No. 367 Try dag 14 Augustus 1914 38e Jaargang ONZE ZONDEN. De Europeesche Oorlog. Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LANGE VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: F3RMA F. P. OHUU L. SURG. Drukkers: ©osiarbaaii Le Coirrire Goes. VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. post Losse nummers ƒ1.25 0.05 Prijs der Advertentiën 15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 1—10 regels ƒ1. iedere regel meer 10 ct. De. rampen die de volken treffen, zijn in den Raad Gods een tuchtiging voor de zonden der volken. De mensch is een geboren farizeeër, dat wil zeggen, dat de neiging in hem leeft om van zichzelven goed 'te denken, en den ander voor slechter te houden dan hij zelf is. Zoo dcet de zondaar van na ture. Eerst wanneer genade in hem werkt, komt hij er tce om zich den. grootste der zondaren te achten. Dan komt 'in hem de ootmoedige bede óp van' den tolle naar uit 'de gelijkeniso God, wees mij zondaar genadig. Wanneer wij de aandacht vestigen op de zonden der groote mogendheden, en voornamelijk op hunne zondige staat kunde, waai aan machts vertoon en groot heidswaan ten grondslag liggen, dan mo gen wij de oogen niet sluiten voor de zonden van de kleinere volken! ook niet van ons eigen vaderland, en allerminst die van onszelf. Wat Nederland betreft, past ons erns tige bcetedcening en de bekentenis waar mee zelfs een Godsman als de profeet Daniël eenmaal voor God kwamWij heb ben gezondigd, wij en onze vaderen. Onze biddaigen en biduren hebben ook deze strekking om de menschen tot dit peil van verootmoediging voor des He-eren heilig aangezicht te doen geraken. Dit is natuurlijk alleen Gods werk, doch de Heere werkt middellijk. In het .rampspoedige jaar 1672 waren de kerken te klein voor de benauwde harten. Ook nu verneemt men uit alle steden en dorpen waar neg rechtzinnige pi-e- dikers arbeiden dat de kerken in de aan gekondigde bidstonden vol zijn. Men schen, die anders de kerk voorbij loopen, onder allerlei voorwendsel, zelfs op den Zondag, zijn nu in een weekbeurt gewil lig, na de vermoeiends dagtaak, zich kerkwaarts te begeven, en mee in te stemmen in het koor van de verootmoe digden. Dit lis verblijdend en moedgevend. Verblijding omdat er de erkenning in spreekt van een Godsbestaan en een Godsbestuur; moedgevend, dewijl er uit blijkt hoevelen neg in den lande begrijpen dat de uitredding niet komen kan van de aardsche machten en mogendheden doch enkel en alleen van den Almachti ge» God. Israel klaagde: „Onze vaders hebben onrijpe druiven gegeten, en de tanden der kinderen zijn stomp geworden"; het wierp daarmee de schuld van zich af en op de vaderen. Maar de nationale toon van Nederland luidt, voorzoover aanwezig, andersWij hebben gezondigd. Zal de indruk van de tuchtiging die de Heere over de volken en ons Va derland brengt, een blijvende zijn, dan is evenwel bij' dezen toon nog iets anders noodig: een verbroken hart en een ver slagen geest. Moge deze bij ons volk aanwezig zijn. Er is wel verslagenheid van geest in de gezinnen en vooral bij1 de ouders wier zonen in 's lands dienst zijn opgeroepen. Doch in de kringen, waarin geen zonen of vaders gemist worden, merkt men hiervan minder. En de verbreking des harten vanwege de oordeelen' Gods is evenmin algemeen. De Rustdag wordt nog' als vroeger ont heiligd; de nationale vloek wordt nog in de kazernes gehoord; luidruchtig ver maak wordt nog in menigen kring ge zocht; het bedehuis wordt nog, met na me door de aanzienlijken onzes volks gemeden, en ook de zoogenaamde mindere ma.n houdt zich in breed© rijen ver van de samenkomsten der gemeente. Het is er nog vei' vandaan dat het volk in al zijn rangen en standen weer vraagt naar den Heere en Zijne sterkte. En keeren zij die God vreezen tot zich zelven in, hceveel is er dat naar zij stellig weten, in en om hen niet is naar de reinheid van Gods heiligdom. Wat zijn daar tal van persoonlijke en huiselijke en maatschappelijke Zonden voor den Heere te belijden, en hoevelen zijn er die tot de ware diepte van schuld besef en 'berouw gekomen zijn. Hce staan wij1 in onze verhouding tot wie ons liefhebben, in huis en school en werkplaats, tegenover onze kinderen in de opvoeding, tegenover de broederen in de betooning der broederlijke liefde, tegenover hen die geroepen zijn ons op te voeden of te regeeren, tegenover de bediening des Woords, tegenover de broe deren, onder wier opzicht wiji zijn ge steld; tegenover de vrienden, tegenover den naaste, tegenover onze tegenstanders? Is daar niet een groot tekort aan ach ting en liefde, aan vriendschap en so lidariteit? Deen wij onzen naaste niet te kort? Geven wij ons wel geheel aan den dienst van Gods Koninkrijk Hoe staan wij tegenover God als rent meester van onze goederenals geroepen heiligen; als burgers van Zijn Rijk? Hce is ons gedrag in de uitoefening van ons goddelijk beroep? Als predikers van Gods gerechtigheid, als opvoeders der jeugd, als voorlichters van het volk, als patroons tegenover ons personeel, als vrouwen jegens wie ons dienen mogen; als dienstknechten en dienstmaagden je gens hem of haar hij wie wij in dienst zijn Hoe is de gesteldheid onzes harten te genover al.'e menschen? Gevcelen wij' ons beter dan z.ij? Wandelen wij als volk van Nederland in de gestalte van den dienst knecht die zijn pond in den zweetdoek legde of als den ander die handeling doet en tot zijn heer komt? Zijn wij de bijzondere bemoeienissen waardig, waar mede van ouds de Heere onze vaderen bezocht? Hebben wij! als natie een goed gebruik gemaakt van onze ons door Gods bestel herschonken onafhankelijk heid? Hebben de vermaningen, ten vorigën jare, bij de viering van het eeuwfeest van ons nationaaleerherstel, van onze kansels en in geschriften ons fcegekomen, ons tot ware verootmoediging geleid? Allegaar vragen waarmede wij tot ons zelf hebben in te keeren. Nu het er begint uit te zien dat de Heere ons land genadig verschoonen zal van het oorlogsgevaar en het oorlogsge weld, ligt nu misschien op den bodem va.n ons hart soms het voornemen om weer terug te vallen in het oude kwaad? Moge dan Ninevé ons1 ten voorbeeld zijn, dat ook met een uitwendige bekeering zich tevreden stelde, en juist daardoor rijpte voor een tweede bezoeking van Crods hand, welke eindigde in haar al- geheele verwoesting. De Heere heeft geen lust aan het. vette onzer rammen, maar alleen hieraan dat wij ons vernederen onder Zijn slaande hand; dat wij daartoe alle afgoden uit onze woningen wegdoen, den afgod va.n het. eigen ik zullen dooden, en hart en hand Hem, en Hem alleen zullen wij den; niet totdat, en niet alleen opdat, maar ook nadat Hij ons zal gegeven hete ben de bede onzes harten: afwering van het gevaar; terugschenking van den vre,- de; vermeerdering van welvaart; terugkeer onzer zonen en vaders; en zoo menige Uitredding, die ieder voor zichzelf het beste weet te behoeven. Er is geen andere weg dan die des ootmoedigen gebeds. Om genade voor onze personen, voor onze gezinnen, voor Vorstin en Volk, voor de oorlogvoerende volken. Gebed niet uit zelfzucht, om onze kinderen of aardsche bezittingen, onze brandkast; dat zou niet zijn den Heere dienen, maar een diep zondig den Heere geDfhiken. Maar gebed om verootmoedi ging, om geduld in tegenspoed, en zoo de Heere zich om het bloed Zijns' lieven Zoons wil nog mocht laten ver bidden, om de rechte blijvende dankbaar heid welke Hem verheerlijkt. Hem wien in alle omstandigheden toekomt lof en prijs en eere. Wat 'n som! Het onderhoud van de negen en een kwart miljoen soldaten die op 't oogenblik gemobiliseerd zijn in Engeland, Frank rijk, Rusland, Duitschland, Oostenrijk, Turkije, België en Servië kost 54 mil joen gulden per dag. En de kosten van het mobiliseeren kan die som verdubbelen of verdriedubbelen. Zoo luidt de meening van een op finan cieel gebied gezag hebbend blad. Een ontzettende dwaasheid, te ontzet tender omdat deze miljoenen menschen worden uitgezonden om elkander olp de zekerste en Vlugste wijze te vemietri gen. Terecht noemt „Het Handelsblad" dit een tragedie, de ontzettendste der we reldgeschiedenis, te meer omdat tot deze volken, die .malkaar zoeken te dooden de drie behooren, aan wie in de eerste plaats de beschaving, de wetenschap, de cultuur va.n Europa zijn toevertrouwd Duitschland, Engeland en Frankrijk. Vier en veertig jaren geleden. Vier en veertig jaar geleden, om de zen tijd, was het voor ons land ook zoo'n drukkende tijd. „Het Handelsblad" herinnert aan een artikel van „Het Handelsblad" van 17 Juli 1870, van de hand van mr. A. C. Westheim, lid van de Eerste Kamer, fi nancier eerste klas, die hetzelfde gezag had als specialiteit op elk gebied, als van in datzelfde college en in het land mr. Van Nierop. De heer Westheim schreef toen: „Op financieel gebied is kalmte bur gerplicht, want het geldt het vermo gen. de rust en eer van duizenden in den lande en zoo het dwaas zou zijn thans door winstbejag en koers- depreciatie uitgelokt zich in specula- tiën te begeven en den ernst en de gevaren van het oogenblik te misken nen, ongerechtvaardigd is het zich door schrikbeelden te laten mee- sleepen en verleden en toekomst dol zinnig op te offeren aan de angsten van het oogenblik. „De toestand is kritiek, handel en nijverheid zijn verlamd, de oorlogs budgetten vorderen aanzienlijke som men, die op zich zelf reeds deprecia tie van het bestaande met zich voe ren. Maar hij is niet hopeloos; Frank rijk en Pruisen zullen elkander op het slagveld ontmoeten, de beschaving onzer eeuw zal te schande worden ge maakt in de orgiën van den oorlog, maar in 1854/55 stonden evenzoo En geland. Frankrijk en Italië tegenover Rusland; in 1859 Frankrijk en Italië tegen Oostenrijk; in 1864 Pruisen en Oos tenrijk "tegenover Denemarken, in 1866 Pruisen en Italië tegenover Oostenrijk. „Telkens scheen de oorlogsvlam ge heel Europa te zullen aangrijpen en telkens was in korten tijd het pleit beslecht, het vertrouwen teruggekeerd, de waardevermindering geweken. „D a t h o u d e m e n v o o r o o g e n Deze wenken hebben ook voor onze dagen denzelfden grond en evengroote waarde, en verdienen evenveel Vertrou wen van ons allen. De slag bij Haelen. 12 Augustus. De gevechten van Woensdag zuilen den naam van „den slag, hij Haelen" dragen. Zij duurden den geheelen dag voort, de granaten vielen om half acht nog neer op de wegen, welke Qpi Diest uitkomen. Het centrum van den slag lag bij Hae len. Om zeven uur in den avond was het geheele terrein tusschen Diest, Hae len en Zeilick van Duitschers gezuiverd, maar overdekt met dooden en gewon den. Daar de Belgische linkervleugel een oogenblik achteruitweek, werden verster kingen gevraagd uit Diest. De brandweer lieden verzochten toen om in het vuur te mogen gaan, drie van hen werden den gewond. De Belgische genie deed 2 bruggen over de Demer in de lucht vliegen. De kerk, een brouwerij en eenige huizen van Hae len zijn in brand geschoten. Over een lengte van 50 M. werden meer dan 200 gedoode Duitschers geteld. De vijand was ongeveer 5000 man sterk. D,e Belgische troepen bestonden uit: jagers te paard, lansiers, carabinïers en artillerie. De Belgische censuur heeft er wel voor gezorgd, dat we het aantal doo den hunnerzijds niet kunnen meedeelen. Wel "wordt gemeld, dat een buitenge woon groot© hoeveelheid buitgemaakte voorwerpen voor het stadhuis van Diest opgestapeld ligt. Talrijke paarden zijn opgevangen. Uit de telegrammen valt niet met ©enige beslistheid op të maken, hoever de Duit schers terugtrokken en waar zij hun eigen lijke posities hebben, en of zij hun blijk baar oorspronkelijk plan om! door midden,- België naar Frankrijk op te trekken al dan niet zullen opgeven. Uit de gegevens van, de „Soir" zou men afleiden, dat de Duitschers in twee stel lingen zich versterken: de een© ten Wes tten van Luik in de richting van Maas tricht en de andere stelling, aan de an dere zijlde van de Maas. meer in het Zuiden van de provincie Luik tegenover 'de Fransch-Belgische troepen, die uit Belgisch-Luxemburg oprukken. Wij geven deze conclusies echter als louter veronderstellingen, daar over diet, actie van het Duitsche leger, maar vooral over het optreden van de Fransche en Engelsche. hulptroepen, die toch zulk een beslissenden factor in den strijd zullerj uitmaken, alle definitieve en betrouwba re berichten ontbreken. Wat die gevechten aan de Fransch- Duitsche grens betreft, daarvoor verwij zen wiji eenvoudig naar de berichten uit Fransche en Duitsche bron gemeld, waar bij wij bescheidenlijk aan de lezers over laten zelf hun conclusies te trekken uit de pal tegenstrijdige gegevens die men er ia vindt. Intusschen gaan de Duitschers voort met het aanvoeren van troepen over de brug bij Lixhe. Uit Aken, waarheen zij per trein wa ren vervoerd, kwamen weer talrijke nieu we Duitsche troepen in de streek tusschen Mouland en de Maas aan, waar zij1 het bivak betrokken. Zij zullen vermoedelijk reeds heden de Maas overtrekken, om bij een eventueel échec der Duitsche wape nen in Noord-België als reserve te- dienen. Slechts twee Pruisische cavaleriedivisies, tezamen acht regimenten, bevinden 'zich daar, zoomede 'het 7e, 8e en 10e leger korps. Van nieuwe gevechten bij Tongeren ver luidt niets. Qa Balkan-bond. Uit Nisj is een bericht gekomen, mel dend, dat de Balkanstaten van plan zou den zijn weer een bond te vormen, die vier staten zou omvatten, welke zich ten gunste van Rusland zou uitspreken. Engeiaod-Oostenryk-Hongarije. Zoo is dan ook tusschen Engeland en Oostenrijk-Hongarije de oorlog uitgebro ken. Dit was natuurlijk te verwachten. Deze oorlogsverklaring zal een eind ma ken aan een onmogelijken toestand, die natuurlijk niet van langen duur had kun nen zijn. Het feit dat Oostenrijk-Honga rije twee legerkorpsen tegen Frankrijk heeft in het veld gebracht, maakt het voortbestaan van den vrede tusschen Oos tenrijk-Hongarije en een bondgenoot van Frankrijk onmogelijk. De Engelsche vloot beschouwt Oostenrijk-Hongarije reeds als vijand. Want gisteren is reeds een Oosten- rijksch s.s. als prijs in Plymouth binnen gebracht. De oorlogsverklaring z'al duizenden Oos tenrijkers in Engeland aan dezelfde on gemakken en ellende blootstellen als thans door de Duitschers wordt geleden. Da overgava van Luik. Een Nederlander, die tot Zaterdag j.l. ta Luik woonde met zijn gezin, een be trouwbaar persoon, deelde aan het „Han delsblad" de volgende bijzonderheden mede In den nacht van 3 op 4 Augustus vertrokken 24 Belgische lanciers onder een officier uit Luik, om de beweging van het Duitsche leger te verkennen. Zij namen tien postduiven mee en verscholen zich in de Leuvensche bosschen, ongeveer halfweg Luik en Aken. Telkens wanneer eenige verandering werd waargenomen in de "beweging der Duitschers; werd een postduif afgezonden, zoodat de verdedi ging van Luik voortdurend goed op de hoogte bleef. Dinsdagmorgen 4 Aug. werd voor het eerst van de Luiksche forten gevuurd en omstreeks vijf uur des namiddags ge lukte het aan de bezetting van Luik 24 Duitsche kanonnen te veroveren en tal van Duitschers gevangen te nemen. Woensdagmiddag om twee uur werd door de Duitschers. een wapenstilstand aangevraagd. Twee Duitsche officieren werden geblinddoekt binnen Luik gebracht door twee Belgische collega's en naar het stadhuis geleid, waar geconfereerd werd met generaal Leman en burgemees ter Kleyen. De Duitschers e'ischten over gave van de forten en van de stad. Ze vroegen een wapenstilstand van 24 uren, wat de Belgen weigerden. Toegestaan werd echter een wapenstilstand van vier uren voor het begraven van dooden en het vervoeren van gewonden. Klokslag zes uur openden de Belgi sche forten weer het vuur, dat voortduur de "tot Donderdagmorgen half acht. Woensdagavond half acht was reeds de gasfabriek in brand geschoten en met verschillende particuliere gebouwen afge brand. De geheele stad zat tijdelijk zon der 'gas. Reeds in den nacht van Woensdag op Donderdag werden duizenden soldaten door generaal Leman verplaatst in de richting van Namen, Ans (een uur van Luik), St. Truijen en Thienen. Donderdagmorgen om half acht werd door de Belgen in Luik de witte vlag geheschen voor een conferentie tusschen Duitsche generaals en Koning Albert te Ans. Wederom eischten de Duitschers de overgave van de forten en de stad Luik, doch de Koning weigerde beslist de over gave der forten met deze woorden: „Dan ga ik liever met mijn schoon Luik de lucht in". Hierop stelden de Duitschers voor de stad over te geven en hun vrijen door tocht toe te staan, met dien verstande, dat de Duitschers bij het 'doortrekken niet in den rug beschoten mochten wor den. Dit werd goedgekeurd. Donderdagmiddag werden door geheel Luik proclamaties aangeplakt, ondertee kend door den Duitschen commandant, waai-van de inhoud luidde, dat alle Lui kenaren hun wapens moesten brengen op het stadhuis. Als het weer voorkwam, dat burgers op de Duitsche soldaten schoten, dan zou Vrijdag om vijf ,uur de stad gebombardeerd worden, totdat 'geen huis meer stond. Deze proclamatie veroorzaakte een vree- selijke paniek in Luik. Vrijdag vluchtten dientengevolge duizen den naar omliggende plaatsen. Onze zegs man ging met zijn gezin naar Hei-stal, ■doch keerde met Velen terug naar Luik, toen bleek dat geheel noodeloos de pa niek was ontstaan. Een Duitsch antwoord op de beschuldiging van wreedheid. Van weerszijden komen, zooals dat vooral in het begin van een oorlog ge bruikelijk is, de beschuldigingen van wreedheden en overtreding van de oop- logsgebruiken. Van Duitsche zijde worden de beschul digingen van wreedheid jegens; de Duit sche troepen geuit, tegengesproken. Wij1 ontvangen n.l. het volgende telegram: BERLIJN, 11 Aug. (Reuter). Zooals hier bekend is geworden, verspreiden de Fran- schen de meest ongehoorde beweringen, omtrent wreedheden door de Duitsche troepen gepleegd. Hiertegenover stellen, wij (dat is dan natuurlijk het officieus© Wolffbureau) vast, dat deze beweringen ongegrond zijn. Natuurlijk zijn d© Duit sche troepen genoodzaakt zich tegen de Belgische burgers, die uit hinderlagen aan den strijd deelnamen, te verdedigen. Hoe de oorlog van d© zijde der Belgische! bevolking gevoerd wordt, blijkt (iet beste uit de volgende bijzonderheden, die door ooggetuigen zijn meegedeeld. Volgens deze zouden Belgische burgers, mannen, vrou wen en opgeschoten jongens, uit huizen en boschjes met blinden haat tegen al les wat Duitsch is, schieten. Reeds in de eerste dagen waren er aan Duitsche zijde dooden en gewonden door het op treden der burgerlijke bevolking. Zoo werd een Duitscher des nachts in bed de keel afgesneden. Opi een huis was de Roode Kruis vlag geheschen Men bracht hier vijf man binnen; den anderen morgen waren alle vijf doodgestoken. In een dorp biji Verviers vond men een soldaat met op] den rug gebonden armen, wien de oogen waren uitgestoken. Van een naar Luik zich begevende autokolonne hield een wa gen in een dorp stil, jonge vrouw naderde den chauffeur, haalde plotseling een re volver voor den dag en schoot den man neer. Bij den marsoh langs, een haag in de schemering werd men van zoo dichtbij beschoten, dat de huid vol kruitkorrelsi was. Te Gammenich hield de bevolking een ambulance-automobiel colonne tegen en beschoot deze uit alle huizen. De drie begeleidende huzaren konden drie daders grijpen en ïusilleeren en het huis, waaruit de meeste schoten vielen, in brand ste ken. Het rood© kruis op arm en wagen beschermt de geneesheeren niet. (Hbl.) Wat hij schreef van den oorlog en den aanval op Luik. Een Duitsch soldaat, die den ontzetten- den stormaanval op Luik heeft medege maakt. en bij zijn vlucht uit deze stad op Hollandsch grondgebied ontwapend' werd, schreef den volgenden roerenden brief aan zijn verloofde in Schwerin. Een van onze vrienden te Maastricht, aldus de „Msb.", nam er met verlof copie van. Hij luidt als volgt: „Meine liebe süsse Anny. Hoe gaat 't met u in Schwerin? Wij hooren hiep niets. Ik hoop dat gij' met oprecht Gods vertrouwen den toestand overziet., ook als straks kommer en ellende niet uitblijven, net als wij! hier doen in de verte. Laten wij God bidden spoedig het eind© van dezen versehrikkelijken oorlog te be palen. Ik heb Hem met uwe hulp) mijn lieve bruid, teruggevonden. Zijn Almacht in het rumoer van den strijd en in den damp van het geschut erkend. Met een vurig gebed tot Hem heb ik mij moedig in het vuur gestort, en ben op wonder-

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 1