sakken
Merrieveulen,
No. 383
Woensdag 3 September 1ÖI4
38e Jaargang
RIJCKE,
TOEN EN NU7
De Groote Oorlog.
nr.
oorhanden bij
Bn KaSfvaars
Kalfvaarzen,
d als niéuwe
a$en,
(loch in goeden
ie Molen wagen
ge Poeljes,
een Kalfvaars
varkens,
„De Zeeuw" in Militair
Tehuis en Kamp.
.BURG.
oop, ^3
L WATTEL, Slager,
OOP
te Koudekerke'.
OOP
in ruil tegen een
weejarige Vaars, bij
ide Vlissingsclie weg
OOP
vege, Krabbsndijke
OOP
resMolen, Ritthem.
OOP
A. PAP E,$65 Korte
OOP
TERSE, Oostkapelle.
tegenwoordige, zoo
otel Campveerschen
goede getuigschrif-
m te melden,
otdienst
ROTTERDAM
egen plaatsen,
sr 1914*).
Woen 16 9,10,
Dond. 17 9,10,30
Vrijd. 18 8,30 11,
Zater. 19 9,11,
Zond. 20
Maan. 21 10,-12,—
Dins. 22 712,
Woen. 23 7,3011,
Dond. 24 8,11,
Vrijd. 25 8,3011,
Zater. 26 8,30 11,
Zond. 27
Maan 28 8,3012,
Dins. 29 8,3012,—
Woen 30 9,-10,30
tal achter den datum
ierikzeehet tweede
ran Rotterdam.
otdienst
>DELB.—ROTTERD.
gende plaatsen.
>er 1914.
st, uitgezonderd des
ingen vm. 7,15, van
5 en van Rotterdam
botterdam 7 uur.
usscben twee naties
eind© aan duizenden
l
inmiddellij'k een uni-
i.
voeren in de verte,
'fstand, twee kruisers
haastte zich om haar
vlag, die anders
diende, omhoog te
de het schip zijn na-
twoord, voor het on-
;t was bang.
passagiers- ©n han-
oi zich ongeveer in(
i volksmenigte, welke
dat leeuwen uit hun
n. Deze leeuwen zijn
mogendheden hebben
uille-kruisers, verken-
Ik; wateren, het zijd
oniën, de beschermers
iel.
één slag, werpen deze
rmers, in de Chinee-
ls in de Karaïbische
indelijke handelssche-
wordt ontvolkt. Er is
voor gepantserde en
ichepen, en voor de
utrale mogendheden,
einig talrijk zijn.
Uitgave van
de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO
gevestigd te Goes.
Hoofdbureau te Goes:
LANGE VORSTSTRAAT 219.
Bureau te Middelburg:
FIRMA F. P. DHU1J - L. BURG.
Drukkers:
Oosterbaan Le Cointra - Goas.
VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG.
Abonnementsprijs
Per 3 maanden fr. p. post
Losse nummers
ƒ1.25
„0.05
Prijs der Advertentiën
15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct.
3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend.
Bij abonnement voordeelige voorwaarden.
Familieberichten van 110 regels ƒ1.
iedere regel meer 10 ct.
De Volgende personen hebben nog een
abonnement Voor de militairen voor hun
rekening genomen:
Ds. A. M. D. te Amersfoort; J. S. Jzn.
te lerseke.
Eenige jaren geleden schreef de heer
Jongejan, hoofd eener Chr. School te Oud-
Beyerland in het „Christelijk Schoolblad''
eenige herinneringen uit zijln jeugd. Hij
had als ondermeester zijn loopbaan be
gonnen met een salaris van f25 's jaars
boven kost en inwoning. En zijn ouders
waren niet bemiddeld. Later als hoofd
der school bediende hij! eon tiental posten,
te weten
1. Onderwijzer (schoolmeester). 2. Voor
zanger, waaronder natuurlijk ook het
voorlezen was begrepen. 3. Klokluider.
Dit geschiedde gewoonlijk driemaal per
dag, behalve bij begrafenissen, hij ge
boorten en overlijden van vorstelijke per
sonen. Het gaf 50 ets. extra per keer.
41 Klokopwinder, en wee ons, wanneer
het uurwerk van slecht gehalte was, men
raasde dan tegen uurwerk en opwinder.
5. Doodgraver. Graven heb ik nooit ge-
fnaakt; d ft had men van het menu ge
schrapt, toen ik mijne betrekking aan
vaardde. 6. Lijkbezorger, waaronder was
begrepen: het doodbeKendmaken langs de
huizee met steek en (hangenden rouwband,
het bedienen van de tafel in 't sterfhuis,
enz. 7. Polderbode, wanneer men ook
moest voorsnijden en schenken bij polder-
vergaderingen. (Natuurlijk kreeg Meester
ook zijn portie; die er niet tegen kon,
bekwam soms te Veel.) 8. Voorlezer voor
de pui. 9. Verzorger van de kerk; haar
schoonhouden, stoelen met kussens zetten
voor de doopmoeders, dat nog een aardig
duitje gaf; zorgen voor doopwater. 10.
Zorgen voor brood en Wijin bij het avond
maal.
Nu kwam daar nog bij: het bewaren
van het doodskleed, opzichter der begraaf
plaats ©nz. posten, die niet afzonderlijk
beloond, maar onder de andere begrepen
werden.
Dat Meester's Dominé's schoenen poet
sen moest en de messen van diens vrouw
slijpen, had men op de postenlijst door
gehaald. 1 i
En ondanks al die posten en bedie
ningen waren onze oudjes minimumlijdiers
in eene hoog© mate, en niemand vterwon-
dere zich over de klachten van de Matres
('s Meesters vrouw) voorkomende jn een
rijmpje, dat hij ter plaatsing in genoemd
blad aanbood. Het was vervaardigd na
een bezoek van een vriend (dorpsonder
wijzer) op een regenachtigen Maandag
morgen in de maand Augustus 1846.
De huismoeder aan 't woord.
Wel, vader, hoe staan de klimaben?
Is 't mis? Ja, 'khad het wel gedacht;
Al vroeg, heel vroeg had ik 't in de gaten,
De krekels jongen zoo van nacht.
Dat haangekraai, dat ezelschreeuwen,
Die zwaluwdrukte, 't natte roet,
De scharensliep, 't gescheer der meeuwen,
Die likdoorn aan mij!n linkervoet.
Het zijn te gader vaste teek'nen,
Secuurder dan ze 't we érg las biedt,
't Gaat reeg'nen: vast kunt ge er op
reek'nen
Voorzeg ik je het altijd niet?
Wel, wel, dat zal een weekje \yezen.
Geen buitenjongens zal je zien
Toch al zoo slap door 't Korenlezen,
En dan de bof nog bovendien.
Ik mot er toch maar huis van houwen,
Jou en de kinders klêen en rêen.
't Word ziek van 't zorgen, slaven,
i sjouwen,
Jij' zegt maar: „vrouwtje, wees tevrên".
I
Jij gaat naar school, en schudt de zorgen
Maar maklijk van je schouders af;
Dan zegt ge nog„hoor vrouw niet borgen,
Je inot niks halen op de pof."
Bij 't doopen: kwartjes onder 't kussen,
Voorheen een gulden; een goede klant.
Een zeeuw, ik zeg maar, ondertusschen
Ze snoeien je van allen kant".
Een vette lijkdienst in geen tijen;
Die stierven, zijn maar arme lui,
Daar ken je ook geen leer van snijen;
En wat geeft 't Zondags voor de pui?
Neen, 'k heb 't gezegd en 'k blijf het
zeggen
„Als 't zoo nog lang mot blijven gaan,
Dan zal je me dra op 't kerkhof leggen,
Dat 's voor een mensch niet uit te
staan."
't Was onder al dat jam'ren, klagen,
Dat Moeder schikte het ontbijt,
En wat de kleine Koo deed vragen:
„Wattechleelt u .Moe, je hebt geschreid?"
„Zeg, pa, wat is je overkomen?
Je geeft me zelfs geen morgenzoen;
Is 't over de verwaaide blommen?
Kan Koosje wat voor paatje doen?"
„Ja, kind, wil gauw naar boven loopeïi,
En roep je broertjes voor 't ontbijt;
En zet dan ook de schooldeur open,
Maar haast je, want 't is meer dan
tijd
En aan den morgendisch gezeten,
Bidt vader, legt zijn zorgen neer
Voor Hem, Die nooit hem had vergeten,
Maar wèldeed, redde keer op keer.
Dan leest hij van de jonge raven,
Die ook de Hemelvader voedt,
Van bloempjes, die zoo rijk bekleed zijn,
En 't wordt hem ruimer in 't gemoed.
En Moeder heeft het ook begrepen,
Zij voelt 't, z' is te ver gegaan
Met haren man zoo toe te spreken,
Neen, dat was gansch niet goed gedaan.
Intusschen heeft de klok geslagen
En Meester staat reeds op zijn post,
Hem ziende, beeft men niet te vragen,
Wat hem zoo'n Maandagmorgen kost.
Een ander b e d r ij f
Die schoolgeld hebbenIn een wipje
Is Meester's lessenaar omzet:
Koe haalt het haar uit 's Moeders knipje,
Ka uit een stuk van een servet.
Van Dalen, Kroes en klein© Oosthoek,
Zij' bieden ook het hunne aan.
In hoekjes Van him vuilen neusdoek,
Bevestigd door een Gordiaan.
1 M 1
Jan heeft 'tin een papieren zakje,
Dat kleeft nog van de koffiesitroop,
Fiat, 'tkomt tloch in 't centenhakje,
En 't zuiveringsmiddel is gcedkoop.
„En gij, Van Vliet, heb jij 't niet bij je?"
(De knaap wordt rood) „Neen.. Meester..
maar..
Dieez.. week., komt., vader., klaar., met
snijen
En dan brengt moeder 't allegaar."
„Ja, „snijen", „reek'nen", „'tal betaden",
„Kijk, zou je zeggen, dat 's accoord,
Geloof me, 'k zal er niets van halen,
Het is gelogen woord Voor woord."
Maar wacht, ik zou er één vergeten:
Wat air, het is alsof hij zegt:
„De Meester moet toch van ons eten",
Wie is dat? o 'tAssessorskind.
,„Nu,. die daar volgt. Maak voort wat,
kindje,
Wat blijft ge weer van achtren staan...,
Twee kwartjes? dat 's te weinig, Vrindje,
Ge moet nog om het restje gaan",
f v I 1 i 'II
„Je Moeders reek'ning is niet zuiveri
Eén kwartje voor een Kleine Piet,
Een Brave Hendrik voor Zes stuivers;
Maar wist dat dan je moeder niet?"
,,'tls ellef, zei ik,. Voor de boeken,
Tel daar het schoolgeld nu bij op,
Dan kan je zelf de som wef zoeken,
'tls juist een Gulden op den kop.''
Het lrind druipt af, om 't moe te zeggen,
Dat zij zoo met haar reek'ning faalt,
Dat 'ze er twee kwartjes bij moet leggen,
Dan zijn de boeken ook betaald.
„Nou nog twee kwartjes 1 is dat reek'nen
Maar wacht, ik zal eens met je gaan...
Zeg, Meester, wat moet dat beteek'nen?
Zoo'n handelwjjs gaat toch niet aan!''
„Is dat een geld voor zulke boeken!
Bij Joost, ie zijn de helft niet waard;
Als Aai het wist, hij zou 'r om vloeken,
En toch een vent, als een spit aardl"
„Nou, als je niet wil menezeeren.
Dan hou 'k ze thuis', zoo groot als (klein,
Mijn Aai zal ze dan zelf wel loeren,
Geluk dan met jou Braven Hein."
Zal Meester 'tyvijf de deur uitjagen?
Ja, daarin heeft hij heel Veel trek.
Beleefde hij maar beet're dagen,
Maar thans, 't vermeerdert zijn gebrek.
En nu, 'ttooneel is afgeloopen,
D'ontvangst was schraal, maar 'twas
vermoed
Men bleef nu nog op morgen hopen,
Misschien was 't weer dan toch wel gced.
En 't weer was gced, geen wind ofi regen;
Maar toch 't vermeerdert 't aantel niet.
De Donderdag valt ook al tegen.
Geen „halvewekers", die men ziet.
Is Meester stil, zijn vrouw slaakt zuchten,
Als zij het schoolgeld heeft geteld,
Ontberingen opnieuw te duchten;
Zijl uit, wat ik hier thans niet meld.
En wat zal 't onderwijs wel lijden
In zulk den stapt van nood en druk.
Neen, Meester heeft Wel Veel te strijden,
Maar smaakt nochtans dit groot geluk
t 1 lil LI i 'i r
Dat hij een God heeft voor zijn harte,
Bij Wien hij zijne nooden brengt;
Die troost zelfs in de grootste smarte,
Die nooit den val zijns kinds gehengt.
Hij is ontslapen in deni Heere,
Vol achting daalde hij in 't graf,
Zijn kind'ren leven nog in ©ere,
Maar ver, zeer vier van 't schoolhuis af.
Dergelijke toestanden hebben heel oude
onderwijzers nog beleefd.
Dan is het nut beter, al' is de tevreden
heid minder, ©n ook de toewijding allicht
niet zoo groot.
Het materialisme had ook de Chr. onder
wijzers niet zoo te pakken.
Niemand verlangt dien tijd terug. Dat
zou zondige liefdeloosheid zijn. Maar
die oude schoolmeesters van de wet van
'06 hebben wonderen verricht.
Ons tegenwoordig geslacht leest en
schrijft slechter dan het vorige, zegt men.
Het is niet in den overvloed gelegen
dat dê mensch leeft van zijne goederen.
I tot 5 September.
Deze datum's maken indruk in de ge
schiedenis der Duitschers en der Fran
schen. Zij roepen den lezer den Fransoh.
Duitschen oorlog van '70 te binnen.
Den ten September werd bij Sedan
de slag geleveto welke over het lot van
tweie vorsten en twee volken besliste.
Da overwinning wend door de vereenigde
Pruisen, W urtembergers, Saksers en Beije-
rein bevochten. Van den vroegen morgen
tot den laten avond had de strijd ge
duurd. Keizer Napoleon deed wat hij kon,
doch moest het eindelijk opgeven, en met
80 duizend soldaten de wijk binnen de
stad namen, van waaruit hij zich na een
korte bestorming door de Wurtembergsche
artillerie aan de Duitschers overgaf. Des
anderen daags, in een kleine boerenwo
ning nabij Donclhery, bespraken Vorst
Bismarck en hij de voorwaarden voor
de formeele overgave, daarna ontving
hem de koning van Pruisen opi het slot
Bellevue, waar de capitulatie plaats had.
Dat was een gewichtig oogenblik.
Immers 'juist 63 jaar geleden stond
te Tilsit de moeder van Koning Wilhelm,
de zwaarbeproefde Koningin Louise, voor
den trotschen geweldenaar Napoleon I,
den oom van dezen Napoleon. Het door
den Corsikaan berooide Pruisen stond
aan de grens van zijn ondergang. Napo
leon putte zich uit in beledigingen je
gens de arme Koningin, die met haar
beide zoontjes, onder welke deze' toe
komstige overwinnaar van Sedan, vluch
tende voor den Corsikaan, ten doode be
droefd, met gebroken hart, aan den weg
gezeten had, toen deze yoorljjj reed.
Den 3en September 187Ö werd de krijgs
gevangen Keizer naar Duitstehland ge
voerd; den 5en September na,m hij' zijn
intrek in Wilhelmshöhe, in Hessen Kas
sei.
De naam bleek een voorteeken.
Wilhelmus Höhe toch beteekent Wil
helm» 'hoogte.
Wilhelms verheffing, Napoleons val.
Weinige maanden daarna werd Keizer
Napoleon door de Franschen Keizer-af
gemaakt; en Koning Wilhelm door de
Dnitschers tot Keizer uitgeroepen.
Den 5en September 1870: Napoleon op'
Wilhelmshöhe. Wie weet wordt het niet
den 5en September 1914: de Duitschers,
zooal niet op den Montmaitre, dan toch
voor Parijs.
Wij wenschen huishoudelijk om te gaan
met onzen wierook; doch zeggen nietj
te veel, wanneer wij onder den indruk
der jongste gebeurtenissen deze niet al
te stoute verwachting uitspreken.
Van een „denker".
„De Nederl." schrijft:
Wij ontvingen, het volgende anonieme
schrijven
EEN SPROOKJE.
„Daar was eens een almachtig en
goedertieren vader, die alles wist, alles
zag, en alles kon.
Maar zijlne kinderen waren het lang
niet eens met elkaar,* en trachtten
steeds ten koste van de anderen zich
te bevoordeelen.
Dat ging zoover, dat de kinderen
elkander te lijf gingen, en. doodden.
Maar de goede vader maakte daar
geen einde aan, hij! liet hen stilletjes
begaan, en deed alsof hij mets merkte.
En de sterkste overwon en maakte
zich meester van alle bezittingen der
overigen."
Hoeland zal de wereld nog getrak
teerd worden op sprookjes?
Hoeland zal het nog duren, voordat
men begrijpt, dat de wereld geheel
verkeerd georganiseerd is?
Hoelang zal het nog duren, voordat
men begrijpt, dat elke prediking van
deugden, naasteliefde, liefde voor het
vaderland, en zoo voorts, eene bespot
ting, en belachelijke onzin is,
zooiand toestanden als de huidige
moge zijn?
DENKER.
i
Deze „denkier" is blijkbaar een „vrijden
kerij Waarom mist hij den moed zijn
naam te noemen? 1
W»ij plaatsen dit schrijven, al is het
anoniem, omdat wij weten dat vele „den-
kei's" soortgelijke vragen doen.
Hun willen wij op onze beurt eenige
vragen stellen.
Heeft tot dusver de prediking van
„deugden, naastenliefde" ingang gevon
den bij: de vorsten en bij de volken,
en, zoo neen, hoe kan dan de tegenwoor
dige wereldkrij'g bewijzen, dat die pre
diking onzin is
Heeft „de goede vader" zijn kinderen
voorgeschreven, dat zij steeds moesten!
trachtten zich ten koste van anderen te
bevoordeelen, of heeft hij niet, 'eeuw in
eeuw uit, de onverzadelïjke gouddorst der
menschen, (individuen, volken en hunne
leiders) veroordeeld en met straffen be
dreigd
Heeft „de goede vader" niet van oude
tijden af de Koningen gewaarschuwd, als
deze in hoogmoed en eigenwaan durf
den te-zeggen: „is dit niet het groote
Babel, dat ik gebouwd heb tot een huis
des Koninklijks, door de sterkte mijner
macht lo' ri ter eere mijner heerlijkheid",
en zijln de Vorsten en volken, die, als
de Babyloniërs 'en Assyriërs, zich ver
hieven op hunne grootheid, niet weg
gevaagd van dezen aardbodem, zoo
dat hun sporen nauwlijks meer te vin
den zijn?
Zou als ook n u nog alle vorsten
en volken der aarde, om zich zeiven
te verheerlijken, snakken naar grootheid
en goud en eer, inplaats van „den goe
den vader" te verheerlijken, en te luiste
ren naar hetgeen de Zoon, dien Hijl ge
zonden heeft, ,heeft verkondigd, zou
die „goede vader", wel verre van dit
stilletjes te lateu begaan, niet wellicht
bezig zijn, tover zijn weerbarstige kinde
ren de oordeelen, die Hij heeft aange
kondigd, trouwens de natuurlijk© en, nood
zakelijke gevolgen van hun verkeerdheden
en afdwalingen, te voltrekken?
En is de „denker", di© voortgaat met
te loochenen dat er een „goede vader"
i s, niet mede schuldig aan datgene, waar
om deze oordeelen worden voltrokken?
Het gebeurde te Luik en Leuven.
Onze Middelbuirg's'cihe correspondent had
gisteren een onderhoud met een Neder
lander, die reeds jaren in België woon
de en die te Leuven de verschrikkelijke
dagen van 25 en 26 Augustus medemaak-
te. Deze heer gaf een nieuwen kijk op
de zaak. Hij wees er namelijk opi dat Zoo
wel Jle Luik alls te Leuven het eerst
ongeregeldheden voorkwamen in de buur
ten, waar de meeste Poolsche en Rus
sische studenten, die in grooten getale de
academies daar bezoeken, wonen. Daar
onder deze studenten tal van revolutio
nair© elementen zijn, meende de Leuve
naar in die richting1 de eerste aanleiding
tot het bericht dat er door Belgen ge
schoten sten zijn, te moeten zoeken. Ook'
deelde deze vluchteling mede, dat de Bel
gen thans onverschillig zijn voor het-
gt on erder zal gebeuren. Zij' verwijten
den franschen en Engelschen hen in den
steek te hebben gelaten en velen zouden
willen dat men de Duitschers maar stil'
him gang had laten gaan.
Vrij melken.
Een berichtgever van „Het Handels
blad" schrijft uit Mechelen:
Nog altijd waren de Duitschers met
hun artillerie bezig Mechelen onder vuui;
te nemen. D© stad is echter zoo goed!
als uitgestorven. Geen inwoner meer, al
len hebben de vlucht genomen. Overal
waar ik fietste, kwam ik vluchtelingen
tegen. De stroom schijnt voorloopig niet
op te houden. Het is in droevig, deze
mooie streek te passeeren, klagelijk Voor
al, den toestand te zien, waarin sommi
ge boerderijen zijn achtergelaten. Loei
end loopen hier en daar de koeien door
de weide. Hebben de beesten honger
Moeten zij gemolken worden Ik weet het'
n7-t' 1 i i
Op het hek van een boerderij zag ifc
geschreven„Ge rneugt hier vrij mel
ken dat was, 'geloof ik, nog niet een
van de domsten. Ik zag juist hoe een
geheele familie vluchtelingen daarvan ge
bruik maakte. De man gebruikte zijn pet
als melkemmer. De vrouw deed dienst
pis melkmeid en allen deden ziich te 'goed
aan de warme melk. Zelfs kwamen er
eenjge piotten de naam, waarmede
de Belgen meer als uitdrukking van har
telijkheid dan als spotternij hun soldaten
betitelen mee van de lekkernij smul
len.
Die opschriften opi de huizen zijn orier
het algemeen tragisch. „Ik zij in Ant
werpen bij mijn breur", leest ge hier.
Een eindje Verder: „Als ge wat van mijn
kinders hoort, stuurt ze dan man." Zoo
gaat het voort. Een ieder leest de op
schriften en voldoet aan de verdoeken
Wanneer hij kan. Trouwens niet alleen
op deuren vindt ge ze. De kranten heb
ben een afzonderlijke rubriek geopend van
verloren en gevonden menschen. Uit het
„Handelsblad van Antwerpen" van gister
avond .slechts een drietal staaltjes. Mon
sieur Staes, chauffeur, vierde compagnie
enz. verlangt nieuws te weten vau vrouw;
pn kinderen, vader en zuster", een vol
gende „vluchtelingen Diesit wordt ver
zocht inlichtingen over Gofelta Laenen te
bezorgen bij den pastoor te Bronhem".
Een derde, mevr. Van Aerschott, wordt
verzocht zich naar haar man te bege
ven (volgt adres.). Van dergelijke Ver
zoeken staan de kranten vel en de deuren
langs den weg getuigen er van, hoe ont
zettend de toestand is.
Slagveld hyena's.
'AI iUTjo
Een Duitsch esoldaat die in het ge
vecht bij Sennheim in den Opper-Elzas
heeft 'gestreden, geeft aan de „Strassburger
Ztg." de volgende beschrijving van het
slagveld na den slag.
Alles ligt stil en donker om ons heen.
Niets zou doen vermoeden dat hier
weinige uren te voren een bloedige §lag
had geowed. Slechts in de verte lichten
de wachtvuren van ©eu legerafdteeling:
De vijandelijke macht is ver teruggedre
ven. Het Roode Kruis zoekt thans ijverig
naar gewonden, wien, het hulp en lafenis
kan brengen. Geruischloos dwalen de
verplegers over het veld, luisteren aan
dachtig en waar zij in de duisternis#
slechts een zacht gekreun of een jam
merklacht hooren, snellen zij toe en zoe
ken met geduld en zelfopoffering. Eeni
edel werk, dat die onvermoeibare men
schen verrichten.
Maar wat sluipt daar voor een gedaan
te rond. Is het een gewonde? Ik roep
hem aan. Alles blijft stil en de gedaante
is in de duisternis als door een toover-
slag verdwenen. Dat zijn de lijkenberoo-
vers, de hyena's van het slagveld. Maar
zelden gelukt het een van die schurkten
in handen te krijgen maar eenigen van
die diep gezonken wezens, die zich niet
ontzien de voor hun vaderland gevallen
krijgers nog van hun laatste bezit te be-
rooven, heb ik toch gezien. Meestal' zijn
het halfwassen jongens, 15 a 16 jaar
die door een verwaarloosde opvoeding!
en een verdorven gemoed zoo diep ge
zonken zijn. Men maakt met zulke kerels
kort proces, zij zijln nog niet eens het
schot kruit waard dat aan- hen wordt be
steed. In den zak van zulk een knaap
vonden wij een 3000 M. aan spaarpennin
gen, die arme familiën aau hun te velde
getrokken zoons hadden meegegeven.
Daarnevens een aantal ringen, gedach
tenissen en brieven, waarin de onmen-
schen geldswaarden vermoedden. Hier is
een portefeuille, waarin de fotografie van
een Franschen onderofficier geborgen ie
en daarnaast dezelfde man in zijn fami
liekring een paaj allerliefste kinderen,
die zich aan den vader vastklemmen. Daar
t