NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND,
So. «24. 1914.
Donderdag 35 Juni
38e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
Buitenland.
Staten-Generaal
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
F. P. D HUIF, te Middelburg.
PRUS DER ADVERTENTIËN
Provinciale Staten van Zeeland.'
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p.p. f 1.25
Enkele nummers0.65
UITGAVE DER FIRMA'S
OOSTERBAAN LE COINTRE, te Goes
EN
van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Familieberichten van 1—10 regels f 1.—iedere
regel meer 10 cent.
Zij, die zich met 1 Juli op „DE
ZEEUW" abonneeren, ontvangen
de tot dien datum verschijnende
nummers GRATIS.
Albanië.
Het voornaamste nieuws is, dat Prenk
Bib Dada door de opstandelingen versla
gen jein gevangen genomen zou zijn en
dat Essad pasja zich 'nog steeds te' Napels
zou bevinden.
Waar het eerste feit nog door geen
enkel telegram bevestigd is geworden,
hechte men er vooralsnog niet te veel
waarde aan.
Wat Essad aangaat, men mag aanne
men, dat hij op een gegeven oogenblik
naar z'n oude vaderland terugkeert.
Als dei kansen hem maar gunstig lijken.
Verdei' zouden de opstandelingen Berat
ingenomen hebben. Ook hierachter zou
den Wij enkele willen zetten.
Zooals men zich herinnert, heeft „De
Standaard" van den beginne er tegen ge
waarschuwd, 'dat onze Nederlandsche offi
cieren zich in het Albaneesche wespennest
zouden wagen.
Meer en meer blijkt, dat dr. Kuyper
een goeden kijk op de zaken gehad heeft
er nog heeft.
Wat de bijzondere Telegraaf-correspon-
dent schrijft moet ieder in de meening
versterken, dat er in Albanië geen eer
te behalen is. Niet dat het onzen officie
ren om eigen eer begonnen is, integen
deel; doch hun werk zal volkomen nut
teloos blijken.
Genoemde berichtgever schrijft:
„Ik bewonder het flegma van de Hol-
landscbe officieren, hun moed en onver
saagdheid, hun ijzeren wil om tot het
Uiterste vol te houden, maar voeg er aan
toe, dat hun werk ten slotte uitloopt op
een nutteloozen zelfmoord I
Dat de commandant van Durazzo, ma
joor Kroon, niet hetzelfde afschuwelijke
lot getroffen heeft als den genialen over
ste Thomson, is een puur „toeval" ge-
,weest. De Malissoren weigeren absoluut
de hoogte van Rastboel te bestormen,
ofschoon majoor Kroon en een paar bui
tenlanders het voorbeeld gaven en onge
veer 300 meter zonder eenige hulp voor
uit marcheerden, van alle kanten bescho
ten.
Welk nut heeft het, zoo vraag ik nog
eens, zijn leven in die waagschaal te
leggen, wanneer het heldhaftigste voor
beeld zonder de minste uitwerking blijft
op half-wilde Malissoren, die niets be
grijpen van de geheele situatie en teven-
min, waarom zij eigenlijk vechten?
'tls mijn plan niet, de Italiaansche in-
Feuilleton.
De Broeders van St. Jan.
door L. PENNING.
(Nadruk verboden).
49)
Van Schaffelaai' blijft even voor den
witvoet staan.
„Hoe oud?"
„Zes jaar."
De paardenkoopman grijpt het paard
bij den kop, en kijkt het in den bek.
„Het prij'sje?"
Vijf-en-dertig schellingen."
De voerman heeft op zijn lippen, veer
tig schellingen te vragen, maar v.an Schaf-
felaar houdt niet van sammelen dat
is bekend. En als ArendsZ overvraagt,
heeft hij' groote kans, dat de paardenkoop
man zonder een woord te zeggen doorgaat.
Bovendien een betooverd paard. Het
begon daar net al zoo raar te doen:
„vijf-en-dertig schellingen, heer van Schaf-
felaar."
De oogen van )den paardenkoopman gaan
iangs de pooten van het paard, en den
hoevenaar daarop vlak in het gezicht kij
kend, zegt van Schaffelaar: „Ge wilt er
nog al aan van morgen."
„Hé heer van Schaffela,ar," roept daar
trigenten verder te beschuldigen. Maar
iedereen vraagt zich af, hoe komt het,
dat deze heeren van alles op de hoogte
zijn? Hoe weten de opstandelingen dat
er een uitval van die belegerden zal plaats
vinden, 'hoe komt het, dat de Malissoren
in plaats van 's nachts om twee, zooals
majoor Kroon wilde, eerst geneigd wa
ren tegen 8 uur 's morgens op pad te
gaan
De vijand zit niet alléén te Rastboul,
Basar Schiak en Tirana, niet alléén in
Kavajo en Ommeland, maar wel degelijk
binnen de muren van Durazzo. Het is
een publiek geheim, dat de Italianen vij
anden zijn van de tegenwoordige regee
ring en van orde en rust die geschapen
kon worden door de neutraliteit te Rome.
Ik ga zelfs verder. Ik zie niet in, waar
om wij, die niet het allerminste belang
bij dit z.g. civilisatie-werk hebben, ons
verder disponibel zouden stellen voor
dit gedoe. Wat kan het ons per saldo
schelen ;of de Albaniërs elkander afma
ken. Moeten wij voor Oostenrijk of voor
Italië of ter wille van den Balkan of de
andere mogendheden, onze beste mannen
aan 't Vaderland ontnemen om hen hier
ellendig te laten omkomen? Kent iemand
van u de toestanden in het binnenland
hier? De gewoonten van dit lieflijke volk
dat een tegenstander uit een hinderlaag
neerpaft en niet alleen hem, maar ook
zijn broeders en zusters, zijn vader, moe
der, en de kinderen, en de verwanten in
tweeden en derden graad er bij. Weet leen
uwer, dat deze lieden, althans 70 per
cent, door 't lood uit een geweer ver
raderlijk worden neergeveld, terwijl de
hndere 30 percent een natuurlijken dood
sterft?" j
Aan het slot van zijn brief schrijft hij
„Is de rust en orde hersteld, dan kan
misschien een gendarmerie georganiseerd
worden. j
Zoolang dit niet geschied is, blijft het
sturen van nieuwe Nederlandsche officie
ren een misdaad!"
Rusland.
G e vangeni s-gruw ele n.
Officieel is verklaard, dat in de Rus
sische gevangenissen de politieke gevange
nen niet geslagen worden, dus wordt er
niet geslagen. Toen dus 150 politieke ge
vangenen van de katorga (bagno) te Pskof
een hongerstaking begonnen om hun
eisch: het wegzenden van twee bewaar
ders, die de gevangenen geslagen en ge
folterd hadden, kracht bij te zetten, ant
woordde de assistent-officier van justitie
met een beslist neen, aangezien in de
Russische gevangenissen geen mishande
lingen voorkomen.
Vier dagen, nadat dit bericht bekend,
Was geworden, kwam te Berlijn een tweede
telegram aan: „De hongerstaking in de
katorga-gevangenis te Pskof is, na 7 da-
een boer, die tien passen verder staat.
„Zoekt u paarden voor de ruiterij van
den Bisschop van Utrecht? Hier heb ik
iets moois, hoor! flinke beenen, rappe
gang en mooi model."
Van Schaffelaar zou er om hebben ge
lachen, indien hij' niet zoo ernstig in den
paardenhandel was verdiept. De boeren
zijn er allen tuk op, hem voor een Imo
gen prijs him paarden aan te preeken,
terwijl ze hem later met het grootste
plezier een hoofd kleiner zouden maken,
als hij met de Bisschoppelijke ruiterij
mocht trekken.
Arendsz' paard staat den koopman in-
tusschen wel aan, en den hoevenaar met
zijn doordringende oogen strak aankij
kend, i^egt hij„Vrind hoe is .je naam?"
„Tymen Arendsz van den Loozenoord."
„Waar woon je?"
„Aan dezen kant van 's Heeren Loo
u hebt op de laatste paardenmarkt nog
een vosmerrie van me gekocht; u weet
wel: op den derden Woensdag in de
vasten."
„Juist zoo ik herinner 't me goed;
het paard had een paar witte vlekskens
aan den rechter voorpoot."
„En hoe is 't uitgekomen, heer van
Schaffelaar? was het niet, zooals ik zeide?
Doodmak in het tuig?"
„Ik heb er niet meer van gehoord;
het paard is naar een Keulsphen koofi-
<gen te hebben geduurd, geëindigd. Gisteren
heeft een der gevangenen van zijn kete
nen gebruik gemaakt om zich op te han
gen. Een tweede zag zijn poging tot zelf
moord mislukken".
Meer weten wij op het oogenblik niett
van hetgeen daar tusschen de muren van
het bagno Pskof is voorgevallen. We we
ten alleen, dat 150 menschen gemeend
hebben, te moeten protesteeren tegen mis
handelingen, die volgens een onderge
schikt maar machtig ambtenaar alleen in
hun verbeelding bestonden, door zeven
dagen lang vrijwillig honger te lijden, en
dat twee hunner verkozen, vrijwillig; in
den dood te gaan, liever dan nog langer
het slachtoffer te zijn van officieel niet
bestaande folteringen.
Van de katorga-gevangenis te Pskof in
het algemeen is echter wel wat meer be
kend. In die gevangenis toch bevinden
zich de beruchte ijzeren kooien, waarin
politieke gevangenen vaak maanden lang
worden opgesloten, ofschoon zij er niet
eens recht op in konden staan. In 1912
werd officieel erkend, dat in deze gevan
genis de politieke gevangenen regelmatig
werden gegeeseld, en dat in dat eenle
jaar duizenden slagen met de knoet wer
den uitgedeeld. En ten slotte werd dezer
dagen nog door Maklakof, den Russischen
Minister van Binnenlandsohe Zaken, ge
zegd, in antwoord op een door 53 Doema-
leden ingediend wetsontwerp tot afschaf
fing van lijfstraffen: „dat hijl zich tegen
het 'afschaffen der lijfstraffen in de ge
vangenissen moest verklaren, daar deize
't eenige middel w'aren om lieden te straf
fen, die het bewijs hebben geleverd, dat
zij ongevoelig zijh voor straffen van ze
delijken aard, en omdat deze strafmidde
len bijzonder noodwendig zijn, om onge
regeldheden in Katorga-gevangenissen te
onderdrukken". (Vad.)
GriekenlandTurkije.
Tusschen Griekenland en Turkije is het
jiyeer koek en ei.
Althans, zoo zal het straks zijn.
Uit igoede bron wordt uit Athene ge
meld, dat Griekenland het voorstel van
"Turkije om de Grieken, die op de kust
van Klein-Azië zijn gebleven, hun bezit
tingen terug te geven en schadeloosstelling-
te' verleenen aan hen, die het Turksche
grondgebied verlaten hebben, aanvaard
heeft.
En nog meer.
Ook aanvaardt Griekenland het voor
stel tot ruiling van de eigendommen der
uitgeweken bevolking voor het geval de
uitgewekenen niet wenschen terug te
keeien, zullen zij dezelfde rechten hebben
als zij, die op de kust van Klein-Azië
zijn gebleven.
Het antivoord van Griekenland zal de
Porte binnen drie of vier dagen worden
overhandigd.
man .gegaan wat vraag je ook nog voor
dat paard?"
„Vijf-en-dertig schellingen. Zoo even
bood een Zwollenaar mij reeds twee-en-
dertig schellingen, en liet er drie-en-dertig
kijken is 't niet waar, Barendje?"
„Ik weet het niet, Vader."
Van Schaffelaar, die van opschieten
houdt, kijkt zijn knecht aan, en terwijl
deze langs het paard loopt, om het nog
eens terdege op te nemen, vraagt hij:
„Geen gebreken? Niet dampig?"
„Gansch niet," zegt de voerman op na-
drukkelijken toon. „En wat een mooi
paard. Zie zijn flanken |eens. En die lUreedc
borst. Houd je mond, Barend |een
pracht van een paard."
„Maar die zwielwrat, hoevenaar," her
neemt van Schaffelaar, met den doorn
stok in een bepaalde richting wijzend.
Arendsz lacht er om.
,,'t Is niets. De sop de kool niet waard.
Eer te klein dan te groot, als ge aan
merking wilt maken. Bekijk dien kop toch
eens, heer van Schaffelaar."
„Niets 'bizonders, man."
„Zoo boe kuinit u 't 'zeggen,' heer van
Schaffelaar. De Bisschop mag er op
rijden zoo'n kop, zulke oogen, zoo'n
neus."
„En de staart, Vader," voegt Barendje
er aan toe.
jongen, wil ik hém laten
ln dien hoek dreigt de lucht dus voor-
loopig niet meer. Zij het een bestendige
klaarheid.
Tweede Kamer.
Een wijnpraatje. De
juristen aan het woord.
's Voorzitters willekeur.
„Onaannemelijk", een mode-
snuije.
De heer Ter Laan heeft gisteren geen
moeite gespaard, om zijn amendement op
een artikel van het wetsontwerp inzake
den wijnaccijns te redden, doch het was
al vergeefsche moeite.
En „zonde" van den tijd, dien er in
gestoken is.
De minister was niet te bewegen hem
ook maar ©enigszins tegemoet te komen.
Misschien had hij1, Ter Laan n.l., het
van minister Biertling, di© de zeer moei
lijk© materie van de wijnwet niet izoo
goed meester is als zijn tegenstander, die
jarenlang commies ïs geweest, nog; jwel
gewonnen, doch deze had, zooals men
weet, het „onaannemelijk" uitgesproken
en was niet, meer te verbidden.
Zelfs voor ©en kleine tegemoetkoming,
het niet meer onder „verlengbaar cre-
diet" doen leveren van bepaalde alco
holrijke wijnen, een bepaling, die de heer
Ter Laan beslist noodig achtte om fraude
te voorkomen, een bepaling, waarvoor
de voorsteller van bet amendement zijn
product wilde opofferen, zelfs daartoe was
de minister niet te vinden.
'Het amendement werd dan ook finaal
afgeketst, waarop 's ministers werk stil
zwijgend werd goedgekeurd.
Niemand achtte 'zich geroepen stemming'
te Vragen, wat slechts oponthoud zou Ver
oorzaken.
Vervolgens was er een Zware juridische
kwestie aan de orde.
Namelijk in verband met het conflict
dat zich heeft voorgedaan tusschen het
Hoog Militair gerechtshof en drie van
d© vier krijgsraden. De laatste weigeiten,
wat de eerste verlangt, n.l. overlegging
der notulen, van bet proces-verbaal der
procedures, ook voorzoover dat betreft
de beraadslagingen in raadkamer.
Vóór 1912 kon er geen twijfel wezen, of
de verplichting tot overlegging1 van. het
geheele proces-verbaal bestond. Toen was
er nog ©en onderschikkend belang tus
schen het Hoog Militair Gerechtshof en de
krijgsraden. Thans zijn deze laatste zelf
standiger geworden. Bepalingen Zijn in
werking getreden, waardoor de krijgsraden
zich meer als rechtbank gevoelen kunnetn.
Onder meer is het rechtsgeleerd element
der krijgsraden versterkt en de behande
ling is openbaar geworden.
jWij begeven ons natuurlijk niet in de
draven, heer?
„Ja, doe dat, haal hem er eens uit.
Hier Krijn, pak jij hem bij den halster,
en draaf hem af."
Krijn draaft het paard af, terwijl van
Schaffelaar er achter loopt, en de lange
zweep laat knallen. En als ze terug ko
men, zegt de hoevenaar: „Nu, wat zegt
u er van? Is het geen echt ridderros?
Is 't nu gebeurd, heer van Schaffelaar?
Een onbedorven dier, hoor stug noch
stetig."
De paardenkooper kijkt nog even naar
de 'pooten, fronst dan plotseling de wenk
brauwen, en zegt op driftigen toon:
„Neen man, de Bisschop zal er voor
bedanken, zoo'n paard te berijden, 't
Paard is niet kwaad, maar gij schroeft
het te hoog op ik bied je dertig schel
lingen, duiten bij de visch," en hij geeft
den 'boer een harde klap in de vereelte,
geopende hand.
Nu ontstaat dat korte maar scherpe,
woeste gevecht, dat men een paarden
handel noemt.
„Vijf-en-dertig schellingen, heer van
Schaffelaar."
„Dertig."
„Deel het verschil, en dan zal ik mijn
mond open doen."
„Ik deel niet nog een schelling er
bÜ-" 1
„Djeelen."
breed opgezette juridische betoogen van
den minister en den heer Limburg, doch
een enkele regel over het -merkwaardig©
amendement van laatstgenoemde mogen
wij den lezer niet onthouden.
De voornaamste vraag was: In welken
zin zal worden beslist? In den zin van
verplichting tot overlegging of 'van ont
kenning dier verplichting? Het ontwerp!
Wilde de verplichting vastleglgten, Ibemvp
des heeren Limburg's amendement krek
het tegenovergestelde bedoelde.
Onder veler protest is dit amendement
toelaatbaar bevonden, ofschoon er niet
zoozeer over beraadslaagd is.
Toen de heer B©umer (a.r.) de ontoe
laatbaarheid bepleiten wilde, nadat reeds,
een uur was beraadslaagd, noemde de
voorzitter het te laat. Daarop werd door
dhr. Beumer een motie van orde voorge
steld om gelegenheid tot een debat over
de toelaatbaarheid te verkrijgen. Over die
motie kreeg de voorsteller niet eens het
woord, ofschoon hij er om vroeg.
Het spreekwoord van de „Nieuwe hee
ren, nieuwe wetten", schijnt ook in de
Kamer van kracht te 'zijm. De wetten van
voorzitter Borgesius vermogen we eohteir
niet te doorgronden. u
't .Wordt tijd dat hij de reglementen eens,
goed bestudeert en dan ook toepast.
Nu, wat het amendement betreft, ook
dat ging den weg op van zijn voorgangers:.
Ook minister Ort nam zijn toevlucht tot
de geste-Treub en stelde de Kamer tus-
techen de keuze vanóf bet ontwerp zooals
het is, óf niets.
Deze handelwijze schijnt aardig in de
mode te komen.
De heer Limburg had nu echter een.
ander voorstel. Hij wilde nu de noodwelt
slechts doen gelden tot 1 Mei 1915 en
daarna van zelf doen vervallen. Aldus zou
de voor Kamer en Regeering een prikkel
worden geschapen om voort tie maken
met de afschaffing van het instituut der
approbatie. De Minister Ort verklaarde,
dat de regeering dien prikkel niet noodig
had, doch dat hij de Kamer vrij liet
om zich zelf een spoedbevel te gevten
en de heer Loeff noemde het voorstel
Limburg noodzakelijk. Ook dezen keer op
poneerden de heeren Van Doorn en Van
Sasse van Ysselt. Hoe kon de Kamer een
soort van belofte afleggen, terwijl zij ïn
geenen deele zeker was die te kunnen
houden.
Met 30 tegen 26 stemmen ïs het voorstel
verworpen en zoo is het Regeoringsont
werp aangenomen alsof er geen amen
dementen-Limburg waren geweest.
Zomerzitting.
Nog vermelden wij, thans uitvoeriger,
de volgende voorstellen van Ged. Staten:
„Goed, deelen dan ik bied twee-en-
dertig en een half."
„Nu is het verschil nog twee-en-een-
halve schelling, heer van Schaffelaar."
„Ik begrijp je, maar nu is 't uit, hoor.
Kom Krijn ik heb dien N ij kerker boer
reeds al te lang laten wachten."
„Heer van Schaffelaar."
De paardenkoopman kijkt om.
„Wat is 't?"
„U bent zoo kort van morgen was
dat uw laatste woord?"
„Natuurlijk kom Krijn. En ge moet
het graag doen, of in 't geheel niet, man.
De prijzen zijn gedrukt, en er is geen
vraag."
„Dan geluk er mee," zegt Arendsz
haastig, met dreunende stem en een vast
beradenheid, alsof hij een varken de keel
afsteekt. En de heer van Schaffelaar koopt
het betooverd paard voor twee-en-dertig-
en-een-halvee schelling.
't Kan eigenlijk niet door den beugel;
dat is iemand goedsmoeds bedriegen
o, 't is slecht. De hoevenaar, die anders
eerlijk is als goud, is dezen keer voor
de verzoeking bezweken; en hij weet er
geen' betere mouw aangepast, dan dat
hij, huiswaarts keerend, zes groote was
kaarsen ter eere der Heilige Maagd zal
laten branden op het Hoogaltaar.
(Wordt vervolgd).