No. 289 Woensdag 9 September 1914 28e Jaargang
De Groote Oorlog.
Oud-Minister Coiijn over
den Oorlog.
Uitgave van
de Jïaaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LANGE VORSTSTRAAT 219.
Bureau te Middelburg:
FIRMA F. P. DHUIJ - L. BURG.
Drukkers:
Oosierbaan Le Cointre - Goes.
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. post
Losse nummers
ƒ1.25
„0.05
In het „Tijdnummer" van De Jonge
Man", het orgaan van de Amst Jonge-
mannenvereeniging vonden we een be
langwekkend artikel van de hand van
den heer H. Coiijn, den oud-minister
van oorlog, dat wij onzen lezers niet
mogen onthouden.
Onder 'het opschrift „Het Gewapend
Volk" vangt de heer Coiijn zijn artikel
als volgt aan
Het Nederlandsche Leger op voet van
Oorlog
De Vloot gemobiliseerd
Het Nederlandsche volk, in zijn mili
tair georganiseerd gedeelte, gereed om
op het eerste sein van zich af te slaan,
en 'zoowel zijn onzijdige houding als zijn
zelfstandig volksbestaan te verdedigen.
Er waren et in ons land maar weinigen,
die ernstig [geloofden, dat dit nog eens
komen 'zou.
Vredesvrienden hadden |zöó lang ge
zongen, dat velen er door in slaap waren
gevallen.
Anderen hadden betoogd en ook zij
hadden hun gehoor gevonden dat een
oorlog op groot© schaal tot de economi
sche onmogelijkheden behoorde.
Derden 'weer waren van meening dat
Nederland toch weerloos was en [dat het
dus geen zin had veel zorg' aan onze de
fensie tbe besteden, waar men immers het
geld febo goed Voor andere dingen gebrui
ken kon.
Eu tegen dien Driebond moest het
Nederlandsche Legerbestuur vechten om
voor 's Lands weermacht het allernoodig-
ste te Verkrijgen.
Dat de voorstanders van een krachtige
defensie-politiek beter hebben gezien dan
hun (tegenstanders, is thans door de uit
komst bewezen.
De aandonderende sneltrein wordt niet
opgehouden door een grassprietje op de
rails. Een weinig vermocht de vredes
beweging' tegen de nationale volksstem
ming toen het spannen ging.
De aankondiging van den komenden
krijg bracht inderdaad een gevoeligen
schok toe aan alle economische verhou
dingen, maar de naar de grenzen stor
mend emillioenen werden er in hun gang'
geen «ogenblik door gestoord.
Is dan misschien de derde bedenking
van grootere juistheid? lp dan wellicht
het bewteren, 'dat Nederland zich toch
niét Verdedigen kan, door den loop der
zaken gerechtvaardigd? Er waren men
schen .die vroegen: Wat zullen wij met
onze 200.000 man tegen de 4 .millioen
Duitschers? Ja, in 1911, toen ook reeds
de (mobilisatie van het leger dreigde en
maatregelen genomen waren tot bescher
ming van de overgangen van de Maas
in Limburg, toen kon men in een onzer
bladen lezen„Wat moeten deze onnoo-
zele paai' duizend man tegen de millioe-
nen Duitschers?"
Wie zich een worsteling; denkt van
Nederland alleen tegen Duitschland en
wie 'zich de zaak dan nog zoo voorstelt,
dat 4 millioen (Duitschers zich richten
zuilen tegen de paar duizend bewakers,
en Verdedigers v,an één brug, ja, dien
moet Üe moed wel in de schoenen zinken.
Maar Idat dankt hij dan aan zijn eigen
Waanvoorstelling.
Nooit toch jis er één deskundige ge
weest, die voor de weerbaarmaking van
ons volk gepleit heeft met de gedachte
dat men het daarna alleen tegen een Euro-
peesche grootmacht zou kunnen opnemen.
Natuurlijk indien dat geval zich
voordeed, ook dan zou men hebben te
doen wat mogelijk was. Maar dan is 'tniet
met het oog op d i e gebeurlijkheid aller
eerst dat onze tegenwoordige weermacht
is ingericht.
,Dan deelt de schrijver mede, dat er
een tijd was, dat men wèl in de eerste
plaats Vreesde voor een directen aanVal1
op ons land, het was na de gebeurtenis
sen Van 1864 en 1866; Denemarken en
Hannover waren waarschuwende voor
beelden.
Intusschen is reeds betrekkelijk spoe
dig in de. kampen der vakmannen het
inzicht 'in den aard der ons bedreigende
gevaren gewijzigd.
De Vrees voor een rechtstreekschen aan
val op ons land nam af. Men begon
terecht in te zien, dat wij niet dat in
de eerste plaats te duchten hadden. De
©ogen 'gingen open voor het veel grootere
gevaar van schennis onzer onzijdigheid
en het daaruit voortvloeiende
gevaar in den oorlog betrokken
te W o rde n. De erorme militaire machts
ontwikkeling 'toch der béide westelijke con
tinentale grootmachten maakte de be
scherming onzer grenzen tot een drin
gende noodzakelijkheid. Men kan in de
Holiandsehe Waterlinie gelegen, wel 'de
vuist ballen en een dreigend gezicht zet,
ten, maar daarmee houdt men een oorlog
voerende mogendheid niet uit Limburg
en Brabant weg.
Uit dat besef zijn de maatregelen Voort
gekomen, die èn in België èn in Neder
land Vroeger en later genomen zijn. Bel
gië riep in de tachtiger jaren de Z.g. ver
sterkte Maaslinie (de vestingen Luik en
Namen mei ihet sperfort bij Iloey) in
hét leven. Wij poogden in 1891 tot reor
ganisatie van de Landmacht te komen,
met de bedoeling een veldleger te ver
krijgen, dat ps van onze liniën zou
kunnen'opereeren om aan de g re n zén
te 'waken tegen 'schending van ons grond
gebied. Mocht de Minister Bergansius
(toenmaals niet slagen, gelukkige:' was de
Minister' Kool, die in 1911 de taak van
den generaal Eland had overgenomen.
De wetten Eland-Kool voerden de sterkte
.van de Landmacht op tot ruim 200.000
man en hadden tot o n m i d d e 11 iji k
gevolg, dat ook de eventueele aan
wending onzer weermacht werd gewij
zigd.
Voor „het hart van het land" kwam
nu 'het geheele land in de plaats. Een
der eerste uitingen van dat gewijzigd
inzicht was de schepping van een afzon
derlijk veldleger, van een operatief or
gaan, «dat kon optreden o(p (elk punt van
onzle grenzen, overal Waar het noodig was.
De latere wetten (zoo de militiewelj
1912) hadden de strekking, om de ge
oefendheid Van dat Leger te vérhoo-
gen en om een geoefende [reservé
beschikbaar te stelten. Dit laatste werd
beoogd 'met de in 1913 in werking ge
treden Landstormwet, die, als zij ge
heel 'zal zijn uitgewerkt, nog ruim 150.000
geoefende 'mannen als reserve kan ver
schaffen. Thans behoort tot den geoe-
fenden Landstorm echter nog slechts één
lichting.
lOnder de maatregelen in de laatste
jaren genomen om de strijdvaardigheid
van het Lieg'er te vethoogen. behoort
fyerdier allereerst de in 1913 in werking
getreden nieuwe organisatie Van de In
fanterie genoemd te worden, die de m o-
b i 1 i s a, t, i ei veel vereenvoudigde doordat,
na de opkomst dei' militie, geen nieuwe
eenheden meer geformeerd behoefden te
worden. Ook i:s den laatsten tijd de voor
raad munitie voor de Infanterie en de
Veldartillerie belangrijk vergroot.
Over de mobilisatie van Nederland op
31 Juli schrijvende, merkt de oud-mi
nister op, dat onze Regeering daarmee
op tijd was, doch ook geen minuut le
vroeg.
Want reeds den volgenden dag gebeurde
wat men in den kring der vakmanneb.
steeds als een vaststaand feit had aan
genomen: Duitschland richtte zich tegen
het Fransche noorderflont.
Indien aan ons dezelfde eisch gesteüd
ware als aan België, dan z,ou bij gemis
van vestingen aan de Maas den 4en
A/ugustus 's morgéns het Nederlandsche
Veldleger op. zijn post zijn geweest.
't Is nü. anders geloopen. Er zijn enkele
dagen gfeweest van onzekerheid, geboren
uit de omstandigheid, dat het gevaar
evengoed uit heit Westen komen kon als
uit ihet Oosten. Dit noopte tot het volgen
van een andere gedragslijn bij het op
stellen van de troepen, maar als het ge
vaar Zich bij ons even duidelijk geteekend
had als bij België, naar welke zijde ook,
clan Waren we klaar geweest. Evenwel
met het oog op-de z.eer snelle inlei
ding der vijandelijkheden, reeds in den
morgen van den 4en Augustus, ook geen
minuut te viroe-g.
Over de .schending van de neutraliteit
van België merkt de schrijver op
(Wat 'België trof was door ieder des
kundige verwacht. Tientallen van lijVige
studies over den toekomstoorlog zijn in
de .jaatste jaren verschenen en ieder
schrijver nam als eene van'zelfsheid aan,
wat 'gebeurd ji'sL Wat meer zegt: België
zelf legde met het oog daarop zijn Maas-
linie aan en wij1 hebben er ons Veldleger
om ïn het leven geroepen.
'Men kan verontwaardigd zijn over de
gepleegde neutraliteitsscheniiis, maar dat
mm er verbaasd over is geweest
wektverbazing!
Kan ónze defensie politiek in de hui
dige omstandigheden nu op vrucht wij
zen, vraagt dè heer Coiijn. En het ant
woord geeft de schrijver in het vol
gende betoog':
Dat wij voornemens waren schen
ding van ons grondgebied door een der
oorlogvoerenden met de wapenen te belet
ten bleek uit het mobilisatie-b e v e 1,
claJt gegeven werd gelijk met de algemeen©
mobilisatie in Rusland en Oostenrijk,
doch nog één dag vóór de Deutsche en
Fransche 'mobilisatie; één dag vóór het
ultimatum aan België; drie da.gen vóór de
oorlogsverklaring van Duitschland aan
Frankrijk'. En dat wij b ij m a c hte< waren
o-m ons voornemen gestand te doen, bleek
uit de snelle mobilisatie clie afgéloopen
was toen België de 'Duitsche eischen te
rugwees.
Wie tea.l nu zeggen welken invloed deze
houding op onze naburen heeft uitge
oefend In een algebraïsche formule is
dat niet uit jt:e drukken, maar wel mag
gezegd, dat een vastberaden hou-
d i n g, gepaard aan het v e r m ogen om
van zich af te slaan, ons gevrijwaard
hebben voor molest.
En <lat is-' jiu juist het punt waarin
de oninachtzeuii'ders zich altijd, vergist
hebben. Zij hebben zich blind gestaard
op de tien tegen de honderd, de honderd
tegen de duizend. Ze hebben uit het oog
Verloren dat het hij de tegenwoordige
groepeering der mogendheden Vooral hier
om ging, of Duitschland ons gaarne naast
Engeland, of Engeland ons gaarne naast
Duitschland :zag optrekken. Want één van
tweeën zou toch feitelijk het geval
zijn indien een der twee tegenstandieijS
onze neutraliteit opzettelijk schond.
En "zegge nren nu, niet, dat dit argu
ment Duitschland dan toch niet weer
houden heeft om België's neutraliteit te
schenden; want dan vergelijkt men wat
voor Vergelijking niet vatbaar is. Dan
vergelijkt men noodzakelijkheid met wen-
schelij'kheid. Van z u i v e r m i 1 i t a i f,
standpunt bezien was het voor
Duitschland noodzak el' ij k om over
België naar Frankrijk te trekken en daar
om was het betreden van België's bo
dem door d© Duitsche legers nagenoeg
tot 'zekerheid geworden.
'Met betrekking tot Nederland kan al
leen van wen 'schel ij1 kheid gespro
ken worden. Het bezit 'dei' spoorwegen
over Maastricht en Roermond zou de
Duitsche1 operaties -zc-r vergemakke
lijkt hebben, maar 't k o n ook zonder
dat.
En dan geeft de te verwachten tegen
stand den doorslag of men 'ta! of niet
zal do-en. Die. maakt dan uit of 't dan:
nog voordeelig b 1 ij f t een tegenistandeij
meer te .schoppen.
Zóó s'taat de zaak en niet anders.
Men kan -over dit alles treuren, maar
men heeft het feit te aanvaarden.
■En daaruit Volgt dan ook onverbidde
lijk, dit, dat men zich te krachtiger wa
penen knoet, naarmate het voor een dei'
grootmachten verleidelijker is om het
grondgebied van een naburigen kleinen
staat voor zijn operaties te benutten.
Hoe groote-r kracht die kleine buurman
ontwikkelen kan, hoe minder kans dat hij
in den oorlog wordt meegesleept.
'Maar 'als er nu eens werkelijk gevochten
had moeten worden, zegt ten laatste de
groot© Thomassen. Zie dan naar België,
zoo antwoorden we. Het heeft den g'roo-
ten mogendheden geleerd, dat de klei
ne staten queer beteekenen dan zij wel
licht vermoed hadden.
En Nederland is in militair opzicht
stellig niet de mindere van België.
i
De heer Coiijn zet ten slotte uiteen,
dat ons leger inoet wachten, gé-
reed 'tot daden. In verband hiermede
vestigt de schrijver de aandacht, op
verschillende 'zaken.
Allereerst toch hebben We, zoolang
de vijandelijk elegers nog bijna dagelijks
in de nabijheid onzer grenzen op elkaar
stooten, te waken dat troependeelen, die
Verdwalen, of over de grenzen uitwijken
dadelijk ontwapend en geïnter
neerd worden.
Niet minder scherp zullen we er op
hebben toe te zien, dat, bij gévechtien^
nabij de grens, vervolgende troe
pen in hun ijver zich niet laten verlokken
bun Vervolging uit te strekken op Neder-
landseh territoor.
Al is dit gevaar door de Duitsche
overwinningen wel verminderd, uitgeslo
ten is biet niet. Denk aan Antwerpen.
In de tweede plaats blijft het ge
vaar voor opzettelijke neutïaliteitsschennis
bestaan. Men zij in zijn oordeel daarover
voorzichtig en billijk. De nu aangevangen
worsteling is de geweldigste die de we
reld ooit aanschouwde. Het is voor de
4 continentale grootmachten er op of er
onder ©n waarschijnlijk voor goed. „Het
einddoel van dezen kamp" zoo schreef
de „Hamburger Nachrichten" van 11
Augustus *j.l. „is eene nieuwe rege
ling van de machtsverhoudingen in het
„centrum van Europa en daardoor eene
„wijziging in den bloedsomloop van het
„geheele politieke organisme der oude
„wereld". Daar gaat het inderdaad heen!
Men 'bedenke wat dat zeggen wil en
vrage zich dan dit eens af: indien de
zaken voor Duitschland b.v. eens zóó
komen te staan dat het winnen kan
door b.v. een half millioen zijner reserve
troepen snel in Noord-België te werpen
en dat het verliest wanneer zulks
te laat geschiedt, wat zal het dan doen?
Dan zal het alleen vragen wat grooter
tijdsverlieS met zich brengt: het Neder
landsche Leger op zij dringen of een om
weg maken ten zu,iden van Limburg. En
het zal den weg nemen die het minste
tijd kost. Men kan volkomen dezelfde
vraag stellen met betrekking tot Enge
land. Het is nog onmogelijk te zeggen
hoe het verloop zal zijn. lederen dag,
ja ieder uur kan nieuwe wendingen bren
gen.
Na er op gewezen te hebben, dat het
Japansche ultimatum ons in gevaar
brengt voor verwikkelingen en in de
to e pas [sting van artikel 7 van het
Rijnvaartcontract, dat aan Duitschland
vrijen doorvoer waarborgt een oorzaak
ligt van mogelijke conflicten, betoogt
de oud-minister, dat het gaat om een
nieuwe regeling van de machtsver
houdingen in centraal-Europa, om een
wijziging van het geheele politieke or
ganisme der oude wereld.
Dat kan voeren tot de noodzakelijk
heid om onze neutraliteit te laten varen.
Wanneer er een geheel nieuwe kaart van
Europa geteekend moet worden, wanneer
dat eens de uitkomst zou zijn van de nu
aangevangen worsteling, dan kan er een
oogenblik komen dat ook w ij onze stem
moeten doen hooren. Niet uit dwaze,
belachelijke zucht om aan groote politiek
te doen, maar om bij de eindregeling
onze eigen belangen te waarborgen. En
dan veriieze men niet uit het oog, dat
een paar honderd duizend man volkomen
Versche troepen aan het eind van een
grooten oorlog driemaal zooveel waard
zijn als in het begin.
De oud-minister eindigt zijn artikel
met de bede, dat de oorlogsgeesel aan
ons land en aan zjjne koloniën voorbij
moge gaan.
Wij begeeren niet anders dan een be
scheiden plaats onder de zon, dan een
onafhankelijk volksbestaan en de getrouwe
bewaring van wat ons door Gods voor
zienig bestel in den loop der historie is
toe-betrouwd. Evenwel, komt het anders,
dan zal het gewapende Nederlandsiche
Volk zijn plicht doen, dan zal blijken,
dat f,Das Volk in Waffen!" niet alleen'
voor Duitschers geschreven werd.
Tot zoolang: wachten!
Bidt God, maar houdt het kruit droog!
Het Goesche kleine-klassen-argu nentj
Dezer dagen werden wij nog eens her-
innierd aan het debat in den Goeschen
Raad gehouden vergadering van 30
Juli naar aanleiding van een voorstel
van het dagelijksch bestuur tot vereeni-
ging van schollen B en C, en van scholen
A en Meisjesschool.
Wat haddien die tegenstandei's een pijn
over die „te groote" klassen van 36 tot
40 leerlingen; en een zorg voor die min
derwaardige kinderen van school C voor
vvlelke kleine klassen zoo goed waren.
„Volksondterwijs" vooral roerde zich.
Men kent de geschiedenis. Wie er zich
voorspande leed een nederlaag, want het
gezond verstand van het dagelijksch be
stuur en het schooltoezicht, meerendeels
liberalen, zegevierde. i
Doch, hoe kwamen wij nu aan de her-
innlering?
Wiel, door de lezing van eenige zin
sneden in het regeeringsverslag van 1912-
1913 uit leen rapport van den inspecteur
van bet Lager Onderwijs in de 2e Inspec
tie, den heer Fabius, geen bepaald man
van rechts, doch als school-autoriteit
hoogst betrouwbaar. Wij drukken ze af
en bieden ze aan ter overdenking aan
de afdeeling Goes van „Volksonderwijs"
en de vrijzinnige Goesche raadsleden,
die het, al dan niet gemotiveerd, met
haar eens zijn gebleken. Het staat op
pagina 22.
„Ik zoo schrijft genoemde Inspec
teur 4.Ik eindig de beschouwingen
over den toestand van het Lager On
derwijs met een inderdaad zeldzame
klacht, die over de kleine klassen, zij
kojmt uit Utrechtde districts-school-
opziener schrijft, dat men bij de stich
ting van nieuwe scholen in de snel
zich uitbreidende stad niet altijd oor-
deelkundig werkte; waar met loffelijke
voortvarendheid gestreefd wordt naar
het verschaffen van de noodige school
ruimte, was men in de plaats van ves
tiging soms minder gelukkig, zoodat
vooral in het arrondissement Utrecht
Prijs der Advertentiën
15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels 1.
iedere regel meer 10 ct.
I openbare scholen aangetroffen worden
met schaars bezette klassen.
Wie denken mocht, dat althans die
weinige leerlingen er wèl bij varen, zou
zich Vergissen, want de districts-school-
opziener zegt er van, dat zulks aan
de scholen der 1ste en 2de soort, be
stemd voor on- en minvermogenden,
zoowel op den ijver en de toewijding
van het personeel, als op de vorde
ringen der leerlingen, volstrekt niet al
tijd gunstig werkt. Het aantal achter
blijvers is in die klassen naar verhou
ding even groot als in de normaal
(40) bezette klassen van goed bevolkte
scholen en sommige onderwijzers ra
ken aan het kleine aantal leerlingen
(soms niet meer dan 20) dat zij heb
ben te onderwijzen, zoo gewend, of
liever worden- er zoo door verwend,
dat een toevallige stijging van het leer
lingaantal tot 25 hen reeds doet kla
gen over overbevolking".
Vooral die laatste opmerking is- kos
telijk.
En wie in de schoolwereld een weinig
bekend is, natuurlijk de drijvers uitge
zonderd, die beaamt haar.
Fabius is man van ervaring. Hij heeft
het niet van hooren zeggen maar van
eigen waarneming.
Het brengt misschien de Afdeeling
„Volksonderwijs" eenigen troost in haar
rouwbedrijf over het toekomstig teloor
gaan van haar kleine klasjes.
Averechtsche vredestichters.
Te Amsterdam schijnen rare vredestich
ters te zitten.
De bekende moderne predikant Scher-
merhorn, Christen-anarchist Van de rich
ting Tolstoy, voerde jn een vergadering
van „vrije socialisten" het woord oyer
den oorlog. Er was „Vrij debat". In een
manifest was door deze „vrijen" een be
roep gedaan op „de edelste gevoelens
der menschheid".
Maar zeker toch niet om te bewijzen
welke die „edelste" gevoelens zijn
niet zoodra was het vrije debat begonnen
of deze mannen van den vrede begonnen,-
naar „Het Volk" meldt, op het hevigst
te schelden en &e vloeken. Onder heit
uitbrullen yan den nationalen Nederland-
scben yloek, die helaas in de kazernes
zoo onrustbarend vaak woirdt gehoord,
en waarin de verdoemenissen Godes oveï:
de eigen ziel worden ingeroepen, joeg
men den debater van het podium.
Van alle kanten werden hem de ge
meenste qualiteiten toegeschreven, en
'we'rd hij gedreigd er af ge..gooid (zul
len wij nu maar zeggen) te zullen wolf
den.
Het poheen wel Samson onder de Fi
listijnen.
En dergelijke menschen nu zouden in
ons land de Vredesbeweging moeten gaan
de houden, den oorlog moeten bannen!
Nog wel met een predikant als geeste
lijken gangmaker voorop:
'tls al te bespottelijk, zoo niet erger
lijk.
Uit geteisterd België.
Een lezer van de „N. R. Ct." uit Her
stal, teen voorstadje van Luik, beschrijft
de ellende aldaar geleden als volgt
De nachten van 5 tot 13 Aug. is nie
mand uit de kleeren geweest en hebbein
we altijd in kelders doorgebracht, nu in
deze, dan in genen. We vluchten altijd
maar naar dien kant, waar we wisten,
dat geen gevechten aan den gang wa
ren en verscholen ons dan met velen in
een kelder. Een dag en nacht hebben
we in Luik doorgebracht, toen het ons
te benauwd werd in Herstal. Daar zaten
We met een groot aantal menschen in
een kelder bij1 een pottebakkerswinkel.
't Water -stond er een voet in en we
hadden niets te eten en te drinken dan
zuur brood en water.
Maai' aan eten dacht niemand haast.
Bijl, schop en zaag waren altijd in die
kelders gereed voor 't geval 't huis zou
afbranden of- instorten, .om ons er dan uit
te kunnen werken.
Overdag waren we veelal in ons eigen
huis, maar toen de gevechten het hé-
vigst waren, de groote kanonnen op de
forten speelde en gierend en fluitend ko
gels, granaten en bommen door de lucht
vlogen, toen de kogels op ons dak vielen
en voor de deur de granaatscherven op
te rapen waren, toen menschen, die we
kenden door verdwaalde kogels werdeinj
gedood in of bijl hun huis, wisten we niet
meer waar ons te bergen.