sakken Merrieveulen, No. 383 Woensdag 3 September 1ÖI4 38e Jaargang RIJCKE, TOEN EN NU7 De Groote Oorlog. nr. oorhanden bij Bn KaSfvaars Kalfvaarzen, d als niéuwe a$en, (loch in goeden ie Molen wagen ge Poeljes, een Kalfvaars varkens, „De Zeeuw" in Militair Tehuis en Kamp. .BURG. oop, ^3 L WATTEL, Slager, OOP te Koudekerke'. OOP in ruil tegen een weejarige Vaars, bij ide Vlissingsclie weg OOP vege, Krabbsndijke OOP resMolen, Ritthem. OOP A. PAP E,$65 Korte OOP TERSE, Oostkapelle. tegenwoordige, zoo otel Campveerschen goede getuigschrif- m te melden, otdienst ROTTERDAM egen plaatsen, sr 1914*). Woen 16 9,10, Dond. 17 9,10,30 Vrijd. 18 8,30 11, Zater. 19 9,11, Zond. 20 Maan. 21 10,-12,— Dins. 22 712, Woen. 23 7,3011, Dond. 24 8,11, Vrijd. 25 8,3011, Zater. 26 8,30 11, Zond. 27 Maan 28 8,3012, Dins. 29 8,3012,— Woen 30 9,-10,30 tal achter den datum ierikzeehet tweede ran Rotterdam. otdienst >DELB.—ROTTERD. gende plaatsen. >er 1914. st, uitgezonderd des ingen vm. 7,15, van 5 en van Rotterdam botterdam 7 uur. usscben twee naties eind© aan duizenden l inmiddellij'k een uni- i. voeren in de verte, 'fstand, twee kruisers haastte zich om haar vlag, die anders diende, omhoog te de het schip zijn na- twoord, voor het on- ;t was bang. passagiers- ©n han- oi zich ongeveer in( i volksmenigte, welke dat leeuwen uit hun n. Deze leeuwen zijn mogendheden hebben uille-kruisers, verken- Ik; wateren, het zijd oniën, de beschermers iel. één slag, werpen deze rmers, in de Chinee- ls in de Karaïbische indelijke handelssche- wordt ontvolkt. Er is voor gepantserde en ichepen, en voor de utrale mogendheden, einig talrijk zijn. Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LANGE VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: FIRMA F. P. DHU1J - L. BURG. Drukkers: Oosterbaan Le Cointra - Goas. VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. post Losse nummers ƒ1.25 „0.05 Prijs der Advertentiën 15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels ƒ1. iedere regel meer 10 ct. De Volgende personen hebben nog een abonnement Voor de militairen voor hun rekening genomen: Ds. A. M. D. te Amersfoort; J. S. Jzn. te lerseke. Eenige jaren geleden schreef de heer Jongejan, hoofd eener Chr. School te Oud- Beyerland in het „Christelijk Schoolblad'' eenige herinneringen uit zijln jeugd. Hij had als ondermeester zijn loopbaan be gonnen met een salaris van f25 's jaars boven kost en inwoning. En zijn ouders waren niet bemiddeld. Later als hoofd der school bediende hij! eon tiental posten, te weten 1. Onderwijzer (schoolmeester). 2. Voor zanger, waaronder natuurlijk ook het voorlezen was begrepen. 3. Klokluider. Dit geschiedde gewoonlijk driemaal per dag, behalve bij begrafenissen, hij ge boorten en overlijden van vorstelijke per sonen. Het gaf 50 ets. extra per keer. 41 Klokopwinder, en wee ons, wanneer het uurwerk van slecht gehalte was, men raasde dan tegen uurwerk en opwinder. 5. Doodgraver. Graven heb ik nooit ge- fnaakt; d ft had men van het menu ge schrapt, toen ik mijne betrekking aan vaardde. 6. Lijkbezorger, waaronder was begrepen: het doodbeKendmaken langs de huizee met steek en (hangenden rouwband, het bedienen van de tafel in 't sterfhuis, enz. 7. Polderbode, wanneer men ook moest voorsnijden en schenken bij polder- vergaderingen. (Natuurlijk kreeg Meester ook zijn portie; die er niet tegen kon, bekwam soms te Veel.) 8. Voorlezer voor de pui. 9. Verzorger van de kerk; haar schoonhouden, stoelen met kussens zetten voor de doopmoeders, dat nog een aardig duitje gaf; zorgen voor doopwater. 10. Zorgen voor brood en Wijin bij het avond maal. Nu kwam daar nog bij: het bewaren van het doodskleed, opzichter der begraaf plaats ©nz. posten, die niet afzonderlijk beloond, maar onder de andere begrepen werden. Dat Meester's Dominé's schoenen poet sen moest en de messen van diens vrouw slijpen, had men op de postenlijst door gehaald. 1 i En ondanks al die posten en bedie ningen waren onze oudjes minimumlijdiers in eene hoog© mate, en niemand vterwon- dere zich over de klachten van de Matres ('s Meesters vrouw) voorkomende jn een rijmpje, dat hij ter plaatsing in genoemd blad aanbood. Het was vervaardigd na een bezoek van een vriend (dorpsonder wijzer) op een regenachtigen Maandag morgen in de maand Augustus 1846. De huismoeder aan 't woord. Wel, vader, hoe staan de klimaben? Is 't mis? Ja, 'khad het wel gedacht; Al vroeg, heel vroeg had ik 't in de gaten, De krekels jongen zoo van nacht. Dat haangekraai, dat ezelschreeuwen, Die zwaluwdrukte, 't natte roet, De scharensliep, 't gescheer der meeuwen, Die likdoorn aan mij!n linkervoet. Het zijn te gader vaste teek'nen, Secuurder dan ze 't we érg las biedt, 't Gaat reeg'nen: vast kunt ge er op reek'nen Voorzeg ik je het altijd niet? Wel, wel, dat zal een weekje \yezen. Geen buitenjongens zal je zien Toch al zoo slap door 't Korenlezen, En dan de bof nog bovendien. Ik mot er toch maar huis van houwen, Jou en de kinders klêen en rêen. 't Word ziek van 't zorgen, slaven, i sjouwen, Jij' zegt maar: „vrouwtje, wees tevrên". I Jij gaat naar school, en schudt de zorgen Maar maklijk van je schouders af; Dan zegt ge nog„hoor vrouw niet borgen, Je inot niks halen op de pof." Bij 't doopen: kwartjes onder 't kussen, Voorheen een gulden; een goede klant. Een zeeuw, ik zeg maar, ondertusschen Ze snoeien je van allen kant". Een vette lijkdienst in geen tijen; Die stierven, zijn maar arme lui, Daar ken je ook geen leer van snijen; En wat geeft 't Zondags voor de pui? Neen, 'k heb 't gezegd en 'k blijf het zeggen „Als 't zoo nog lang mot blijven gaan, Dan zal je me dra op 't kerkhof leggen, Dat 's voor een mensch niet uit te staan." 't Was onder al dat jam'ren, klagen, Dat Moeder schikte het ontbijt, En wat de kleine Koo deed vragen: „Wattechleelt u .Moe, je hebt geschreid?" „Zeg, pa, wat is je overkomen? Je geeft me zelfs geen morgenzoen; Is 't over de verwaaide blommen? Kan Koosje wat voor paatje doen?" „Ja, kind, wil gauw naar boven loopeïi, En roep je broertjes voor 't ontbijt; En zet dan ook de schooldeur open, Maar haast je, want 't is meer dan tijd En aan den morgendisch gezeten, Bidt vader, legt zijn zorgen neer Voor Hem, Die nooit hem had vergeten, Maar wèldeed, redde keer op keer. Dan leest hij van de jonge raven, Die ook de Hemelvader voedt, Van bloempjes, die zoo rijk bekleed zijn, En 't wordt hem ruimer in 't gemoed. En Moeder heeft het ook begrepen, Zij voelt 't, z' is te ver gegaan Met haren man zoo toe te spreken, Neen, dat was gansch niet goed gedaan. Intusschen heeft de klok geslagen En Meester staat reeds op zijn post, Hem ziende, beeft men niet te vragen, Wat hem zoo'n Maandagmorgen kost. Een ander b e d r ij f Die schoolgeld hebbenIn een wipje Is Meester's lessenaar omzet: Koe haalt het haar uit 's Moeders knipje, Ka uit een stuk van een servet. Van Dalen, Kroes en klein© Oosthoek, Zij' bieden ook het hunne aan. In hoekjes Van him vuilen neusdoek, Bevestigd door een Gordiaan. 1 M 1 Jan heeft 'tin een papieren zakje, Dat kleeft nog van de koffiesitroop, Fiat, 'tkomt tloch in 't centenhakje, En 't zuiveringsmiddel is gcedkoop. „En gij, Van Vliet, heb jij 't niet bij je?" (De knaap wordt rood) „Neen.. Meester.. maar.. Dieez.. week., komt., vader., klaar., met snijen En dan brengt moeder 't allegaar." „Ja, „snijen", „reek'nen", „'tal betaden", „Kijk, zou je zeggen, dat 's accoord, Geloof me, 'k zal er niets van halen, Het is gelogen woord Voor woord." Maar wacht, ik zou er één vergeten: Wat air, het is alsof hij zegt: „De Meester moet toch van ons eten", Wie is dat? o 'tAssessorskind. ,„Nu,. die daar volgt. Maak voort wat, kindje, Wat blijft ge weer van achtren staan..., Twee kwartjes? dat 's te weinig, Vrindje, Ge moet nog om het restje gaan", f v I 1 i 'II „Je Moeders reek'ning is niet zuiveri Eén kwartje voor een Kleine Piet, Een Brave Hendrik voor Zes stuivers; Maar wist dat dan je moeder niet?" ,,'tls ellef, zei ik,. Voor de boeken, Tel daar het schoolgeld nu bij op, Dan kan je zelf de som wef zoeken, 'tls juist een Gulden op den kop.'' Het lrind druipt af, om 't moe te zeggen, Dat zij zoo met haar reek'ning faalt, Dat 'ze er twee kwartjes bij moet leggen, Dan zijn de boeken ook betaald. „Nou nog twee kwartjes 1 is dat reek'nen Maar wacht, ik zal eens met je gaan... Zeg, Meester, wat moet dat beteek'nen? Zoo'n handelwjjs gaat toch niet aan!'' „Is dat een geld voor zulke boeken! Bij Joost, ie zijn de helft niet waard; Als Aai het wist, hij zou 'r om vloeken, En toch een vent, als een spit aardl" „Nou, als je niet wil menezeeren. Dan hou 'k ze thuis', zoo groot als (klein, Mijn Aai zal ze dan zelf wel loeren, Geluk dan met jou Braven Hein." Zal Meester 'tyvijf de deur uitjagen? Ja, daarin heeft hij heel Veel trek. Beleefde hij maar beet're dagen, Maar thans, 't vermeerdert zijn gebrek. En nu, 'ttooneel is afgeloopen, D'ontvangst was schraal, maar 'twas vermoed Men bleef nu nog op morgen hopen, Misschien was 't weer dan toch wel gced. En 't weer was gced, geen wind ofi regen; Maar toch 't vermeerdert 't aantel niet. De Donderdag valt ook al tegen. Geen „halvewekers", die men ziet. Is Meester stil, zijn vrouw slaakt zuchten, Als zij het schoolgeld heeft geteld, Ontberingen opnieuw te duchten; Zijl uit, wat ik hier thans niet meld. En wat zal 't onderwijs wel lijden In zulk den stapt van nood en druk. Neen, Meester heeft Wel Veel te strijden, Maar smaakt nochtans dit groot geluk t 1 lil LI i 'i r Dat hij een God heeft voor zijn harte, Bij Wien hij zijne nooden brengt; Die troost zelfs in de grootste smarte, Die nooit den val zijns kinds gehengt. Hij is ontslapen in deni Heere, Vol achting daalde hij in 't graf, Zijn kind'ren leven nog in ©ere, Maar ver, zeer vier van 't schoolhuis af. Dergelijke toestanden hebben heel oude onderwijzers nog beleefd. Dan is het nut beter, al' is de tevreden heid minder, ©n ook de toewijding allicht niet zoo groot. Het materialisme had ook de Chr. onder wijzers niet zoo te pakken. Niemand verlangt dien tijd terug. Dat zou zondige liefdeloosheid zijn. Maar die oude schoolmeesters van de wet van '06 hebben wonderen verricht. Ons tegenwoordig geslacht leest en schrijft slechter dan het vorige, zegt men. Het is niet in den overvloed gelegen dat dê mensch leeft van zijne goederen. I tot 5 September. Deze datum's maken indruk in de ge schiedenis der Duitschers en der Fran schen. Zij roepen den lezer den Fransoh. Duitschen oorlog van '70 te binnen. Den ten September werd bij Sedan de slag geleveto welke over het lot van tweie vorsten en twee volken besliste. Da overwinning wend door de vereenigde Pruisen, W urtembergers, Saksers en Beije- rein bevochten. Van den vroegen morgen tot den laten avond had de strijd ge duurd. Keizer Napoleon deed wat hij kon, doch moest het eindelijk opgeven, en met 80 duizend soldaten de wijk binnen de stad namen, van waaruit hij zich na een korte bestorming door de Wurtembergsche artillerie aan de Duitschers overgaf. Des anderen daags, in een kleine boerenwo ning nabij Donclhery, bespraken Vorst Bismarck en hij de voorwaarden voor de formeele overgave, daarna ontving hem de koning van Pruisen opi het slot Bellevue, waar de capitulatie plaats had. Dat was een gewichtig oogenblik. Immers 'juist 63 jaar geleden stond te Tilsit de moeder van Koning Wilhelm, de zwaarbeproefde Koningin Louise, voor den trotschen geweldenaar Napoleon I, den oom van dezen Napoleon. Het door den Corsikaan berooide Pruisen stond aan de grens van zijn ondergang. Napo leon putte zich uit in beledigingen je gens de arme Koningin, die met haar beide zoontjes, onder welke deze' toe komstige overwinnaar van Sedan, vluch tende voor den Corsikaan, ten doode be droefd, met gebroken hart, aan den weg gezeten had, toen deze yoorljjj reed. Den 3en September 187Ö werd de krijgs gevangen Keizer naar Duitstehland ge voerd; den 5en September na,m hij' zijn intrek in Wilhelmshöhe, in Hessen Kas sei. De naam bleek een voorteeken. Wilhelmus Höhe toch beteekent Wil helm» 'hoogte. Wilhelms verheffing, Napoleons val. Weinige maanden daarna werd Keizer Napoleon door de Franschen Keizer-af gemaakt; en Koning Wilhelm door de Dnitschers tot Keizer uitgeroepen. Den 5en September 1870: Napoleon op' Wilhelmshöhe. Wie weet wordt het niet den 5en September 1914: de Duitschers, zooal niet op den Montmaitre, dan toch voor Parijs. Wij wenschen huishoudelijk om te gaan met onzen wierook; doch zeggen nietj te veel, wanneer wij onder den indruk der jongste gebeurtenissen deze niet al te stoute verwachting uitspreken. Van een „denker". „De Nederl." schrijft: Wij ontvingen, het volgende anonieme schrijven EEN SPROOKJE. „Daar was eens een almachtig en goedertieren vader, die alles wist, alles zag, en alles kon. Maar zijlne kinderen waren het lang niet eens met elkaar,* en trachtten steeds ten koste van de anderen zich te bevoordeelen. Dat ging zoover, dat de kinderen elkander te lijf gingen, en. doodden. Maar de goede vader maakte daar geen einde aan, hij! liet hen stilletjes begaan, en deed alsof hij mets merkte. En de sterkste overwon en maakte zich meester van alle bezittingen der overigen." Hoeland zal de wereld nog getrak teerd worden op sprookjes? Hoeland zal het nog duren, voordat men begrijpt, dat de wereld geheel verkeerd georganiseerd is? Hoelang zal het nog duren, voordat men begrijpt, dat elke prediking van deugden, naasteliefde, liefde voor het vaderland, en zoo voorts, eene bespot ting, en belachelijke onzin is, zooiand toestanden als de huidige moge zijn? DENKER. i Deze „denkier" is blijkbaar een „vrijden kerij Waarom mist hij den moed zijn naam te noemen? 1 W»ij plaatsen dit schrijven, al is het anoniem, omdat wij weten dat vele „den- kei's" soortgelijke vragen doen. Hun willen wij op onze beurt eenige vragen stellen. Heeft tot dusver de prediking van „deugden, naastenliefde" ingang gevon den bij: de vorsten en bij de volken, en, zoo neen, hoe kan dan de tegenwoor dige wereldkrij'g bewijzen, dat die pre diking onzin is Heeft „de goede vader" zijn kinderen voorgeschreven, dat zij steeds moesten! trachtten zich ten koste van anderen te bevoordeelen, of heeft hij niet, 'eeuw in eeuw uit, de onverzadelïjke gouddorst der menschen, (individuen, volken en hunne leiders) veroordeeld en met straffen be dreigd Heeft „de goede vader" niet van oude tijden af de Koningen gewaarschuwd, als deze in hoogmoed en eigenwaan durf den te-zeggen: „is dit niet het groote Babel, dat ik gebouwd heb tot een huis des Koninklijks, door de sterkte mijner macht lo' ri ter eere mijner heerlijkheid", en zijln de Vorsten en volken, die, als de Babyloniërs 'en Assyriërs, zich ver hieven op hunne grootheid, niet weg gevaagd van dezen aardbodem, zoo dat hun sporen nauwlijks meer te vin den zijn? Zou als ook n u nog alle vorsten en volken der aarde, om zich zeiven te verheerlijken, snakken naar grootheid en goud en eer, inplaats van „den goe den vader" te verheerlijken, en te luiste ren naar hetgeen de Zoon, dien Hijl ge zonden heeft, ,heeft verkondigd, zou die „goede vader", wel verre van dit stilletjes te lateu begaan, niet wellicht bezig zijn, tover zijn weerbarstige kinde ren de oordeelen, die Hij heeft aange kondigd, trouwens de natuurlijk© en, nood zakelijke gevolgen van hun verkeerdheden en afdwalingen, te voltrekken? En is de „denker", di© voortgaat met te loochenen dat er een „goede vader" i s, niet mede schuldig aan datgene, waar om deze oordeelen worden voltrokken? Het gebeurde te Luik en Leuven. Onze Middelbuirg's'cihe correspondent had gisteren een onderhoud met een Neder lander, die reeds jaren in België woon de en die te Leuven de verschrikkelijke dagen van 25 en 26 Augustus medemaak- te. Deze heer gaf een nieuwen kijk op de zaak. Hij wees er namelijk opi dat Zoo wel Jle Luik alls te Leuven het eerst ongeregeldheden voorkwamen in de buur ten, waar de meeste Poolsche en Rus sische studenten, die in grooten getale de academies daar bezoeken, wonen. Daar onder deze studenten tal van revolutio nair© elementen zijn, meende de Leuve naar in die richting1 de eerste aanleiding tot het bericht dat er door Belgen ge schoten sten zijn, te moeten zoeken. Ook' deelde deze vluchteling mede, dat de Bel gen thans onverschillig zijn voor het- gt on erder zal gebeuren. Zij' verwijten den franschen en Engelschen hen in den steek te hebben gelaten en velen zouden willen dat men de Duitschers maar stil' him gang had laten gaan. Vrij melken. Een berichtgever van „Het Handels blad" schrijft uit Mechelen: Nog altijd waren de Duitschers met hun artillerie bezig Mechelen onder vuui; te nemen. D© stad is echter zoo goed! als uitgestorven. Geen inwoner meer, al len hebben de vlucht genomen. Overal waar ik fietste, kwam ik vluchtelingen tegen. De stroom schijnt voorloopig niet op te houden. Het is in droevig, deze mooie streek te passeeren, klagelijk Voor al, den toestand te zien, waarin sommi ge boerderijen zijn achtergelaten. Loei end loopen hier en daar de koeien door de weide. Hebben de beesten honger Moeten zij gemolken worden Ik weet het' n7-t' 1 i i Op het hek van een boerderij zag ifc geschreven„Ge rneugt hier vrij mel ken dat was, 'geloof ik, nog niet een van de domsten. Ik zag juist hoe een geheele familie vluchtelingen daarvan ge bruik maakte. De man gebruikte zijn pet als melkemmer. De vrouw deed dienst pis melkmeid en allen deden ziich te 'goed aan de warme melk. Zelfs kwamen er eenjge piotten de naam, waarmede de Belgen meer als uitdrukking van har telijkheid dan als spotternij hun soldaten betitelen mee van de lekkernij smul len. Die opschriften opi de huizen zijn orier het algemeen tragisch. „Ik zij in Ant werpen bij mijn breur", leest ge hier. Een eindje Verder: „Als ge wat van mijn kinders hoort, stuurt ze dan man." Zoo gaat het voort. Een ieder leest de op schriften en voldoet aan de verdoeken Wanneer hij kan. Trouwens niet alleen op deuren vindt ge ze. De kranten heb ben een afzonderlijke rubriek geopend van verloren en gevonden menschen. Uit het „Handelsblad van Antwerpen" van gister avond .slechts een drietal staaltjes. Mon sieur Staes, chauffeur, vierde compagnie enz. verlangt nieuws te weten vau vrouw; pn kinderen, vader en zuster", een vol gende „vluchtelingen Diesit wordt ver zocht inlichtingen over Gofelta Laenen te bezorgen bij den pastoor te Bronhem". Een derde, mevr. Van Aerschott, wordt verzocht zich naar haar man te bege ven (volgt adres.). Van dergelijke Ver zoeken staan de kranten vel en de deuren langs den weg getuigen er van, hoe ont zettend de toestand is. Slagveld hyena's. 'AI iUTjo Een Duitsch esoldaat die in het ge vecht bij Sennheim in den Opper-Elzas heeft 'gestreden, geeft aan de „Strassburger Ztg." de volgende beschrijving van het slagveld na den slag. Alles ligt stil en donker om ons heen. Niets zou doen vermoeden dat hier weinige uren te voren een bloedige §lag had geowed. Slechts in de verte lichten de wachtvuren van ©eu legerafdteeling: De vijandelijke macht is ver teruggedre ven. Het Roode Kruis zoekt thans ijverig naar gewonden, wien, het hulp en lafenis kan brengen. Geruischloos dwalen de verplegers over het veld, luisteren aan dachtig en waar zij in de duisternis# slechts een zacht gekreun of een jam merklacht hooren, snellen zij toe en zoe ken met geduld en zelfopoffering. Eeni edel werk, dat die onvermoeibare men schen verrichten. Maar wat sluipt daar voor een gedaan te rond. Is het een gewonde? Ik roep hem aan. Alles blijft stil en de gedaante is in de duisternis als door een toover- slag verdwenen. Dat zijn de lijkenberoo- vers, de hyena's van het slagveld. Maar zelden gelukt het een van die schurkten in handen te krijgen maar eenigen van die diep gezonken wezens, die zich niet ontzien de voor hun vaderland gevallen krijgers nog van hun laatste bezit te be- rooven, heb ik toch gezien. Meestal' zijn het halfwassen jongens, 15 a 16 jaar die door een verwaarloosde opvoeding! en een verdorven gemoed zoo diep ge zonken zijn. Men maakt met zulke kerels kort proces, zij zijln nog niet eens het schot kruit waard dat aan- hen wordt be steed. In den zak van zulk een knaap vonden wij een 3000 M. aan spaarpennin gen, die arme familiën aau hun te velde getrokken zoons hadden meegegeven. Daarnevens een aantal ringen, gedach tenissen en brieven, waarin de onmen- schen geldswaarden vermoedden. Hier is een portefeuille, waarin de fotografie van een Franschen onderofficier geborgen ie en daarnaast dezelfde man in zijn fami liekring een paaj allerliefste kinderen, die zich aan den vader vastklemmen. Daar t

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 1