Aio. EERSTE BLAD. Indië en onze Nijverheid. 1ë8e «laargang Bit nummer bestaat uit twee bladen Feuilleton. Buitenland. I MBitHI Uitgave van de Naanil. Venn. LUCTOR ET EMERGO gevestigd te Goes. Bureau te Goes: LANGE VORSTSTRAAT 219. Agentschap te Middelburg: FIRMA F. P. DHUIJ - L. BURG. Drukkers: Oosterbaan Le Cohitre Goes. 'De Zeeuw VERSCHIJNT ELKEN WERKDAG. Abonnementsprijs Per 3 maanden fr. p. post1.25 Losse nummers0.05 Prijs der Advertentiën 15 regels ƒ0.50, iedere regel meer 10 ct. 3-maal plaatsing wordt 2-maal berekend. Bij abonnement voordeelige voorwaarden. Familieberichten van 110 regels ƒ1. iedere regel meer 10 ct. Voor ©enigen tijd, in een beschouwing over indirecte belangen bij het behoud van Indië, voor zoover die belangen be treffen onzen Handel, Nijverheid en Scheepvaart, hebben wij gewezen op de beteekenis van Indië als afzetgebied voor de Nederlandsche industrie. In aanslui ting daarmede verineenen wij thans de aandacht te mogen vestigen op de belang rijke redevoering, welke, in ©en dezer dagen gehouden vergadering van de Ne derlandsche Maatschappij van Nijverheid, as uitgesproken door den heer D. H. de Vries, directeur van de Moluksche Han delsvennootschap te Amsterdam. Nog meer dan om hetgeen deze des kundige, op grond van zijn langdurige ervaring op het gebied van den export- handel naar1 Indië, heeft medegedeeld om trent de beteekenis, die de uitvoer naar Indië voor onze Nijverheid nu. reeds heeft, lijkt ons zijn rede vooral belangrijk om hetgeen daarin werd gezegd, naar aan leiding van de beteekenis, welke die uit voer' zou kunnen hebben. Want thans is, volgens 'zijn meening', het aandeel van de Nederlandsche Nijverheid in den algemee- nen invoer in Nederlandsch Indië lang niet zoo groot als het zou kunnen zijn. Bovendien staat Nederlandsch Indië in zijn geheel nog pas aan het begin van een groote economische ontwikkeling, en gaat het nog een groote toekomst tege moet. De voornaamste afneemster van Nijver- heid'spïoducten is natuurlijk de inlandsche bevolking. Ten onrechte wordt den in landers' 'spilzucht en gemis aan spaarzaam heid verweten. De erv'aring leert, dat als hun het sparen gemakkelijk wordt gie- maakt, de inlagen der Spaarbanken gesta dig toenemen. Doch met vermeerdering der inkomsten gaat gewoonlijk ook ver meerdering der uitgaven gepaard. Dit ziet men ook hier. Zoodra, de in lander Wat meer welvaart geniet, wordt hij kooper van vele nijverheid sp rod lieten, in den vorm van kleeding, gereedschap pen, verlichtings-, luxe- en genotmidde len. Gelukkig gaat de economische toestand der; inlandsche bevolking in de laatst© jaren sterk vo.ofuit, en bovendien neemt die bevolking geregeld in aantal toe. Op Java alleen, dat nu reeds plm. 30 miilli- oen inwoners' telt, bedraagt die toeneming ongeveer een half millioen per jaar. En Voor 'n 30 jaar woonde er in Goes een gezin, waarvan de vrouw als een oprechte Christin bekend stond; de man echter was een dronkaard, vloeker en ze deloos mensch. De vermaningen zijner- vrouw, die geduldig haar leed droeg, en niet ophield den Heere om bekeering van haar man te bidden, hadden aanvankelijk geen uitwerking op hem. Als iemand haar echter beklaagde of iets ten nadeele van haar man zei, was zij gewoonlijk klaar met de tegenwerping: „Van al het aard- sche is mijn man mij het dierbaarst, en ik hoop zijn liefde steeds waardig te blijven." Zelf zonder God in de wereld levende, liet hij zijne vrouw in haar Godsdienst vrij, als hij ook maar ongemoeid werd gelaten. Vooral de Zondag was voor hem een zondendag, dien hij onder 't genot(?) van sterken drank en met kaartspelen doorbracht. Ofschoon hij ruim zijn brood had, hield hij' ook een tapperij; hiervan had zijne vrouw nog wel het meeste ver driet, maar ook haar verzet daartegen jnoeht niet baten, en tot diep in den nacht werd menigmaal het Goddelooze leven voortgezet. i Op zekeren Zondag zeide hem zijne vrouw, dat zij op een dorp, een uur van Goes, ter kerke wilde gaan bij een predikant, dien zij gaarne hoorde. „Dan ga ik met je mee", zeide hij tot hare verwondering, en in stilte dankte zij God den Heere voor de aanvankelijke verhoo ring harer gebeden. De prediking maakte echter blijkbaar niet veel indruk op hem. Voor zoover ook in het overige deel van den archipel neemt men' leen g'rooten vooruitgang: waar. Naast de toenemende behoeften der in landsche bevolking staan die Van de Europeanen, en van de 'a.g. vreemde Oosterlingen, een groote klasse van zéér koopkrachtige afnemers vormende. Verder is: het een gelukkig verschijnsel, dat de industrie in Indië zich meer en meer be gint, te ontwikkelen, waardoor verschil lende koloniale producten tere plaats e zelf verwerkt kunnen worden. Deze industrie heeft behoefte aan tal van machinerieën en werktuigen, materialen, enz., die al leen door aanvoer uit Europa (of Ame rika) bevredigd kan worden. In de opleving op velerlei gebied deelt ook de van jaar tot jaar toenemende scheepvaart met en in Nederl. Indië, Daarop wijst ook de totale waarde van den algemeenen invoer, die in 1907 f '247 millioen, 1911 f 400 millioen, 1912 f 435 millioen gulden bedroeg. Zij het dan ook dat af en toe wel 'eens eene reactie zal intreden, zonder over drijving kan worden beweerd, dat deze lijn zich in stijgende richting zal blijven bewegen, en dat Ned. Indië als afzetge bied voor Eiu'opeesche nijiv'erheidspiro- dueten steeds in beteekenis zal toenemen. De vraag is nu maar, of de Nederland sche nijverheid zich volkomen van dezen toestand bewust is, en of zij, gereed is, om zich een zoo groot mogelijk aandeel it|e verzekeren. Want de concurrentie op dit gebied is groot; er is bijna geen land in Europa, dat zich onbetuigd laat, evenmin als Noord-Amerika, en in de laatste ja ren ook Japan. Uit eigen ondervinding kon de heer de Vries verzekeren, dat onze koopers, de oostersche handelaren; meest al knappe deskundigen zijn, en dat zelfs de Chinees op den passar zeer goed weet, in welk land dit of dat artikel besteld moet worden, om liet beste en het goed koopste fe verkrijgen. Interessant in hoogte mate is het, om in het exportvak dien strijd tusschen de industriën van ver schillende landen op de Indische markt gade te slaan. Te betreuren is het, dat onze Neder landsche industriëelen Indië over het al gemeen zoo weinig bezoeken. W©1 maken de zonen van onze groote fabrikanten af en toe een (pleizier)-reisje naar Indië, maar ze hebben meestal haast om terug te keepen, en zelden zien wij' hen in Indië ©ens een campagne, op1 een export- kantoor medemaken. Daarentegen kan er bijna geen boot in Indië aankomen, of de buitenlanders zenden hunne reizigers pf komen zelf. Er is een tijd geweest, dat goederen van Nederlandschen oorsprong in Indië wei zijne vrouw kon nagaan, was 't eigenlijk meer nieuwsgierigheid«geweest, die hem er toe gedreven had. Hij maakte evenwel geen aanmerking op 't gehoorde. Den volgenden Zondag werd de vrouw door ongesteldheid van een harer kinderen verhinderd in haar voorgenomen kerkbe zoek. „De dominé is me zóó goed be vallen", sprak de tapper, „dat ik hem wee'r wil gaan hooren." „Doe dat, man", zoo moedigde zij hem aan, „en geve God je een geopend ooi en een opmerkzaam hart." Maar in plaats van ter kerk te gaan, bracht hij op het dorp den Zondag in verkeerd gezelschap met drinken en dobbelen door, en "keerde eerst zeer laat op den avond naar huis terug. Op de vragen zijner vrouw naar tekst en preek wist hij zoo slim te ant woorden, dat zij in den waan werd ge bracht, dat hij dien dag goed had besteed. Reeds den volgenden dag moest zij ech ter het tegendeel vernemen. De bitter te leurgestelde vrouw liet hem dit echter niet dadelijk blijken. Maar toen hij den daaropvolgenden Zondag weer hetzelfde plan opperde, kon zij niet langer zwijgen, en waarschuwde hem ernstig, zich niet nog bovendien door leugen en bedrog te bezondigen. „Ik dank je, lieve vrouw", sprak onze herbergier, „voor je welge- meenden raad, en zal vandaag mijn woord houden." Wel was het juist zijn voor nemen niet geweest, maar nu hij het be loofd had, deed hij het ook. 's Avonds thuiskomende, was zijn vrouw heel be vredigd en dankbaar, i Kort daarop ging haar man ter ruste, zonder dat zij iets bijzonders aan hem bemerkte. Maar hoe schrikte ze, toen zij 's nachts wakker wordend, ontdekte, dat hij weg was, zooals al eens meer ge beurd was. Nog meer dan anders ge voelde zij zich thans gedrongen om in de stille nachtelijke ure haar bezwaard gemoed voor den Heere uit te storten, nig pöpulaif waren, dat men meende, daï iets uit het buitenland moest komen, wilde het goed zijn. Wel maakte men een uitzondering voor verschillende manu facturen, aardewerk en specifiek Neder landsche artikelen, maar het leeuwendeel Van de zaken ging huiten ons land om. Gelukkig is ook hierin een wendinjg. ten goede gekomen en de nationale zin ontwaakt ook op dit gebied meer en meer. Kan men bij Nederlandsche fabrikanten terecht, en is hunne noleering concurree- taend met die van het buitenland, dan worden de Indische orders zelfs gaarne hier te lande geplaatst, omdat men bij ons van een soliede en betrouwbare uit voering verzekerd is. Een belemmering, die zich hierbij som tijds voordoet, wordt gevormd door het moeilijker aanpassingsvermogen van Ne derlandsche f abrikanlen in vergelijking niet de buitenlanders. De Indische orders moeten meestal zooveel mogelijk blijven binnen het kader, dat de fabrikant zich gevormd heeft; vallen zij daar buiten, dan zijn zij hier meestal onuitvoerbaar. Daarentegen stelt uren er in het buiten land een eer in, aan de dikwijls origineele en veeleischende verlangens van de Indi sche afnemers tegemoet te komen. Tenslotte zij hier nog opgemerkt, dat onder de vele en velerlei artikelen, die in de staten van in- en uitvoer onder den algemeenen naam van „Kramerijen" zijn saamgevoegd, en waarvan de invoer steeds toeneemt,, tal van artikelen voor komen, die niet bepaald door de groot industrie behoeven te worden gefabri ceerd, doch welker vervaardiging zeer goed onder het bereik van de kleinere industrie valt, en ook hier te lande met goed gevolg zou kunnen geschieden. De heer de Vries richtte een krach tige opwekking tot deKederlandsche Nij verheid, om hare volle aandacht aan Ned.- Indië te wijden ten einde ons Indië meer en beter te leeren kennen. Hetgeen oud-Indiërs in Nederland dik wijls zoo pijnlijk treft, is, dat men in Nederland wel belangstelling heeft voor Indië, maar dat men niet met Indië mede leeft in den waren zin des woords. Toch ontleent Nederland, vooral in de oog en van het buitenland, zijne beteekenis in de rij der staten in hoofdzaak aan zijn koloniaal bezit. Daarom kon ook hier het vraagstuk, dat allen thans bezig houdt, het vraagstuk van de defensie van Oost-Indië, niet on besproken blijven, zelfs al mocht dit over bodig schijnen in een kring van ernstige mannen van zaken, waar men zeker in de eerste plaats beseft, welke plichten aan ons geslacht, als rentmeester van en op hare knieën Hem om de bekeering van haar man te smeeken, dien zij, on danks alles, toch innig liefhad. Gesterkt in het vertrouwen op Gods beloften, ging zij eindelijk weer naar bed. Weldra echter schrikte ze wakker en was 't haar alsof 't haar werd ingegeven: „Sta op en zoek hem". Zij meende zelfs dui delijk deze woorden gehoord te hebben, zoodat ze dan ook onverwijld opstond en zich schielijk aankleedde, onder de bede: „Waar moet ik hem zoeken, o Heere?". Tot hare ontsteltenis vond zij de voor deur hunner woning half openstaan, en toen ze deze achter zich gesloten had, ook de deur van. het pakhuis aan de overzij. Een angstig vermoeden kwam bij haar op. Zou hij daar misschien zijn heengegaan om er zijn slechte kameraden op te wachten en met hen verder te gaan? Behoedzaam gaat ze binnen en luistert scherp toe, daar ze geen hand voor de oogen zien kan. Daar hoort ze haai man kreunen, waarop hij, verschrikt, ant woordt: „Ga weg, verlaat mij, want ik heb meer tegen je misdaan dan ge mij vergeven kunt!" „Beste man", liet zij daar dadelijk op volgen, „ik heb je al lang vergeven." Maar hij antwoordt daar niet op en iblijft waar hij zit. IJlings keert ze nu naar huis terug, komt weldra met een lantaarn weer en wie beschrijft haai' ont roering toen zij 'in het pakhuis weer- gekomen, in een hoek haar man, den kroeghouder op de knieën vindt liggen, in hevigen zielsangst uitroepend„Mijn zonden! mijn zonden!" Neen, ze zijn te groot om vergeven te worden! op het ge zicht van zijn zo.o lang miskende en ge griefde vrouw nam zijn wanhoop slechts toe. Al wat ze deed om hem te kalmeeren mocht niet haten. Evenmin was het haar mogelijk hem te bewegen op te staan en naar huis te gaan. .Benige buren wa ren dool' de ongewone beweging in 'tpak- het erfdeel onzer vaderen, zijn opgelegd, wat wij verplicht zijn tegenover onze kin deren en ons nageslacht, om hun dat kostelijk bezit ongeschonden na te laten. Wanneer het blijkt, na kalm en bezadigd overleg, dat de ernst der tijden ons nood zaakt maatregelen te nemen en ons de noodige opofferingen te getroosten voor de verdediging van dat kostbare deel van ons Rijk, dat in Indië ligt, dan zal dat in dezen kring zeker ten volle worden be grepen en ingezien. Maar het sterktst staat Nederland, zoo betoogde de heer de Vries verder, wan neer het zijn plicht als koloniale mogend heid op zulk een onberispelijke wijze ver vult, dat geheel de beschaafde wereld er belang bij heeft, ons land die taak onge stoord te laten volvoeren. Die taak is: om aan de millioenen en millioenen in landers, die onder het Nederlandsche ge zag leven, te brengen ontwikkeling en beschaving, vooruitgang en welvaart, vrij heid en rechtszekerheid voor ieder indi vidu. Daarom moet iedere Nederlander doordrongen zijn van de grootschheid der roeping, die onze natie in Indië te ver vullen heeft. Niet alleen om stoffelijk voordeel te behalen, mag ons oog op Indië worden gericht. Hoe beter men Indië leert ken nen, hoe meer men het zal lief krijgen. Nederland, één met Indië, gaat eene groote toekomst tegemoet. Doen wij onzen plicht tegenover Indië, dan verhoogt dit de geestkracht van ons volk, verzekert dit de toekomst en de grootheid van onze natie. Moge de stem van dezen tot ooi'deelen alleszins bevoegden man van de praktijk weerklank vinden, ook buiten den kring, waarin zij werd gehoord, dan zal dit, naar onze overtuiging, zijn ten beste niet al leen van onze Nijverheid, doch van ge heel Nederland en Nederlandsch Indië. Frankrijk. De radicale afgevaardigde Armez, die indertijd voor den driejarigen diensttijd stemde, heeft ©en wetsontwerp ingediend, waardoor de terugkeer tot den tweejarigen dienstplicht mogelijk wordt gemaakt. Hij stelt voor jaarlijks 40.000 vrijwil ligers aan te- werven, die voor 5 jaar teekenen en daarvoor pen hoogere soldij' en na liet einde van den diensttijd ©en premie van 2500 francs zullen ontvangen. Hierdoor zou de minister in staat wor den gesteld de overige manschappen needs na 'een diensttijd van 24 maanden naar huis te zenden. huis op hel nachtelijk uur komen kijken, en dezen hielpen nu mede aandringen en zoo- gelukte het ten slotte hem op bed te krijgen. Langer dan een week bleef hij in denzelfden toestand. JVten hoorde niets anders van hem dan: „Mijn zonden ,mijn zonden!" Zijn geweten, dat lang gesluimerd had, was ontwaakt en ont roerde hem nu. Het Woord Gods, hem zoo welbekend, maar dat hij' steeds van zich af schoof, wérkte thans op zijn hart als een vuur, dat alles in vlam zet en de Geest des He,eren, jarenland tegenge staan en bedroefd, werkte door in het verbrijzeld gemoed. En hoe hield de vrouw zich onder dit alles? Zij volhardde in het gebed en was zóó verzekerd, dat de Heere haai de begeerte haars harten zou geven, dat zij aan belangstellenden, die vreesden, dat de beangste man, wiens lichaamskrach ten afnamen, bezwijken zou, ten ant woord gaf „Mijn man zal niet sterven, maar leven, eeuwig leven, dat heeft mijki Heiland mij beloofd." En zoo geschiedde het ook. Na ©enigen tijd kwam er hoop in het geslingerde hart, het geloof verdrong' den twijfel, gelijk de zon de nevelen wegvaagt, zijne droefheid, de echte droefheid, want het was droefheid naar God werd tot blijdschap, en de ver afgedwaalde man mocht het uitjubelen„Ik ben b e- houd en!" Toen hij de verzekering had, dat het bloed van Christus, Gods Zoon, ook hèm gereinigd had van al zijhe zonden, Was het hem onmogelijk het onder zich te honden, welke groote .dingen de Heere aan zijine ziel had gedaan. Zoodra hij weder uit kon gaan, zocht hij al Ie ree ret zijn oude mak kers op, om hen te vermanen den toeko menden toorn te ontvlieden. Het verder felijke vocht, het „vuurwater", dat hij vroeger zich zei ven en anderen had toe gediend, goot hij Weg in de goot, waar Het regeeringsbesluit, waai'bij de slui ting bevolen wordt van twintig scholen van geestelijke vereenigingen, die nog in het bisdom Parijs bestonden, aldus lezen we in de „N. R. Ct.", heeft kardinaal' Amiette, aartsbisschop van Parijs, aanlei ding gegeven een brief tot alle pastoors in zijn (gebied te richten. Mgr. Amette' protesteert Vooreerst in naam van de hooge rechten van den godsdienst en de kerk tegen een vervolging, die geen andere oorzaak heeft dan het godsdienstige ka rakter van haar slachtoffers. Kardinaal Amette protesteert ook in naam van de rechten des volk, in naam van het open baar belang, want de geestelijke scholen, waar die ouders uit vrij© verkiezing hun kinderen heenzenden, kosten niets aan den staat leb heel weinig aan de gezinnen. Al is het besluit tot opheffing der twin tig scholen ingevolge een wet aangeno men, zegt mgr. Amette, het is er niet minder onrechtvaardig om. En hij vopgt er bij Voor het oogenblik moge onze protesten ij-del schijnen en zonder uitwerking, maar wij vertrouwen op die rechtvaardigheid van God, die ze hoort en op het gezond verstand van bet Fransche volk, dat vroeg of laat zijn ware vrienden herken nen zal en eerbied voor zijn instellingen zal weten af te dwingen. In het vervolg van zijn brief zegt de bisschop nog o.m. dit: Wij zuilen ons best doen in al onze parochies, wat 'het ook koste, vrij© christelijke scholen te, her stellen. Wij zullen daarbij vele moeilijk heden te overwinnen hebben; we zullen onze uitgaven meer dan moeten verdub belen: maar de katholieken zullen begrij pen, dat het ier om gaat de ziel onzer kinderen te redden en hun edelmoedigheid zal onze opofferingen niet bemoeilijken. Ook aan toewijding zal het ons niet ont breken wij1 zullen in voldoend aantal on derwijzers en onderwijzeressen vinden, die, zonder de godsdienstig© wijding te hebben, voort zullen gaan aan onze dier bare, kinderen de zoo noodige weldaad eener christelijke opvoeding deelachtig te doen zijii- Engeland. Ulster is nog lang geen toonbeeld van vredelievendheidIntegendeel De „Daily Mail" verneemt uit Belfast, wederom groote hoeveelheden munitie Ier land binnengesmokkeld worden, ofschoon Engelsche torpedovernielers onophoude- lijk de kusten bewaken. Zoo is 'een enkel schip er in geslaagd om 200.000 patronen aan land te brengen, zonder dat de auto riteiten er iets van gemerkt hebben. In den laatsten (tijd zouden bijna da gelijks patronen naar Ierland gezondeni worden, zoowel voor de Ulstermen als voor de nationalisten. De verbittering en haat tusschen deze twee partijen neemt steeds toe, en in verschillende kleine plaatsjes van het graafschap Ulster zijn reeds botsingen het behoorde; glazen en flesschen gin gen het achterna; zijn tapperiji maakte hij niet te gelde, hij verkocht di© niet voor een flinke som, maar ze werd voor goed gesloten. En de woning van den voormaligen kroeghouder werd een huis des gebfeds. „Meermalen", zoo verzekert degene, die dit mededeelde, „heb. ik hem voorzijn gezin en vrienden Gods Woord hooren voorlezen, en met hen hooren bidden, maar zelden heb ik dit zóó eer biedig en kinderlijk hooren doen." Bijna al zijn vrienden keerden hem' den rug toe. Dat overkomt waren Christenen in den regel. Velen werden hem 'zóó vij andig, dat zij hem in zijn bedrijf ernstig benadeelden, zoodat hij dit eindelijk moest opgeven. Hij zag zich eindelijk ge noodzaakt zijn onroerende goederen te vfer- koopenEn nu was de pirij's, dien hij daarvoor maakte, zóó groot, dat vriend en vijand zich daarover verbaasden. Kort daarna vertrok hij naar Noord-Amerika waar 'hij een ruim bestaan vond. Eene vrouw, die den Heere vreest, is meer waard dan aJ de schatten der we reld. Een biddende vrouw werkt iu de kracht Gods wonderen u|it, waar over de engelen zich verblijden. Moeders, echtgenooten, volhardt in het gebed! (Uit Daamen's „Godsdienstige blaadjes".) Bovenstaande zal de heer Daamen wel uit den mond van wijlen zijn schoonva der, ds. J. Drost (voorheen te Goes), heb ben opgeteekend. Wij hebben er; echter niet achter kunnen komen, welk gezin hier kan bedoeld zijn. Onze oudste lezers te Goes, door ons geraadpleegd, weten het ook niet. Zoodat „30 jaar" misschien Wel „2 maal 30" jaar zal moeten zijn. I i i 1

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 1