IE AND, .AND, |te koop. No. 380 Zaterdag 39 Augustus 1914 38e Jaargang 'ANDIG !ANK. fleid De Groote Oorlog. VU ces! per ons. ïee van 16 cl. p. ons. 20 cent per ons. irwerken iöp ckersknecht, 31 AUGUSTUS 1914. i i tëi :n „En de kooplieden der aarde zullen weenen". Soldatenlectuur. ['hee, Cacao enz. recht geven op jmaar tracht bij poor uw geld te lelegenheid zijn, ÏACAOPQEDER a evelend, IERS ZOON arende prijzen. Iver, Bloed* }n tegen de ruild en ge- ig, billijk en ctaren |ke en Ankerveere- st bij B. Boonman, len ictaren Irtpolder, in pacht lEijkeren te Hein- Iven aan het plak- erke. lomen en inschrij- lrgen ten kantore E Hz., te Goes vóór ftember 1914. 1 P. BOSTELAAR, je. In vóór Zaterdag 5 tN DER HARST, |en Koe over de ilfvaarzen, reke- bij L. VERHAGE, ober en Kalfvaarzen de rekeningen, bij üoutelande. ;ober VISSER, Veersche der tegenwoordige REMEIJN, bakker, a t di e n st 3ELB.—ROTTERD. ende plaatsen. 1914. uitgezonderd des ïgen vm. 7,15, van en van Rotterdam otterdam 7 uur. o tdienst ROTTERDAM sgen plaatsen. 1914*). Woen 16 9,-10 Dond. 17 9,-10,30 Vrijd. 18 8,30 11,— Zater. 19 9,11, Zond. 20 Maan. 21 10,-12,— Dins. 22 712,— Woen. 23 7,3011,— Dond. 24 8,-11 Vrijd. 25 8,30 11, Zater. 26 8,30 11, Zond. 27 Maan 28 8,30 12,— Dins. 29 8,3012,— Woen 30 9,-10,30 tal achter den datum ierikzeehet tweede van Rotterdam. Uitgave van de Naai ril. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LANGE VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: FIRMA F. P. DHUIJ - L, BURG. Drukkers: Oosterbaan Le Cointre - Goes. VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. post Losse nummers ƒ1.25 0.05 Prijs der Advertentiën 15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels ƒ1. iedere regel meer 10 ct. Een tijd van schrik, beroering, angst, Gevaren, nooden, zorgen Toch, uit de neev'len zwaar en dicht, Rijst nu een blijde morgen. De jaardag van de Koningin, Een dag van blij herdenken. Van danken en van bidden meê: God moog Zijn heil haar schenken! En schoon het krijgsvuur om ons heen Der feesten glans moog breken, Te warmer, luider, blijft van haar De stem des harten spreken. Wij weten welk een. last zij draagt, Wat taak haar is gegeven. En, hoe 't behoud van 't Vaderland Haar bede is en haar streven. Wij weten hoe Zij waakt en werkt. En geeft haar beste krachten, Vertrouwend 't oog op God gericht. Bij dagen en bij nachten. Wij weten 't, o, wij kennen haar. De Koninklijke Vrouwe! En elk vernieuwt, in 't diepst gemoed, Haar d' eed van liefde en trouwe. Wij bidden: Heer, zie op haar neer! Geef Gij; haar rechte wegen! En kroon haar hoofd, haar hart, haar huis, Met Uwen rijksten zegen! B. ten Kate. En de kooplieden der aarde zullen weenen en rouw maken over haar, omdat niemand hunne waren meer koopt. Openbaring 18:11. Bij het teekenen van de doodelijke wor steling, die eens op Babylons val, en op den triomf van het Koninkrijk van Chris tus zal uitloopen, handelt de Schrift ook over de kooplieden. Ook wel van de Koningen en de Staats lieden, ook wel van de Veldheeren en Vlootvoogden, maar daarnaast afzonder lijk, en niet zoo kort, van de kooplie den op de wereldmarkt en „de stuur lieden op de schepen". Juist zooals thans heel de Pers en alle Minister en alle Parlement onder scheid maakt tusschen wat eenerzijds Kroon en Bewind, Leger en Vloot deert, maar anderzijds den oeconotaischen jammer in het maatschappelijk leven raakt, zoo doet het ook Johannes in de Openbaringen. Ontzettend is de slachting die eens op het oorlogsveld te komen staat, en vertwijfelend de rook die eens van den wereldbrand zal opgaan, maar niet min der groot is de wanhoop, die zich van de kooplieden en stuurlieden zal meester ma ken. „De kooplieden der aarde, zoo staat er letterlijk, zullen weenen en rouw m aken", en dit waarom anders, dan „omdat niemand hun waren meer koopt". Hun winkels schitterend van praehtwaren, hun magazijnen volgela den met de weelde van pronk en kleedij, hun pakhuizen met schatten vervuld; maar 't. baat niet, 't helpt niet, 't is al waardeloos geworden, omdat de klanten en koopers uitgestorven lijken, en er nie mand meer binnentreedt om, gelijk Jo hannes het uitdrukt, hun waren te koop en. Haast zoudt ge zeggen, een profetie van wat thans in heel Europa, en ook in ons eigen land, vooral in onze steden, de noodkreet doet opgaan: „We staan te wachten, we ontsluiten onze magazijnen, we stallen alle kostelijke waar uit, maar uiemand komt. De handel is geknakt. Het prediet zonk in. En juist-ditzelfde ging ook in Babyion derwijs benauwen, dat den kooplieden de tranen in de oogen stonden. En zie nu maar, welke kooplieden het meest moeten lijden, en het is immers juist als thans. Het doelt toch met name op wat Johannes noemt, de verkoopers van „goud, eu van zilver, en van kostelijk gesteente, en van fijn lijnwaad, eu van purper en van zijde en van-scharlaken, en van welriekende zalf, en van wijn en van koetswagens"; kortom, van alle voorwerp van weelde. Nu was dit in de profetie over Baby- Ion zóó bang bedoeld, dat 't eens en voor goed uit zou zijn, en er nooit meer koopers zouden komen opdagen. Maar al is dit zoo onder ons, Gode zij dank, nog niet, en al mogen wij nog op terugkeer van beter dagen hopen, de toestand van het oogenblik is toch ook voor ons hache lijk. De vaart op de groote zeeën belem- Juerd, de handel gefnuikt en gekortwiekt, en in de rijk-gevulde magazijnen geen kooper die binnentreedt. Dit trof toen, en het treft nu „de koop lieden der aarde", niet enkel in land na land dat oorlog voert, maar ook in een land als het onze, dat nog vrede genieten mag. Het is het leven van heel Europa dat ontzet is, dat uit zijn voegen is gelicht, dat tuimelt, en op 't punt staat, onderstboven te worden gekeerd. Alle bron van welvaart verstopt, de dwarsbalk en sluitboom over allen weg van handel en verkeer gelegd, zoo.dat er niets door kan, de munt in papier verloopen, alle onderling vertrouwen geschokt, en de man die er met vrouw en kroost van leven moest, schier weenend over de jammer die hem overkomt. Alles vloeide en vlotte zoo heerlijk, in weelde baadde zich heel Europa, en nu plotseling en op eens geldnood en armoede voor de deur. Wat anders is nu de jammer van heel onzen oeconomischen toestand! Geen staathuishoudkunde behoeft 't u te komen aanzeggen, de Schrift heeft 't u alle eeuwen voorgehouden. Doch voorheen laast ge daar over heen, denkende, wat doen mij „die kooplieden der aarde", waar Johannes van handelt. Onze handel mag bloeien. Doch nu gaat 't uzelven aan, nu slaat 't booze kwaad U zelf de poot weg van onder den drievoet, waarop ge gezeten waart, en: „o God, help mij"! is de nood kreet ook van uw firma, van uw huis, en van 't beklemde hart in uw binnenste geworden. Gijzelf zijt nu onder die kooplieden der aarde, die 't beweenen. Babyion blijft nog altoos het schrikbeeld. „Wee, wee, de groote stad!, die bekleed was met fijn lijnwaad, en purper en schar laken, en versierd met goud en met koste lijke gesteenten, en met paarlen; want in één ure is zoo groote rijkdom verwoest!" Het was ook in Johannes' schildering een leven onder het volk geworden in bedwelmende weelde, en daarvan wordt nu betuigd: „De vrucht der begeerlijk heid uwer 'ziel is van u gegaan, en al wat lekker en wat heerlijk was, is van u weg gevoerd, en gij zult 't niet meer vinden!" Lang, al te lang had 't ook onder ons tusschen God en Mammon gestaan, en ten slotte was God vergeten en Mammon in eere gekomen. En Mammon's heerschappij; was één genieten van overstelpende weel de. Schat na schat inkomend. Het ééne genot het andere vervangend. Steeds meer de ernst schuil gaand, en de loszinnigheid in tooi en sier, in kleeding en gelagzaal, op festijn en in schouwspel toenemend. En die heerschappij van Mammon was zoo verrukkelijk. Een ieder genoot en ju belde er in. o, Als God ons nu maar vrij onder Mammon liet voortleven, wat glans van wellust zou dan niet allengs heel het leven doen schitteren. Gleed 't niet alles als van een leien dak, was het niet of ieders scheepke al vanzelf voor den wind afdreef. Veel zedelijk kwaad sloop in, het is zoo. Veel, al te veel werd door de vin gers gezien. Tot het gebed toe geraakte in onbruik. Maar 't was toch zoo heerlijk! Zoo'n leven om, als men het dierf, naar te watertanden. En nu is op eenmaal God de Heere tjusschenbeide gekomen. En voor glans overtrok donkerheid 't leven. Mammon's afgodsbeeld ligt voor zijn tempeldeur in stukken. Niemand heeft lust meer in de weelde. Stil bergt men zijn loszinnig ge waad weg, en hult zich in soberder kleedij. Men vraagt weer naar den weg die naar de kerkdeur kan leiden. Handen worden weer gevouwen, en men beproeft of 't bid den niet meer gaan zou. Ook in de wereld der kooplieden voelt men weer, dat men wel met wat God ons toebedeelt, het volk bedienen, maar dat men 't volk niet uit eigen baatzucht verleiden mag. Men denkt, men spreekt, men leeft weer zooals 't, waar de ernst het leven be- heerscht, altijd had moeten zijn. Als men 's avonds de knieën buigt, voe len o, zoovelen dat ze thans veel beter dan in ide dagen, eer het gerucht van den oorlog kwam, met hun God en zijn leer gerekend hebben. Natuurlijk, men hoopt weer op betere dagen. Maar dit is 't verschil. Terwijl men maar al te lang geluk zocht buiten zijn God om, is 't nu weer van God alleen, dat men herstel van zijn le vensgeluk verbeidt. Scheepvaart, handel, verkoop in maga zijn en in winkel 't stond zoo alles, jaren lang, schier alleen onder 't symbool van de Fortuin. Nu wil men weer naar zijn God toe. De vraag is nu maar, wat men daar mee beoogt. Zal 't zijn, om niet meer zijn Fortuin of om nooit meer zijn God te verliezen. Wat nu is 't antwoord, dat ieders con sciëntie hierop ten beste geeft? (Heraut.) Dr. A. K. Dat gaat niet langer! TaJlooze brieven bereiken onsi dezer dagen met verzoeken om kosfelooze toe zending van kranten aan Militaire Tehui zen, Leeszalen, enz. ten behoeve van onze militairen. Reeds gingen wij sp enkele verzoe ken in, doch de- stroom van aanvragen' is te groot, om aan allen tegemoet te komen, hoe gaarne wij dit ook zonden doen. Juist in deze dagen worden van de bladen groote offers1 gevraagd, willen zij blijven voldoen aan de gestelde eischen, en juist nu zijn de inkomsten, evenals dit in ieder ander bedrijf het geval is, aanzienlijk geringer. Wat nu te doen.' Onze militairen moeten geholpen wor den. Allen die ver van huis en haard verwijderd zijin, gijn zeer verlangend niet alleen het oorlogsnieuws, maar ook het nieuws uit de provincie te lezen en niet alle ouders, familieleden of kennissen zijn in de gelegenheid hun betrekkingen leci- ,tuur te verschaffen. Laten de meergegoeden nu ook op dit terrein iets doen voor onze militairen. Gaarne zullen wij kleine en grootere bedragen in ontvangst nemen, en ons! belasten met de verzending van bladen naar leesinrichtingen, die daarom ver zocht hebben. Voor f 1.25 b.v. stelt men een Militair Tehuis of Vereenigingsgebouw in de gelegenheid gedurende drie maan den „De Zeeuw" te ontvangen, stel dat de mobilisatie nog zoo lang duurt, wat wij natuurlijk niet hopen. Het spreekt vanzelf, dat we ook ge ringere bijdragen gaarne tot dit doel zul len aanwenden. Draagt elkanders lagten Giften worden in „De Zeeuw" verant woord. Onze berichtgever te X. stelt zijn, abonnement ter beschikking Van. de mili tairen. Van P. M. te Wassenaar ontvingen we per postwissel f 1.25 voor 'n ab. van 3 m. voor de soldaten. Ook X. te Goes heeft een ab. voor z'n rekening genomen. We hebben nog aanvragen, waarop we tot dusver niet konden ingaan. Recht gezet. In zake onze aanhaling uit den Brief aan de Hebreeën ontvingen wij een vrien delijke terechtwijzing van onze geachte collega de „N. Zeeuwsche Courant". Onze collega heeft gelijk. Wij citeerden uit het hoofd, en schreven daardoor abu sievelijk „ten laatste" waar het had moe ten zijn „in de laatste dagen". Volgens onze Statenoverzetting die, schoon lang niet feilloos, groot vertrou wen verdient, luidt de tekst God voortijds veelmaal en op velerlei wijze tot de vaderen gesproken hebbende door de profeten, heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door den Zoon. Wat de „N. Z. 'Crt." aanhaalt uiit 1 Cor. 12 is eveneens juist. Alleen zijn wij het gevoelen toegedaan dat de gave der voorzegging, sinds de H. Apostel dit schreef, aan de gemeente is onthouden, of is gaan sluimeren. Wat de „N. Z. Crt." noemt de gave geschonken aan hen die de kerk besturen met onderschei ding krachte(ns hun ambt is een Roomsche opVatting, waarmede geen Cal vinist die aan het ambt der geioovigen gelooft, en de onderscheiding tusschen geestelijken (die besturen) en leeken (die bestuurd worden) ontkent, kan accoord gaan. Hierover te twisten evenwel ligt in geen van ons- beider bedoeling. Hoofdzaak is dat terecht gewezen werd op eene onjuiste aanhaling van een Schriftwoord, waarop wij met een oot moedig peccavi antwoorden. Slordig omgaan met Gods Woord komt vooral niet te pas aan een antirevolu tionair redactie-bureau. Wij zijn Voor de waarschuwing dankbaar. De Duitsche overwinningen. De Duitschers maken groote vorderin gen in Noord- en Noordoost-Frankrijk. Zelfs de berichten uit Fransche bron kunnen niet den indruk wegnemen, dat er dezerzijds niet bij'ster gelukkig gestre den is. In het Noorden, aldus luidt een bericht uit Fransche bron, werd het En ge ls che leger door een groote over macht aangevallen en is. het, na schitte rend tegenstand geboden te hebben, ge dwongen geworden een weinig terug te trekken. Onze legers op den rechtervleugel hand haven zich in hun stellingen. Onze troe pen. wierpen Verscheidene aanvallen van de Duitschers opi de Maas met groote kracht terug. Een vaandel werd ver overd. De Belgische veldtroepen, die mede Na men hebben verdedigd, en een Fransoh regiment, dat hen had versterkt, hebben onze liniën bereikt. In België heeft het Belgische leger uit Antwerpen zich door een aanvallende be weging los gemaakt. Het houdt Verschei- denie Duitsche divisies vast. In d'e Vogezen hebben onze troepten het offensief fliervat en de 'vijandelijke strijdkrachten aangevallen, die ons gis teren gedwongen hadden terug te trek ken. De Duitschers hadden gisteren de onversterkte stad Saint Dié (a. d. Meur- the, ten W. v. d. Vogezen) beschoten en geplunderd. In de streek tusschen de Vogjezen en Nancy wordt ons offensief sedert 5 da gen onophoudelijk voortgezet. De verlie zen der Duitschers ziju zeer groot. Ten Z-0. van Nanoy werden op1 een front van 3 K.M. 2500, bij Vitrimont (W.N.W. van Lunéville') op een front van 4 K.M. 4500 lijken van den vijand gevonden. De volgende Wolff-berichten, uit Duit sche bron duls, geven echter een gansch andere lezing, die beter klopt met de losse berichten, die zoo nu en dan tot ons komen. Ze zijn bovendien van nog jonger datum. Uit het Duitsche hoofdkwartier wordt d.d. 28 Augustus gemeld: i 'li Het Engelsche leger, waarbij zich 3 Fran sche divisies territoriale troepen, hadden aangesloten, is ten Noorden van St. Quen- tin geheel verslagen en in vollen terug tocht over genoemde plaats. Verscheidene duizenden gevangenen, 7 batterijen veldgeschut en 1 zware batterij zijn in onze handen. Ten Z.O. van Mézières (Westelijk Van Sedan, aan de Fransche Maas) zijn onze troepen na voortgezette gevechten met een breed front de Maas- overgetrokken. Onze linkervleugel heeft, na gedurende 9 dagen slaags te zijn geweest in het gebergte, de Fransche 'bergtroepen, terug gedreven tot ten Oosten van Epinal (Wes telijk van de .Vogezen, 45 k.M. van de Fransch-Duitsche grens) en rakken nog zegevierend op. En een andere offioieele Duitsche me- dedeeling, ook uit het groote hoofdkwar tier, vult een en ander aan. Van welken' datum dit bericht is, is niet na te gaan, doch 't bevat blijkbaar de inleiding tot den bovengenoemden beslissenden slag, „Het Duitsche Westerleger is, negen dagen na het begin van zijn concentratie, onder voortgezette overwinningen in Fransch gebied binnengedrongen. Van Ka- marijk af tot aan de Zuidelijke Voge zen toe is de vijand overal verslagen en bevindt hij zich in vollen terugtocht. De omvang van zijn verliezen kan nog niet bij benadering geschat worden. Het leger van veldmaarschalk Von Kluok wierp het Engelsche leger bij Mau- beuge terug en viel het met een omtrek kende beweging heden ten Zuidwester* van Maubeugte opnieuw aan. De legers van veldmaarschalk von Bfü- low en veldmaarschalk von Hausen heb ben tusschen de Sambre, de Maas en Namen ongeveer acht legercorpsen van Fransche en Belgische troepen volledig verslagen, in gevechten, welke verschei dene dagen geduurd hebben. De vrjandl wordt op het oogenblik voorbij Maubeuge, ten Oosten van deze stad, vervolgd. Namen viel na een beschieting van twee dagen. De aanval opi Maubeuge is ingeleid. Het 'leger van hertog Albreoht van Wur- temberg heeft de door hem verslagen troe pen over de Semois vervolgd en is over de Maas getrokken. Het leger van den Duitschen kroon prins veroverde een sterke stelling voor bij Longwy en sloeg een krachtigen aanval uit de richting van Verdun terug. Dit le ger rukt naar de Maas op. Longwy is gevallen. Het leger van den kroonprins van Beie ren werd bij de vervolging in Lotharingen door nieuwe vijandelijke strijdkrachten van uit Nancy en uit het Zuiden aangeval len. Veldmaarschalk von Heeringen zet de Vervolging in de Vogezen naar het Zui den Voort. De Elzas is door den vijand ontruimd", in den slag. Een gewond Fransch soldaat, een jour nalist, aldus de N. R. Ct„ beschrijft in een brief aan een vriend te Londen het gevecht waarin hij geweest is. Hij ligt nu in een veldhospitaal. Een geweer kogel heeft hem den linkerschouder door boord, en hij heeft nu het gevoel of iemand een brandende sigaar aan zijn schouder heeft gehouden. Hij] vertelt: „Ons leger trok op over een bheeden, zonnigen weg, aan weerskanten begrensd door ©en uitgestrekt bebouwd veld, waar op hier en daar boerenmeisjes en oude mannen druk bezig1 waren met den oogst, alsof zij leefden in de vreedzaamste streek van het vreedzaamste land ter wereld. Wiji rennen nu door het veld en de hdi- ling] van heuvels; op. Op' den top geko men laten wij; ons vallen en daar, recht voor ons, op de heuvelen aan den over kant en opdringende naar de vlakte die hen scheidt is de vijand in gevecht met een divisie van de verbonden troepen. Ik kan duidelijk de Duitstohe arteieristen kien, die zich bewegen tusschen de stuk ken op den top der heuvelen en op de hellingen. Ik zie een geweldige vlam uit teen 'van de kanonnen slaan. De omlig- Igtende heuvelen weerkaatsten den zwanen knal. „Het is een rare gewaarwording, die je krijjgf wanneer je voor het eerst in een kogelregen komt. Je hebt het gevoel of je de koorts hebt. Maat dat gevoel gaat gauw weg. Nu (eens neervallen om te schie ten en dan weer opspringende om een eind over de vlakte tie rennen, naderen wij meer en meer den vijand die in grootje 'sterkte bijeen was. Maar 'dat waren wij ook. Da grond trilde van het onop houdelijk kanongebulder en de lucht werd verscheurd Van het voortdurend© geratel Van het geweervuur. W,ij stormden Vooruit om een stuk grond te bereiken, dat dooi] lage dijken was omringd. Een kameraad) aan 'mijn rechterhand valt zonder eein kik te geven voorover, door een schot in de borst gedood. Vóór mij steekt een man de armen in de hoogte, valt, strom pelt 'weer op, valt weer en Daar hebl je het" (Cest pa) zijn zijn laatste woor den. Met zijn twaalven hadden wij dat stuk glrond bereikt. Ik keek even rond. Er, woedde een yreeselijk gievecht, en zloo afschuwelijk was' het wat ik oim mij 'heen zag,, djat ik nu nog niet kan gelooven dat ik! dat heb beleefd en aanschouwd. De wild ste 'verbeelding kan zidh geen voorsiteiRing •maken van Sao ietjs ontzettend^ I

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 1