NIEUWSBLAD
VOOR ZEELAND
J\o. 310. 1914.
Dinsdag 9 Juni
38e Jaargang.
CHRISTELIJK-
HISTORISCH
De Broeders van St. Jan.
Ui#: G if) iriF] n i i
VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK
F. P. D HUI}, te Middelburg.
PRUS DER ADVERTENTIÊN
Waar het om gaat.
IEDEREN WERKDAG DES AVONDS.
Prijs per drie maanden franco p.p. 1.25
Enkele nummers0.85
UITGAVE DER FIRMA'S
OOSTERBAAN LE COINTRE, te Goes
EN
van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent.
Familieberichten van 1—10 regels ƒ1.iedere
regel meer 10 cent.
Zii, die zich met 1 Juli op „DE
ZEEUW" abonneeren, ontvangen
de tot dien datum verschijnende
nummers GRATIS.
Man zendt ons een vrijzinnig blaadje
met eeii verslag van een rede door den
heer. Groene wout, een vrijzinnig-democra
tisch redenaar, te Rilland den 22en Mei
op een wei gehouden in het belang der
openbare school aldaar.
Het klinkt al «enigszins als een 'be
spotting dat een spreker uit Amsterdam
moet komen om de openbare school te
Rilland, welke dreigt leeg te loopen, te
verdedigen.
Alsof het hoofd der school, de leiders
der vrijzinnigheid aldaar, hetzij raadslid
of oud-raadlslid. of schoiolautoriteiten uit
de omgeving dit niet zouden kunnen.
Maar enfin, dat niet zij het deden,
hieraan dankt de Rillander dan toch een
„keurige" rede, zooals het verslag be
weert. Wij willest gaarne aannemen, dat
de rede keurig was, het verslag was het in,
ieder geval niet.
Het lust ons niet verschillende Rau
wigheden en onjuistheden die er in voor
komen te bestrijden. Van de rede zwij
gen wij natuurlijk, dewijl wijl die niet
gehoord hebben. Maar op sommige bewe
ringen uit het „verslag" dienen wij toch
wel in te gaan, opdat onze vrienden
te Rilland niet denken zouden dat zij
met de stichting eener Yereeniging vpor
Christelijk Onderwijs een fout zouden be
gaan hebben.
Het verslag dan zegt
De openbare school heeft door de
aanvallen van kerkelijke zijde veel gele
den. Boe jammer is dat, want wat heeft,
dat openbaar onderwijs aan Nederland
een grooten zegen gebracht. Men kan
zeggen, dat in Nederland bijna geen
personen meer voorkomen, die niet kun
nen lezen en schrijven, althans: niet on
der het jonge geslacht. Vergelijk daarbij
eens een land als Spanje, waar het bij
zonder onderwijs op den voorgrond
staat. Daar zijn nog van iedere ,100
menschen 70, die niet kunnen lezen en
schrijven.
Hier wprdt klakkeloos weg verteld, dat
de openbare school door de aanval
len van kerkelijke zijde is achter
uitgegaan en dat in Spanje 70 p.pocent
Feuilleton.
i
door D. PENNING.
(Nadruk verboden).
37)
De zwarte Drees, die gauw wantrou
wend was, keek vreemd op, sjokte naai
de schuur en vond het ook.
Bloeder Stevijn zweeg even, toen hij
dit had gezegd, om een botje aan de
ijzeren vork te spietsen, terwijl broeder
Frederikus, die den spreker gaarne een
hak zette, op zijn lijmerigen toon zeide:
„Nu ja is dat zoo'n ingewikkelde ge
schiedenis? Als de boer uit Tonsel het
andere hooi voor het puikste houdt, dan
neemt hij dat daarover behoeft waar
lijk niet zoo'n lawaai te worden ge
maakt!" I,
„Zoo!" antwoordt broeder Stevijn: „wil
ik joui eens wat zeggen, broeder Fre
derikus? Ik wou, dat ik het verstand
had, dat jij1 te kort komt, man dat
wou ik!"
Hij stroopt de mouwen op, alsof hij
van plan is, het hoofd van den kleinen,
geniepigen Frederikus als een okkernoot
in elkander te beuken, terwijl hij voort
gaat: „De vrouw van baas Arendszl ia;
niet mak dat weten al de broeders!
van de bevolking niet kunnen lezen of
schrijven.
Deze laatste bewering zal wel dioor de
R.-K. bladen worden tegengesproken.
Wij welen dat zij de cijfers in bezit heb
ben, die de bewering logenstraffen. Doch
dat de openbare school ten gevolge van
de aanvallen der kerkdijken lijden sou
is een vergissing. Niet de „kerkelijken",
gelijk het verslag de voorstanders van
bijsonder onderwijl noemt, maar de open
bare .school en vele barer onderwijzers
zelvcn hebben aan dat lijden schuld.
Quaesfiën als van Beishuiz'en, Ossen-
dorp en andere, hebben meer kwaad ge
sticht dan de aanvallen der kerkelijken.
Trouwens die aanvallen waren dan toch
in ieder geval meest aanvallen op eigen
beurs; Want de menschen die een bij son
de re school stichten, doen dit uit gewe
tensdrang, en met groote geldelijke op
offering. Zij hebben nu eenmaal de Doops-
Belofte afgelegd dat zij hunne kinderen
in de voorzeida leer .(der kerk) en In
de kennis die naar de Godzaligheid is,
zouden doen onderwijzenen daarom, of
schoon het hun veel geld kostte, en zij
(meest kleine luyden) het er voor uit den
mond moesten sparen, hebben die belofte
vervuld door Chr. scholen ta stichten,
dewijl zij wisten en zagen dat de Open
bare school hun dit niet geven kan. Het
openbaar onderwijs immers is neutraal.
Nu zegt het verslag:
Blijft eendrachtig ten opzichte van de
gewone leervakken als schrijven, lezen,
rekenen, enz., en geeft daarnaast het
catechetisch onderwijs, zooals gij dat
verkiest. De openbare school staat daar
aan geenszins' 'in den weg.
Maar tegen dat „daarnaast" komen wij
op. Wij wenschen voor onze kinderen niet
brood zonder zout, en daarna het zout.
Maar wij verlangen het zout in het brood
Het geheele onderwijs moet van het Chris
tendom als doortrokken zijn. Ook lees-,
schrijf- en rekenonderwijs moet Christe
lijk zijn.
Het verslag huilebalkt verder over de
geloofsverschillen die er te Rilland en el
ders zijn, de menschen verketteren mal
kaar. En een eind verder heet het, dat
zij door hun kinderen naar een Chr. school
te zenden zullen leeren ,om andersden
kenden te haten. Maar eilieve, dat ver
ketteren dat de menschen nu malkaar
reeds doen, hebben zij dat op de Chr.
school geleerd, je Rilland hijvoorbeeld,
die er niet is; op de openbare school
dan? Zoo niet, waarom dan zulke flau-
Zij riep alle heiligen tot getuigen aan,
dat in den berg het puikste hooi zat;
en zij verklaarde uit respect voor de eer
van haren man, het niet te zullen dulden,
dat het hooi uit de schuur werd gele
verd en nu gij, broeder Frederikus!"
,,'tls dood eenvoudig!" zegt deze met
een bedaarden glimlach, alsof hij tot een
kind spreekt; „ze halen een paar scheids
rechters, en de zaak is uit'"
De andere broeders vinden dat ook;
maar broeder Stevijn zegt met triumfee-
rende stem: „Dathébben ze gedaan, man;
er zijn een paar daggelders van de ak
kers gehaald, om het pleit te beslissen,
doch deze scheidsrechters waren het al
even oneens over het hooi als de beide
hoeren wat raadt gij nu, 'wijze broeder
Frederikus
De aangesprokene is inderdaad aan het
eind van zijn geleerdheid, en de schouders
ophalend, antwoordt hij,,'tls een moei
lijk geval is de zwarte Drees er nog?"
„Natuurlijk; 'tis een koppige kerel
hij wil het niet opgeven. Hij heeft zijn
ossen uitgespannen, en gedreigd, dat hij
er den gerechtsdag Q mee zal moeien,
indien hem geen recht geschiedt".
Er heerscht eenige oogenblikken stilte;
en niets anders wordt gehoord dan het
'j Dergelijke gevallen werden voor den ge
rechtsdag gebracht, die twee of drie maal per
jaar werd gebonden.
we argumenten in ee.n verslag gez'et?
Het verslag Jlet wel van de rede van
den heer Groene wout) bevat verder den
volgenden nonsens
Komt, erkent nu toch eens eerlijk, dat
het dwaasheid is, te beweren, dat
slechts Gij en Gij alleen het juiste
inzicht hebt en al die andersdenkenden,
z,oo velen als er zijn, het mis hebben.
Wij gevoelen toch allen, dat wij gé-
li o n de n z ij n aan Hoogere
Machte n.
Liefde v,oor zijne kinderen heeft een
ieder. Maar er is ook onverstandige
liefde. Als Gij Uwe kinderen inprent',
dat Gij alleen cle waarheid hebt en al
die anderen dwalen, hoe onverstandig
hebt Gij dian Uwe kinderen lief. Wij
moeten niet ons. zélf Christenen n o e-
m e n, maai' we moeten toonen. het te
zijn. Mkar dan in de eerste plaats
ia n d e r s d e n k e n'd en leeren e e r-
hiedi :gen.
Gaat ter kerk, maar nooit anders dan
uit overtuiging. Weest daarbij
„vrij". Gaat nooit uit sleur. Welnu,
van uit de bijzondere school wordt het
kind slechts gestuurd in een eenig aan
gewezen richting. Dat geeft geen over
tuiging bij 'tkind. 'tKind m,oet later
zelf kunnen .oordeok-a.
Dat kan de leerling van de openbare
school.
Brengt niet ontijdig in het. vroolijke,
heerlijke kindergemoed den levensernst.
Vreest gij, dat Uw kind zich anders) zal
schuldig maken aan uitspattingen Maart
Gij weet (och zelf wel, dat het leven
U spoedig genoeg den ernst meebrengt.
Overal is gelegenheid voor cateche
tisch onderwijs. Denkt niet, dat ik daar
van tegenstander ben. Integendeel. Ik
acht me gelukkig, goede catechisatie te
hebben genoten. Maar ik durf zeggen,
dat er in den Bijbel nog veel staat, dat
ik niet begrijp. Begrijpt Gij d'at allert
wel? Menig predikant was zoo eerlijk,
te erkennen, dat hij lang niet alles: uit
den Bijbel begreep. Hoe mooi is 'tboek
Job. 't Leert ons, d'at zelfs bij de diepste
ellende nog hoop op betere tijden mag!
worden gekoesterd. Maar men begrijpf
dat slechts, als men daarbij laat. werken,
verstand, gevoel en levens
ervaring. Is dat iets voor 'tkind?
Wilt Ge hun dat boek Job uit 't hoofd
laten leeren, zonder dat ze de strekking
kunnen begrijpen? Dan hebt Ge Uwe
kinderen lief, maar wat hebt Ge ze dan
onverstandig lief. Ze verstaan het
immers niet. Zóó is er in den Bijbel
weinig voor het kinderverstiand. Wilt
ge dfan't o c h, dat de onderwijzer daarin
onderwijs zlal 'geven?
Wij willen eerlijk bekennen geen kans
geklepper der ijzeren vorken op de tinnen
berden, terwijl de stapels afgeplozen visch-
graten al grooter worden.
Maar men kan aan de ernstige gezich
ten der broeders zien, dat het lastige
vraagstuk hun geheele denkkracht in be
slag heeft genomen, en broeder Anselmus
zegt glimlachend: „Hier zou een Salomo
bij te pas komen," terwijl hij: het. bord
wegschuift, want hij is verzadigd.
„Salomo," zegt de kleine Gerrit: „daar
voor is Salomo toch niet noodig, eer
waarde Broeder."
Hij zegt dit op een bedeesden, aarze
lenden toon, met een schuchteren glim
lach, een kleur krijgend als vuur, nu
die ontzagwekkende broeders, met de
vork in Ide eene en en stuk visch in de
andere hand, dat kereltje met verbazing
aankijken.
„Zoo," zegt broeder Stevijn, de wenk
brauwen hoog 'optrekkend„zou jij de zaak
willen uitmaken, kleine praatsmaker?"
„Ik niet," antwoordt de jongen, „maar
dat behoeft ook niet een ander moet
het doen."
„En wie is dat dan, kleine melkmuil?"
„De os, die 't hooi moet vreten. Neem
uit den berg een plok hooi en uit de
schuur een tweede; gooi hem de beide
plokken voor, en wat hij 't eerst opvreet,
is het beste dat is, dunkt me, gjad
genoeg."
De kloosterlingen staan verstomd van
te zien al dezen onzin te weerleggen. Daar
Zou een brochure voor noodig zijn. Wij
volstaan dan ook anet dit abracadabra, een
echte Rillandsche jongen zou zeggen deze
flauwe kul te signaleeren. Verbeeld u,
wij zijn gebonden aan Hoogere Machten!
Wij zouden onze kinderen inprenten dat
wijde Waarheid hebben! Wij zouden moe
ten leeren andersdenkenden 'te eerbiedi
gen! Van de liberalen zeker, wier stijl en
stelsel, wier optreden tegen ons, tegen
de fijnen, tegen de knikkers, tegen de
vrije school, enz., van ouds zoo onver
draagzaam was! Wij zouden onze kinde
ren sturen in een zekere richting vanuit
de bijzondere schoolWij zouden onze
kinderen het boek Job uit het hoofd la
ten leeren! Er zou in den Bijbel weinig
zijn voor het kinderverstand.
Men ziet, wel, dat verslag begrijpt er
niets van.
Het verslag zegt Verder.:
leder onderwijzer erkent, dat all e 9 n
dat geleerd moet worden, wat het
kind k an b e g r ij pen.
Zou één onderwijzer dit met het ver
slag eens zijn. En de tafel van verme
nigvuldiging dan
Verder
Werkt op godsdienstig gebied in de
eerste plaa.ts voor uw kind door u w
voorbeeld als m&nsch. Er zijn
vele menschen, die zeggen: „ik heb
gezocht naar een God. maar ik heb hem
niet gevonden; ik ken geen God", maar
die toch door hun leven toonen. hoog
staande, diepvoelende menschen te zijn.
Dezulken zijn geen gevaar voor den
godsdienst. i. J
Dat kan zijn. Maar dergelijke diepvoel-
ders. en hoogstaanders staan te hoog en
voelen te diep om aan hen nu bij voor
keur de Christel ij k e opvoeding onzer
kinderen toe te vertrouwen. Daarom ver
eenigen wij ons als Christenouders en
stichten een vereeniging en bouwen een
schooi en benoemen een onderwijzer
let wel, dat doen wij zelf, dat laten wij
niet een gemeentebestuur voor ons doen.
wij: doen dat 'zelf en dan nemen wij er
een die niet hoog staat en die niet naar
een God behoeft te zoeken, maar die met
ons de knie buigt voor dien God, in
kinderlijke vreezé, en met onze kinderen
spreekt over dien God, die heilig is en
de zonde haat, doch den zondaar opzoekt
met zijn liefde in Christus zijnen Zoon
door den Heiligen Geest, in Wiens Naam
als. God drieeenig die kinderen zijn ge-
't antwoord, door de eenvoudigheid dei-
oplossing geheel overbluft.
„Goeie gerustheid," zegt broeder Bar
tholomew met zijn waterachtige oogen
en rooden neus„daar zit een Paus in
dien kwajongen."
Doch broeder Stevijn, die aan Gerrit
zijn triumf misgunt, vertoont zich weer
van zijn hatelijkste zijde, als hij, met de
graat in de hand naar den jongen wij
zend, uit de hoogte zegt: „Hoe gij er
over denkt, broeders, weet ik niet, maar
mijn ervaring is het steeds geweest, dat
kinderen met dat soort gevatheid later
aartsbotterikken zijn geworden".
,,U zijt daarvan ben minste een sterk
sprekend voorbeeld," antwoordt Gerrit:
met een scherpte, die men bij dien ver
legen knaap niet vermoed zou hebben.
Er is een oogenblik stilte, en dan dreunt
de zaal/van het gelach; broeder Gerardus
drukt de hand van den jongen Gerrit
met een kracht, alsof hij de hand van
den arm wil afschroeven, en broeder
Anselmus knikt: „Net goed, net goed.
Moge deze les broeder Stevijn in het dal
van den ootmoed brengen."
I
Hoofdstuk IX.
Het was nog donker, toen Eibert op
stond. De molen had tot laat in den
nacht gemalendaarop had de knecht
het rad stil gezet, en was naar huis ge
doopt en tot Wien zijl nu moeten wor
den geleid; en nog veel meer, dat wij in
dit korte bestek den man van dit verslag
nu niet kunnen duidelijk maken.
Het verslag zegt ook: „De oudeirs kun
nen een slecht kind liefhebben: de on
der w ij z e r niet. Hét verslag bedoelt
zeker: „de openbare onderwijzer niet".
Want van den Chr. onderwijzer dien wij
te Rilland hopen te krijgen geldt: ,,de
Christelijke onderwijzer wel".
De ouders en ook hij hebben het slechte
kind lief. WaaromOmdat zij dat in
de school van den Heere Christus: geleerd -
hebbende zonde te haten, maar den
zondaar lief te hebben tot den ein
de, en, met en voor dat „slechte kind"
te bidden, het Ie vermanen naar den
woorde Gods en het op te voeden in de
vreeze des Heeren; waarom? omdat
ouders en onderwijzer saam zic.h hielp
hier medearbeider des Heeren weten in
het groote werk der opvoeding.
Het slot van het verslag is een vuur
pijl:
„Eén herder ééne knelde. En gij
wilt splitsen? Wilt gij Uwe kinderen
leeren haten? is dat naar. de teert
en het voorbeeld Van den Christus?
Zijn wij dan niet saamhoorig? Laat
Uwe kinderen samen spelen, samen lee
ren, in verdraagzaamheid en vriend
schap. Dat. is Christelijk! Zendt
Uwe kinderen n a a r Uwe mooie
openbare schoolI"
Hier wordt een Schriftwoord misbruikt
om de openbare school te typeewn als
de kweekplaats der eenheid van de ge
meente des Heeren, die eenmaal als één
kudde onder haar eenigen Herder wande
len zal op de nieuwe aarde.
En dat zou de openbare school ty
peeren. En wie uit gewetensdrang voop
zijn kind de Christelijke school kiest zou
zijn kind leeren haten 1 Zijn kind zou
niet meer met kinderen van de openbare
school mogen spelen Laten wij op
houden. Dat verslag begrijpt er niets van.
Zijn argumenten, tenminste 'die ei- op lij
ken, zijn er uit de oude doos. Wij bewe
zen ze al te veel eer.
Als dat verslag de openbare school te
Rilland, of elders in Zeeland, moet be
houden, dan vrees ik, dat zij dicht is
bij de verdwijning.
De vrienden te Rilland zulten er wel)
niet ook maar een oogjenblik door gestoord
zijn geworden, in hun werk voor de Vrije
Christelijke school, de School dep toëh
komst, ook te Rilland-Bath.
gaan, om nog eenige uren te slapen. En
om zijn grootmoeder, die gemeenlijk eerst
tegen den morgen in slaap viel, niet wak
ker te maken, sloop hij op zijn teenen maar
buiten, schepte water uit den put en
wiesch zich. Snel schoot hij in zijn klee-
ren, die Grootmoeder gisteravond voor
hem had gereed gehangen aan een paar
in den zolderbalk geslagen spijkers; het
was Eibert's beste pak, dat hij1 slechts
des Zondags en op heiligendagen droeg.
En in dat half verschoten fluweelen huis,
die sterke bruine hoozen en die zwarte
schoenen, die hij' bij den wijd vermaar
den Ermelooschen schoenmaker had laten
maken, kwam hij zich als een bruidegom
voor, die de uitverkorene 'zijns harten naar
het altaar- zal geleiden.
Het was zoo donker, dat hij verplicht
was, het eindje kaars, dat voor de schouw
stond, aan te steken; hij1 molk het schaap
in het schuurtje, en vulde den blikken
kroes met melk, terwijl hij' een stuk rog
gebrood bij de melk verorberde. En de
morgenster blonk helder en klaar boven
de stilte heide en de zacht ruischende
wouden, toen hij met het mes in den
schedezak van den leeren koker en een
stevigen eikenstok gewapend, op pad
ging-
1 i i
l (Wordt vejEvolgd.) 1