FEUILLETON.
Mloclfa langs de NM-Belgisclie grens.
Binnenland.
overwinning is van groote strategische
waarde."
Gemeld wordt dat de Russen Goldap
(in 0. Pruisen, ongeveer 30 K.M. ten Z.
van Gumbinnen) hebben bezet.
Na een veldslag is Insterburg (aan de
samenvloeiing van Pregel en Inster, 20
K.M. ten W. van Gumbinnen) door de
Russen bezet.
De brand in het Jezuïetenklooster bij Luik.
In de „Kölnische Zeitung" geeft Adolf
Mannchen het verhaal van een ooggetuige
over den brand in het Jezuïetenklooster
bij Luik.
Het klooster ligt dicht bij Luik op een
heuvel, op een afstand van 600 meter
van het zuidelijke fort verwijderd.
Ik was (zoo vertelt de ooggetuige) se
dert twee jaar broeder in dit klooster.
.Wij broeders lezen geen krant en ten ge
volge van onze zwijgbelofte spraken wij
ook niet; daarom wisten wij ni,ets van
den oorlog af.
Donderdag 6 Augustus had ik met ze
ven andere broeders de wacht, van 's mid
dags tot middernacht. Des avonds om
kwart over elf hoorde ik plotseling een
mij geheel onbekend geruisch. Ik ging naar
het binnenplein aan den kant, van waar
uit jk Luik en zijn forten kon zien. Ik
zag daar op eenigen afstand aan. den hemel
een klein licht; dat bewees mij, dat het
geluid uit de lucht kwam. Ik wilde mijn
rondgang weder voortzetten, maar op het
naderbij komende snorren bleef toch mijn
aandacht gevestigd. Het licht kwam al
nader. Thans hield het geluid op. De
gedachte schoot mij door het hoofd, dat
het wellicht een luchtschip was, maar
neen, plotseling straalde over de aarde
een verblindend licht en in den
schijn ervan zag ik daar beneden alles
helder en duidelijk, deelen van de ver
sterkingen en andere voorwerpen. Maar
door den weerschijn der verlichte aarde
zag ik thans dat het werkelijk een groot
luchtschip was. Ik wilde juichen van
vreugde ik had er nog geen gezien.
Mijn oog had zich nog niet aan het
duister van den j\acht gewend toen ik
geraas hoorde. Ik keek naar den hemel,
er gebeurde niets. Het kleine licht trok
kalm verder. Maar daar beneden zag ik
thans genoeg vuur en rook. Ik was
nog niet van den grooten schrik beko
men, toen reeds, vrij dicht in de nabijheid
een tweede schijnsel op de aarde zicht
baar werd. Toen kon ik ook nog duide
lijker zien, dat het een luchtschip was;
aan een lang touw hing ver beneden
een metalen mand naar het mij toescheen,
waarin een man stond. Duidelijk zag ik
hoe hij met beide handen een voorwerp
op de verlichte plaats neerwierp. Nauwe
lijks was dit geschied, of het lichtschijn
sel op de aarde verdween. Maar ik bleef
nog verder op deze plek staren. Een
machtige lichtstraal schoot nu op en
groote klompen vlogen naar alle zijden
in de hoogte. Daar klonk een vreeselijk
rumoer. Mijn trommelvlies scheen te sprin
gen, ik was als doof. De aarde beefde zoo
onder mijin voeten, dat ik omtuimelde.
Geheel beklemd keek ik nog naar de
plaats. De verblindende vuurstraal was
tot een dikke zwarte rookmassa gewor
den. Geleidelijk werd die massa van on
deren i0p lichter als wit beschenen stoom.
Ten slotte stond alles in lichte laaie. Ik
trachtte mij te vergewissen of het vuur
zich uitbreidde, maai- deinsde verschrikt
terug van een nieuwen ontzettenden knal.
Van kwart over elf tot kort voor mid
dernacht werden op de forten twaalf
bommen geworpen. Tusschen de ontplof
fingen hoorde men zoo nu en dan de
motoren snorren. Na de laatste ontploffing
steeg het luchtschip omhoog, trok ver
der en verdween.
Als verbijsterd bleef ik vastgenageld
staan. De kloosterklok sloeg middernacht.
Maar wij, kloosterbroeders, dachten aan
slaap en al de vijf honderd personen,
die de kloostergebouwen bewonen, ke
ken uit de vensters neer op de brandende
vesting.
Orn vier uur gingen wij ter kerke, De
prachtig beschilderde vensters waren door
den sterken luchtdruk der ontploffing naar
binnen gebogen, de 80 c.M. dikke ring
muur van de binnenplaats over groote
lengte gebarsten. Toen we om zes uur
(Van onzen eigen redacteur.)
II.
't Was nabij X. Neetmt maar' aan, dat
de censor den naam geschrapt heefft.
!0p een hoogen stapel hoornen zitten,
liggen en hangen onze landsverdedigers-
't Schijnt 'n rustuurtje te zijn. Of dit uit
zondering of regel is, weet ik niet, doch,
m'n vermoedens hellen sterk naar het
laatste over.
Juist is de „SoldatencoUrant" gearri
veerd. Nummer één,! 'tls dus nog een
nieuwtje; bijna ieder heeft er een deel
van z'n soldij aan besteed en zit nu
verdiept in de jongste telegrammen.
Ik had nog een ochtendblad van de
,,N. R. Crt." in m'n zak; het zou dus
niet moeilijk zijn om een exemplaar van
het nieuwe blad machtig te worden. Maar
jawel, dat had nog al voeten in de
aarde.
,,'k Zou wel wille ruile, meneer", zegt
er een, maar we heb be ze pas gekrege"..
Eetn ander, die z'n oorlogskaartje aan
't bestudeeren is, en misschien juist tot
de ontdekking gekomen is hoe dicht hij
bij Antwerpen en Turnhout ligt, heeft er
al evenmin ooien naar.
„Morge over 'n week, meneer, dan ken
u 'm krijge!"
TD" 4/t.r id Ir nor1 onovv, -- V nnml
het kerkgebouw verlieten, klonken de ge
luiden van het schietetn en de jammer
kreten der Luikenaars tot ons door en
toen de poortwachters de groote deuren
openden, stroomden honderden Belgen
uit den omtrek de binnenplaats op. De
menigte was zinneloos; twintig klooster
broeders en een pater werden door de
woeste horde overhoop gestoken, toen wij
trachtten den stroom te stuiten.
De worsteling tusschen kloosterbroe
ders en vluchtende Belgen duurde niet
langer dan een kwartier, maar ze was
vreeselijk en de menigte, die naar buiten
gedreven was, wijl ze niets ontzag, had
korenschoven en hooischelven aangesleept,
welke zij optastten bij de kloostermuren
om er den brand in te steken.
Onze broeder-overste, wien zooals ook
de paters het spreken is geoorloofd, riep
ons toe: „Vlucht en redt, wat te redden
valt." Wij volgden zijn bevelen op. Er
werd naar de politie in Luik getelefoneerd
en om hulp gevraagd. Maar tot onzen
groote'n schrik kwamen Duitsche mili
tairen, die verklaarden, dat Luik aan dezen
kant reeds in Duitsche handen was.
De Duitschers verschenen met acht auto
mobielen waarin onze kostbaarheden en
schilderijen inderhaast uit de lijsten gesne
den, geborgen werden. Onze gevallen broe
ders en den pater begroeven wij zonder
een enkele godsdienstige ceremonie in
een tin aller ijl gegraven kuil.
En in de grauwe schemering van den
Zaterdagmorgen trokken 350 broeders naar
de Duitsche grens ach ter ons sloegen
hoog op de vlammen uit de brandende
kloostergebouwen. Wat wij van onze
eigendommen hadden kunnen redden,
sleepten we drie uien ver mee. Slechts
een der broeders bleef achter; kalm en
gelaten zeide hij: „Ik wil hier sterven."
Toen we, na een langdurigen tocht over
de grenzen waren gekomen, zonken we
uitgeput neer op een weiland. Daar vie
len we in den vroegen morgen in zwaren
slaap,, om, bewaakt door Duitsche troe
pen, eerst te ontwaken, toen de zon reeds
onderging.
Gevaarlijke mijnen.
Behalve de Tysla, die voor Vlissingen
verging, zijn reeds vele andere schepen
op mijnen geloopen en gezonken.
Zaterdag twee Hollandsche stoomsche
pen in de Golf van Finland.
Van officieele zijde wordt gemeld, dat
het Deensche stoomschip Maryland Vrij
dagavond tegen een mijn aanvoer en zonk.
Een ander Deensch stoomschip, de Bro-
berg, was getuige van de ramp en zette
twee sloepen uit, die geen spoor van de
bemanning der Maryland konden vinden.
De Broberg bleef den geheelen nacht
voor anker liggen en zette den volgenden
morgen de nasporingen voort, maar liep
om vijf uur ook op een mijn en zonk
eveneens.
Behalve een macmuh is de geheele
bemanning van de Broberg gereu on to
Lowestoft ontscheept.
De ramp vond plaats 35 mijl uit de
kust op de voornaamste route van de
koopvaardijschepen.
Belgische broeders.
Ds. Warner te Brussel schrijft in de
„Geref. Kerkbode voor België" (volgens
„De Rotterdammer") o. a.
„Voor zoover wij weten, zijn uit onze
gemeente onder de wapenenbroeder Tim
mermans, onze colporteur Debontridder,
en de nog zoo jeugdige Prosper Lesire.
Van laatstgenoemde was tot op giste
ren nog niet veel gehoord.
Onze colporteur was tot op Zaterdag
nog niet in den slag geweest. Hij ligt
in de vesting Namen, nog wachtend op
de dingen, die komen zullen. De brieven
die hij schreef, en waarin hij ook de
broeders en zusters der gemeente liet
groeten, ademden bij allen weemoed over
de scheiding van vrouw en kinderen, een
stil en kalm vertrouwen. Hij is in zrjn
Heer gerust, wetend in leven en sterven
het eigendom van den Heiland te zijn.
Broeder Timmermans is reeds in den
slag geweest. Hij behoorde tot het regi
ment, dat bij Luik grootendeels is ver
nield. Gode zij dank was hij Zondag nog
in leven. Aan zijn zijde zijn er duizenden
gevallen, maar tot hem is het niet ge-
toen een vierde, blijkbaar een belezen
kerel, hem vertelde, dat ie aan m'n och
tendblad veel meer had, dan aan dat
soldatenkrantje. Aanstonds kreeg ik toen
nog meer aanbiedingen. Het speet mij
geducht, dat ik niet een aantal ex. van
„De Zeeuw" bij mij gestoken had. De
jongens, vooral de Zeeuwen, zouden ons
eens extra gesalueerd hebben.
Voor het herbergje zit een groepje
„hooge oomes", sergeanten en korpo
raals met zichtbaar welgevallen over
hun krant heen naar hun manschappen
kijkende. Even verder steekt 'n solda
tenkop uit het nederige venster van een
laag en armoedig woninkje. Hij is blijk
baar ingekwartierd en geniet het onge
stoorde dorpsleven met volle teugen
We bestijgen ons stalen ros weer en
laten het vreedzame militaire groepje
achter ons.
Alle oorlogsgedachten worden weer ver
drongen, door het pittoreske van de om
geving en het verrukkelijke weder.
De binnenlanden van Brabant staan niet
als de vruchtbaarste gedeelten van Ne
derland bekend, doch 'tis merkwaardig
te zien wa,t de cultuur in die magere
landen vermocht. De noeste arbeid van
den ontginner is rijkelijk beloond gewor
den, want thans ontrollen zich de schoon
ste wei- en bouwlanden aan uw oog,
al vreest de Zeeuwsche boer hun con
currentie nog niet.
Dan weer bereikt ons de gezonde den-
TTAOWijr <^frnV<a v^y» wp> <- - - -.r- -
naakt. Wel schreef hij, dat de geweldige
inspanning voor zijn zwakke krachten
spoedig te zwaar zou zijn."
De Ru8siEche Hunnen.
Van de gruweldaden, door de Russen
in de Oost-Pruisische grensplaatsen be
dreven, vertelt een bewoner van Bialla
in de Norddeutsche Allgemeine Zeitung:
„Op den derden Augustus stond het
dorp Schwiddern van alle kanten in brand.
Radeloos waren de menschen uit hun hui
zen gevlucht; alle pogingen om kostbaar
heden of lijfgoederen uit de vlammen te
redden, werden door woeste, bruine dui
vels de kozakken, verhinderd. Een
in het dorp zeer geziene vrouw, een land-
eigenares, mevrouw Wiktor, werd, toen
zij weenende op straat liep, doodgescho
ten. Haar lijk bleef twee volle dagen op
straat liggen. Een der oudste dorpsbewo
ners, de 81-jarige Sokolowski, ontving toen
hij rustig voor zijn huisje zat een doodclijk
schot; men stak het huisje in brand en
het lijk van den grijsaard werd in de
vlammen geworpen.
In het naburige dorp Kosuchen werd
een schoolmeisje walgelijk mishandeld en
gedood; in het Bialla werd de vrouw
van een postbode, een moeder van zeven
kinderen, doodgeschoten toen zij uit het
raam keek; de koopman Günther, die zijn
huis veriaten wilde, kreeg plotseling een
paar sabelslagen, die een eind aan zijn
leven maakten. Alleen in het kleine Bialla
zijn zeven dorpelingen vermoord en een
dozijn zwaar verwond; bovendien zijn alle
winkels totaal geplunderd en verwoest.
En zoo ging het ook in de andere
grensdorpen; overal zijn volmaakt on
schuldige menschen vermoord, huizen ver
brand, winkels geplunderd. Goddank, dat
eindelijk de Duitsche troepen kwamen en
dat de Russische Hunnen toen een eind
over de grenzen teruggejaagd zijn.
(N. R. C.)
De strijd bij Mütilhausen.
In de „Frankf. Ztg." deelt een landweer
man die aan den nachtelijken overval
bij Mühlhausen deelnam, het volgende
mede
Nadat wij zonder ophouden waren heen
en weder getrokken, waarhij wij in 9
dagen niet uit de kleeren gekomen waren,
kwamen wij den 13n te Wittenheim, een
groot dorp vlak hij Mühlhausen. Geluk
kig, daar hoorden we dat ons een rust
dag gegund zou worden. Warempel een
verdiende rustdag. Want er was van ons
landweerregiment bijna het onmogelijke
gevergd, waarbij men nog moet bedenken
dat het niet uit bloeiende jongelingen
maar grootendeels uit familievaders be
staat, waarvan er sommigen al zoo lang
zamerhand een beetje stijf in de beenen
beginnen te worden. Intusschen de brave
landweermannen hebben het menschen-
mogelijke gedaan- het yaderland kan op
hen rekenen.
Doodop beLroxken wij onze kwartieren;
de vrije dag 14 Augustus verliep
rustig. Wij maakten de geweren schoon en
besteedden weer wat zorg aan ons uiter
lijk. 's Avonds tegen 10 uur kregen wij
de boodschap, dat het met rusten uit
was, dat wij zeer waarschijnlijk gealar
meerd zouden worden, en ons derhalve
gereed moesten houden om otp het eerste
teeken geheel marschvaardig uit te kun
nen rukken. Nog voor middernacht klonk
het signaal; geen tien minuten later ston
den onze .compagnieën, kant en klaar,
gereed om te vertrekken. Doch er moest
gewacht worden op de andere bataljons
van ons regiment, die in de buurt inge
kwartierd waren, en zoodoende verliep
er nog circa IV2 uur voor de troep com
pleet was.
Het was een pikdonkere nacht; in de
verte hoorden wij het onweeven en de hui
kon ieder oogenblik losbreken. De zorg
vuldig schoongemaakte geweren worden
weer geladen en zoo gingen wij den don
keren nacht in. Opgewekt, door de rust
gesterkt passeerden wij het dorpje 111-
zach; niemand waande het gevaar zoo
nabij. Wij naderden het bosch dat zich
tot Mühlhausen uitstrekthet was eerst
begonnen zachtjes te regenen, maar nu
viel het water met bakken uit de lucht,
zoodat wij in een ommezien geen dro
gen draad meer aan het lijf hadden.
het bosch je. „Halt", klinkt het op ge
moedelijken toon. 't Zijn dezelfde forma
liteiten weer. Passen, rijwielkaarten, si
garenWe rijden al weer door, na
den iRotterdamschen jongens beloofd te
hebben aan Holland hun groeten overte-
brengen, hen verder niet storende in hun
renteniersleventje, alias staat van gevan
genschap. Want 't maakt toch verschil of
men in 'n lief villatje onder „De Moeren"
de vaoantie-dagen .slijt of aan den rand
van T dennenbosch, in de hut van stroo
en plaggen, en beklemd door de ban
den van de krijgstucht.
We komen in Zundert; 'tdorp ligt daar
zoo rustig, zelfs in deze verontrustende
dagen, dat een zestal fietsers gemakker
lijk in staat is opschudding teweeg te
brengen. -Onze sprapk maakte ons echter
openbaar en met ©en gemoedelijk woord
was <d»e waardin uit het stamineetje „In
het Keizershof", weldra op haar gemak
gezet.
Toen praten over den oorlog natuur
lijk.
Mel vrouwke, is 'tnog al makkelijk
over -de grens te komen? Komen hier
ook vluchtelingen langs? En hebt ge ook
kanonschoten gehoord
Met de noodige pa,[neren zouden we
wel een eindje 'over de grens kunnen.
Haar man moest er voor zaken op uit..
Aanvankelijk was het „trouwboekske" hem
tot vrijbrief, doch tegenwoordig reisde hij
ajtijd met het rnalement van den bur-
- 1 1 1 r- 1
Plotseling klonken schoteneen gewel
dig salvo. Wij hoorden gillen en zagen
door angst wild geworden paarden op
onze rijen toerennen; onze marschcolonne
Vas dus overvallen. Van alle kanten
kraakten nu de schoten; fluitend vlogen
de kogels over onze hoofden, de regen
Wel in stroomen en de bliksemstralen
flitsten al maar door de lucht. Een helsch
tooneël'!
Wij lagen allen maar plat op den grond
in de modder, met het geweer in de
vuist geklemd. E11 je kon geen hand voor
oogen zien; wij schoten maar op goed
geluk van mikken was geen sprake. Tot
aller vreugde ontdekte men eindelijk waar
het vijandelijke vuur eigenlijk vandaan
kwam. Aan den zoom van het woud s,ton
den een aantal o zoo onschuldige arbei
derswoningen, die nu echter in even zoo
veel vestinkjes veranderd bleken. Met een
hoera ging het er nu op los; de deu
ren werden ingeslagen en alle bewoners
van de huisjes waren weldra naar be
neden gehaald. De vrouwen en kinde
ren lieten wij loopen, maar de mannen,
die natuurlijk allen om het hardst hun
onschuld betuigden, werden gebonden.
Toen wat v'troo, een beetje petroleum
en een paar lucifers en spoedig sloegen
de vlammen van alle kanten uit: een
schrikkelijke doch verdiende straf voor
laf verraad. Trouwens de in de huizen
gevonden gewaren, waarmee klaarblijke
lijk veel geschoten was, overtuigden ons
van de schuld der mannen, die natuur
lijk hun straf niet ontloopen zullen.
Onze verliezen waren gelukkig klein;
toch had 't ellendig verraad ons nog twee
dooden en een paar gewonden gekost.
De houding van Itaüë.
Uit Rome wordt aan de New York He
rald geseind, dat Italië Engeland en Frank
rijk vrijheid van handelen in de Adriati-
sche zee heeft toegestaan. De Engelsche
en Fransche vloten zouden voornemens
zijn Pola en Triest te bombardeeren.
Voor deze toegeeflijkheid zou Italië, vol
gens een bericht uit Rome aan de Petit
Parisien van de Drievoudige Entente het
definitieve bezit van het eiland Rhodes
hebben bedongen. (N. R. C.)
UIT NEUTRAAL NEDERLAND.
De Koningin
wordt bij den uitvaart van den Paus ver
tegenwoordigd door jnr. Van de Poll, op
perschenker van H.r M.s Huis.
Uitvoer.
Zooals reeds gemeld, wordt uitvoer van
steenkool uit Engeland thans weder toe-
S'-taan Inachokkeii is voorts het uit
voerverbod van rijst, van versch, bevro
ren en gezouten vleesch, van gevogelte,
visch, rijst, thee, fruit en groenten.
Verboden blijft de uitvoer van tarwe en
tarwe-meel, gerst en haver, levend vee,
boter, margarine, kaas, eieren, suiker,
melk fen jams.
Het verbod van uitvoer van rogge en
roggemeel en van thee is tijdelijk opgehe
ven.
Bestendiging van den Staat
van Oorlog.
Bij de Tweede Kamer is ingediend een
wetsontwerp tot bestendiging van den staat
van oorlog, zooals die bij Kon. Besl.
van 5 'Aug. j.l. voor een gedeelte van het
grondgebied des Rijks is verklaard.
Uitvoer van steenkolen uit
Engeland.
Een, ambtelijk bericht uit Londen meldt,
dat alle beperkende bepalingen voor den
uitvoer van steenkolen, o.a. borgstelling,
en dergelijke, ingetrokken zijn.
Invoer van vee.
Ter bevoegder plaatse hier te lande is
er nog niets van bekend, dat de Belgische
grenzen weder zouden zijn opengesteld
voor den vrijen invoer van vee uit Ne
derland. (N. R. Ct.)
deed.
Aap den korporaal van de wacht, een
beschaafd jongmenschuit Roosendaal,
doein we dezelfde vragen.
,We hooren nu meer.
Nog inagr enkele uren geleden is hier
een auto gepasseerd met drie heeren, die
zóó van Luik kwamen.
Het laatste fort was dien nacht (van
Woensdag op Donderdag) juist gevallen,
vertelden ze met zenuwachtige gebaren^
De mannen hadden een schrikkelijke reis
achter den rug.
.Talrijke keeiren was hun wagen het
mikpunt van een hevig vuur geweejsf,
zoodat ze maar ternauwernood aan den
dood ontsnapt waren.
Hun wagen had het er minder goed
afgebracht. Geen ruit was er meer heel.
De spatborden verbogen en verwrongen,
de lantarens verbrijzeld, de kap door1-
sehoten. De kogels werden in het chas
sis gevonden. Het vehikel moet een treu,-
rigen aanblik opgeleverd hebben voor de
oogen van de ZunderLsehe dorpsbewoners
en hun militaire logees.
Heel Zundert was natuurlijk te hoop
geloopen om te hooren naar de angstige?
verhalen van de drie vluchtelingen.
Passen hadden zij niet hij zich. Doch,
gelukkig, de inotor bleef ongedeerd.
In duizelingwekkende vaart stuurden zij
op de Nederlandsche grens aan, nu en dan
onder een regen van kogels.
Telkens wanneer het lood het stalen
TTp-" h«'wcrlit?» .j*"*iinzitten-
Geïnterneerden in Gaaster-
land.
Een uitgestrekt terrein, gelegen in het
zoogenaamde Eltbergen, te Oudemirdum,
te midden der bosschen, wordt, zoo
schrijft men aan de L. Ct., in gereed
heid gebracht tot verblijfplaats voor de
geïnterneerde Belgische soldaten.
Zes bouten loodsen, ieder voor 100
man, worden opgericht. Naar is medege
deeld, zullen er in het begin van de vol
gende week de eerste geïnterneerden aan
komen.
Simpel liedje.
„De Nederlander" bevat onderstaand
„Simpel liedje van een neutralen Hollan
der".
Vraag je voor wie of ik kiezen zou
Voor Duitscher voor Belg en
Franzosen
M'n lieve man, wat raakte 'tjou,
Voor wie of ik had gekozen?
Maar weet je met wie ik het zeker hou
Met ons landje en met z'n eedle Vrouw
Die zijn en blijven gekozen
Vóór Duitschers en Belg en Franzosen,
1
Vraag je me wie of het winnen moet
De 'Duitscher? of Franschman en
Belgen
Och, hou je mond van menschenbloed
Van brand en moord en verdelgen.
Maar weet je, wat of élk onzer doet?
Bidden, dat God ons landje behoed'
Voor brand en voor moord en verdelgen
Als bij Daitscl een Franschman en Belgen.
I 1
Meet je wat of ik heerlijk vind
Voor Franschman, voor Belg en
Germanen
Dat in ons Holland, grijze en kind,
De wonden heelt en droogt tranen;
Dat man en vrouw, de Prins weer vooraan,
(God zij met hen!), dat arm en voornaam
De wonden heelt en droogt tranen
Van Franschman en Belg en Germanen.
En weet je wie ik ook niet vergeelt,
Voor al die vreemde kornuiten?
('t Zou leelijk staan, zoo ik het deed
Onze vioot en de Jantjes daarbuiten,
En de keerls aan de grens, die of is
het zoo niet?
Zijn vóór al die snoezen gekozen
Want, helpt ons God, ze. houden z' er uil,
En Duitscher, èn Belg èn Franzosen.
De Staten-Generaal.
De Tweede Kamer vergadert Woensdag
ochtend te 11 uur, de Eerste te half
twee.
Bij de Tweede Kamer zijn twee web
ontwerpen ingediend, strekkende het eene
om de mogelijkheid te openen, dat aan per
sonen, die door de tegenwoordige buiten
gewone omstandigheden tijdelijk in gelde
lijke moeilijkheden verkeeren, alsnog een
termijn zal kunnen worden gegund om
wanneer zij in rechte worden aangespre
ken of met faillietverklaring bedreigd -
aan hun veiplichtingen te voldoen.
Het tweede ontwerp: Beurswet 1914,
houdt bepalingen in betreffende den geld
en fondsenhandel in de tegenwoordige
buitengewone omstandigheden.
In het Bedehuis.
De Koningin en Prins Hendrik woonden
gisterochtend de godsdienstoefening |hij,
die te kwart over achten in de Ned.
Herv. kerk aan de Duinstraat te Scheve-
ningen, aanving. Het benedengedeelte in
het kerkgebouw was geheel gereserveerd
voor militairen. Als voorganger trad op ds.
Barbas, predikant te Hengeloo, die thans
als reserve le luitenant onder de wape
nen is.
Christen-soldaten.
Een in Limburg ingekwartierd militair
schrijft aan het Chr. Weekblad „De Ve-
luwe"
M'e zouden maar eens naar ons kwar
tier terugkeeren, want het was zoo onge
veer tijd. Zoo liepen we samen langs
de straat. MTe zagen toen, dat voor een
gebouw nog al tamelijk veel menschen
staan bleven. We hoorden gezang. En niet
lang duurde het, of we konden de woor
den verstaan van een vau die welbekende
den op, of beter, hun zenuwen waren
zoozeer geschokt, dat ze haast niet meer
konden schrikken.
Meit ontzetting zagen zij den voortgang
van het vernielingswerk. Straks zouden
hun banden getroffen worden, of zijzelven,
hoe zorgvuldig zij ook weggedoken zaten.
Na een woesten rit van enkele uren,
die hun eeuwen toeschenen, kregen zij
het Nederlandsche dundoek met z'n schit
terende kleuren in 't oog.
GoddankZij waren geredTernauwer
nood hadden zij het veege lijf weten te
bergen.
Weinige oogenblikken later stonden zij
in den kom van Zundert met hun wrak
en maakten zij de medelijdende Brabant
se ho bevolking deelgenoot van hun schrik
kelijke ervaringen.
Na zich wat georiënteerd te hebben,,
ging het verderop.
We betuigden den vriendelijken en wel-
bespraakten korporaal, aan wien onze le
zers het bovenstaande verhaal danken*
onzen welgemeenden dank en verdwenen
eveneens in de richting Rijsbergen.
in de richting ,van Antwerpen lagen
voetangels en klemmen, die zonder d.e
noodige papieren, voorzien van de noo-
dige stempels en handteekeningen moei
lijk He ontwijken waren.
Bovendien, de tijd was beperkt.
M'e zouden dus maar elders de grens
paal omarmen
(Wordt vervolgd).