogels bij de vastgestelde beginselen van het interna tionale recht ten strengste verboden zijn. Ik richt daarom tot u een nadruk kelijk protest tegen deze wijze van oor logvoeren, die ten gevolge der metho den van onze tegenstanders zulk een barbaarsch aanzien heeft verkregen, als in de geschiedenis niet l>ekend is. Niet alleen hebben onze tegenstanders van deze gruwelijke wapenen gebruik ge maakt, maar bovendien heeft de Belgi sche Regeering het deelnemen der bur gerlijke bevolking aan den strijd open lijk aangemoedigd, en sedert langen tijd zorgvuldig voorbereid, terwijl ook vrou wen en geestelijken aan dezen guerilla- oorlog deelnamen. De plaats gehad heb bende gruwelen, ook gepleegd op ge wonde soldaten, ambulance-personeel en verpleegsters (artsen werden gedood, hospitalen met geweervuur aangevallen) waren van dien aard, dat mijn generaals ten slotte genoodzaakt waren tot do strengste middelen over te gaan, om de schuldigen |te straffen, en de bloeddorstige bevolking van het voortzetten der schan delijke moorden en wandaden een af schrik te doen krijgen. Eenige dorpen en zelfs de oude stad Leuven, met uit zondering van het schoone raadhuis, moesten ter zelfverdediging en voor de veiligheid mijner troepen worden ver woest. Mijn hart bloedt, wanneer ik zie, dat dergelijke maatregelen onvermijdelijk zijn geworden en wanneer ik denk aan de tallooze onschuldigen, die door het bar- baarsche bedrijf van die misdadigers have en goed Verloren hebben. Een Russisch ultimatum aan Roemenië? De „Düsseldorfer Zeitung" bevat het volgende telegram uit Boekarest dd. 2 dezer „Een groot Russisch leger staat aan do Roemeensche grens. Een nota, die de Rusisische regeering te Boekarest heeift ingediend, verlangt vrijen doortocht door Roemenië". Dit opzienbarende bericht is ons nog in geen andere Duitsche krant onder de oogen gekomen. Het moet dan ook stel lig onder h<et grootste voorbehoud aan vaard worden, als hoedanig de „N. R. Crt.", waaraan we bovenstaand bericht ontleenen, het ook aanvaarden wil. Macbeuge in Duitsche handen. Uit hjet Duitsche Groote Hoofdkwar tier wordt nog gemeld over Ide cipitulatie van Maubeugtej dat men in Frankrijk en in de Fransche bladen het gewi'ht van hot bezit van Maubeuge zeer hoog stelde, daar het een kruispunt is van de ver bindingen met verschillende landen |en vooral daar het de verbinding met Bel gië beheers cht. Thans worden in Maubeuge tal Van Fransche gevangenen en gewonden ver pleegd. De Duitsche belegeringstroepien, Welke voor Maubeuge hebben gelegen, Worden thans voor andere doeleinden ge braakt. De kwestie der Dum dum kogels. Een Duitsch journalist me'.dt uit het groote hoofdkwartier, dat de in het fort van Montmédy in zeer groote getale in de munitie-magazijnen gevonden dum- dum-patronen nog in de verpakking van de fabriek waren, waarop het opschrift: „Poudre B. F. visé 1912" en „8 cartou ches". De pakjes waren aan elkaar gelijk, zoodat men op het eerste gezicht ziet dat het fabriekswerk is. Ik heb. zegt dezelfde correspondent, vele pakjes a'.s bewijsstukken medegie- nomen. Do kogtels zijn machinaal .uitge boord, Het gat aan de spits is 1 c.M. diep en 0.5 c.M. breed. Bij de gesneu velde Fransche soldaten en de turco's vond ik ook afgevijlde kogels in de pa- troontasschen. Er heerscht bij de troepen te velde groote verontwaardiging hierover Een stukje vóórgeschiedenis. Een telegraih uit Duitsche bron zegt: „Van Engelsche zijde is in de laatste dagen herhaaldelijk geloochend, dat Enge land Japan heeft aangespoord tot den aanval op Kiau-Tsjau. Het is een feit, dat Japan slechts op aandringen van En geland begon. Enge'and heeft pressie op Japan uitgeoefend om bet te bewegen troe pen naar de Fransche havens te zenden. Frankrijk en Rusland hadden hier tegen bezwaren. Engeland zette echter zijn wil door. Japan moet 500.000 man aangeboden hebben om naar Europa te zenden wan neer Frankrijk Tonkin en Annam aan Japan zon. afslaan. Het antwoord van de Fransche regearing is nog iifet bekend." Forten en kanonnen. In de „Münchener Neueste Nachr.", vindt men beschreven hoe de Duitscbers met hulp van hun geweldige 42 centi- meter-morlieren Manonviller, het sterkste verdedigingswerk van de stelling Nancy, tot overgave hebben gedwongen. De kanonnen zijn meer dan manshoog en van geweldige lengte. Daar zij op grooten afstand en over de bergen heen schieten moesten, waren zij bijna recht naar den hemel gericht. De baan kan zoo hoog getrokken worden, dat wanneer het geschut aan den voet van den Mont Blanc ongesteld werd, de kogels over den hoog- sben berg van Europa zouden vliegen. Bij de beschieting van Manonviller za gen de bedienende manschappen het doel niet. Maar geen nood, wat men niet ziet kan men berekenen. Met behulp van uitstekende kaarten gelukte het spoedig, zich viij goed in te schieten. Door mid del van kabelballons werd nu verder ge observeerd waar het schot neerkwam en de richting nader verbeterd. Toen begon het eene kanon om de tien minuten zijn zware lading uit te wei-pen en weldra ook het andere. Het tempo werd tot vijf mi nuten versneld. In anderhalven dag gin gen honderd en twintig schoten af. Toen zwegen de vuurmonden. Want Manonvil ler was genomen. Spoedige overgave van Kiautjau De Daily News ontving het volgend telegram uit Washington Een telegram uit Tokio meldt, dat Kiautjau krap in zijn leve us middelen zit en dat admiraal Kato de overtuiging heeft, Idat een strenge blokkade te land en ter Izee de vesting spoedig tot overgave zal dwingen. Het bericht, dat China's neu traliteit 'zou geschonden zijn, wordt tegen gesproken en verklaard wordt dat de Ja- penners hun actie begrensden in een streek, gelegen op 30 mij!' van de grenzen, Zooals door de regering to Peking was aangegeven. Indrukken op het water. .Een Rotterdammer, die met zeven Vrien den 'j.I. Zondag een watertochtje op de Maas deed, ook al naar hij zegt oni de oorlogsgedachten te verdrijven en om dat men niet meer vreesde voor verwikke ling van Nederland in de.i orrlog een jnededeeling die getuigt van verre gaande luchthartigheid en oppervlakkig heid! verhaalt op wat wijze hij toch weer aan den oorlog herinnerd werd. „Waarom", zoo vroeg hij aan den man aan het stuur, zijn die vlaggen van die schuiten daar halfstoks geheschen En het antwoord luidde: „Dat zijn schuiten van schippers, die zoons in den oorlog hadden, mijnheer, en die bericht hebben gekregen, dat ze ge sneuveld zijn". We Werden even stil. een stilte, die ons verkilde. Die heldere blauwe lucht, het zachte briesje, de groene rustige oevers en het eindeloos vlakke water en dan die vlaggen halfstoks. Het was weer het oor logsmonster, dat grijnsde. We waren natuurlijk dadelijk weer mid den in den oorlog. En we hoorden ver halen Van een Duitschen schipper, die ge regeld aan den Kinderdijk kwam en zes zoons in den oorlog had, waawan er al vier 'gesneuveld waren. Het lo^van Gent De bladen deelen mede, dat de burge meester van Gent te Oordeghem met den Duitschen generalen staf een overee- komst heeft gesloten, strekkende om den intocht van vijandelijke 'troepen in de staid te vermijden. De voorwaarden zijn: De burgerwachten, die thans te 'Waere- ghem zijn, zullen naar Gent terugkeeren, om tiaar ontwapend te worden. De ge meentelijke overheid van tefent neemt op zich de Duitsche troepen in dat district van leeftocht te voorzien. Bevestigd wordt, dat de Duitschers de Vlaamsc.be provincies trachten te bezetten, om zich nieuw gebied voor de bevoorra ding der troepen te verzekeren. De „N. R. Crt." weet nog een en an der mede te deelen: Maandag is een student van Luik, krijgsgevangene der Duitschers, bij den burgemeester van Gent gekomen met een brief van den generaal die het Duitsche leger in Oost-Vlaanderen aanvoert. De student had op eerewoord moeten beloven met of zonder antwoord bij den generaal te zullen terugkeeren. op straf van bij de eerste gelegenheid te zullen worden gefusilleerd. Hedenmor gen moest de burgemeester om 9 ure te Oordeghem, een plaatsje nabij Gent, komen om met den generaal te spreken .ovetr de voorwaarden eener bezetting van Gent. In zijn brief dreigde de Duitsche generaal de stad Gent met zwaar ge schut te zullen bombardeeren, indien hij ook maar het miaste verzet ontmoette. Ingevolge dat schrijven vertrok de heer Braun vanochtend om 8 ure per auto mobiel naar Oordeghem. De automobiel droeg een witte vlag. Te ongeveer 11 uur keerde de burgemeester terug en deel de aan hen die daar waren mede, dat de Duitschers niet naar Gent zullen trekken, maar hun tocht naar Frankrijk zullen vervolgen. Er zal ook geen oorlogsschat ting moeten worden betaald, doch de ge neraal heeft bedongen verschillende le veringen van benoodigdheden voor het leger, o.m. rijwielen. De burgerwacht mag naar Gent terugkeeren en zal er poli tiedienst kunnen verrichten na de wapens te hebben ingeleverd. Verder eischt ge neraal von Böwith van de stad Gent: 10,000 liter benzine, 1000 liter mineraal water, 150,000 kilo's haver, 100 rijwie len, 10 motorrijwielen, 25 luchtkamers voor auto's, 10 rollen, elk van 40 meter lengte, voor verbanden van wonden, veel sublimaatpastilles, 100,000 sigaren, alles te leveren tegen Woensdagochtend om 6 ure. Ook de geweren van de burger wacht moeten worden ingeleverd. De leveringen voor het Duitsche le ger zullen worden betaald met oorlogs- bons. Het vernemen dezer voor Gent zoo gunstige voorwaarden werd luid toege juicht en men schrijft deze toe aan het optreden van den burgemeester en de goede h ouding der Gentenaren jegens het Duitsche leger. Prof. Noyons en zijn vrouw, In een particulieren brief van de „N. R. Ct." lezen wij over onze landgenooten den heer en mevrouw Noyons te Leuven olm. het volgende: Woensdag kwam Prof. Noyons opeens tot de ontzettende ontdekking, dat hij on der zijn handen kreeg zijn tweede dienst meisje, dat getroffen was door drie ge weerschoten in haar zjj. Hij dacht zijn beide dienstmeisjes rus tig thuis, beschermd als zijn huis had be- hooren te zijn door de reusachtige Roode Kruisvlag en de mededeelingen. op de deur vermeld, dat daar een Hollandsehe dokter woonde. Hij verbond het meisje, snelde naar zijn huis en vond daar de deur opengerameid en zijn meubels en schilderijen overal door bajonetsteken en -sneden moedwillig vernield. Bovendien had men in het salon brand gesticht en Jnet de grootste moeite kon hij het vuur weer blusschen. Prof. Noyons heeft een nieuw huis in oud-IIollandschen stijl laten zetten en dat huis op kostbare wijze laten meubelen en versieren. Nu zijn de meest waarde volle dingen, als oud Chineesch porse lein en Japansch aardewerk, vernield, buf fetten en stoelen beschadigd. Het ver schrikte tweede meisje was door éen der Soldaten in de zij geschoten. Prof. Noyons ging over de straten waar nog steeds werd geschoten, den Duitschen c-ojnmandant zoeken en eisc.hte bescher ming voor zijn huis en ieder ander ge bouw dat de Roode Kruisvlag rechtma tig had uitgestoken. De commandant zei hem die bescherming toe, maar Donder dags weid in zjjn huis een tweede pc ging tot brandstichting gepleegd. Temidden van alle ellende zijn prof. Noyons en zijn vrouw dag en nacht op hun post gebleven om te doen voor lij dende medemensehen wat zij konden. Toen Donderdag door den Duitschen cofnimandant aan de bevolking van Leu ven werd aangezegd, dat ieder Leuven voor twaalven moest verlaten, omdat de stad platgeschoten zou worden, besloten zij te blijven, want hun 150 gewonden konden niet zoo gouw vervoerd worden dus bleven zij ook. Dat „dus" is wat tot held stempelt. Met eenige ge trouwen droeg men de gewonden in de kelders van het hospitaal en bleef daar in zenuwtergende spanning zitten wach ten op het bombardement dat niet kwam. Twee dagen bleef men er, toen gingen de gewonden weer naar hun zalen. Veel woorden zijn hier niet noodig. Prof. Noyons en zijn vrouw zijn helden. Korte Oorlogsberichten. Dender monde is verwoest, al thans grootendeels. Algemeen gelooft men in België, dat na Dcndermonde Antwerpen aan de beurt zal komen. De maatregelen, die de militaire au tori teiten al eenige weken nemen doen voor zien dat de s'ad hardnekkigen tegenstand zal bieden. En Antwerpen zelf loopt ge heel en al leeg. Eiken dag gaan er groote sleepbooten volgeladen met vluchtelingen naar Neder land. Zooals dagelijks gebeurt, waren Zon dag, zoo meldt het Handelsblad van Ant werpen, Verschillend1© 'gepantserde auto mobielen Van mitrailjeuzen voorz'en, ver kenningen gaan doen te Gheel. Herenthals, Aerschot, Dies!, enz. In den omtrek van Ae:schot is door de schuld van eenen hoer, een onzer auto mobielen in liet kamp dcf Duitschers te recht gekomen en werd langs a'le kan ten beschoten. De automobiel kon gélukkig ontkomen, maar drie der inzittenden werden gedood. Deislachtoffers zijn graaf de Viilermont, kapitein Hancquart en M. Dezulagard, lid der Yachtclub. De boer, de oorzaak dezer verrassing, is ook dood. De „N ie u w-Am ster dam". Het stoomschip „Nieuw-Amsterdam" der HollandAmerika-lijn is gisternacht te Rotterdam voor den wal gekomen, na een reis, die weJ is waar voorspoedig, maai niettemin toch eenigszins angstig was voor de ingewijden. Het stoomschip blijkt 2 September des morgens 5 uur te zijn aangehouden door de Jot hulpkruiser ingerichte mailboot „La Savoie" van de Compagnie Générale, die het naar Biest bracht, waar de „Tam- bora" 'rjeeds werd aangetroffen, terwijl eT ook twee stoomschepen van de Ko ninklijke Nederlandsche Stoombootmaat schappij in de haven lagen: de „For- tuna" en de „Atlas". De „Nieuw-Amsterdam" kwam, in te genstelling van de andere schepen, die in de haven moesten komen, op de reede voor anker en werd betrekkelijk vlug af geholpen. Dat afhelpen bestond hierin, dat niet minder dan 733 passagiers va» alle klassen van boord werden gehaald en geïnterneerd, terwijl van de lading met een beroep op de door Engeland en Frankrijk gegeven aanvullingen deir Londensche declaratie alle meel, alle kis ten vleeschconserven, alle maïs enz., 390 baren zilver, 209 kisten bier en 800 zakken veevoeder moesten worden gelost, niette genstaande alles aan Nederlandsche fir ma's was geconsigneerd. De passagiers waren Oostenrijkers en Duitschers, onder wie een 20-tal yes.- officieren. Bij hen was een naast familielid van veldmaarschalk Von der Goltz. Een der passagiers moest reeds onmiddellijk zijn onvoorzichtigheid met den dood be- koopen. Hem werd door den hevelvoe renden Franschen officier gelast zijn hand bagage zelf te dragen, hetgeen hij niet verkoos. De woordenwisseling, die hier uit ontstond, ging van den kant van dén passagier tot een handtastelijkheid over, met het gevolg dat hij op de plaats werd doodgeschoten. Van de weggehaalde passagiers werden later zes doctoren en nog een tweetal per-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 2