FEUILLETON. Mloclfa langs de NM-Belgisclie grens. Binnenland. overwinning is van groote strategische waarde." Gemeld wordt dat de Russen Goldap (in 0. Pruisen, ongeveer 30 K.M. ten Z. van Gumbinnen) hebben bezet. Na een veldslag is Insterburg (aan de samenvloeiing van Pregel en Inster, 20 K.M. ten W. van Gumbinnen) door de Russen bezet. De brand in het Jezuïetenklooster bij Luik. In de „Kölnische Zeitung" geeft Adolf Mannchen het verhaal van een ooggetuige over den brand in het Jezuïetenklooster bij Luik. Het klooster ligt dicht bij Luik op een heuvel, op een afstand van 600 meter van het zuidelijke fort verwijderd. Ik was (zoo vertelt de ooggetuige) se dert twee jaar broeder in dit klooster. .Wij broeders lezen geen krant en ten ge volge van onze zwijgbelofte spraken wij ook niet; daarom wisten wij ni,ets van den oorlog af. Donderdag 6 Augustus had ik met ze ven andere broeders de wacht, van 's mid dags tot middernacht. Des avonds om kwart over elf hoorde ik plotseling een mij geheel onbekend geruisch. Ik ging naar het binnenplein aan den kant, van waar uit jk Luik en zijn forten kon zien. Ik zag daar op eenigen afstand aan. den hemel een klein licht; dat bewees mij, dat het geluid uit de lucht kwam. Ik wilde mijn rondgang weder voortzetten, maar op het naderbij komende snorren bleef toch mijn aandacht gevestigd. Het licht kwam al nader. Thans hield het geluid op. De gedachte schoot mij door het hoofd, dat het wellicht een luchtschip was, maar neen, plotseling straalde over de aarde een verblindend licht en in den schijn ervan zag ik daar beneden alles helder en duidelijk, deelen van de ver sterkingen en andere voorwerpen. Maar door den weerschijn der verlichte aarde zag ik thans dat het werkelijk een groot luchtschip was. Ik wilde juichen van vreugde ik had er nog geen gezien. Mijn oog had zich nog niet aan het duister van den j\acht gewend toen ik geraas hoorde. Ik keek naar den hemel, er gebeurde niets. Het kleine licht trok kalm verder. Maar daar beneden zag ik thans genoeg vuur en rook. Ik was nog niet van den grooten schrik beko men, toen reeds, vrij dicht in de nabijheid een tweede schijnsel op de aarde zicht baar werd. Toen kon ik ook nog duide lijker zien, dat het een luchtschip was; aan een lang touw hing ver beneden een metalen mand naar het mij toescheen, waarin een man stond. Duidelijk zag ik hoe hij met beide handen een voorwerp op de verlichte plaats neerwierp. Nauwe lijks was dit geschied, of het lichtschijn sel op de aarde verdween. Maar ik bleef nog verder op deze plek staren. Een machtige lichtstraal schoot nu op en groote klompen vlogen naar alle zijden in de hoogte. Daar klonk een vreeselijk rumoer. Mijn trommelvlies scheen te sprin gen, ik was als doof. De aarde beefde zoo onder mijin voeten, dat ik omtuimelde. Geheel beklemd keek ik nog naar de plaats. De verblindende vuurstraal was tot een dikke zwarte rookmassa gewor den. Geleidelijk werd die massa van on deren i0p lichter als wit beschenen stoom. Ten slotte stond alles in lichte laaie. Ik trachtte mij te vergewissen of het vuur zich uitbreidde, maai- deinsde verschrikt terug van een nieuwen ontzettenden knal. Van kwart over elf tot kort voor mid dernacht werden op de forten twaalf bommen geworpen. Tusschen de ontplof fingen hoorde men zoo nu en dan de motoren snorren. Na de laatste ontploffing steeg het luchtschip omhoog, trok ver der en verdween. Als verbijsterd bleef ik vastgenageld staan. De kloosterklok sloeg middernacht. Maar wij, kloosterbroeders, dachten aan slaap en al de vijf honderd personen, die de kloostergebouwen bewonen, ke ken uit de vensters neer op de brandende vesting. Orn vier uur gingen wij ter kerke, De prachtig beschilderde vensters waren door den sterken luchtdruk der ontploffing naar binnen gebogen, de 80 c.M. dikke ring muur van de binnenplaats over groote lengte gebarsten. Toen we om zes uur (Van onzen eigen redacteur.) II. 't Was nabij X. Neetmt maar' aan, dat de censor den naam geschrapt heefft. !0p een hoogen stapel hoornen zitten, liggen en hangen onze landsverdedigers- 't Schijnt 'n rustuurtje te zijn. Of dit uit zondering of regel is, weet ik niet, doch, m'n vermoedens hellen sterk naar het laatste over. Juist is de „SoldatencoUrant" gearri veerd. Nummer één,! 'tls dus nog een nieuwtje; bijna ieder heeft er een deel van z'n soldij aan besteed en zit nu verdiept in de jongste telegrammen. Ik had nog een ochtendblad van de ,,N. R. Crt." in m'n zak; het zou dus niet moeilijk zijn om een exemplaar van het nieuwe blad machtig te worden. Maar jawel, dat had nog al voeten in de aarde. ,,'k Zou wel wille ruile, meneer", zegt er een, maar we heb be ze pas gekrege".. Eetn ander, die z'n oorlogskaartje aan 't bestudeeren is, en misschien juist tot de ontdekking gekomen is hoe dicht hij bij Antwerpen en Turnhout ligt, heeft er al evenmin ooien naar. „Morge over 'n week, meneer, dan ken u 'm krijge!" TD" 4/t.r id Ir nor1 onovv, -- V nnml het kerkgebouw verlieten, klonken de ge luiden van het schietetn en de jammer kreten der Luikenaars tot ons door en toen de poortwachters de groote deuren openden, stroomden honderden Belgen uit den omtrek de binnenplaats op. De menigte was zinneloos; twintig klooster broeders en een pater werden door de woeste horde overhoop gestoken, toen wij trachtten den stroom te stuiten. De worsteling tusschen kloosterbroe ders en vluchtende Belgen duurde niet langer dan een kwartier, maar ze was vreeselijk en de menigte, die naar buiten gedreven was, wijl ze niets ontzag, had korenschoven en hooischelven aangesleept, welke zij optastten bij de kloostermuren om er den brand in te steken. Onze broeder-overste, wien zooals ook de paters het spreken is geoorloofd, riep ons toe: „Vlucht en redt, wat te redden valt." Wij volgden zijn bevelen op. Er werd naar de politie in Luik getelefoneerd en om hulp gevraagd. Maar tot onzen groote'n schrik kwamen Duitsche mili tairen, die verklaarden, dat Luik aan dezen kant reeds in Duitsche handen was. De Duitschers verschenen met acht auto mobielen waarin onze kostbaarheden en schilderijen inderhaast uit de lijsten gesne den, geborgen werden. Onze gevallen broe ders en den pater begroeven wij zonder een enkele godsdienstige ceremonie in een tin aller ijl gegraven kuil. En in de grauwe schemering van den Zaterdagmorgen trokken 350 broeders naar de Duitsche grens ach ter ons sloegen hoog op de vlammen uit de brandende kloostergebouwen. Wat wij van onze eigendommen hadden kunnen redden, sleepten we drie uien ver mee. Slechts een der broeders bleef achter; kalm en gelaten zeide hij: „Ik wil hier sterven." Toen we, na een langdurigen tocht over de grenzen waren gekomen, zonken we uitgeput neer op een weiland. Daar vie len we in den vroegen morgen in zwaren slaap,, om, bewaakt door Duitsche troe pen, eerst te ontwaken, toen de zon reeds onderging. Gevaarlijke mijnen. Behalve de Tysla, die voor Vlissingen verging, zijn reeds vele andere schepen op mijnen geloopen en gezonken. Zaterdag twee Hollandsche stoomsche pen in de Golf van Finland. Van officieele zijde wordt gemeld, dat het Deensche stoomschip Maryland Vrij dagavond tegen een mijn aanvoer en zonk. Een ander Deensch stoomschip, de Bro- berg, was getuige van de ramp en zette twee sloepen uit, die geen spoor van de bemanning der Maryland konden vinden. De Broberg bleef den geheelen nacht voor anker liggen en zette den volgenden morgen de nasporingen voort, maar liep om vijf uur ook op een mijn en zonk eveneens. Behalve een macmuh is de geheele bemanning van de Broberg gereu on to Lowestoft ontscheept. De ramp vond plaats 35 mijl uit de kust op de voornaamste route van de koopvaardijschepen. Belgische broeders. Ds. Warner te Brussel schrijft in de „Geref. Kerkbode voor België" (volgens „De Rotterdammer") o. a. „Voor zoover wij weten, zijn uit onze gemeente onder de wapenenbroeder Tim mermans, onze colporteur Debontridder, en de nog zoo jeugdige Prosper Lesire. Van laatstgenoemde was tot op giste ren nog niet veel gehoord. Onze colporteur was tot op Zaterdag nog niet in den slag geweest. Hij ligt in de vesting Namen, nog wachtend op de dingen, die komen zullen. De brieven die hij schreef, en waarin hij ook de broeders en zusters der gemeente liet groeten, ademden bij allen weemoed over de scheiding van vrouw en kinderen, een stil en kalm vertrouwen. Hij is in zrjn Heer gerust, wetend in leven en sterven het eigendom van den Heiland te zijn. Broeder Timmermans is reeds in den slag geweest. Hij behoorde tot het regi ment, dat bij Luik grootendeels is ver nield. Gode zij dank was hij Zondag nog in leven. Aan zijn zijde zijn er duizenden gevallen, maar tot hem is het niet ge- toen een vierde, blijkbaar een belezen kerel, hem vertelde, dat ie aan m'n och tendblad veel meer had, dan aan dat soldatenkrantje. Aanstonds kreeg ik toen nog meer aanbiedingen. Het speet mij geducht, dat ik niet een aantal ex. van „De Zeeuw" bij mij gestoken had. De jongens, vooral de Zeeuwen, zouden ons eens extra gesalueerd hebben. Voor het herbergje zit een groepje „hooge oomes", sergeanten en korpo raals met zichtbaar welgevallen over hun krant heen naar hun manschappen kijkende. Even verder steekt 'n solda tenkop uit het nederige venster van een laag en armoedig woninkje. Hij is blijk baar ingekwartierd en geniet het onge stoorde dorpsleven met volle teugen We bestijgen ons stalen ros weer en laten het vreedzame militaire groepje achter ons. Alle oorlogsgedachten worden weer ver drongen, door het pittoreske van de om geving en het verrukkelijke weder. De binnenlanden van Brabant staan niet als de vruchtbaarste gedeelten van Ne derland bekend, doch 'tis merkwaardig te zien wa,t de cultuur in die magere landen vermocht. De noeste arbeid van den ontginner is rijkelijk beloond gewor den, want thans ontrollen zich de schoon ste wei- en bouwlanden aan uw oog, al vreest de Zeeuwsche boer hun con currentie nog niet. Dan weer bereikt ons de gezonde den- TTAOWijr <^frnV<a v^y» wp> <- - - -.r- - naakt. Wel schreef hij, dat de geweldige inspanning voor zijn zwakke krachten spoedig te zwaar zou zijn." De Ru8siEche Hunnen. Van de gruweldaden, door de Russen in de Oost-Pruisische grensplaatsen be dreven, vertelt een bewoner van Bialla in de Norddeutsche Allgemeine Zeitung: „Op den derden Augustus stond het dorp Schwiddern van alle kanten in brand. Radeloos waren de menschen uit hun hui zen gevlucht; alle pogingen om kostbaar heden of lijfgoederen uit de vlammen te redden, werden door woeste, bruine dui vels de kozakken, verhinderd. Een in het dorp zeer geziene vrouw, een land- eigenares, mevrouw Wiktor, werd, toen zij weenende op straat liep, doodgescho ten. Haar lijk bleef twee volle dagen op straat liggen. Een der oudste dorpsbewo ners, de 81-jarige Sokolowski, ontving toen hij rustig voor zijn huisje zat een doodclijk schot; men stak het huisje in brand en het lijk van den grijsaard werd in de vlammen geworpen. In het naburige dorp Kosuchen werd een schoolmeisje walgelijk mishandeld en gedood; in het Bialla werd de vrouw van een postbode, een moeder van zeven kinderen, doodgeschoten toen zij uit het raam keek; de koopman Günther, die zijn huis veriaten wilde, kreeg plotseling een paar sabelslagen, die een eind aan zijn leven maakten. Alleen in het kleine Bialla zijn zeven dorpelingen vermoord en een dozijn zwaar verwond; bovendien zijn alle winkels totaal geplunderd en verwoest. En zoo ging het ook in de andere grensdorpen; overal zijn volmaakt on schuldige menschen vermoord, huizen ver brand, winkels geplunderd. Goddank, dat eindelijk de Duitsche troepen kwamen en dat de Russische Hunnen toen een eind over de grenzen teruggejaagd zijn. (N. R. C.) De strijd bij Mütilhausen. In de „Frankf. Ztg." deelt een landweer man die aan den nachtelijken overval bij Mühlhausen deelnam, het volgende mede Nadat wij zonder ophouden waren heen en weder getrokken, waarhij wij in 9 dagen niet uit de kleeren gekomen waren, kwamen wij den 13n te Wittenheim, een groot dorp vlak hij Mühlhausen. Geluk kig, daar hoorden we dat ons een rust dag gegund zou worden. Warempel een verdiende rustdag. Want er was van ons landweerregiment bijna het onmogelijke gevergd, waarbij men nog moet bedenken dat het niet uit bloeiende jongelingen maar grootendeels uit familievaders be staat, waarvan er sommigen al zoo lang zamerhand een beetje stijf in de beenen beginnen te worden. Intusschen de brave landweermannen hebben het menschen- mogelijke gedaan- het yaderland kan op hen rekenen. Doodop beLroxken wij onze kwartieren; de vrije dag 14 Augustus verliep rustig. Wij maakten de geweren schoon en besteedden weer wat zorg aan ons uiter lijk. 's Avonds tegen 10 uur kregen wij de boodschap, dat het met rusten uit was, dat wij zeer waarschijnlijk gealar meerd zouden worden, en ons derhalve gereed moesten houden om otp het eerste teeken geheel marschvaardig uit te kun nen rukken. Nog voor middernacht klonk het signaal; geen tien minuten later ston den onze .compagnieën, kant en klaar, gereed om te vertrekken. Doch er moest gewacht worden op de andere bataljons van ons regiment, die in de buurt inge kwartierd waren, en zoodoende verliep er nog circa IV2 uur voor de troep com pleet was. Het was een pikdonkere nacht; in de verte hoorden wij het onweeven en de hui kon ieder oogenblik losbreken. De zorg vuldig schoongemaakte geweren worden weer geladen en zoo gingen wij den don keren nacht in. Opgewekt, door de rust gesterkt passeerden wij het dorpje 111- zach; niemand waande het gevaar zoo nabij. Wij naderden het bosch dat zich tot Mühlhausen uitstrekthet was eerst begonnen zachtjes te regenen, maar nu viel het water met bakken uit de lucht, zoodat wij in een ommezien geen dro gen draad meer aan het lijf hadden. het bosch je. „Halt", klinkt het op ge moedelijken toon. 't Zijn dezelfde forma liteiten weer. Passen, rijwielkaarten, si garenWe rijden al weer door, na den iRotterdamschen jongens beloofd te hebben aan Holland hun groeten overte- brengen, hen verder niet storende in hun renteniersleventje, alias staat van gevan genschap. Want 't maakt toch verschil of men in 'n lief villatje onder „De Moeren" de vaoantie-dagen .slijt of aan den rand van T dennenbosch, in de hut van stroo en plaggen, en beklemd door de ban den van de krijgstucht. We komen in Zundert; 'tdorp ligt daar zoo rustig, zelfs in deze verontrustende dagen, dat een zestal fietsers gemakker lijk in staat is opschudding teweeg te brengen. -Onze sprapk maakte ons echter openbaar en met ©en gemoedelijk woord was <d»e waardin uit het stamineetje „In het Keizershof", weldra op haar gemak gezet. Toen praten over den oorlog natuur lijk. Mel vrouwke, is 'tnog al makkelijk over -de grens te komen? Komen hier ook vluchtelingen langs? En hebt ge ook kanonschoten gehoord Met de noodige pa,[neren zouden we wel een eindje 'over de grens kunnen. Haar man moest er voor zaken op uit.. Aanvankelijk was het „trouwboekske" hem tot vrijbrief, doch tegenwoordig reisde hij ajtijd met het rnalement van den bur- - 1 1 1 r- 1 Plotseling klonken schoteneen gewel dig salvo. Wij hoorden gillen en zagen door angst wild geworden paarden op onze rijen toerennen; onze marschcolonne Vas dus overvallen. Van alle kanten kraakten nu de schoten; fluitend vlogen de kogels over onze hoofden, de regen Wel in stroomen en de bliksemstralen flitsten al maar door de lucht. Een helsch tooneël'! Wij lagen allen maar plat op den grond in de modder, met het geweer in de vuist geklemd. E11 je kon geen hand voor oogen zien; wij schoten maar op goed geluk van mikken was geen sprake. Tot aller vreugde ontdekte men eindelijk waar het vijandelijke vuur eigenlijk vandaan kwam. Aan den zoom van het woud s,ton den een aantal o zoo onschuldige arbei derswoningen, die nu echter in even zoo veel vestinkjes veranderd bleken. Met een hoera ging het er nu op los; de deu ren werden ingeslagen en alle bewoners van de huisjes waren weldra naar be neden gehaald. De vrouwen en kinde ren lieten wij loopen, maar de mannen, die natuurlijk allen om het hardst hun onschuld betuigden, werden gebonden. Toen wat v'troo, een beetje petroleum en een paar lucifers en spoedig sloegen de vlammen van alle kanten uit: een schrikkelijke doch verdiende straf voor laf verraad. Trouwens de in de huizen gevonden gewaren, waarmee klaarblijke lijk veel geschoten was, overtuigden ons van de schuld der mannen, die natuur lijk hun straf niet ontloopen zullen. Onze verliezen waren gelukkig klein; toch had 't ellendig verraad ons nog twee dooden en een paar gewonden gekost. De houding van Itaüë. Uit Rome wordt aan de New York He rald geseind, dat Italië Engeland en Frank rijk vrijheid van handelen in de Adriati- sche zee heeft toegestaan. De Engelsche en Fransche vloten zouden voornemens zijn Pola en Triest te bombardeeren. Voor deze toegeeflijkheid zou Italië, vol gens een bericht uit Rome aan de Petit Parisien van de Drievoudige Entente het definitieve bezit van het eiland Rhodes hebben bedongen. (N. R. C.) UIT NEUTRAAL NEDERLAND. De Koningin wordt bij den uitvaart van den Paus ver tegenwoordigd door jnr. Van de Poll, op perschenker van H.r M.s Huis. Uitvoer. Zooals reeds gemeld, wordt uitvoer van steenkool uit Engeland thans weder toe- S'-taan Inachokkeii is voorts het uit voerverbod van rijst, van versch, bevro ren en gezouten vleesch, van gevogelte, visch, rijst, thee, fruit en groenten. Verboden blijft de uitvoer van tarwe en tarwe-meel, gerst en haver, levend vee, boter, margarine, kaas, eieren, suiker, melk fen jams. Het verbod van uitvoer van rogge en roggemeel en van thee is tijdelijk opgehe ven. Bestendiging van den Staat van Oorlog. Bij de Tweede Kamer is ingediend een wetsontwerp tot bestendiging van den staat van oorlog, zooals die bij Kon. Besl. van 5 'Aug. j.l. voor een gedeelte van het grondgebied des Rijks is verklaard. Uitvoer van steenkolen uit Engeland. Een, ambtelijk bericht uit Londen meldt, dat alle beperkende bepalingen voor den uitvoer van steenkolen, o.a. borgstelling, en dergelijke, ingetrokken zijn. Invoer van vee. Ter bevoegder plaatse hier te lande is er nog niets van bekend, dat de Belgische grenzen weder zouden zijn opengesteld voor den vrijen invoer van vee uit Ne derland. (N. R. Ct.) deed. Aap den korporaal van de wacht, een beschaafd jongmenschuit Roosendaal, doein we dezelfde vragen. ,We hooren nu meer. Nog inagr enkele uren geleden is hier een auto gepasseerd met drie heeren, die zóó van Luik kwamen. Het laatste fort was dien nacht (van Woensdag op Donderdag) juist gevallen, vertelden ze met zenuwachtige gebaren^ De mannen hadden een schrikkelijke reis achter den rug. .Talrijke keeiren was hun wagen het mikpunt van een hevig vuur geweejsf, zoodat ze maar ternauwernood aan den dood ontsnapt waren. Hun wagen had het er minder goed afgebracht. Geen ruit was er meer heel. De spatborden verbogen en verwrongen, de lantarens verbrijzeld, de kap door1- sehoten. De kogels werden in het chas sis gevonden. Het vehikel moet een treu,- rigen aanblik opgeleverd hebben voor de oogen van de ZunderLsehe dorpsbewoners en hun militaire logees. Heel Zundert was natuurlijk te hoop geloopen om te hooren naar de angstige? verhalen van de drie vluchtelingen. Passen hadden zij niet hij zich. Doch, gelukkig, de inotor bleef ongedeerd. In duizelingwekkende vaart stuurden zij op de Nederlandsche grens aan, nu en dan onder een regen van kogels. Telkens wanneer het lood het stalen TTp-" h«'wcrlit?» .j*"*iinzitten- Geïnterneerden in Gaaster- land. Een uitgestrekt terrein, gelegen in het zoogenaamde Eltbergen, te Oudemirdum, te midden der bosschen, wordt, zoo schrijft men aan de L. Ct., in gereed heid gebracht tot verblijfplaats voor de geïnterneerde Belgische soldaten. Zes bouten loodsen, ieder voor 100 man, worden opgericht. Naar is medege deeld, zullen er in het begin van de vol gende week de eerste geïnterneerden aan komen. Simpel liedje. „De Nederlander" bevat onderstaand „Simpel liedje van een neutralen Hollan der". Vraag je voor wie of ik kiezen zou Voor Duitscher voor Belg en Franzosen M'n lieve man, wat raakte 'tjou, Voor wie of ik had gekozen? Maar weet je met wie ik het zeker hou Met ons landje en met z'n eedle Vrouw Die zijn en blijven gekozen Vóór Duitschers en Belg en Franzosen, 1 Vraag je me wie of het winnen moet De 'Duitscher? of Franschman en Belgen Och, hou je mond van menschenbloed Van brand en moord en verdelgen. Maar weet je, wat of élk onzer doet? Bidden, dat God ons landje behoed' Voor brand en voor moord en verdelgen Als bij Daitscl een Franschman en Belgen. I 1 Meet je wat of ik heerlijk vind Voor Franschman, voor Belg en Germanen Dat in ons Holland, grijze en kind, De wonden heelt en droogt tranen; Dat man en vrouw, de Prins weer vooraan, (God zij met hen!), dat arm en voornaam De wonden heelt en droogt tranen Van Franschman en Belg en Germanen. En weet je wie ik ook niet vergeelt, Voor al die vreemde kornuiten? ('t Zou leelijk staan, zoo ik het deed Onze vioot en de Jantjes daarbuiten, En de keerls aan de grens, die of is het zoo niet? Zijn vóór al die snoezen gekozen Want, helpt ons God, ze. houden z' er uil, En Duitscher, èn Belg èn Franzosen. De Staten-Generaal. De Tweede Kamer vergadert Woensdag ochtend te 11 uur, de Eerste te half twee. Bij de Tweede Kamer zijn twee web ontwerpen ingediend, strekkende het eene om de mogelijkheid te openen, dat aan per sonen, die door de tegenwoordige buiten gewone omstandigheden tijdelijk in gelde lijke moeilijkheden verkeeren, alsnog een termijn zal kunnen worden gegund om wanneer zij in rechte worden aangespre ken of met faillietverklaring bedreigd - aan hun veiplichtingen te voldoen. Het tweede ontwerp: Beurswet 1914, houdt bepalingen in betreffende den geld en fondsenhandel in de tegenwoordige buitengewone omstandigheden. In het Bedehuis. De Koningin en Prins Hendrik woonden gisterochtend de godsdienstoefening |hij, die te kwart over achten in de Ned. Herv. kerk aan de Duinstraat te Scheve- ningen, aanving. Het benedengedeelte in het kerkgebouw was geheel gereserveerd voor militairen. Als voorganger trad op ds. Barbas, predikant te Hengeloo, die thans als reserve le luitenant onder de wape nen is. Christen-soldaten. Een in Limburg ingekwartierd militair schrijft aan het Chr. Weekblad „De Ve- luwe" M'e zouden maar eens naar ons kwar tier terugkeeren, want het was zoo onge veer tijd. Zoo liepen we samen langs de straat. MTe zagen toen, dat voor een gebouw nog al tamelijk veel menschen staan bleven. We hoorden gezang. En niet lang duurde het, of we konden de woor den verstaan van een vau die welbekende den op, of beter, hun zenuwen waren zoozeer geschokt, dat ze haast niet meer konden schrikken. Meit ontzetting zagen zij den voortgang van het vernielingswerk. Straks zouden hun banden getroffen worden, of zijzelven, hoe zorgvuldig zij ook weggedoken zaten. Na een woesten rit van enkele uren, die hun eeuwen toeschenen, kregen zij het Nederlandsche dundoek met z'n schit terende kleuren in 't oog. GoddankZij waren geredTernauwer nood hadden zij het veege lijf weten te bergen. Weinige oogenblikken later stonden zij in den kom van Zundert met hun wrak en maakten zij de medelijdende Brabant se ho bevolking deelgenoot van hun schrik kelijke ervaringen. Na zich wat georiënteerd te hebben,, ging het verderop. We betuigden den vriendelijken en wel- bespraakten korporaal, aan wien onze le zers het bovenstaande verhaal danken* onzen welgemeenden dank en verdwenen eveneens in de richting Rijsbergen. in de richting ,van Antwerpen lagen voetangels en klemmen, die zonder d.e noodige papieren, voorzien van de noo- dige stempels en handteekeningen moei lijk He ontwijken waren. Bovendien, de tijd was beperkt. M'e zouden dus maar elders de grens paal omarmen (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 2