No. 265 Woensdag 12 Augustus 1914 28e Jaargang Binnenland. Rekeningen betalen. De Europeesche Oorlog. Feuilleton. De Broeders van St. Jan. De Zeeuw i i sen. Wanneer ons volk weer ongeduldig op berichten mocht wachten, verzoek ik u, aan Luik te willen herinneren. Het geheele Duitsclnj volk heeft zich eensgezind achter zijn Keizer geschaard om de talrijke vijanden van ons rijk af te weren. Het legerbestuur mag mitsdien veronderstellen, dat het volk geen be richten verwacht, die de plannen van den veldtocht aan den vijand zouden kunnen verraden en daardoor verijdelen. W.g. Gen.-kwartiermeester Von Stein. Staat van Oorlog. Aan de Burgemeesters van alle gemeen ten is thans bekend gemaakt, dat hun gemeente in staat van oorlog is ver klaard met ingang van 11 Augustus, op welken datum bet geheele grondgebied des Rijk s in staat van oorlog is verklaard. In verband hiermede verwijzen wij naar de betrekkelijke bepalingen van de wet van 23 Mei 1899 fS. 128), waarvan er enkele in de afkondiging van den burge meester van Middelburg zijn afgedrukt. (Zie de rubriek advertentiën). Tenslotte vestigen wij nog de aandacht op artikel 9 van genoemde wet, luidende aldus ,,De besturen van en de ambtenaren in dienst bij provinciën, gemeenten, wa terschappen, veenschappen en veenpolders zijn verplicht aan het militair gezag de inlichtingen te verschaffen, welke van hen verlangd worden en tot het verstrekken waarvan zij in staat zijn." Wat is een Moratorium? In de laatste dagen is er meermalen sprake geweest van moratorium. Velen zullen dit vreemde woord niet begrijpen. Daarom een korte uitlegging. Moratorium wil zeggen, dat gedurende een zekeren tijd niemand het recht heeft om langs gerechtelijken weg betaling te vorderen van schulden. Alleen de Regeering van een land kan het moratorium afkondigen. En zulks geschiedt gewoonlijk in tijd van oorlog. Zoo hijvoorbeeld heeft België het Mo ratorium afgekondigd. Dientengevolge kan in België geenei betaling van schulden langs gerechtelijken weg gevorderd worden. Het gevolg van zulk moratorium is dan ook steeds, dat alles a eomptant, of hij' onmiddellijk© be taling geleverd wordt. Maar dit gebeurt in dezen tijd even goed zonder dat een moratorium wordt afgekondigd; want ons werden door ver schillende handelaren tal van brieven en circulaires getoond, waarbij hun aatig©!- kondigd wordt, dat zij' de waren niet meer konden betrekken, tenzij te voren! het bedrag der bestelde goederen werd ingezonden. Hierdoor wordt de klein handel ook verplicht te leveren tegen! comptante betaling. De vraag is druk besproken, of ook in ons Land het moratorium zou uitge vaardigd worden. Er waren vóór- en er waren tegen standers. De Regeering heeft zich laten voor lichten door eene vergadering, waarin groote financiers, groote handelslui, ver tegenwoordigers van Kamers van Koopr handel en van den- Middenstand verte genwoordigd waren. En deze vergadering heeft den raad! gegeven, geen moratorium uit te vaar digen. Vooral gold de overweging, dat dan ook de werklieden geen betaling van Joon konden vorderen. Voorloopig is een moratorium dan ook niet te verwachten. Maar wel heeft de Minister van Justitie eene circulaire gericht tot alle rechtbanb ken, notarissen, deurwaarders, enz. om| mede te helpen, dat in deze omstandig heden geen betalingen gevorderd worden langs gerechtelijken weg, door excecuties of faillietverklaringen. Op zulke wijze wil men door gemeen schappelijke samenwerking voorkomen, dat in deze moeilijke dagen menschen' zonder eigen schuld ongelukkig worden.. Bovenstaande ontleenen wijl aan de „Nieuwe Zeeuwsche Courant". Het komt ons zeer moeilijk voor om trent de noodzakelijkheid en profijtelijfc- heid van een moratorium een gevestigde meening te hebben. Een stopzetten der geldelijke verplich tingen wordt door vele middenstander^ wenschelijk geacht. De mannen van het grootkapitaal daar entegen deinzen voor dezen maatregel terug. Van eerstgenoemden was dr. de Visset! in de Tweede van laatstgenoemden nrr. v. Nierop in de Eerste Kamer de tolk. De regeering wil natuurlijk niet aar zelen een moratorium te bepalen, zoo dra het haar noodig' voorkomt. Terecht wees de Minister van Landbouw in de Kamerzitting van 6 Augustus er op dat een algemeene kwijtschelding van schulden bijna een onmogelijkheid is. De ai'beidsloonen, de levensmiddelen-indu strie zouden er niet op verbeteren. Moeten fabrikanten grondstoffen en loonen beta len, en zij krijgen niets meer binnen, dan loopt het heele oeconomische leven vast. Opheffing van de verplichting tot be taling van wisselschulden zou niet zoo ergi zijn, maar dan zouden alleen de groot handel en enkele middenstanders gehol pen zijn. Er zou echter mee begonnen kunnen worden. Wisselprotesten zouden tijdelijk opgeschort kunnen worden; waardoor opj dit gebied een toestand zal worden ge schapen gelijk dien welke nu ten opj- zichte van effecten en transacties be staat. In Frankrijk bestaat reeds zulk' een wissel-moratoriumhet verdiende allicht aanbeveling, dat ons land, en andere lan den volgden. Een tijdelijke uitweg ware daardoor gevonden totdat het zakenleven zijh normalen loop zal hernomen hebben. Het blijft eep feit dat het koopkrach tig publiek zelf voor een deel de oor zaak is van de stagnatie. De menschen houden hun geld in de kast. Zij! betalen aan de winkeliers niet hetgeen zij schul dig zijn. Dezen kunnen derhalve ten slotte ook niet aan hun verplichtingen voldoen. De grossiers staan eindelijk mach teloos tegenover de fabrikanten. Hoe is nu de toestand? Dat het ongeschreven handelscontract., hetwelk tot hiertoe gold tegen den grond ligt. Een handelsovereenkomst, waarbij; de groothandelaar en de fabrikant hunne wa ren verkochten aan grossiers en daarbij Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LANGE VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: FIRMA F. P. DHUIJ - L. BURG. Drukkers: Oosterbaan Le Cointre - Goes. Dat allen, die kunnen betalen, dit ook doen, opdat de rconomiscbe toestand niet nog benarder worde. Wij vernemen, dat velen, die heel goed bij machte zijn hun rekeningen te voldoen, tijdelijk hun betalingen staken. Ook hier te Rotterdam zijner zoo, zegt de N. R. C. Ons bereiken betrouwbare verhalen van menschen, dis niet omdat zij niet kunnen, doch omdat ze daar nu op 't oogenblik eens geen zin in hebben, hunne rekeningen onbe taald laten liggen. Anderen-zijn gewoon om de drie maanden of halfjaarlijks hunne reke ningen te voldoen, en wenschen thans met deze gewoonte niet te breken. Wij mogen erop wijzen, dat thans alle bijoverwegingen en sleurgewoonten behooren te worden aan kant gezet De oorlog brengt zulk een geweldige ontwrichting van het oeconomisch leven te weeg, dat ieder, zonder eenige uitzondering, als plicht heeft, het zijne te doen, om den enormen druk, dien de oorlog op het maatschappelijk leven heeft gelegd, te verlichten. Dat kunnen in de eerste plaats natuurlijk alten die rekeningen hebben te voldoen, en daartoe in staat zijn. Betaalt gij uw leve rancier, dan kan deze zijn grossier, en de laatste zijn geldschieter voldoen, en zoo gaat dan het geld weer aan 't rollen, leder, die thans geld oppot of achterhoudt, terwijl hij nog schulden heeft te voldoen handelt zede lijk minderwaardig. Hij benadeelt uit zelfzucht zijne medemenschen en zijn land. Daarom, wie rexeningen heeft en betalen kan, betale. Keizer Wilhelm en zijn volk. De Duitsche Keizer heeft opnieuw een oproep, tot zijn volk gericht, waaruit wij de volgende zinnen overnemen „Het gaat om het al of niet zijn van het rijk(Wij zullen ons verdedigen tot den laatsten ademtocht van man en ros." ..Wij zullen dezen strijd bestaan tegen een wereld van vijanden." „Nog nooit is Dnitschland overwonnen, als het eensgezind was." „Voorwaarts met God, die met ons zal zijn, gelijk hij met onze vaderen is ge weest." De houding van Japen. Japan 'beeft zich niet onzijdig ver klaard. Er zijn sterke aanwijzigingen, zegt een Reuter-telegram, dat het van plan is wel dra den oorlog aan Duitschland te ver klaren en zich meester te maken van de haven Tsing-Tau, waaruit de Duitsche vloot vertrokken is. De Japanasche ambassade evenwel machtigde Reuter om te verklaren, dat zij niets afweet van het gerucht omtrent een ultimatum, dat te Tokio overhandigd zou zijn. Door L. PENNING. (Nadruk verboden). 85) De Bnrgtheei' wist er meer van, dan broeder Gerardus had vermoed. Hij ver baasde zich over de kennis, die de Burgt- bieer ten toon spreidde, en zijn verwon dering werd nog grooter, toen de Burgt- hecr uil eeii andere -kamer leen voortref felijk ge toekende kaart haalde, waarop biet eiland Rhodes met de stad, de havens en de voornaamste Rolwerken /varen aan gegeven. Mot den vinger er bij, wees broeder Gerardus hem de punten aan, waar de woedendste strijd had plaats ge had: vooral den door de heele wereld beroemd geworden Sint-Nicolaastoren en den Jodenmuur, waar de meesten geval len waren. Hij vertelde van de dapperei officieren, die de Sint-Jansridders aan voerden in de eerste plaats van den Grootmeester, die zich een veldheer van den eersten rang had betoond, en dan van diens niet minder dapperen broeder, die juist op een tocht naar het Heilige Graf was, en biji.de laatste bestorming den heldendood vond. De Burgtheer verhaalde op zijn beurt van de zware gevechten, die hij zelf in De gezant beschouwt het gerucht als geheel valsch. De inneming van Mülhausen. Over de inneming van Mülhausen door de Franschen 'berichten de Belgische «bla den het volgende: "Vrijdagavond, bij 't vallen van den nacht, is de Fransehe voorposten-brigade voor Altkirch aangekomen. De stad werd ver dedigd door zeer sterke verschansingen, waarachter een Duitsche brigade lag. De Franschen zijn den aanval met 'n schit terend élan begonnen. Met een woesten stomloop vermeesterde een regiment in fanterie de Duitsche verschansingen, na een zeer lievig gevecht. De Franschen joegen de Duitschers met de bajonet op de vlucht, zooals van het begin van den veldtocht af gebeurd is. De Duitschers trokken in groote wanorde terug, zelfs uit de verschansingen der tweede linie, waarachter ze nog eenig'en tijd stand had den kunnen houden en ontruimden de stad. Een regiment dragonders heeft de Duitschers in de richting van AValheim, Tagolsheim en Illfurth achtervolgd en bracht ze zeer ernstige verliezen toe. De kolonel en zeven officieren van het Fran sehe regiment werden gewond. Door de duisternis konden de Duitschers ongemerkt wegkomen. De Franschen rukten daarna Altkirch binnen, waar hun 'n geestdrif tige ontvangst te 'beurt viel. Een ge weldig vreugdegejubel barstte los. Grijs aards, vrouwen en kinderen omhelsden de soldaten. De grenspalen werden triom fantelijk weggedragen. De ontroering was onbeschrijfelijk. Bij het aanbreken van den dag ging de brigade weer op marsch zonder de Duitschers tegen te komen. In den namid dag stuitten de Fransehe verkenners op de talrijke en belangrijke veldwerken, die de stad beschermden en die verlaten bleken. Om vijf uur kwamen de Franschen langs den spoorweg voor Mülhausen. Te Brunstadt liep de bevolking de sol daten tegemoet en groette de Fransehe vlag met geestdriftige kreten. Een groote stoet vormde zich en juichtte de soldaten toe. In minder dan een uur was Mülhau sen bezet. De Fransehe cavalerie door kruiste de stad in galop en vervolgd© de Duitsche achterhoede. De Fransehe voorposten namen hierop stelling ten Noorden van Mülhausen. Het zou voorbarig zijn aldus zegt het Fransehe officieele communiqu de gevolgen van dit eerste succes op te noemen, maar zeker is het, dat de Fransehe brigade de Duitsche, clie zich verschanst had, in verwarring op de vlucht joeg. Geen andere woorden kun nen hiervoor gevonden worden. De Fransehe verliezen zijn niet buiten gewoon groot in verhoMding tot het re sultaat. De bezetting van Mülhausen, een groot industrieel en intellectueel centrum in den Elzas, zal in geheel Europa een enorm op zien baren. Altkirch ligt 17 kilometer van Mül hausen en 18 kilometer van de grens af. De Franschen zijn dus ongeveer 40 ki lometer in den Elzas doorgedrongen. De Duitschers zijn in de richting van Neu Breisach teruggetrokken. De geheele Elzas is tegen hen opgestaan. Dit verergert voor de Duitschers den toe stand nog. zijn jonge jaren had meegemaakt, en bij die herinnering voelde hij weer het strijd bare, ridderlijke bloed, dat in zijn eigen aderen stroomde. Het was voor hem blijk baar een eer, ©en der heldhaftige verde digers van Rhodes .onder zijn dak te heb ben, en met een ongewone uitvoerigheid vertelde hij aan broeder Gerardus van dien gewichtigen dag in zijn eigen leven, toen het hem in de hitte van den strijd mocht gelukken, een vijandelijke banier machtig te worden. „Er was bij ons te Rhodes een Broe der, die hetzelfde deed," zeide Gerardus, zoo langs zijin neus weg. „Is dat waar?" hernam de Burgtheer: „is dat echt waar? En haalde hij den standaard uit 'hlet midden van die onge- loovige honden?" De Burgtheer riep Derk, om een nieu wen kruik wijn te halen. De knecht stond er verbaasd van, dat zijn heer zoo opgewekt was; het was in geen jaren gebeurd er speelde iets als een glim lach om dien krachtig gevormden mond. _„Wie wag die dappere man?" vroeg hij een oogenblik later, en de oogen vast op den Burgtheer gericht, antwoordde de reusachtige Gerardus: „Broeder Clemeto tinus wordt hij genoemd." „Zoo broeder Clementinus waar is die Broeder thans? Ik zou voorwaar dien held de hand willen drukken, al moest ik er tien uur voor in het zadel Dui'schland over Luik. Uit een rapport aan den Üuiischen ge- neralen staf over den tegenstand, dien de Duitsche troepen in België hebben on dervonden seint het Wolff-bureau aan de „N. R. CtL" het volgende, door de cen suur blijkbaar verminkte tesuméé De Fransehe berichten hebben ons volk verontrust. Het heet dat er 20,000 Duit schers voor Luik zijn gevallen, en dat de plaats nog in 't geheel niet in ons bezit zou wezen. Door het verieenen van het kruis van het Legioen van Eer aan de stad zouden deze beweringen dan be vestigd worden. Ons volk kan overtuigd zijn, dat wij noch tegenslagen verzwijgen noch successen overdrijven zullen. Wij zullen de waarheid zeggen en vertrouwen ten volle dat het volk ons /neer zal ge- looven dan onzen vijand, die zijn toe stand zoo rooskleurig mogelijk wil voor stellen. Wij moeten echter met onze be richten terughouding in acht nemen, zoo lang die onze plannen zouden kunnen verraden. Thans echter kunnen wij zonder nadeel over Luik mededeejipgen doen. Ieder zal zich zelf een oordeel kunnen vormen over het door Franschen openbaar gemaakte nieuws, dat wij 20,000 man zouden heb ben verloren. Wij hadden voor 4 dagen bij Luik in derdaad slechts zwakke krachten, want zulk een koene onderneming kan men niet door het verzamelen van overvloe dige massa's tevoren verraden. Dat zij niettemin het gewepschte doel bereikten, lag aan de goede voorbereiding, de dap perheid van onze troepen, de energieke aanvoering en de hulp van God. De moei lijkheden voor ons lagen in het zeer on gunstige berg- en boschachtige terrein en in de deelneming 'der geheele bevolking aan den strijd. De Belgen hebben op de Duitsche troe pen uit hinderlagen in dorpen en bos- schen, voorts op geneesheeren, die ge wonden verpleegden, eii op de gewonden zelf geschoten. Het waren scherpe, verbitterde gevech ten; geheele dorpen moesten worden ver woest om den tegenstand te breken, voor onz.e forten door den fortengordel (van Luik) waren heengedrongen en de stad in bezit hadden genomen. Het is juist, dat een deel der forten nog stand hield, maar zij schoten niet meer en de Keizer wilde geen druppel bloed van zijn soldaten on nut vergieten bij de bestorming van for ten, die het leger niet meer belemmeren bij de uitvoering der plannen. Men kon be ter o.p het z.waar geschut wachten en de forten achtereenvolgens in puin schieten, zonder ook maar één man op te offeren, indien ten minste de forten zich niet voordien overgaven. Over dit alles mocht het nauwgezet legerbestuur geep woord openbaai' maken voor een zoo sterke legermacht tegen Luik was samengetrokken, dat zelfs geen dui vel ons de stelling weer afhandig zou kunnen maken. In dien toestand bevinden wij om tjians. De Belgen hebben, voor zoover wij daar over thans kunnen oordeelen, bij de ver dediging van de stelling over meer troe pen beschikt, dan aan onze zijde aan de bestorming hebben deelgenomen. Elke deskundige kan daarnaar het ge wicht van ons buitengewoon succes toet- zitten." „U behoeft zoo ver niet te trekken," zeide Gerardus op langzamen toon„hij is op 's Heeren Loo." De Burgtheer wierp een snellen blik op den Sint-Jansridder alsof hij een val strik bevroedde. „Wie is die broeder Clementinus dan?" vroeg hij, en Gerardus antwoordde: „Uw eigen zoon jopker Edelhart." De Burgtheer zette den beker zoo krach tig op de tafel neder, dat de edele wijn er uitspatte, en al voegde Gerardus er onmiddellijk bij, dat de (doorluchtige Groot meester P'ierre d' Abussion hem met ëigen hand tot Sint-Jansridder had geslagen het baatte niet. „Noem dien naam niet meer"' riep de Burgtheer (met sombere, bevende stem: „ik erken geen moordenaar tot zoon." Het hielp niets, dat broeder Gerardus zijn welsprekendheid uitputte, om de mogelijkheid van een schromelijk misver stand, van een schandelijke misleiding, te bepleiten. Ja, de bewijsstukken, die1 de Burgtheer mieende te hebben, waren van dien aard, dat zelfs broeder Gerardus aan het wankelen zou zijn geraakt, in dien hij niet yotsVast van Jonker Edel- hart's onschuld overtuigd was geweest. De opgewekte stemming van den Burgt heer was voorbij1; zijn gelaat verduisterd© en hij rees op, ten teeken dat het onder houd was afgploopen. Terneergedrukt door de mislukte zending, hinkte broeder Gerardus op zijn houten 'been wieer de zaal uit: den geplaveiden binnenhof over, waar de poortwachter hem in het zadel hielp. En Derk Wijnandsen stond hemi lang na te kijken, met een groote span ning in bet gelaat. Het was een wonderschoon© herfstdag. De zwaluwen scheerden vroolijk rond in den wannen zonneschijn, zich voorberei dend tot den langen tocht naar het verre Zuideneen boer dreef de ploeg, met twee roodbonte, sterke ossen bespannen, rustig door een stoppelveld, en in de verte klepperde lustig het rustelooze rad van den watermolen. Bij de buurtschap Speulde naderden een aantal gewapende ruiters. Het was een krijgsbende van Jan van Schaffelaar, al len in ijzeren maliënkolders gehuld, ter wijl de aanvoerder op zijn schimmel voor op reed. Zijl keken voorzichtig rechts en links, met den hals uitgerekt, zooals het krijgslieden doen, die door 'svijands land1 trekken. En zij droegen de kleuren van; bisschop David van Bourgondië. Broeder Gerardus had natuurlijk niets met ben uit te staan, 's Heeren Loo lag daar als een eiland des vredes te midden eener wilde zee van twisten en veten door geen partij bemoeilijkt, daar het zich streng buiten alle partijschappen! hield. En de Broeder wendde zijn paard naai' (den kant van den weg, om de wapen VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. post1.25 Losse nummers0.05 Prijs der Advertentiën 15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels ƒ1. iedere regel meer 10 ct. knechten voorbij te laten. Hij wierp een vluchtigen blik op het gelaat van Jan van Schaffelaar, en de Sint-Jansridder ver baasde er zich in stilte over, dat zoo'n edele krijgsman zijn arm in dienst had! gesteld van een Bisschop; die als onbe trouwbaar en onoprecht, heerschzuchtig en gewelddadig te boek stond. De ruiters hadden Gerardus als eein) ridder der Johanniterorde herkend aa|n! het zwarte overkleed, dat hij droeg, met het achtkantige witte kruis er op ge stikt, en zwijgend reden zij hem stap voets voorblij1: in de richting van Bar- neveld. Dicht Mj de uiterste schaapskooi van! Speulde ontdekten de scherpe oogen van1 den Broeder iets anders: een jongen1, krachtigen man met de spieren van een; athleet. Hij1 droeg den maliënkolder einj dezelfde kleuren als de Bisschoppelijke! krijgsbende, die den Broeder zoo pas was voorbijgekomen, en nu halt lpeld bij een kromming van den weg, waar deze achter een dennenbosch heenboog. Naast dien jongen man stond een kind der heidelt d© dochter van Trjs den Scheeper, en zij scheen de handen van den krijgsman; niet los te kunnen laten. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 1