:n,
ligheden
ar tij
No. 384
Donderdag 3 September 1914
38e Jaargang
ISEN.
iard,
iars9
De Groote Oorlog.
HT
Es nieuwe
iu goeden
>leiiwagen
istbode
L*).
„De Zeeuw" in Militair
Tehuis en Kamp.
erden prijs
voorraad is
prijzen.
1AGAZIJN,
liddelburg.
i
frabbendijke
|oIen, Ritthem.
12 jaar bij|F.
INDERHOUD,
Landbouwer,
fruit, kennis
J. F. JANSEN,
i ejn s tjg
TERDAM
plaatsen.
en 16 9,-10,—
ld. 17 9,-10,80
ld. 18 8,80 11,
er. 19 9,—11,
ld. 20
In. 21 10,-12,—
Is. 22 7,—12,—
|en. 23 7,3011,—
id. 24 8,-11,—
Jjd. 25 8,3011,—
ter. 26 8,3011,—
ld. 27
an 28 8,3012,—
hs. 29 8,3012,—
pen 30 9,—10,30
ehter den datum
zeehet tweede
iRotterdam.
lienst
A3.—ROTTERD.
Ie plaatsen.
1914.
uitgezonderd des
|sn vm. 7,15, van
van Rotterdam
terdam 7 uur.
86
9.01
8.35
8.20
7.56
7.27
7.05
6.55
Uitgave van
de Naatnl. Venn. LL CTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LANGE VORSTSTRAAT 219.
Bureau te Middelburg:
FIRMA F. P. DHUU L. BURG.
Drukkers:
Oosterbaan Le Cointre - Goes.
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. post
Losse nummers
ƒ1.25
0.05
Prijs der Adverteniiën
15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels 1.
iedere regel meer 10 ct.
>rdam 2.30.
Onze soldaten worden goed bedacht.
In de laatste 24 uur kwamen van de
volgende personen abonnements-bè'stellin-
gen in ten behoeve van onze militairen:
N. N. te BiezelingeA. de Gr. te Kloe-
tinge: R. A. te Oud-Vossemeer.
Er zijn altijd nog Tehuizen en kampen,
waar men tevergeefs naar „De Zeeuw"
uitziet.
Theorie en praktijk.
Uit de jongste praktijken van den oor
log is thans gebleken wat volgens het
oorlogsrecht, in de praktijk altijd, geoor
loofd 18.
In de eerste plaats uitzetten.
Uit België zijn tal van Duitschers. ook
die welke met Belgische vrouwen ge
bouwd waren uitgezet,
De ervaring door den Hollander Zel-
denrust opgedaan, een man die zelfs met
een Belgische vrouw gehuwd is, en toch
in België niet veilig bleek, heeft getoond
hoe veT men met die uitzetting gaan
kan.
In 1870 weïden uit Frankrijk honderd
duizend Duitsohers uitgezet. Prof. De Lou
ter verhaalt in zijn boek dat het opzien
baarde.
In de tweede vredesconferentie stelde
Italië voor, uitzetting te verbieden; doch
het voorstel werd bestreden en daarom
ingetrokken. Hiermee was derhalve het
recht van uitzetten erkend. Trouwens er
werd vastgesteld dat dit recht aan eiken
staat eigenmachtig toekwam.
De oorlogvoerende staten gingen der
halve met de uitzetting niet buiten hun
boekje.
Waarmee evenwel niet ontkend wordt,
dat liet een zeer harde veiligheidsmaat
regel is.
Een tweede belangrijk punt is de af
straffing.
„Het Volk" herinnerde dezer dagen aan
het verbod van het dooden of verwonden
van een vijand, die zich op genade of
ongenade heeft overgegeven;
het onrechtmatig gebruik maken van de
witte vlag; van de nationale vlag of de
uniform van den vijand, en van de on-
derscheidingsteekens van het Roode
Kruis;
de niet-gewapende bewoners dwingen
als gids dienst te doen;
steden, dorpen, woningen, gebouwen,
die niet verdedigd worden, aan te val
len of te bombardeeren, terwijl bij be
legeringen en bombardementen zooveel
mogelijk moeten gespaard worden de ge
bouwen, gewijd aan de eerediensten, aan
de kunsten, de wetenschappen en aan
de weldadigheid, de geschiedkundige ge-
denkteekenen, de hospitalen en de plaat
sen, waar zieken en gewonden bijeent
gebracht zijn, op voorwaarde, dat zij niet
gelijktijdig voor een militair doeleinde
worden gebruikt.
Of van deze bepalingen door de oor
logvoerende partijen in België niet is af
geweken, zonden wij niet durven beslis
sen. Er zijn in de bladen mededeelingen
afgedrukt, uit den mond van vluchte
lingen afgedrukt, welke te denken geven.
Vast staat echter dat het optreden van
burgers, tegen militairen streng moet ge
straft worden. Streng is evenwel niet het
zelfde als WTeed, en oorlogsrecht betee-
kent niet onmenschelijkheid.
En hetgeen in Leuven van beide zijden
geschied is, bewijst dat de grenzen ook
in dit opzicht overschreden zijn.
Theorie en praktijk schijnen hier al
te zeer uiteen te loopen.
Nederland zij dankbaar dat de kneu
zende oorlogsvracht onze „beemden" niet
doorploegt.
Doch laten alle inwoners zich er, wel
van doordringen dat de burgers zich nim
mer mengen in den strijd. Daarom jui
chen wij ten zeerste den genomen maat
regel toe om alle wapenen te doen in
leveren.
Duitschland en Nederland.
Onze a.-r. „Rotterdammer" heeft her
innerd aan hetgeen Keizer -Wilhelm op
13 Deo. '1907 sprak aan het galadiner
te Amsterdam, toen hij er de gast was
van onze Koningin:
„Uwe Majesteit heeft de vriendelijk
heid gehad, een snaar aan te roeren,
welke in mijn hart weerklank moest
vinden en in het hart van mijn Huis
en mijn volk, n.l. de betrekkingen tus-
schen de Huizen van Oranje en Ho-
henzollern. Uw Majesteit kan ervan ver
zekerd zijn, dpt telkenmale dat ik den
voet op Nederiandschen bodem zet, ik;
met dankbaar hart het land aanschouw,
dat eenmaal mijn voorouders heeft ge
leerd hun plicht jegens het vaderland
te vervullen. Van hieruit voerde de
Groote Keurvorst zijn gemalin naar zijn
vaderland. Hier had hij, geleerd vooï
zijn volk te arbeiden. De edele Keur
vorstin heft ons een beeld achterge
laten, dat thans nog in mijn volk leeft
en ook in de stichtelijke liederen, die
wij des Zondags in de kerken zingen.
De spoorzaamheid en de vreugde in
den arbeid van 'den eersten Fredetik,
Wilhelm stammen mede uit Nederland.
En zoo is mijn Huis den Nederlanden
en 'het Huis Oranje den innigsfen dank
verschuldigd. Aan dezen plicht der
dankbaarheid kan ik slechts daardoor
uitdrukking geven, dat ik met mijn le
ven borg sta, dat onze landen zich
in vrede kunnen ontwikkelen. Ik weet,
dat ik één hen met mijn land, als ik
God bid, dat hij Uwe Majesteit en
Hare gezegende Regeering beschermen
moge".
Wij moeten dergelijke toosten niet te
hoog aanslaan; wij moeten ze niet al
te ernstig nemen. Niet dat zij 'niet uit
het hart wellen zouden of niet zouden
vertolken den hartewensoh der bevrien
de of genabuurde natie. Maar omdat de
vorsten soms op een oogenblik zoo maar
kunnen geplaatst worden voor omstandig
heden, die hen dwingen juist andersom
te handelen dan in bedoelde toosten is
toegezegd.
Er bestaan photo's, die den oppervlak
kiger beschouwer zouden kunnen doen
gelooven aan een eeuwige vriendschap,
bijvoorbeeld tusschen de vorsten van
Duitschland en Rusland, Duitschland en
Engeland, zelfs tusschen den Keizer en
den President der Fransche Republiek.
En toch zijn nu al deze neven in een ver
delgingsoorlog gewikkeld, waarhij het gaat
om het leven van een hunner.
Bovendien Wordt gewaagd in bovenge
noemde toespraak van de bloedverwant
schap tusschen 'de Huizen van Oranje en
Hohenzollern. 'Maar kan er nauwer
bloedverwantschap bestaan dan tusschen
deDuitsche en Britsche Vorstenhuizen? Is
de Keizer niet een volle neef van Ko
ning George? Was Victoria van Enge
land niet beider grootmoeder? En is niet
de Tsaar rechtstreeks geparenteerd aan
meer dan één Duitsch Vorstenhuis? Zijn
overgrootmoeder was de tante van Kei
zer Wilhelms vader. Hij zelf is een zwa
ger van den groothertog van Hessen. Ook
de Belgische en Beijersohe vorstenhuizen
zijn nauw met elkander verwant. Prinls
Albert is een geboren Sakser.
De bloedverwantschap tusschen onze
Koningin en den Keizer zou dan ook
wel geen beletsel zijn geweest voor dezen
laatste om, ware het noodig, Nederland
den oorlog aan te doen. Doch de Kei
zer heeft dit niet noodig geacht; zoo
zal '"t wel zijn.
Generaal Staal wijst er althans in „Het
Vaderland" op, dat Duitschland geen be
hoefte had aan een breeder front bij zijn
eersten aanval en dus niet noodig had
ons grensgebied te betreden. En boven
dien, „aangenomen al, dat het voor de
Duitsche troepen een voordeel zou zijn
geweest om hij ten noorden van Maas
tricht over de Maas. te gaan, dan stond
tegenover dit voordeel dat uit den
aard der zaak niet dan door schending
onzer neutraliteit te verkrijgen was
het belangrijke nadeel dat, behalve heft
Belgische leger, ook het onze in de rij
Van de tegenstanders der Duitschers was
gebrachtdat toevoer van piroviand. enz.
uit ons land naar Duitschland geheel on
mogelijk werd gemaakt en dat Engeland
ook ons gebied als bondgenoot had kun
nen betreden eu daar zelfs door ons
wellicht met welgevallen zou zijn ont
vangen".
Daarom, zoo besluit de deskundige
schrijver, kon voor den Keizer de keuze
niet moeilijk zijh; een niet noodig voor
deel koopt men niet in ruil van. ver
schillende belangrijke nadoelen.
Waar het belang van een volk op' 't
spel staat en de toekomst van een rijk,
daar legt de vorst aan de stemme der
bloedverwantschap1 het zwijgen op;. Intus-
schen danken wij den Heere, den Koning
der Koningen, voor Zijn genadig bestier.
Gode alleen de eer.'
Veevoeder.
Moet rogge, veevoeder worden?
Daar schijnt gevaar voor te bestaan,
indien tenminste waar is dat de mi
nister van landbouw wel den uitvoer
van rogge doch niet den uitvoer van
mais verboden heeft. j
Dat de grenzen gesloten zijn voor den
uitvoer van rogge, verdient toejuiching.
Rogge is een uitnemend voedingsmiddel
voer den mensch. Gaarne zullen wij ons
dezen winter met roggebrood veapencegen.
Maar nu gaat tegelijk mais (een vee
voeder) het land uit; zoodat van dezen
winter bij gebrek aan veevoeder het vee
met rogge zal mceten gevoerd worden.
Wordt regge veevoeder, dan komt er
gebrek aan rogge als volksvoedsel.
Laat ons hopen dat de minister nog
een stap verder gaat, en ook den ver
deren uitvcer van mais verbiedt.
Mechelen.
Hce 'ter in de stad uitziet?
Droevig. En Vuur en kruit richten nog
steeds meer onheil aan.
De hoofdinspecteur van het lager on-
derwijs in Mechelen, die uit de stad ge
vlucht is, na neg gedurende het bom
bardement. zijn huis te hebben bezocht,
deelde het velgen de mede
Rij had bemerkt, da.t de Duiistehers den
Romboutstoien tot mikpunt hadden geko
zen voor hun geschut, wijl de toren als
militair observatiepunt dient. Men kan
er allo wegen van Brabant, tot Leuven
toe overzien; aan de tegenovcrge-Stelde
zijde ziet men alle forten van Antwer
pen. De inspecteur durfde zich in de
stad wagon, wijl hij alleen rondom den
toren de bommen zag ontploffen. Die
bommen hadden op de metersdikke muren
weinig uitwerking en konden er slechts
Stukken afslaan. Het dak van de kerk was
overal doorboord.
Na rondom de giachten te zijn geloopen,
een tweetal kilometers ongeveer, waarbij
hij slechts één mensch ontmeette (hét
was toen Dinsdagochtend half 12), kwam
hij aan zijn hujs. Het. stond neg onbe
schadigd en was niet geplunderd. Het
huis van (zijn buurmab, waar hij aan
belde, was ev'enals alle andere huizten
Verlaten.
Op drie plaatsen brandde het in de 'stad.
Een groote brouwerij! tegenover het be
kende smulpap'enrestaiirant van de Cour
du Beffe'r wasl a%ebrand. Verder scheen
er van de 60.000 inwoners niemand meer
'gebleven te zijn. Ook zag hij geen Duit-
s'ohers.
Intusschen denderden do schoten rond
om den Romboutstoren voort. Dat duurde
tot op het oogenblik dat hij de stad
weder verliet, ongeveer half twee. Aan
den toren was neg steeds geen bijzondere
schade té bemerken.
„Het Handelsblad" verneemt uit Meche
len nog dato 2 dezer: De toren St. Rom-
bout staat nog, maar de kerk maakt den
indruk van een bouwval. De prachtige
glasramen zijn vernield. Gelukkig heeft
men vele kunstschatten kunnen redden.
Uit de St. Janskerk werden de schil
derijen van Rubens, De aanbidding der
Koningen en de Gekruisigde, per auto
naar Antwerpen gebracht en geborgen in
een bomvrije izaal van het museum. Ook
het drieluik van Simon de Vos: De aan
bidding is aldus gered.
Heden tracht men nog andere kunst
werken, alsmede zeer kostbare stadsar
chieven en de beroemde pop öpsinjoorken,
in veiligheid te brengen. Het wereldbe
roemd klokkenspel, zoo dikwijls door den
kunstenaar Jef Denijn bespeeld, is on
herroepelijk verloren.
Ik verneem van den bestuurder der
Mechelsche celgevangenis, die naar Ant
werpen is gevlucht met alle gevangenen,
dat de prachtige St. Romboutstoren, een
der schoonste architeetuurmomimenten
der Nederlanden, begint over te hellen.
De uitwerking der machinegeweren.
Woensdag was het verschrikkelijk, zoo
vertelt een Engelsch infanterist. Wij wa
ren in een der voorts te loopgraven. Wij
lagen daar zonder ons te kunnen bewegen.
De Duitsche machinegeweren schoten zoo
fel over ons hoofd, dat we geen hand
konden opsteken zonder te worden ge
wond. Zoolang we in de loopgraven lagen,
konden ze ons geen kwaad doen, maar
zoodra we 'die verlieten om terug te trek
ken, werden we weggemaaid. Bij het begin
van dit gevecht, bestond ons regiment
nog uit 1300 man, daarna waren er slechts
300 over.
De Engelsche machinegeweren richtten
aan den anderen kant ontzettende ver
woestingen onder de oprukkende Duit
schers aan. Ik heb een sergeant met een
machinegeweer tegen hen zien werken
op een afstaud van slechts 150 meter.
Zij vielen als halmen.
Straks voor Parijs.
Parijs bereidt zich voor op de tweede
belegering door de Duitsohers. De par
ken en renbanen zijln herschapen, in lan
derijen, waar duizenden stuks groot en
klein vee grazen. De Parijsche bevolking
zal hieruit wel begrijpen wat er in aan
tocht is, maar uit de bladeu komt ze
het niet te weten,want het nieuws van
den opmarsch uit 't Noorden wordt door
den censor zorgvuldig geweerd. Intus
schen doet het militair bestuur al wat
noodig is om de stad in staat van tegen
weer te brengen. „N. R. Ct."
Bommen in Antwerpen.
Een der oorlogscorrespondenten van de
,,N. R. C." seint:
Een Nederlandsch zakenman, die van
Antwerpen naar ons land reisde, heeft mij
omtrent de bommen uit het luchtschip
nog het volgende meegedeeld:
Wonend in 'een groot huis in de Ley-
straat, werd 'hij wakker door het ge
schreeuw en gejammer van vrouwen en
kinderen ,die naar den grooten kelder van
het huis vluchtten. Men had zich uit
angst niet den tijd gegeven zich te klee-
den. Hij ging daarentegen naar het dak
om uit te kijken en ontwaarde het lucht
schip, dat zich boven den fortenrand be
vond op ongeveer 2000 meter hoogte.
Herhaaldelijk zag hij' een blauwe licht-
schicht, wanneer een projectiel naar be
neden werd geworpen, vermoedelijk om te
zien waar het luchtschip zich bevond.
Mijn zegsman meende, dat een aanslag
werd gepleegd op den generalen staf, die
in een huis achter de Leystraat gevestigd
is. Daar ontploften echter geen bommen.
Er wordt vermoed dat de Zeppelin tegelijk
met zijn bommen ook ballast uitwierp om
zoo spoedig mogelijk te stijgen teneinde
buiten bereik van de kogels van de overal
losbrandende geweren en kanonnen te
zijn.
Ook op het vliegterrein bij Wilrijck moe
ten bommen gevallen zijn.
Al het goud van de Nationale Bank
is volgens gerucht naar Londen ver
scheept.
De verwoesting van Leuven.
Een. Dominicanerpater, die getuige was
van de verwoesting van Leuven en te Keu
len aankwam, verhaalt het volgende:
De Belgische regeering vaardigde na
het binnentrekken der Duitsche troepen
een proclamatie Uit, waarin de bewoners
werden aangemaand zich kalm te houden
en waarin vooral werd gewaarschuwd
tegen schieten op de Duitsche troepen,
daar overtredingen zwaar zouden worden
gestraft. De geestelijken kregen de op
dracht deze kennisgeving Zondag -23
Augustus te verkondigen en den inwo
ners op het hart te drukken er gevolg
aan te geven. De Duitsche militaire auto
riteiten hadden gijzelaars gearresteerd, die
echter daar alles rustig bleef 24 Augustus
's avonds weer waren vrijgelaten. Den vol
genden morgen werd nog eens in alle
kerken tot rust aangemaand, 's Middags
tegen vijf uur kwamen nieuwe Duitsche
troepen aan, die evenals de vorige, die
intusschen Leuven weer hadden verla
ten, in de stad werden ingekwartierd.
Spoedig daarop deed het gerucht de ronde,
dat Engelschen en Franschen van twee
zijden in aantocht waren. Dat was "Dins
dagavond 25 Augustus. Men hoorde toen
kanongebulder én geweervuur. Op het
zelfde oogenblik werd van uit de huizen
op de soldaten geschoten, waarop deze
oim half acht 'savonds onder de wapens
werden geroepen. Toen begonnen de bur
gers in grooter aantal uit de huizen op
de Duitschers te schieten. De troepen
antwoordden met geweer- en mitrailleurs-
vuur.
Dienzelfden nacht werden reeds huizen
in de asch gelegd, vooral in de Stations
straat. De St. Pieterskerk werd verwoest,
omdat daar wapens werden gevonden.
Ieder, die zich aan het raam vertoonde
werd beschoten. De gijzelaars werden op
nieuw gehaald en naar het raadhuis ge
bracht. Onder hen bevonden zich Mgr.
Coenraets, vice-rector van de universiteit,
de sub-prior van de Dominicanen en nog
twee andere geestelijken. Deze gijzelaars
werden vervolgens van het raadhuis on
der militaire begeleiding door de straten
gevoerd om op de hoeken van de straten
de bewoners in het Fransch en in het
Vlaamsch tot kalmte te vermanen. Dit
duurde tot vier uur in den nacht. Des
ondanks werd gedurende dezen tijd uit de
huizen geschoten. De soldaten beant
woordden dit vuur en steeds meer huizen
gingen in de vlammen op. Woensdag
middag werden de gijzelaars opnieuw door
de straten gevoerd. Zij verkondigden in
het Fransch en in het Vlaamsch dat zij
zouden worden doodgeschoten, wanneer
de rust niet terugkeerde. Het mocht niet
baten. Zelfs gedurende dezen rondgang
werd het vuur niet gestaakt. Men schoot
zelfs op de soldaten, die de gijzelaars
begeleidden en op den doctor. Dit duurde
zoo den heelen nacht door tot Donderdag.
Donderdagmorgen half 9 kwam een
Duitsch officier met eenige soldaten in
het Dominicanerklooster binnen en eischte
van eenige paters, dat zij overal zouden
bekend maken, dat de stad zou worden
gebombardeerd en den bewoners word
aangeraden alles in den steek te laten
en zich naar het station te begeven. Kort
daarop nam het bombardement een aan
vang. Om negen uur waren de Domini
canen aan het station. Men had de ge
wonden, Belgen en Duitschers, die in het
klooster, waar een afdeeling van het Roo
de Kruis was opgericht, werden verpleegd,
in de wachtkamer van het station ge
bracht. De paters kregen verlof om twee
uur te vertrekken met den trein, die voor
gevangenen was bestemd. Er waren veer
tien uur Uoodig om tot Luik te komen.
De reis van daar naar Keulen duurde nog
10 uur. Bij huu vertrek uit Leuven ston
den de hallen in brand, evenals de gebou
wen van 'de universiteit en de biblio
theek.
Generaal-Kwartiermeester v. Stein.
In deze dagen wordt herhaaldelijk de
naam genoemd Van den generaal-kwar-
tiermeester von Stein, die steeds de Duit
sche legerberichten onderteekent.
Omtrent den generaal-kwartiermeester
melden de Duitsche bladen het volgende:
Den 13en September 1854 te Wedder-
stedt in Saksen geboren als zoon van
een predikant, nam hij! in 1873 dienst in
het 3e regiment veld-artillerie en werd
in 1875 luitenant. Terwijl hij in 1886 de
krijgsacademie bezocht, werd hij tot eer
sten luitenant bevorderdin 1888 werd hij
tot den generalen staf geroepen en het
volgend jaar van zijn commando ontlast.
ïn 1890 werd hij overste in het 17e
regiment veld-artillerie en in 1894 naar
den generalen staf van de 34e divisie
verplaatst. Na zijh bevordering in 1896
tot majoor, kwam hij in den grooten gene
ralen staf. Nadat hij in 1903 afdeelings-
chef van dezen staf geworden was, werd
hij in 1905 overste.
In 1908 werd hij met de waarneming
der werkzaamheden van den opperkwar-
tiermeester belast en in 1910, met be
vordering tot generaal-majoor, tot op-
peikwartiermeester bevorderd. Den 22en
April 1912 werd hij luitenant-generaal en1
in hetzelfde jaar bevelhebbbéï van de 41e
divisie te Cylau. Het vorig jaar werd hij
in den erfelijken adel verheven.
Zijh zoon dient eveneens in het leger.
Zooals de naam Podbrielski door de
leger-berichten in 1870 bekend werd, zoo
gaan nu de berichten Van dezen oorlog
van zijn naam vergezeld.
Brussel.
„Het Handelsblad" verneemt pit Brus
sel dato 31 Aug.:
Heel, heel veel afschuwelijks heb ik al
gezien en bijgewoond in dezen vreese-
lijken oorlog. Ik heb moord gezien en
brand en veel meerMaar schrijnen
der dan dit alles is de bittere machtelooze
haat van de Brusselaars, nu zij hun stad,
hun heerlijke blije hoofdstad, hun twee
de Parijs, overmeesterd zien door den
vijandi
Brussel is zich zelf niet meer. Het)
leven dat er zoo vroolijk placht te zijh
en luchtig, het gaat zwaar nu eu log
en moeilijk, de oogen der Brusse
laars staan somber en nijdig,en ang
stig dringt de vraag zich op; wat er zal
ontstaan uit die broeiing van haat, als
straks die nu nog ingehouden felheid zal
losbarsten in daden, eerst stiekum
daar en hier, dan te hoop in een stille
straat, dan overal en algemeen.Want
er is bijna niets meer te krijgen in Brus
sel, de menschen weten niet waar zij
hun proviand vandaan moeten halen,
ex zijn velen die honger lijden, vooral
onder 'de minder gegoeden. Het gemeente
bestuur doet al zijn best om de verdeeling
der levensmiddelen zoo goed mogelijk te
regelen, burgemeester De Max verricht
wonderen ten aanzien Van het Duitsche
gouvernement, handhaaft met krachtige
overreding het goed recht van zijn stad
en haar bewoners, maar waar niet is.
In mijn hotel was om half 9 al niets
meer te krijgen. Met moeite kreeg ik
elders twee broodjes met zonderling
vleesch er op en twee gevulde toma
ten vast.
Daarbij komen: het alcoholverbod, dat
een zeker soort Brusselaars verbittert,
en de strijdgenooten die in het N. N. W'.
deel der stad He menschen verbitteren.
Nu moet gézegd dat het Duitsche gou
vernement al doet wat het kan om de
gemoederen kalm te houden. Het staat
toe dat de menschen hun harten luchten
door de Belgische vlaggen uit te steken,
en de Belgische kleuren in hun knoops
gat te dragen,- het Iaat de „politie
agenten hun macht door ze gewapend te
houden met Tevolver en sabel, en heeft
een uitgebreid extra-politie-corps aange
steld, waarvan de leden gekenmerkt
zijn door een brassard om alle volks-
oploopen te vermijden en, als zij 'al ont
staan, terstond weer uiteen te doen gaan,