No. 247 Woensdag 22 Juli 1.014 38e Jaargang De Goesche School-afaire. Buitenland. Uitgave van de Naaml. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Hoofdbureau te Goes: LANGE VORSTSTRAAT 219. Bureau te Middelburg: FtRMA F. P. DHUIJ L. BURG. Drukkers: Oosterbaan Le Cointre - Goes. VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. post Losse nummers ƒ1.25 „0.05 Prijs der Advertentiën: 1—5 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels ƒ1. iedere regel meer 10 ct. Van deze „affaire" hebben „Goesche Crt." en „Volksblad" een „quaestie" ge maakt. Wat te minder begrijpelijk is, de wijl de „zaak" zoo eenvoudig mogelijk is. Het geldt toch een heusche verbetering van het Goesche „openbaar" onderwijs; een poging om eenige duizenden guldens die nu weggeworpen worden te behou den en te besteden in het ware belang van het Kind. De voorstellen van B. en W., aan de Kan dvan de rappor,en van den districts- en den arrondissements-schoolopziener be doelen de vereeniging van een paar scho len, wat gevoegelijk kan, dewijl het aan tal leerlingen per 'klasse dan nog blijft beneden het wettelijk minimum. Tegen deze plannen zijn in genoemde liberale bladen stemmen opgegaan. Wij hebben daarvan weinig notitie genomen. Aan do .„Goesche Courant", die haar be zwaren in een toonbaren vorm goot, heb ben wij ons een enkele maal een opmer king veroorloofd, van het „Volksblad^ namen wij geen notitie, dewijl de vrij zinnige schrijver zich met zijn bestrijding der plannen verloor in persoonlijke bestrij ding, grenzende aan het hatelijke. Reeds nam onze collega van de (R.-K.) „Nieuwe Zeeuwsche Courant" hem over diens eerste artikel even ter zijde. Doch de man geeft geen kamp en schrijft er een tweede artikel (zie „Volksblad" van heden Woensdag) over heen, waarin hij bij zijne onjuistheden volhardt en zijne persoonlijkheden, vooral aan het adres van den heer districts-schoolopziener nog eens aandikt. Zoo herhaalt hij de beschuldiging, dat de districts-schoolopziener op ontvolking der openbare school ten voordeele der bijzondere scholen uit is, en „als dek mantel van die- poging alleen de zuinig heid op den voorgrond stelt, die dus volgens hem" (waarom in dit verband ook niet den immers vrijzinnigen arrondissements-schoolopziener ge noemd?) „zwaarder zou wegen dan de belangen van het openbaar onderwijs". En dan verliest de schrijver zich voorts in een betoog waarin duidelijk uitkomt, dat hij de gegevens voor zijn erger dan oppervlakkig opstel ontving van een vrij zinnig raadslid, en laten v»ij er mo gen bijvoegen stellig niet. van 4en snuggerste. „Het Volksblad" schrijft: „Men deelt ons zoo juist mede, dat de districts schoolopziener de heer Brants" (waarom toch dat herhaalde partijdige naam-noe- men. in deze quaestie?) „beweert, „dat groote klassen de voorkeur verdienen bo ven. kleine uit het oogpunt van goed onderwijs"." Men zegt, dat de schrijver een onder wijzer is. Is dit zoo, dan moeten Wij1 onze verbazing er over uitspreken, dat hij de mogelijkheid eener dergelijke dwaze bewering ook maar een oogenblik aan neemt. Want het is dwaasheid de alge- meene stelling te uiten: „Groote klassen verdienen de voorkeur hoven kleine uit een oogpunt van goed onderwijs". Heeft de districts-schoolopziener dat be weerd in „de verleden Woensdagmiddag gehouden bijeenkomst van Burgemeester ©n Wethouders met de raadsleden, den districts-^ en dén arrondissements-school- opziener (deze mededeeling is van „Het Volksblad")? „Het Volksblad" zegt: Ja zeker; en „wanneer wij deze mededeeling niet uit geheel vertrouwbare bron hadden ont vangen, zouden wij er geen oogenblik geloof aan hebben geslagen. (Want die bewering is zoo monsterachtig, dat de haren er bij te berge rijzen". En dan volgen eenige hatelijkheden aan het adres van den heei Biants, met het verwijt el" bij, dat hij „praat als een blinde over de-Jü^itren ,,niet weet wat g,ocd onderwijs is". En dan gewaagt de schrij ver van „allerdwaaste bewering" „twee de dekmantel", „voorwendsel"- en andere liefelijkheden welke den vrijzinnigen le zer wel de opmerking moeten ontlokken of de zaak waarover deze schrijver zich hier opmaakt, nu toch niet op ietwat minder onfatsoenlijke wij'z'e kan worden gediend. Nu, het is dan ook „een allerdwaaste bewering"- Doch daar wij de releveering van die bewering nog dwazer, nog mon sterachtiger, nog verschrikkelijker, („dat de baron er zélfs bij te heiige rijlzen") vonden, vroegen wij „den heer Brants", wat er van dezé beschuldiging aan was. En op deze vraag naar den bekenden weg, antwoordde „de heer Brants", niet wat hij gezegd had - liet staat, altijd leelijk uit een geheime vergadering te klappen maar wat hij als zijn mee ning ten allen tijde wensoht staande te houden; en wel dit: Een goed onderwijzer werkt intensie ver met een normaal getal kinderen (36 tot, 40) in eene klasse, dan met een luxe aantal (6 tot '20)dat intensieve onderwijs komt den kinderen ten goede. Voor een normaal bez'ette klasse voelt de onderwijzte-r veel meer zijne verantwoor delijkheid, wordt zijne energie geprikkeld, de leerlingen zelf inspireeren hem; hij mo-e-t zijn ganse,he ziel in het onderwijs leggende leerlingen moeten ztelf mee'r werken, worden niet elk oogenblik „be werkt". In zulke miniatuur-klasjes loopen onderwijzer en leerlingen groot gevaai; lui te wordennatuurlijk is dat bij groote menschen die him belang begrijpen an ders; maar bij kinderen werkt, het juist in tegenovergestelden zin". Ons dunkt, een praktische redeneering, heel wat anders dan hetgeen „Het Volks blad" werd meegedeeld. De schrijver zal het er ivel mee eens zijn. Immers hij schijnt ook „opvoeding en onderwijs" ge leerd te hebben, blijkens de wijsheid in zijn artikel ten bate van de schoolopzie ners verkocht over „Pestaiozzi, Diéster- weg, Comenius, Fröbel en Herbart", van welke mannen hij veronderstelt, dat de schoolopzieners alleen de namen kennen en van „Kirchensteiner", een man wiens naam hij nog niet eens schijnt te ken nen, want die man heet Kirschensteiner 1 Tegenover de door den schrijver in „Het Volksblad" tot vermoeienis van zijn lezers verstrekte aanhalingen uit geschrif ten _yan genoemde mannen plaatsen wij voor ons de eenvoudige praktijk. Zij is deze Aan school C luxe klasjes (6 tot 20 leerlingen); aan school B behoorlijk be zette klassen (24 tot 36). Was het on derwijs aan school C zoo-veel beter, zoo veel meer vruchtdragend? Immers neen! De „Van Schelven-school", dat was de beste school in Goes; en die school dankt dit voornamelijk aan de krachtige- per soonlijkheid van den man, naar wien de volksmond de school nog altijd r-oe-mt. En ,wat de geleerde paedagogen van „Het Volksblad" aangaat, in de dagen van Pestaiozzi, Diesterweg, Comeniu-s, Fröbel e-n Herbart had men volksscho len met kleine klassen van honderd en meer leerlingen. Al de door „Het Volksblad" aangehaal de redene-eringen dezer groote mannen keeren zich tot de scholen met minieme klasjes; daar viert de praatzucht eerst echt hoogtijen daartoe heeft de onder wijzer uit een normaal gezette klasse een voudig geen tijd; daar moeten de kinderen w e- r ken. Thans vindt men op school C onder anderen een klasse van 6 leea-lingen; hij combinatie van school C met school B, krijgt die school nog klassen van min der dan 36 l-e-erlingen. In het district van dr. Gunning (Am sterdam) en in dat van den heer Jan sen (Utrecht), namen eveneens den Go-e- schen districtsschoolopziener door „He,t Volksblad" ten voorbeeld gesteld, is het normaal getal leerlingen op de openbare scholen veertig. In de inspecti-e van Dr. Kirschenhei-mer, iu weet wel, den man van wien „Het Volks blad", al haalt de- redactie hem aan, nog niet eens den naam precies kent, is het normaal getal voor d-e volksschool 48. De aandachts-concentratieproeven yan Burgerstein ,en Winkler, ook doof „Het Volksblad" genoemd, keeren zich juist tegen d-e te kleine klassen, waar natuur lijkerwijze de aandacht der kinderen veel meer wordt in gebruik genomen. Daar past zeker het woord van dien schoolopziener dat de onderwijzers er te veel praten en de leerlingen er te weinig do-en.- Ook na lezing van het tweede, veel te lange, zijn doel ver voerbijstrevende, hoog geleerde, 'schoo-lvossenartikel van „Heit Volksblad" blijft onze overtuiging geves tigd dat geen enkel argument in de Goe sche bladen tegen de argumenten van den schoolopziener is bestand gebleken. Alleen de yrees voor het verlies van enkele leerlingen, wier ouders zoo incon sequent zouden zijn hunne kinderen naar de bijzondere schel m te zenden, waar zij de zelfde toestanden aantreffen, die ze denken te ontlu pen. Wat een liefde voor neutraal onderwijs zou daaruit spreken! Wij verheugen ons in de volkomen eenstemmigheid van districts- en arron- disgjementsschoolopzaen-er en het college van B. en W. Voer ieder weldenkend niet-deskundig raadslid zal dit waarlijk wel genoeg zijn. Hoe is de feitelijke toestand? Thans wordt h-e-el wat belastinggeld onnut be steed; genoemde autoriteiten willen dat geld opnemen en hel besteden voor wer kelijke, praktisch, opvoedkundige onder wijsdoeleinden. D-it is de eenvoudige, klare opvatting van deze technisch prachtige plannen. Gal wantrouwen w-eer niet den doorslag, dan zouden allen met heide handen de-ze plannen aangrijpen en- er den lof aan toebrengen, die - er inderdaad aan toe komt. Wat nu de. verkap-te bevoorrechting van het bijzonder onderwijs betreft, dat is toch o-ok een -beschuldiging tegen den heer Elenbaas, van wien de oorspronkelijke idee afkomstig is. Ten slotte verder over deze kwes tie t-e zwijgen, achten wij onzerzijds het -beste; te meer nu althans deze bestrij der van deze deskundige plannen (vol gen-s den heer Elenbaas het beste dat voor Goes te verkrijgen is) door Wortsohall en Politiek worden gekenmerkt. Frankrijk. Gisteren werd het pfoces-Caillaux om 10 minuten over twaalven voortgezet. Aan de hand van liet verslag ih de N. R. C. geven we hieronder een beeld van wat er op den tweeden dag voorge vallen is. De dag van gisteren was, zoo- als men straks zal zien, een dag van groot belang in dit proces, een dag met een sensationeel incident van hooge poli tiek -tot slot. i Mevrouw CailLaux dan zag er gisteren kalmer en meer op haar gemak dan eer gisteren uit. Er -begon onmiddellijk een ge sprek met den advocaat, mr. Labori. Men /begreep uit. haar houding, dat haar man en haar vrienden haar gewis gezegd moeten hebben, dat hare lange uitvoerige verde diging een z-eer guns lagen indruk ge maakt heeft. Om kwart o-ver twaalven werd het getuigenverhoor voortgezet. De eerste getuige was een bod© van de Fi garo-, de h-ode, die het eerst binnenkwam, -bij-het hooren van de schoten. Hij legde uit, hoe hij- Cahnefcbe weggezakt zag in -een stoel achter zijn schrijftafel, blijkbaar verborgen voor de revolver van 'mevrouw Caillaux. Mr. Labori stelde eenige 'vragen omtrent de wij'ze, waarop het bureau van Calmette verlicht was. De advocaat van de civiele partij stelde ook eenige vragen hieromtrent -en daarna werd een tweede getuige gero-epen, eveneens een b-ode van de Figaro-, di-e vrijwel hetzielfde getuig de als de and-ere. Beide deze- boden ver klaarden, dat de naam van mevrouw Cail laux niet uitgesproken is. Mevrouw Cail laux zeide dat zij met absolute zekerheid gemeend heeft haar naam te ho-o-ren. Als derde getuige kwam d-e schrijver; Paul Bourget. In de zaal heerschl-e- groote aandacht. De heer Paul Bourget vertelde -eerst dat hij op het punt stond teza men met Calmette de Figaro te verlaten, toen -een b-ode in een env-elo-ppe he-t kaar tje van mevrouw Caillaux kwam brengen. Bou.rge-t ontried Calmette mevrouw Cail laux tf-e ontvangen. Bourgtet hield ver der een soort pleidooi voor Calmette en ibeto-ogde, dat Calmette z-eer zeker nooit intieme bri-even, als di-e welker publica tie mevrouw Caillaux vreesde, gepubli ceerd zou hebben. Hij meende- de pu blicatie te moeten doen in een hooger be lang; hij liet er alles, wat intiem kon zijn, ook uit, -en spr. weet zeker, dat hij nooit d-e brieven, die mevrouw Cail laux vreesde, gepubliceerd zou hebben. Na .Bourget kwamen als getuigen nog ©enige bedienden en eenige redacteuren van de Figaro-, die allen een herhaling gaven van hetgeen zij reeds in de in stantie gezegd hadden. Ook werd gehoord een zekere heer Vod-sin, die zich in de wachtkamer van de Figaro bevond tege lijk met mevrouw Caillaux. Dez-e heer Voisin had een gesprek gevoerd met ©en redacteur van de Figaro iu bijzijn van mevrouw Caillaux. Mevrouw Caillaux Zei- de nu, dat zij die iiedacteur tot den heer. Voisin had hooren zéggen: „Morgenoch tend publiceeren wij een sensationeel stuk tegen Caillaux". De getuige ont kende dit met groote beslistheid en me vrouw Caillaux hield vol. Verder kwam als getuige d-e redacteur van de Figaro, Latzarus, die een verhaal van mevrouw Es trad ére. dat Calmette haar gel-d gebo den had om particuliere brieven los te krijgen, voor' geheel uit de lucht gegre pen verklaarde. De advocaat der civiel© partij, Mv. Chenu, verzocht den heer Lat zarus ook te spreken over het document Fabre en Mr. Chenu zeide o.a. woorde lijk: ln de oogen van de civiele partij is de vrees voor de publicatie van het document Fabre de essentieel© reden van de misdaad geweest. Daarop hield mevrouw Caillaux een soort pleidooi om te betoogen, dat zij de publicatie van het document in het geheel niet vreesde. Zij gaf daarvoor ver scheidene redenen op, o.a. als eerste re den, dat de hoofdzaken uit het document jreeds hekend waren en men er dus geen vrees voor behoefde te koesterenten tweede, dat zij overtuigd was, dat de rol van haar man iu de zaak-Rochette geheel onberispelijk was. Later op den dag kwam Caillaux op het tooneel Hij was door en door echt Caillaux, zégt de N. R. C.-correspoiident. Alle bijzonderheden van zijn persoon en van zijn manieren vielen zoozeer in het oog, dat het soms leek of hij een over dreven beeld van zichzelf gaf; nu en dan bleef een gemompel van het publiek dan ook niet achterwege. /rijn vijanden ergerden zich vraeselijk. Doch dan wendde Caillaux zich naar de zaal, waaruit het vijandelijke gemompel kwam, in zulk een vervaarlijk uitdagend vermetele houding, met zulke vlammende, woedende, stekende oogen, dat de vijan den nog wel half hoonend lachten, maai" toch onder den indruk kwamen. Zijn vrienden vonden hem natuurlijk bewonderensw aardig Object'ef bezien was het buitengewoon merkwaardig, dezen man, van wien zijn intieme vriend Ceccaldi mij in de 'wandel gangen van h-et paleis van justitie vóór het getuigenis zeide„,Hij zal zich als al tijd w-el go-edhouden, maar als gij hem in kleinen kring zaagt, zo-udt gij op merken hoe hij door dit alles aangegre pen en terneergeslagen is", daar zoo on gehoord vermetel, zoo uitdagend kranig en tegelijk zoo machtig te zien. Hij boezem de respect in door de macht di-e men van hem voelde uitgaan, want hij deed daar in de zaal zeer veel menschen beven, zoo den procureur-generaal, die, toen hij even wat zeggen moest, een kleine jongen leek onder den geweldigen Mik van Cail laux, den president van het hof en alles wat er v-erder ambtelijk in de zaal was. President Albanel' was zelfs bij het bin nentreden van Caillaux zoo onder den indruk, dat hij Caillaux den eed wilde doen afleggen. Een der andere raads- heeren maakte hem er opmerkzaam op', dat -de echtgenoot niet z'weert. „O ja", zei hij verlegen, ,,u bent de echtgenoot." 'Caillaux keek to-eu zijn vrouw aan met een langen, zeer innigen blik. En zich daarna tot den president wendend, Zei- hij langzaam: „Ja, mijnheer de president'." Het was in zijn bijna onopgemerkten een voud een z-eer ontroerend oogenblik. Toen begon Caillaux zijn uiteenzetting. Eerst vrij bewogen, dan iets vaster. Hij begon met over- zijn intieme leven t-e vertellen, over zijn eerste huwe lijk en de brieven, .die hij nog tijdens dat huwelijk aan, mevrouw Henrietta Rey- nouard, zijn huidige vrouw, schreef, en die in de handen van zijn ee-rste vrouw gevallen zijn met het bekende gevolg. Caillaux prees zijn tegenwoordige echt genoot© als de teederste en de li-efheb- b-endste, tegelijk de meest ijverige bond genoot©, die zich op de hoogte hield van alles wat hem betrof. Mevrouw Caillaux weende. Daarna kwam Caillaux tot de publi catie van den brief „Ton Jo" en ook tot het gesprek na liet bezoek van zijn vrouw bij Monnier. Toen zijh vrouw gevraagd had, wat hij van plan was te doen, had hij' geant woord i „Een dezer dagen zal ik Calmette op zijn gezicht slaan." Caillaux bekende zeer bewogen„Ik beschuldig mij er zelf van, deze uitdrukking gebezigd te hebben en mij niet voldoende rekenschap gege-ven 'te hebben, welke uitwerking' zij o-p mijn vrouw moest hebben. Ik beschuldig mij zelf verder nog1, dat ik door de drukte en het vele weTk, dat mijn ambtsbezigheden mij steeds gaven, niet voldoende gelet heb op den toestand, waarin mijn vrouw verkeerde en mij geen rekenschap ge geven heb van de verwoestingen, die de campagne van Calmette in haar gemoed maakte en van de klimmende emoties, waarin zij geraakte door de verwoede aanvallen tegen mij." Na de pauze begon Caillaux met te zeggen, dat ifie campagne van Calmette legen hem vooral zoo heftig was, omdat hij de voorstander was van de inkomstenbe lasting. Hij hield daaromtrent een kort en duidelijk politiek betoog. V-ervolgensi sprak hij zich nog uit omtrent het ge deelte van de campagne van Calmette, nopens den financiieelen werkkring van Caillaux. Hij zeide o.a., dat hij als mi nister nooit eenige tinancieele operaties voo-r zichzelf gedaan heeft en verder1, dat hij bij den dood van zij-n vadei; fr. 1.200.000 geërfd had en dat o-p- het oogenblik zijn fortuin niet grooter is en hij zich dus in zijn politiek© loop-haan niet verrijkt heeft, zooals Calmette het steeds heeft willen doen voorkomen. Hij zeide verder: „Calmette heelt 13 millioen' nagelaten en ik wil niet nagaan, hoe hij daaraan gekomen is." Dit wekte pretest hij de vrienden van Calmette in de zaal, maar de beweging werd snel onderdrukt. Biji de kwestie van de diplomatieke documenten viel een hel'tig incident voor. Do redacteur van de Figaro-, Latzarus, had in de instructie ook gesproken over d-e afschriften van diplomatieke documen t-en, die Caillaux in een zeer kwaad licht zouden stellen. Calmette had z-e in zijn bezit gehad, doch uit vaderlandsliefde niet gepubliceerd. Van deze documenten is herhaaldelijk sprake geweest, zoowel voor als na den dood van Calmette. Zij betreffen waarschijnlijk onderhandelingen met Duitschland over koloniale kwesties en de publicatie zou uit diplomatiek oog punt bezwaren hebben en tot verwikke lingen kunnen leiden. Hiervan maken nu de vijanden van Caillaux sedert lang ge bruik om het voor te stellen alsof in di-e documenten het bewijs ligt van Cail- laux's verwerpelijke politiek en oï "zijl alleen uit vaderlandsliefde de publicatie hebben nagelaten. Caillaux heeft al bij vroegere gelegenheid uitgeroepen: „Laat men ze maar publiceeren! Men zal zien, dat zij mijn eer en vaderlandsliefde in het minst niet raken." Zoo deed Caillaux ook gisteren in de meest krachtige ter men. „Ik ben bereid", zeide hij', „ze hier openlijk te bespreken, indien iemand de verantwoordelijkheid op zich neemt, .er mee aan te komen. Ik laat h-ern na tuurlijk de verantwoordelijkheid, maar dat insinueeren omtrent die documenten moet uit zijn. De bewering, dat men ze niet wil publiceeren uit vaderlandsliefde, om op die wij'ze te trachten, mijn vader landsliefde aan te tasten, dat gaat niet langer aan." D-o getaige Latzarus van de Figaro werd geroepen. Hij liet zich o.a. deze uitdrukking ontvallen: „De heer Caillaux, die mijn chef Calmette heeft laten ver moorden." Dit wekte groote opschud ding. Caillaux protesteerde met woedende woord-en en blikken. De advocaat van de civiele partij deelde mede, dat de afschrif ten der bewuste documenten die Cal mette bezat, door Calmettê's bro-eder aan den president van de republiek Poincaré afgestaan zijn. Zij zijn dus buiten dis cussie. i Maar toen stond mr. Labori op en met zijn geweldige stem riep hij uit: „Er zweeft, over dit alles een atmosfeer van onzekerheid en dubbelzinnigheid, die niet te dulden is. In het parlement neemt men daar misschien genoegen mee, maar hier kan dat niet. De president van de Republiek heeft die documenten zeker aan den minister van buitenlandsohe za ken overgedragen (Caillaux knikte van ja), de huidige regeering' heeft die dus. Welnu-, wijl willen en moeten -een uitleg ging h-ebben. Het zijn stukken die ge vonden 'zijn in een portefeuille van het slachtoffer van het huidige drama. Die stukken kunnen niet achtergehouden wor den, of althans kan men er geen twijfel omtrent laten bestaan. Ik vraag dus aan den procureur-generaal, die hier de open bare macht, dat is de regeering, vertegen woordigt, dat hij een uitlegging zal geven of Van d-e regeering zal verkrijgen. Wij moeten van de regeering zooal niet de stukken al of niet jde eer ten de vaderlands liefde van den heer Caillaux aantasten." D-e beer Caillaux riep uit: „Ik doe met aandrang hetzelfde verzoek aan den pro cureur-generaal De proc.-gen. las daarop een verklaring voor door den heer Poincaré, toen hij nog minister-president en minister van buitenlandsche zaken was, den löden Maart 1912, bij! -een discussie in de Kamer over de Marokkaansche zaken afgelegd, en waarin gezegd wordt, dat de voorgaan de regeeringen ieder op hun manier en ieder met groote loyaliteit en eerlijkheid, al naar hunne politieke inzichten, de Marokkaansche zaken geleid hebben. Mr. Labori wilde hiermee echter geen genoegen nemen, en eischte dat de hui dige regeering zich zal uitspreken. 1

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 1