No. 364 Dinsdag 11 Augustus 1914 38e «laargang f 1.25 0.05 üit de Pers. Feuilleton. De Broeders van St. Jan. De Europeesche Oorlog. Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LANGE VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: FIRMA F. P. DHUU - L. BURG. Drukkers: Oosferbaan Le Cointre Goes. VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. post Losse nummers Prijs der Advertentiën 1o regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels ƒ1. iedere regel meer 10 ct. God zal met ons Holland zijn. God zal met ons en Holland zijn. Zoo wij Hem need'rig eeren. Die God, Die uit den Hemel ziet, Is ons een burcht, ons schild, ons lied, Hij is de Heer der Heeren God zal met ons en Holland zijn, Zoo wij Hem ijvrig zoeken. De Heer betuigt Zich aan Zijn Kerk Gansch wonderlijk door weg en werk. En 't heiligste der boeken. God zal met ons en Holland zijn, Zoo wij in Gode blijven. De Heer geeft kracht, de Heer geeft moed Wie tegen Holland strijdt of woed', De Heer zal hem verdrijven. God zal met ons en Holland zijn," Ons kan geen kwaad genaken. Dies knielen vorst en volk voor God: De Heer beschikke alleen ons lot! De Heer zal ons bewaken. N. Beets. De toestand van Holland. Die „Nieuwe Gazet", een te Antwerpen verschijnend dagblad schrijft: Iji onze stad pogen sommigen de be volking op te ruien tegen de Hollanders met het praatje, dat Nederland Duitsch land zou helpen. Dat is een dwaasheid. Nederland beeft zich onzijdig verklaard, precies zooals wij gedaan zouden hebben, indien de Duitschers onzen grond had den geëerbiedigd. In de Hollandsche Kamer heeft giste ren (Donderdag) de socialistische leider Troelstra gezegd, dat Nederland sympati- seert met België, en dat België niet beter gediend kan zijn door de Hollandsche on zijdigheid. Niets is zoo juist en zoo waar. De „Nieuwe Courant" van den Haag schreef gisteren in een hoofdartikel „Nederland heeft alle maatregelen ger nomen waartoe het met inspanning van zijn uiterste kracht bij machte1 is. Het is in het Oosten, Zuiden en Westen bereid iedere schending van zijn grondgebied met de wapens te keer en. Het acht, ook voor zijin onafhankelijkheid in de toer komst, geen grooter belang denkbaar, dan dat, in den volkerenkrijg die thans losbarst, geen vreemde voet den N©der- landschen bodem betreedt, geen vreemd schip in een Nederlandsch water binnen vaart." Dat zou beteekenem, dat Holland er zich ook zou tegen verzetten, wanneer een Engelsch oorlogsschip moest beproe ven voorbij' Vlissingen de Schelde op te varen. i MaarWat zou er gebeuren, indien de Hollanders de Engelsche schepen on gehinderd daar voorbijliéten? Dan zou Duitschland zeggen„Gij1 houdt u niet onzijdig, gij helpt onze vijanden, EN NU VALLEN WIJ OOK OP U." En op hetzelfde oogenblik zouden de Duitsche troepen Holland binnenvallen,, en over Holland recht in het Noorden, van België. Door L. PENNING. (Nadruk verboden). 84) „Winnen we?" vraagt de monnik met zwoegende borst: „naderen wij 't land?'' „Gewis," luidt het antwoord; „houd u maar goed vast laten we op God vertrouwen." „En op de Moeder Gods," zegt de monnik met Friesche koppigheid. Over den oever glijden thans de scha duwen der zware stormwolken heen, ter wijl de bruischende zee zich baadt in zonneglans. En de1 warmte, die de zon uitstraalt, doet den kleinen, pittigen mon nik goed; hij strijkt zich het zeewater als een kat uit de oogen en zegt: „Het is maar gelukkig, dat wei vlug opschieten ze verwachten miji vandaag te Kampen. Het was heel verstandig van u, Broeder, dat ge mij bij de bruine pij greept, toen ik de kramp in mijn kuiten kreeg ik dank u wel, boor." Hij verklaart niets te zijn, terwijl de l&erk alles is, en zegt dan ineens met ernstige stem: a Voelt ge al grond, Broe der? Gij zult eerder grond voelen dan ik, want rnijh beenen zijn te kort." We mogen er zeker van zijn, dat Duitschland niet beter zou vragen, dan dit voorwendsel te vinden. Het verstandigste is, dat men Holland onzijdig late; tenminste zoolang de En gelsche vloot de monding van cle Schelde beschermen kan en zoolang de Engel sche troepen kunnen landen te Zee-Brug ge en op de andere plaatsen van de Belgische kust. Zoolang .Holland onzijdig is, zijn wij gedekt langs het Noorden en het Noord- Oosten, en kunnen wie dus al onze krach ten samentrekken in het Oosten en het Zuid-Oosten, waar ook de Fransche en de Engelsche troepen ons terzijde staan. Zou het echter voor ons behoud noodig* geacht worden, dat de onzijdigheid der Beneden-Schelde of van Zeeuwsch-Vlaan- deren geschonden wordt, dan. spreekt bet vanzelf, dat noch wij1, noch de En- gelschen daarvoor ook maar één oogen blik de hand moeten omdraaien. Zouden de Hollanders zich dan met Engeland willen mieten, dan geven we hun vloot geen 24 uren te leven, en daai kuninen zei 'wel voor eeuwig afscheid nemen van hun koloniën in Oost-Indië. Holland staat nu reeds met al zijn har ten aan onze zijde. Als- de nood aan den man komt, dan heeft het er alle belang bij, dat bet ook metterdaad aan onze zij de staat. De s .t r ij d o m de mach t. „Ee Standaard" bevat onder dezen ti tel een keurig hoofdartikel, waarin wordt aangetoond hoe de geheele Europeesche oorlog tenslotte dienstbaar gemaakt yvordt aan den strijd van de macht van twee wereldgroepen. 'tls haast weerzinwekkend, aldus „De Standaard", zooals 'thans van den kant der groote Mogendheden, die zich in hun hooge politiek geen van alle ooit met overwegingen van recht of gerechtigheid ophielden, gepoogd wordt elkander de smet van dubbelhartigheid en trouwe loosheid aan te wrijven, bij de onderhan delingen die aan het ontzettende oorlogs drama voorafgingen. Eerst .was het de Duitsche regeering, die beweerde, dat Rusland valsch spel speelde, door te mobiliseeren terwijl Kei zer Wilhelm nog zon op middelen om een botsing van wapenen' af te wenden.' Zoo werd de .oorlog onvermijdelijk en Duitschland genoodzaakt tot het stellen van zijn ultimatums. O, dat booze Rus land Maar nu heeft weer Asquith 'in het En gelsche Lagerhuis gesproken van schan delijke voorstellen van 'Duitsehlands zij de; voorstellen die klaaiiijk uitwezen, dat men te Berlijn, bij' zijn onderhandelingen, de zelf-onderteekende tractaten als. scheur papier achtte. O, dat snoode Duitschland En die zóó perfide handelde, dorst dan nog een poging wagen, om door goed koop© beloften Engeland tot verraad te bewegen Misschien houdt men in Berlijn het harde, bittere woord nog even in; maar ■anders, hoe zal men daar straks oordeelen over den bondgenoot Italië, die in de ure van het bangst gevaar zijn mede standers in den steek laat, en zelfs m i- nes maakt van met de tegenpartij, als ze fortuinlijk blijken mocht, mêe te doen, teneinde zoo eigen positie in de oude wereldzee te kunnen sterken? Inderdaad, de plechtig bezworen trac- ,,Nog niet," antwoordt broeder Clemen- fcinus': „maar nu nu voel ik grond, houd u goed vast daar komt een golf achter ons aanzetten, die ons in de goede richting zal voortstuwen." De zee, die hun graf dreigde te wor den, wordt thans hun bondgenoot, en de groote golf neemt den zwaren mast als een ganzenveder op, en spoelt hem ver iweg Ihet strand op, in wolken van schuim donderend uiteenspattend tegen den oever. Broeder Clementinus staat wijdbeens tot aan de schouders in het water, terwijl den 'monnik tot aan de kin reikt; en dat verwaaide hoofd met het vreemd gevorm de gelaat en de buitensporige nens lijkt op een geplukte eend, die op het water drijft. „Geef ine de hand," zegt- broeder Cle mentinus, (ein hand in hand gaan zij naar den (oever, waar de sloep is geland; el kander stevig vasthoudend, om niet om ver te worden geworpen door den storm en de golven, wier gedruisch hen in de ooren loeit. En daar daar staat broeder Ansel- mus: het hoofd op zijde, met bleek ge laat en een paar oogen, waarin zich een wereld van liefde weerspiegelt. Hij valt Clementinus om den hals en zegt: „Broeder." Al de teederheid zijner ziel trilt (na in den toon, waarop hjj dit woord uit- taten, de met zooveel zorg opgemaakte overeenkomsten zijn hun gewicht aan scheurpapier niet waard, zoodra, op het oogenblik van beslissing, het eigenbelang met de gemaakte afspraken in strijd raakt. Dan rekent men niet meer met de eisehen eener doodgewone moraliteit, maar geeft alleen de machtsquaestie den doorslag èn de overlegging, hoe 'tbest eigen machts positie te bevestigen. '■t Klonk wel fier in den mond van Engelands eersten minister, dat Brittanje zijn eer zou hebben bezoedeld, als het de schandelijke voorstellen van Duitsch land had aangenomen; maar al hoeft men deswege Asquith's goede trouw niet te verdenken, zelfs Engelands jongst ver leden bewijst genoegzaam, dat het zich heusch niet tegenover andere .Mogend heden op een onbesmeurd wapenschild beroemen kan. Wat het „perfide Albion", naar onzer vaderen zegswijs, vroeger aandorst, laten we rusten; doch wie denkt niet aan wat den Boeren in Zuid-Afrika wedervoer, toen ze aan Chamberlain's imperialistisch streven in den weg stonden. Hoe heeft Rusland niet, yr flagranten strijd met bezworen rechten, het vrije Finland ver treden. Wat Italië tegenover Turkije in Tripoli aandorst, was niet anders dan roof, gepleegd op een oogenblik, dat de eigenaar buiten machte was. om den roo- ver in den nek te grijpen. En Oostenrijk bekommerde zich even weinig om inter nationale overeenkomsten of andere rech ten, toen het enkele jaren geleden Bosnië en Herzegowina eenvoudig annexeerde, met g-oedvinden en steun van zijn mach tigen bondgenoot te Berlijn. Zeker, wat de Duitsche regeering thans tegen het kleine "België onderneemt, is grievend en krenkend, en treft te pijn lijker, nu er zooveel onschuldig bloed wreed vergoten wordt. Maar wat al Me groote Mogendheden in haar doemwaar dige „hooge" politiek drijft en bezielt, is eenerlei in aard en wezen. Dat Frank-* rijk min of meer buiten spel blijft, is voor namelijk daaraan toe te schrijven, dat het in zijn toestand van physieke verzwak king geen expansiepolitiek voeren kon en alle wenschen en idealen ondergeschikt maakte aan de zucht, om eens nog revan che te kunnen nemen over den smaad van '70. De machtsvraag en het eigenbelang ga ven bij alle (politieke overleggingen en afspraken den doorslag, en het lot van de zwakkeren en kleinen was 'bij allen alleen in zóóver veilig, als hun ongerept Voortbestaan niet aan die macht en dat belang in den weg stond. Een Kains- politiek over heel de linie, gelijk ze vóór meer dan een halve eeuw opkwam en al driester, vooral de laatste jaren, weid in toepassing gebracht. En nu kan mén wel breede redenee ringen opzetten over het Duitsche geweld tegen België, over Ruslands trouweloos heid en over Oostenrijks doldriftig' door zetten tegen Servië, wat in ieder géval de naaste aanleiding was tot den óntzet- tenden volkerenkrijg, vergeten mag men niet, dat achter en onder dat allefe de groote vraag woelt, aan wie in Europa de hegemonie zal toebehooren; de vraag, of het zwaartepunt in ons werelddeel geleidelijk meer verplaatst wordt naar het centrum, waar de Gennaansche rijken den heerschersstaf voeren, dan >vel of meer aan den omtrek de doorslaggevende belangen zullen gelegen zijn. spreekt, en zachter fluistert hij1: „Wees hartelijk welkom op 's Heeren Loo." Hooftstuk XXÏV. Met den ridderslag geëerd, was broeder Clementinus teruggekeerd op 's Heeren Loo. Doch hij sprak niet over zijn eigen daden, om die der anderen, die Rhodes met zoo treffenden heldenmoed hadden verdedigd, te meer te roemen. De Kom- mandeur echter, die geen eigenhandig schrijven van den zwaar gewonden maar gelukkig herstelden Grootmeester had ont vangen, wist er meer van, en broeder Ge- rardus, die een half jaar later op een houten been, doch overigens kerngezond uit het, Johanniter-hospitaal was terug gekeerd, vertelde aan iedereen, die het hooren 'vilde, wat broeder Clementinus op dien onvtergetelijfcen Juli-dag van het jaar 1480 had bestaan. Hij1 vertelde het aan broeder Anselmus en aan de andere broedersaan den spichtigen broeder Frederikus, die na tuurlijk weer zijn aanmerkingen had, en aan broeder Stevïjn, die uit de hoogte antwoordde, dat hij voor heeter vuren had gestaan; aan Lammert den bouw meester, en aan het gezin van den hoe venaar Aretndsz. Over het algemeen was de blijdschap ovter de terugkomst van broeder Clementinus, die door zoo'n die- De Balkan-quaestie schoof dit probleem alrneer naar voren, tot ten leste het nood lottige incident plaats greep, dat als een vonk in het kruithuis werkte. Eens, dat stond voor aller besef vast, moest het toch tot een worsteling, ,om de macht komen. Gelukte het aan de Donau- Monarchie om de vorming van een groot Servisch rijk, dat als vooruitgeschoven bolwerk van het Tsarenrijk dienen kon. te voorkomen, dan was daarmee het vraagstuk der opperheerschappij feitelijk reeds beslist, want dan kon het Balkan- Schiereiland voortaan gerekend worden te behooren tot de Germaansche invloeds sfeer. In dat geval zouden Slaven en Latijnen volmaakt van elkander geschei den zijn, daar de invloed der Germaan sche elementen zich dan zou uitstrekken van Europa's Noordkaap tot den Bosporus, en Rusland voorgoed van West-Europa was afgescheiden en in Azië teruggen .worpen. Men herinnert zich nog wel4 hoe pas enkele maanden .geleden de stoute uit spraak werd gedaan, zelfs door ambtelijke personen, dat het Tsarenrijk van nu af een aanvalspolitiek voeren kon en voeren zou. Het was nog wel niet gansch en al gereed; eerst in 1917 zou héél de ooriogsr machinerie voltooid zijn; maar door zijn nieuwste legeruitbreidingen stond Rusland da.n toch al sterk genoeg om elke uit daging te tarten. De paar jaren die nog restten, zou ook Frankrijk zich ten nutte maken om voor „de _k no open aan de slobkousen" te zorgenen dan zou het er op los ga.an. Van Duitsehlands kant verstond men die 'taal, al gaven de officieele kringen ook voor, dat er geen bedreiging of uit tarting mee bedoeld was. En zoo kan het, nu va.n achteren beschouwd, minder ver bazen, dat Keizer Wilhelm, toen 'tmejfc de onderhandelingen vastliep en geweld dreigde, het groote, het beslissende oogen blik gekomen achtte, om met alle kracht van zich af te slaan, eer zijn tegenstan* ders hem te sterk zouden zijn gewor den. De vraag, op wie de ontzaglijke ver antwoordelijkheid drukt van dat vast- loopen der onderhandelingen, moge eens door den historieschrijver worden beant woord, aan het menschdom boezemt ze voorshands minder belang in. Haast niemand twijfelde er meer aan, dat de groote worstelstrijd vroeg of laat komen moest, en thans is er geen andere be langstelling dan voor den oorlog zelf en de kansen der strijdvoerende partijen. Duitschland staat, naar aller overtuiging, nu in het zenith zijner kracht, yvaar- tegenover Rusland, met het verloop der jaren, voor een aanvalsoorlog' in al beter conditie zou komen. Germanje, tot den krijg schier volmaaktelijk toegerust, zal een strijdkracht ontwikkelen, als ons de moderne historie nog nimmer te aan schouwen gaf. Maar zijn tegenstanders zijn drie in getal, en als ze in macht van aanval of verweer beantwoorden aan wat men redelijkerwijs van hen verwach ten mag, zal de stoere Tentoon het hard te verantwoorden krijgen. Rusland is te rug te slaan, m aar nooit te verplette rep. En wat zal Frankrijk? Is de ontzenuwing, de moreele inzinking, waarvan de Fran sche natie zoo telkens weer de 'droeve blijken gaf, ook in zijn verdedigingswezen doorgedrongen, dan moet men voor een rasschen ondergang vreezen. En zal dan Engeland, met Ruslands hulp, in staat pen tweespalt van zijn vader was ge scheiden, warm en oprecht, en broeder Gerardus beschouwde het een waardig slot van den Turkenoorlog, zoo hij die droeve breuk kon herstellen. Het ivas op een mooien namiddag in den herfst, dat hij zich met zijn houten heen op het makste paard, waarover 's Heeren Loo kon beschikken, liet hij- schen, om den Haspel over naar het kasteel van Leuvennm te rijden, en den Burgtheer 'eens te viertellen, van wien deze de eer had, de vader te zijn. De poortwachter deed broeder Gerar dus open; op den binnenhof zag hij1 het gelaat van Derk Wirjmandsen, dien hij slecht kon zetten, en ieVen later werd hij in dé burgtzaal gelaten. De somberheid kwam hem tegen; de vensterluiken waren half gesloten, en de wanden waren met zwarte kleeden bei- hangen, alsof men in een sterfkamer kwam. En toen de reus op zijn ongelukkig been voor den Burgtheer verscheen, vroeg deze op barse hen toon: „Wat is uw be- geeaen?" 1 De Burgtheer was sterk verouderd; zijh haren waren vergrijsd, en teen diepiel rimpel van smart en bitterheid had zich ingegroefd op zijn krachtig gewelfd voor hoofd. Zijn fiere, trotsche verschijning was gebogen als onder een zwaren, oh- zichtbaren last, en slechts de grijze oogen zijn om dit noodlot van deR™mbïïek af te wenden? We staan aan den vooravond van mis schien de gewichtigste gebeurtenissen in de wereldhistorie der laatste honderd jaren. In den vreeselijken krijg, waarvan we nu nog maar het voorspel zien, vol trekt zich een oordeel Gods over de vol ken, die de Springader des levenden, waters verlaten hebben en wier wijs heid nu ppenbaarlijk tot dwaasheid ge worden is. „Om dit alles keert zich Zijn toorn niet af, maar Zijn hand is nog uit gestrekt'" We staren in een toekomst vol ontzetting, maar mogen het, doon 'tgeloof, den Christendichter nazeggen: V h.il Of hoogten slingren heen en weer, of de aarde zelf van plaats verander', bij elementen keer om keer in bond of gisting met elkander, daar blijft een licht, een kracht, een [pand, wat ook ontvall', gegeven, dat Woord „Zit aan mijn rechterhand" ejr dat uw haters beven! Door lijden wordt het heerlijkheid,, Licht, eerst na middemachtlijk duister! Bezwijk, mijne zielniet, maar verbeid 1 Hij zal verschijnen, vol van luister. En reeds bestraalt een morgenster het onweer dat zich gadert, en reeds vertoonen zich van verr' de teeknen, dat Hij nadert Een zeegevecht. In cle „Daily Mail" vinden wijl het le vendige verhaal van een Engelschen vis- scher, die van uit zijn boot een zeege vecht heeft gezien, wellicht hét gevecht waarbij de Duitsche mijnlegger Koningin Louise werd in den grond geboord. De schipper vertelt: Het was Woensdagmorgen 11 uur, en stormachtig weer. Op twee of drie mijlen afstands zag ik een oorlogsschip; het kan een tweede-klas kruiser of een kanonneer boot geweest zijn. Het kwam uit het Noordoosten en was een schip van grijze kleur, maar iets lichter .dan de Engelsche booten. Daarop» kwamen met groote snelheid twee torpedobooten uit het zuidwesten aanstoomen, die onmiddellijk een zeer he vig vuur openden op het groote schip, dat niet meer dan een kwart mijl van hen verwijderd was. Er steeg een dikke zwarte rook op, maar wij. konden toch zien, dat vele granaten in het water vielen vlak hij' het groote schip, dat eensklaps het vuur, beantwoordde, waarbij zijn kanonnen veel luider dreunden dan die der torpedoboo- Intusschen had het groote schip zich, zoodra het vuur (begon, naar het westen, gewend; het scheen tegen den aanval vrij1 goed bestand te zijn. Het vuren werd geen minuut gestaakt, de beide torpedo booten weken uiteen en stelden zich op aan- weerszijden van het groote vaar tuig. i Een paar minuten later verscheen uit het zuidwesten een zwerm van Britsche torpedobooten en vernielers op het ge vechtsterrein; zij vormden een kring en vuurden allen. Nu werd de rook zoo dik, dat ik nauwelijks meer iets zien kon. Een torpedoboot was in zoo'n zware rook gehuld, dat ik dacht, dat ze in brand stond, maar de walm trok weg, en ik onder de borstelige wenkbrauwten flikr kerden in hun oude kracht. „Ik had een andere ontvangst ver wacht," antwoordde broeder Gerardus op vasten toon. „Ik ben een ridder der Jo- hanniterorde, die voor de zaak der Chris tenheid ïnijln bloed heb veil gehad op het eiland Rhodes, en er een hie,en heb achtergelaten." De Burgtheer werd toch vriendelijker. Er was geen edelman in de Christenheid, •wiens hart onbewogen bleef bij. de her innering aan de heldhaftige en roemrijke, verdediging van een stadj die. in een uit hoek van Europa het geweld van het Turkendom had gebraveerd. En de Burgt heer bood aan broeder Gerardus een stoel', hem vragend, of hij geen dorst had, ter wijl Derk Wijnandsen ieen leieren kruik Van den fijlnsten Corsikaanschen wijn móest brengen. 1 „Zie daar," zeide de Burgtheer, (erwjp' hij de bekers inschonk: „die wijn zou d© keel van een Aartsbisschop nog s troelen.'* Hij deed alles, wat in zijn vermogen: was, om de onvriendelijkheid van zoo*: even, waardoor hij de wetten der ridders lijke gastvrijheid had veronachtzaamd, weer uit te wisschen, terwijl de ridder hem de merkwaardigheden van het beü roemde beleg in al hun bizonderhedeOl moest mededeelen. I (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 1