NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. Maandag 15 Juni 38e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH i\o. 315. 1914. VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK F. P. DHUII, te Middelburg. PRUS DER ADVERTENTIËN Feuifleton. De Broeders van St. Jan. Buitenland. IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie mMBdn franco p.p. f 1.25 Enkele nummers0.85 UITGAVE DER FIRMA'S OOSTERBAAN LE COINTRE, te Goes EN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Familieberichten van 1—10 regels ƒ1.—, iedere regel meer 10 cent. Zij, die zich met 1 Juli op „DE ZEEUW" abonneeren, ontvangen de tot dien datum verschijnende nummers GRATIS. Er zijn nog altijd menschen, die meenen dat wij bij de stembus niet mogen samen gaan met de Roomsch-Katholieken. Wel verblijden deze menschen er zich in, wan neer ieen der onzen met behulp dierzelfde Roomsch-Katholieken een zetel in Kamer of Staten verovert. Doch wanneer nu de Roomsch-Katholieken bij wijze van weder dienst hun stem zouden vragen voor een Roomschen candidaat, dan zouden zij: die weigeren of, erger nog, stemmen op den liberaal. Wij gaan niet in op de verschillende beweegredenen, die voor deze hoogst be rispelijke handelwijs of nalatigheid worden aangevoerd. Zij zijn somwijlen de weer legging niet waard. Somtijds zijn zij ook ook van zoo kwetsenden aard, dat zij moeilijk in het publiek te behandelen zijn. Gezwegen nog van het fei't, dat zij daarbij niet zelden heelemaa! onjuist zijn. Vooral als er de tachtigjarige oorlog bijgehaald wordt, is de critiek in hooge mate eenzijdig. Men haalt er dan Alva en de kettervervolging bij'; en verzwijgt dat er tegenover Alva een Lumey, een Sinoy, een Martinus Brand van 'Saeftinge staat, die in Den Briel, Hollands Noor derkwartier' en Gorkum hun lauweren met Moed van weerlooze Roomschen hebben bevlekt. i Van meer gewicht is de bedenking, dat dooi' .permanente saamwerking met een partij, die op bepaalde punten zoo zeer van ons verschilt, onze partij een en ander van haar beginsel zou inboeten. Zij, die zoodanige vrees koesteren heb ben tegen coalitie, ook met de Roomschen geen principieel bezwaar. Zij berusten 'slechts met zekere beklemdheid ini de. partijbesluiten. Doch eilieve, hebben de principieele Roomschen niet eenzelfde bezwaar en mogen zij niet met hetzelfde recht vragen of op den duur hunne beginselen geen gevaar loopen? De vrees is trouwens ongegrond. De coalitie-partijen hebben elkander niet opgezocht, maar gevonden. Toen het ge vaar op zijn grootst was geworden, en elk op zijn eigen gelegenheid aan het opdringende liberalisme weerstand bood, zijn zij al strijdende elkander nader ge komen. Lang niet op éénmaal. Toen dr. door L. PENNING. (Nadruk verboden). 42) „Maai' ge moogt niet stroopen," zegt 'het meisje met haar kalme, rustige stem „daar staat boete en gevangenisstraf op1 ,,'t Is ongelukkig genoeg," herneemt de jonge man. „Verleden stond ik daar bij den derden beuk van af onzen mo llen, de pees van den boog gespannen •gereed om te schieten, 't Was een haas zoo groot als een lam, Judith. En zie daar op geen ■vijfentwintig pas af- istands zag ik de tronie van Derk Wij nand sen achter het struikgewas loeren. Ik moest me inhouden; anders had ik hem dood geschoten zoo giftig maakte ik me op den kerel. Judith heeft thans haar angst geheel overwonnen, en denkt aan haai' vader, die haar vandaag terdege zal hebben ge mist. Zij krijgt haast naar huis, en naai} vrouwenmanier op haar waarschuwing van heden namiddag terugkomend, zegt zij: „Wij 'hadden eerder moeten gaan; 't is 'veel te laat het komt eigenlijk niet te pas." „Och kom," lacht Eibert: „dat meen Schaepman in 1870 aan „De Tijd" kwam, moest hij zelfs zijn naaste vrienden en geest venvan ten nog bewerken om ze te winnen voor een bondgenootschap met het protestantsch christelijk deel der bevolking. Groen v. Prinsterer had zijn princi pieele bezwaren tegen Rome en de ultra- montanen steeds onverholen uitgesproken. Toch was hij reeds vanaf 1866 bezig zijn vrienden te winnen voor een coalitie met Roomsche kiezers want, een Roomsche partij was er toen niet! een coalitie „niet als kunstgewrocht, maar als tot rijpheid gekomen vrucht der omstandig heden". En het is bekend, dat hij onder de Roomsche staatslieden, voorzoover zij hem begrepen, warme vrienden had, jomdejr anderen de Van Nispens, den grootvader en den vader van den tegenwoordigén, oud-voorzitter der Tweede Kamer. Reeds in 1871 verklaarde dr. Kuyper •zich in het algemeen voor „samenwerking beurtelings naar het gevalt, met Conser vatieven, Liberalen, Roomschen of Radi calen, (ze) wordt door ons niet geschuwld, maai' eer gewenscht, mits voor een juist belijnd program, om te eindigen als dat program verwerkelijkt is en behoudens onze onverkorte zelfstandigheid En in 1886 aanvaardde mr. Keuche- nius zich voor „samenwerking met eene of meer fractiën of partijen tot bereiking van een voor allen begeerlijk doel, (de)' pos litieke comhina|ti(e in dien 'zin is goed, onder ééne voorwaarde echter, dat aan het gemeenschappelijk gezochte voordeel niet het beginsel der partij opgeofferd worde en hetgene na onderling loven en bieden en knutselen verkregen of ^'er langd wordt, niet tegelijk de dooding van de partij in hare levenskiemen in zich sluite". In dezen geest kan geen antirevolrtio- nair bezwaar hebben tegen welke samen werking ook, allerminst tegen die [Mét de Roomschen, welke in hun staatkun dige belijdenis, hun programs, hun ver leden sinds 1897 waarborgen te over bieden van hun goede bedoelingen en van trouw aan de afspraken. Maar zoo vraagt de bezwaarde broeder, die op een vrijzinnige meeting geweest is en daar een paar aanhalingen van Kuyper uit de jaren 1872 en 1877 heeft hooren voorlezen heeft dr. K. dan zelf niet zoo krachtig mogelijk een Bond met Rome veroordeeld? ÏWdj antwoorden hem, dat die aanha lingen al heel weinig bewijzen. Immers in die dagen bestond er nog geen ge organiseerde R.-K. partij; de R.-Katho- je niet. Waar ter wereld zijt ge beter dan bij mij? 't Is maar jammer, dat iwij' zoo hard opschieten ginds hebben we dat open vlak, en dan krijgen we reeds het Solsche gat." „Gelukkig," zegt het meisje, maar in haar stem ligt een twijfelachtige klank. 'Zij begint :te huiveren, en staart tusschen de donkere boomstammen der dennen, die als onbeweeglijke pilaren oprijzen, naar het open vlak, dat zich daar stil en rustig in den maneschijn uitstrekt. Dat terrein doet het hem niet gansch niet. Maar achter dat terrein, tus schen die hooge, geheimzinnige eiken en beuken van het Sprielder Bosch ligt het Solsche gat: een diep, akelig, zwart gat, dat op den helderen middag in staat is, den moedigste te doen huiveren. Eibert weet dat ook wel, al houdt hij zich groot. Dat gat is even diep als de toren van Ermelo hoog is, de spits er bij gerekend o 't is een verschrikke lijke kuil. En daar is het gebeurd Eibert, loop nu zoo hard niet, dat de aarde zich eens heeft geopend. Er stond een klooster, aan den dienst van God gewijd, doch de monniken, die er woonden, dienden den duivel en hun buik. Zij dronken de wijn uit emmers, vervulden den omtrek met ergernis, en ■waren geen zegen maar een vloek voor Heken waren als zoodanig nog niet met een eigen prog'ram opgetreden; men wist derhalve nog niet wat men aan hen had. De Roomsch-Katholieken waren voor het geheel ingedeeld geweest in de conser vatieve partij, of hadden, gelijk in Lim burg, mee gedoold op liberale zijpaden. Nu heeft dr. Kuyper zich steeds verzet tegen fusie met de Roomsch-Katholieken, en daartegen waren zijn woorden, in de liberale verkiezingsmeetings aangehaald, ■gericht. Fusie is echter heel iets andere' dan confederatie. Bij liet laatste behoudt elke partij haar zelfstandigheid; bij fusie daar entegen gaat de eene partij in de andere op, geeft de eene partij haar vaandel prijs en is zij van de andere niet meer te onderkennen. Wat de coalitie doet is echter Keel iets anders. Het is een samengaan, jeder onder eigen vlag, maar met een gemeen schappelijk doel: de verovering van de macht, welke in haden is eener partij, van welke men overtuigd is, dat hare staatkunde land en volk ten verderve voert. En bij dat samengaan heeft de ©ene partij over de andere niets te 'zeggen. Men steunt over en weer elkanders can didates Men legt nte: van te voren een zekere voorkeur op. Ging men hiertoe over, dan kreeg men stellig niet de besten uit elk der partijen, doch slechts die genen welke aan de andere partijen cm hun halfheid of schippers-taktiek het meest bevielen. Daarom onvoorwaardelijk nemen de partijen malkanders candidaten over. En dan geijverd met den grootsten ijver voor den coalitie-candidaat, als ware hij van de eigen partij. Want hij iederen zetel, voor Kamer, Staten of Raad, hetzij' een A.-R., een C.-H. of een R.-K., bij iederen zetel is Rechts gemoeid, en niet de partij alleen die hem candidaat stelde. Door zich hieraan te. houden hebben da drie partijen nu, reeds tot driemaal toe een mooie stembus-overwinning be haald, welkte tdt hef bezetten van dé miniisterszetels leidde; eerst in 1888, daar na in 1901 en nu laatst in 1909. Met welk g|evolg'? Dat ei; Roomschen werdetn benoemd in openbare betrekkingen. Na tuurlijk, zoudt g'ijl den Katholieken blin der rechten toekennen dan den Protest au', ten? Dat 'zöu wat 'fraais, zijn. Maar de Roomschen hebben nog' lanjgl niet zlolo- vele posten bezet als' waarop) zij recht hebben naar evenredigheid,. En dan ook antirevolutionairen hebben „baantjes" gekregen, en evenals zij op menige plaats: de Christenheid. Zoo ging het vele jaren, doch op zekeren morgen, dat de arme hutbewoners hout sprokkelden in het Sprielder Bosch, waren zij verbaasd, de1, hooge, zware muren van het klooster niet meer te zien. Zij zochten in alle richtingen naar het klooster, meenend, dat zij zich hadden vergist, toen een grijsaard, die sedert zestig jaar even goed in den nacht als overdag den weg wist, en eiken duim gronds kende, met na drukkelijke stem riep: „Zoekt maar niet verder, menschen, want daar is het kloo ster verzonken daar!" en hij wees met den bevenden arm naar het afgrijselijke Solsche gat. De anderen kwamen nu toe- loopen, en moesten erkennen, dat de grijsaard gelijk had. De groote, statige lindenlaan, die naar het klooster leidde, wees het immers uit; er was geen ver gissing mogelijk, en met van angst en schrik wijd opgesperde oogen staarden zij in dien somberen, akeligen kuil, waarin het klooster met zijn prior en zijn goddelooze monniken, zijn trotsche torens en muren, zijn poorten en grach ten was verzonken. 't Is in overoude tijden gebeurd, maar de geesten dier ellendige monniken zijn nog niet tot rust gekomen; en 'snachts, als bosch en heide slapen, glippen die droeve, rustelooze geesten in een blauw achtig schijnsel over de vlakte; „zeg aan invloed gewonnen. Nog mooier zonder de coalitie; miet de Roomjsch-Katholieken zouden wij nu nog midden in den schoolstrijd zitten, ja zou ons volk 'steeds meer ten prooi zijn gewor den aan een „neutrale" volksopvoeding. Want, dit begrijpt toch een. ieder, zondeH eene meerderheid van rechts in Tweede oif Eerste Kamer zouden wij een' omkeering als nu in ons. schoolwezen toft stand kwam, etn welke door, menigte naitie ons wordt benijd, niet hebiben verkregen. Zou den wij nu niet aan den vooravond fiitaan van een finale verandering, onverschil lig of die vóór 1916 door een ministórie- Cort, dan wel na 1916 door een rechts 'ministerie zal bewerkstelligd .worden. Ten slotte mag er wiel eens de aam, dacht op gevestigd worden, dat onze voor mannen waarlijk niet voor hun plezier de gevolgen van de coalitie aanvaarden. Meerderheid zijn toch legt zeer zware Verplichtingen op aan de Roomsche zoo wel als aan de antirevolutionaire leiders. Lohman die feigen de politiek wias, is er in gedrongen geworden, doordat hij de vrije school zich als ideaal voor het volk dat hjj liefheeft gesteld had!. Talma die een hoogst verdienstelijk mi nister. is geweest, heeft het nog' onlangs' op Patrimoniums .jaarvergadering verze kerd, dat (hij liefst weer zou terugtreden ijr den dienst des Woords, want dat hem niets betei's dan dit bekend is. De zer dagen heeft hij de inspraak van! Zijn hart gevolgd en is hij| weer predikant geworden. De Visser heeift menigmaal Verklaard, dat het hem 'zooveel gekost heeift om - in dén politieken strijd terug te keeren, en ook in den laatsten tijd vernamen wij! nog Van zijn te kennen gegeven wtenselh om weer tot het ambt te worden beroepen. De nood drong hem, oan weder om in het Parlement zitting te nemen. Wijlen R. Regout droeg' niet voor zijn genoegen den smaad van zijn ambt, en van de zedelijkheids wetten. Van R ei- go .ut, den minister van waterstaat, en Kolkman, minister Van finnanoiën, vér- luidde reeds Voor de verkiezingen in Juni van 't. vorige jaar, dat zij in hot particuliere leven verlangden terug1 te kee pen. Eji bij de mindere goden is het al het zoo. Maai' zij wéten nu eenmaal coalitie geeft kans. op meerderheid en die meerderheid eiseht zware opofferingen. Wie minderheid is, die kan getuigen, veToordeelen, onbarmhartige Critiek oefe nen, afbreken, alles met het grootste g'e^ mak; hij behoeft jmmeifs poch ,nie>t op te. bouwen. 'Dat jjs gemakkelijk.; Ep, dé Eibert, wat is dat? „Wat is dat? Niemendal!" zegt Eibert, maar zijn stem heeft een vreemden klank. „Laten we voortmaken," zegt het het meisje op dringenden toon: „daar zie ik het weer." „Ik zie werkelijk niets, Judith." „Niets ziet ge heelemaal niets?" „Toch niet ge kijkt daar tegen een witten berkenstam aan." „Ik zie het niet meer." „Net zoo verbeelding. Kom, we zullen voortstappen, want uw vader zal ongerust worden." „Hoe laat is het?" vraagt het meisje in eens met stokkende stem, en Eibert antwoordt op geruststellenden toon: „Nog een heel eind' van twaalf uur." „Gelukkig," zucht het meisje, diep ademhalend. Doch was het twaalf uur, middernacht geweest, dan ware ook geen mensch in staat geweest, haar voorbij het Solsche gat te krijgen. Geen mensch, geen Priester, zelfs Eibert niet, voor wien zij anders toch alles over heeft. Want te middernacht begint het daar in de diepte te roeren; men hoort het gezwiep van onzichtbare touwen, en de klokken luiden de klokken van het verzonken klooster. Haar vader heeft de klokken eens ge hoord al vele jaren geleden. Hij wist niet, dat het reeds middernacht was; hij1 oppervlakkige buitenstaander juicht zéo eenen toedat is me nog eens een kraan! Maar wat brengt hij tot stand? Immens) niets. Dit nu bereikt hij die tegen de coali tie Met de Roomschen i's, en da,arom een liberaal stemt. Wie Voor de coalitie is en stemt, die bejzorgt den leiders, inl de naaste toe* koonjst de 'ztorg van het ministerschap en de verantwooxdelijkheid voor het meerdejv hedd-'zijn. Maar hij! bewijst er zijn lanid een dienst mee. En daarom wilt gij den geestverwanten.' in de Kamer een gemakkelijk leventje' bezorgen, stemt dan tegen de coalitie. Maar wilt gij zé aan 't werk zetten en tevens ujw land een dienst bewijzlen, steunt dan de coalitie met alle macht; en wordt er in uw district een RoomschJKatha- liek gecandideerd, loopt dan minstens even hard voor dezen candidaat, als. gij' Voor [dien uwer eigene partij doen zloudft. Frankrijk. „Het ka,bindt i|s dood; lieve het ka binet!" Déze variatie op een békende volksuit drukking geeft dear toestand .weer van de crisis, die Frankrijk op 't o ogenblik door maakt. E:r is al .weer een. nieuw ministeriel Nauwelijks heeft Ribot met zijh mede slachtoffers, onder het hoongelach Van vele afgevaardigden het Kamergeb'ouiwj Verlaten, of een nieuw stel' manuen staat), gereed om de krachten te méten. v Hef kabinet is reeds definitief samen- gésteld -jnjet jViviani als ministerpresi dent én minister van buiten! andso'he za ken; BienVenu Martin neemt justitie; Mal- vy binnenlandsche zaken; Augagneup openbaar onderwijs,; Noulen's financier;! Meissimy oprlog'; Gauthier marine; Rayt. naux koloniën; Thompson handel; Réné Renoult openbare wérken; Feïnand David; landbouw; iCoucyb'a arbeid. Tot onder staatssecretarissen 'zijn bénoemd.- Lau- rad'na van oorlog; Dalknier sohojone) kunstenJacquier binnenlandsche za,- kfc'nAjam koopvaardij Viviani 'had zich niet gauwer van zijn Moeilijke 'taak kunnen kwijten. Of zijn kabinet echter meer onthoudingjsvjeltoo- gen heeft dan het pa,s heengegane, zial de toekomfet moeten leeren. (Veel VeW wachting hebben we niet van deze radico- s,ocialis,tische combinatie. Volgens een particulier telegram Van de „N. R. ICrt.'i' m;oét Viviani nog al met hindernissen te kampen gtehad hehl bén. Combes weigerde het aanzioek, zoo!- had zijn tijd verpraat op de Kelnery te Putten. In eens kwam er een gezucht uit de diepte, als of er een mensch in doodsnood verkeerde. En toen begonnen de klokken te luiden: in het eerst zacht, bijna onhoorbaar, maar allengs harder, harder, totdat het geluid hem met de kracht van woeste donderslagen in de ooren dreunde. De man had geen drogen draad aan zijn lijf, toen hij thuis kwam. Moeder, die toen nog leefde, verklaarde later, dat hij er had uitgezien als een geest. En hij zelf zeide: „Dat is eens maar nooit weer," daarmee bedoelend, dat hij nooit meer te middernacht het Solsche gat zou passeeren. „Ziet ge niets, Eibert?" „Ik zie 'niet; wees maar niet bang, hoor!" maar zelf wandelt hij ,al lang zamer, terwijl het meisje het zwoegen hoort van zijn borst. „Zij zijn het open, uitgerooide vlak voorbij, en staan weer aan den rand van het bosch, dat als een sombere muur: dreigend en geheimzinnig voor hen op rijst. „Hier is 't voetpad, Judith." i .(Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 1