NIEUWSBLAD VOOR ZEELAND. No. 308. 1014. Zaterdag 6 Juni 38e Jaargang. CHRISTELIJK- HISTORISCH VERSCHIJNT ZESMAAL PER WEEK F. P. D HUI}, te Middelburg. PRIJS DER ADVERTENTIËN Het Evangelie of de Sabel. Feuilleton. De Broeders van St. Jan. IEDEREN WERKDAG DES AVONDS. Prijs per drie maanden franco p.p. f 1.25 Enkele nummers0.05 UITGAVE DER FIRMA'S QQSTERBAAN LE COINTRE, te Ooea EN van 15 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent. Familieberichten van 1—10 regels ƒ1.—, iedere regel meer 10 cent. Zij, die zich met 1 Juli op „DE ZEEUW" abonneeren, ontvangen de J tot dien datum verschijnende nummers GRATIS. I. Al meer komt in onzen tijd een tegeni stelling aan het licht, die wijl hierboven plaatsten. Ret Zwaard des jWoörds of der Politie, wordt al meer de slotsom, der volken, hun toevlucht waarin zij waarborg zoeken voor hun leven en onge stoord bezit. Die tegenstelling' is niet van vandaag of gisteren. Reeds in 1851 toch schreef een vriend uit Zwitserland Merle d'Au- bigné j aan onzen voortreffelijken Groen van Prinsterer: Er zijn slechts twee machten in de wereldhet Evan gelie en de Sabel; wanneer een volk het eerste niet wil, moet het onder de tweede vallen." De 'man die zoo schreef had de ge- sohiedenis op zijn hand. Wij zien het aan Frankrijk. Jaren lang hadden Frankrijks grootste dichters en denkers, wijsgeeren en staats lieden gepoogd het volk afvallig te ma- kan van zijn geloof; en in stee daarvan het te zegenen met de beloften van de leer der Revolutie. Sociale misstanden, schreiende tegen stellingen tusschen bezifctenden en niet- beizittenden, werkten de verspreiding dei; revolutiebegrippen niet weinig in de hand. Het volk dronk zie in als water; het greep het valsche geneesmiddel aan. Bij het kunstlicht der Revolutie versmaadde het 't volle zonlicht des Evangelies. Ret koos den Vrijheidsboom voor; het Kruis. De „vrijheid, gelijkheid en broederschap" voor „de ordinantiën Gods". Dit heeft droeve gevolgen gehad. Iedere bladzijde uit Frankrijks geschiedenis uit de laatste jaren der achttiende en leen groot deel der negentiende eeuw is met bloed geschreven; één lange bloedstreep! teekent het spoor, door de revolutie ach tergelaten bij haai' gang door de steden en dorpen van dit land der oude Huge noten. Duizenden der edelsteri onder de mannen van het oude regime, en niet minder slachtoffers uit de besten van- heit nieuwe tijdperk vielen onder het mes der guillotine. Het volk werd de baas en Vestigde /zijne souvereiniteit in broeder- door IJ. PENNING. 35) (Nadruk verboden). Anselmus kijkt nieuwsgierig over de bril heen, en ziet een jongen van hoog stens twaalf jaar, met een smal, be schroomd gezicht, levendige oogen en een schrander gelaat, gekleed ia een pak van getouwd leder: een zeer gewaardeerde stof, want ze is twintig jaar tegen het dragen bestand, en doet een gewoon mes afschampen. „Wel Gerrit," zegt hij dan, ia -eens met de blijdste verrassing oprijzend, en den jongen met hartelijkheid begroetend: „ben jij daar, jongen? Ik herkende je in 't eerst niet meer zoo ben je uit de kluiten gegroeid. En hoe stel je 't zoo al op de Fraterschool te Deventer?" „Goed, eerwaarde Broeder," antwoordt de jongen, terwijl zijn hand in die van broeder Anselmus rust: „ik heb u van mijn leeraars wel de groetenis over te brengen." En hij kijkt tot den Broeder op met een mengeling van die beschroomdheid, schranderheid en levendigheid, die wel tot de grondtrekken ran zijn karakter behooren. bloed. Totdat een Napoleon noodig bleek om het tot rust eu rede te brengenen de Sabel in orde brengen moest wait de Re volutie met vertreding van het Evangelie had uiteengerukt. En andermaal in 1871 toen het Parijsche volk een oogenblik gedroomd had van den nieuwen hemel dien de Cpmmune hen openen zou, bleek het, na een schrikbewind van ©enige maanden niet tot de vorige gehoorzaamheid terug te brengen dan door de sabel zijner wet tige overheid. Thiers moest de Commu nards tot in hunne diepste schuilhoe ken, als waren zij ongedierte, vervolgen' ■en doodschieten om hen terug; te voeren; op de paden der gehoorzaamheid. En nu ligt daar tusschen deze beide Schrikbewinden een tijdperk van bescha ving, Van de Cultuur had men nu wee!r het heil verwacht. De. denkbeelden der revolutie, zoo waande men, waren nog zoo kwaad niet. Als Hfet volk er maal1 voor rijp gemaakt werd, door onderwijs en voorlichting, door opvoeding tot algemeene menschenliefdie, door inplanting der „kos telijke" vrijzinnige beginselen. Dat deze pliilosofen mis gezien heb ben, heeft de uitkomst bewezien. En bet bewijst zich nog. op zoo menig gebied, bij elke gelegenheid, onder alle volken, telkens weer, met te droever duidelijkheid, dat de schoone leer der vrijheid zonder het Evangelie maar met de Sabel, nie'fcsi vermag tot verbetering der mensehen of tot stevig ing! van het gezag. II. .J.''' Groens trouwe medestrijder in de Twee de Kamer mr. sEneas Mackay, niet te verwarren met diens neef en naamge noot die ons de aanvankelijke rechtsge lijkheid tusschen openbaar en bijzonder onderwijs bracht richtte omstreeks deai- zelfden tijd, waarop die andere vriend van Groen, jn het begin van ons opstel ge noemd, zijn merkwaardige woorden schreef, tot „cle regeering" de volgende», woorden Geef mij vrije scholen en ik' lever u getrouwe burgers. En wat antwoordde hem een liberaal Kamerlid? „In 1848 heeft het schoolonderwijs, dat door u zoo wordt aangevallen, aan het vaderland getrouwe burgers gegeven. Terwijl overal elders de toorts werd ont stoken, is hier de rust bewaard geble ven". Groen van Prinsterer. ontkende dit laatste niet, toen hij eesnige dagien na dit Anselmus kent den knaap heel goed, en diens familie ook, daar hij. even als Gerrit's vader uit Gouda afkomstig is. Het is eigenlijk een treurige geschiedenis, die er niet minder droevig om is, al her haalt zij1 zich telkens. Gerrit's moeder is de dochter van een Zevenbergschen barbier, en heeft indertijd als dienstmaagd bp een welgestelden poorter te Gouda ge diend. Deze poorter had bij zijn mede burgers wegens de radheid van zijn tang den bijnaam van Praat gekregen, en deze man met zijn gladde manieren laten we de onverkwikkelijke geschiedenis zoo kort mogelijk vertellen, -verleidde de dienstmaagd. Zij moest moeder worden, en vertrok met een hart vol van schaamte en te laat berouw naar Rotterdam, waar Gerrit werd geboren. De jongen was, toen hij opgroeide, zoo gelukkig, als koorknaap te Utrecht ge plaatst te worden. Broeder Anselmus, wiens medelijdend hart altoos uitgaat naar het verachte en het verwaarloosde, had zich namelijk over den knaap ontfermd, en toen de vader, die zijn kind verloo chende, naar Rome trok, om er zich tot Priester te laten wijden, zorgde broeder Anselmus voor dat achteruitgezette kind, denkende aan het woord in Ezechiël „De zoon zal niet dragen de ongerechtig heid van zijn vader." En van Utrecht is de jongen, die een zeldzamen aanleg toonde, door de be middeling van denzelfden broeder en Kamerdebat schreef.,N eer s abe 1 i ng, i n k e r k e r i n g en d e p o r t a f i e k o m t, wij mogen het dankbaar opmer ken, bij het meer kalm of lijdelijk! rijn van onzen landaard NOG NIET te pas". Toch was de liberale lofrede op het openbaar onderwijs misplaatst. Zij was voorbarig. Zij was onwaar. Het godsdienstloos onderwijs heeft wrange vruchten 'geleverd. In plaatsen waar de school met den bijbel haar in vloed gelden doiet, is de taak der politie licht. In plaatsen, waar het ongeloof, eerst in beschaafde vormen, daarna ruw en ongeharst, is gepredikt geweest, heb ben de overheden de handen vol. Getrouwe burgers zijn gevormd door de vrije scholen, Mackay heeft groot gelijk gehad. Hij heeft de vervulling dezer pro fetie niet mogen beleven; doch zijn neef en naamgenoot, in zijn school gevormd, die heeft het beleefd, en eene wet zien aangenomen waarin de rechten ook der vrije school zijn vastgelegd. En 'zie nu daartegenover de Staatsschool zonder het Evangelie, machteloos geble ken om dat contingent van getrouwe bur gers te leveren. In steeds breedere rijen staan zij op. de opvoeders der jeugd zeiven, om het te. zeggen, hoe de voorgeschreven neutrali teit hen ergei't; hoe de prediking van een God die geen kwaad doet maar ook geen goed, die niet hoos wordt op de menschen maar hen ook niet beter maakt, ho.e de prediking van dezen neutralen „Opperwezen" hen tegenstaat; hoe hee- lemaal niets zij meer hebben moeten van Goddelijk gezag! en van eerbied voor de Kroon ©n het Huis van Oranje, ja zelfs weigeren hunne leerlingen, „de kinderen (onzes volks) af te richten tot goede feest gangers op nationale feestdagen", oude eerbiedwaardige -tradities daarbij prijs gevende -en de eene Christelijke en maat schappelijke deugd na de andere met voe ten tredende. En in Steeds grooter getale vermenig vuldigden zich de leerlingen dezer mo derne meesters, die, verder gaand dan dezen, het dolste ongeloof en de wreedste omkeering predikten, voor wie geen ban den van huwelijk of bloedverwantschap meer heilig zijn, die het „noch God noch Meester" in zijn afzichtelijkste conse- kw.entie reeds hebben afgeloopen En de arme sabel blijkt al meer on machtig om de losgelaten hartstochten te breidelen. eenige andere menschenvrienden naar Deventer gegaan, om er de studies, in Utrecht begonnen, met vrucht voort te zetten. „Je wangen zijn toch een beetje smal ler geworden," zegt broeder Anselmus, den jongen over het blonde haar stree- lend „kom hier, ga zitten, en vertel mij1 eens van alles, wat ge zooal hebt onder vonden. Zijn de leeraars vriendelijk voor je? En zijn de jongens niet hatelijk? Maar ge zult honger hebben waar komt ge thans van daan?" „Onze Bibliothecaris wilde een bezoek brengen aan een ouden universiteitsvriend, die thans aan de Latijnsche school te Harderwijk is verbonden, en was zoo vriendelijk, mij een hoekje in den reiswa gen af te staan, terwijl ik van Harderwijk te voet ben hier gekomen wat zijn dat mooie handschriften, eerwaarde Broeder!" „Hier is er één in het Latijn van den kerkvader Augustinus. Leest gij reeds Latijn, Gerrit?" „Als het niet te moeilijk is, eerwaarde Broeder." „Vertaal dan deze twee volzinnen eens Iniet te haastig. Wel, dat gaat uitstekend. Goed, heel goed," en broeder Anselmus neemt een ander Latijnsch boek. „Dit is moeilijker, jongen; het zal je wel te machtig zijn, doch laten Wij 't eens probeeren begin maar." Doch als Gerrit een paar regels heeft vertaald, kijkt da Broeder den knaap met Naaroiate de macht van het Evangelie onder de volken is teloor gegaan, werd de macht van de Sabel grooter; doch grooter nog. de macht der Ongehoorzaam heid, die met Evangelie en Sabel beide, doch met de laatste het meest, spot. Het kan ook niet anders. Gevaar voor onzen tuinbouw. De Duitsche tuinbouwers, georganiseerd in hun „Deutscher Ga.rtnerverbanddrin- gpn er, -nu de handelsverdragen (toltarie ven) in 1917 moeten worden herzien, bij de Duitsche regeering op aan, dat de in voerrechten voor de Nederlandsche tuin- bouw-producten flink worden verhoogd. Zoo wordt verlangd voor fruit o.a. per 100 K.G. invoerrecht: Aardbeien van 1 Jan.31 Mei Mr. 40 (plm. 24 cent per K.G.). En van 1 Juni31 Dec. Air. 20 (plm. 12 ct. per K.G.), terwijl het bestaand tarief van 19Ö6 Mr. 10 (plm. 6 cent per K.G.) bedraagt. Bessen (kruisbessen, frambozen, jjoo- de, witte, zwarte aalbessen, boschbessen, enz volgens het bestaand tarief van 1906 vrij van invoerrecht, hiervoor verlangen deze agrariërs Mr. 10 (6 ct. per K.G.) in voerrecht. Appels en peren volgens het be staand tarief onverpakt vrij van 25 Sept. 25 Nov.; Mr. 2,50 van 26 Nov.24 Sept. En verpakt Mr. 10 voor 'tgeheele jaar, hierop verlangen deze tuinbouwers in 1917 een invoerrecht respectievelijk van 2,5, 5 en 12 Mr. Kenners van de. kaart van het land onder onze tuinbouwers beweren dat. zoo als de Rijksdag nu is samengesteld, de Duitsche tuinbouwers dat nooit krijigen. Feit is, dat door allerlei omstandighe den (duur levensonderhoud, groote uitgave voor sociale verzekering, klimatorische in vloeden, Verkeerswegen, regenval, bodem- toestand, enz.) de Diuitsch© .tuinbouwer (tegen] de Nederlandsche tuinbouwaïitikelen niet lean conourteeren, en hij ze daaji|- om door hoogei invoerrechten wil zoeken fel weren. In dat opizicM is de Duitscher leepei! dan de Nederlander. Maar apropos, waar blijven nu de vrij zinnigen van 1913, die zoo'n kabaal maakten tegen de Tariefvefhooging juist ter wille van den bedreigden Nederland- schen tuinbouw? De Duitscher kan nu geregeld blijven invoeren, doch eilieve, waarom bedreigt hij ;nutoch onzten tuinbouw, en wat zeggen de vrijzinnigen hier nu van? De heer Oosterhaan heeft in de Twee de Kamer bereids den minister van Bui- temlandsche Zaken gievraagd, wal deze» denkt te doen, om dat gevaar te keete®. geen geringe verbazing aan. „Eerlijk gesproken verwonder ik me, Gerrit." „Waarover, eerwaarde Broeder?" „Dat ge dat alles zoo uit uw hoofd, zonder dictionaris, vertaalt." „Er is geen reden tot verwondering, eerwaarde Broeder," zegt Gerrit op be scheiden toon. 1 „Niet? Waarom niet?" „Ik ben dit heele boek reeds door ge weest; vandaar, dat het vertalen gemak kelijk valt." „Zijt ge al met het Grieksch en het Hebreeuwsch begonnen?" „Reeds twee jaar geleden." „Kunt ge een Grieksch opstel maken?" Gerrit glimlacht even. „Het zou er treurig uitzien, zoo ik dat niet kon, eerwaarde Broeder." „En spreekt gif reeds Latijn?" „Ik spreek niet anders op de Frater school," luidt het antwoord, en als om zich te verontschuldigen, voegt Gerrit er bij: „U weet toch ook wel, dat er aan de Fraterschool geen Nederduitsch mag gesproken worden." Broeder Anselmus is er verslagen van. „Een wonder Gods", mompelt hij: „een wonder Godsl" en zich tot den jongen wendend, zegt hij: „Dan zal uw naam ook wel in het gedrang zijn gekomen." „Ze hebben mijn voornaam Gerrit in het Latijnsche Desiderius omgezet, eer waarde Breeder, en Gerritszoon in het Ja, wat zal die er aan doen? Het beste is maar te helpen dat onze tuinbouwers gelijk hebben dat bij de te genwoordige samenstelling van den Rijks dag van de verlangde verhooging niets komt. Intusschen, de Duitsche regeeiring kan met de voorstellen komen, gedachtig aan het spreekwoord: men kan niet weten hoe een stuivertje 'rollen kan. En dan? Ziektewet en Gymnasia. Prof. dr. J. Woltjci' was voor den kan tonrechter gedaagd, als hebbende ge handeld in strijd met art. 17 van del ziektewet, door het toelaten op zijn Gym-*' nasia van den niet-gevaocineerden leeraar J. M. Midler. De kantonrechter sprak hem deels vrij, maar oordeelde hem deelsi schuldig. Prof. Woltjer is van dit von nis in hooger beroep gegaan bij de recht bank. De „Standaard" schreef te hopen, dat dit proces tot in hoogste instantie zial worden doorgezet en zegt: t De naam onderwijzer, die in Art. 17! voorkomt, is niet de officieele titel van wie doceert op een Gymnasium. Art. 14 van de Hooger Onderwijswet bepaalt uit drukkelijk, dat zulk een docent den titel voert van leeraar. Stond er nu in Art. 17 van de Ziekte wet: Onderwijzers en leeraren op Gym nasia, zoo ware de- zaak uitgemaakt. Nul is ze het niet. In Art. 157 v.v. van de Wet op het Hooger Onderwijs, die over de Bijziendere Gymnasia handelen, worden de docenten dan ook steeds en uitsluitend: leeraren en niet: onderwijzers, genoemd. Daar hier nu van een bijz'onder Gymnasiuml gehandeld wordt volgt steeds hieruit, dat Art. 17 van de Ziektewet hier niet toe passelijk kan zijn. Uit het feit dat er onderwijs gegeven' wordt, is niets' af te leiden. Dit geschiedt ook aan de Universiteit, en toch kwam het niemand in 'tzin om Art. 17 ook op de hoogleeraren toe te passen, noch ook op de studenten. Art. 17 doelt eeniglijk op de lagere school, en daartoe moet de werki'ng van Art. (17 beperkt blijven. De heeren Medici zijn er steeds op uit, om hun macht al verder uit te strekken. Het is landsbelang!, dit te keer te gaan. En daarom beeft prof. dr. J. Woltjer aanspraak op onzer aller dank, dat hij zich dit lastig akkefietje getroost heeft* en evenzoo mr. Bijleveld voor zijjn degelijk pleidooi. i .1; Moge vrijspraak volgen! Grieksche Erasmus geworden." Maar terwijl de jongen aan zijn vader en zijn afkomst denkt, betrekt in eens zijn gelaat; hij slaat de armen om den hals van zijn vaderlijken vriend, en be gint bitter te schreien. Broeder Anselmus is er geheel onthutst van; hrj weet niet, hoe hij die plotselinge uitbarsting van kinderlijke droefheid moet verklaren, en zegt met ontroerde stem: „Wat is dat nu, kind? Wat mankeert ge? Daar i9 overspanning van zenuwen. Ge hebt te sterk geleerd o, ik dacht het wel!" Maar Gerrit schudt met het hoofd, en de jonge smart, die zijn gemoed over»- stelpt, barst uit in een hartstochtelijk gesnik. De Broeder weet niet, wat hij er van moet denken; gelukkig, dat er in de belen dende kamer nog een medicfjnfleschje staat met rozewater, dat van verkoelende kracht is, en het hart en de zenuwen kloek en sterk maakt. In teedere bezorgdheid snelt de Broeder naar het aangrenzende vertrek, en terwijl Gerrit daar aan de tafel staat, de handen voor de oogen en al maar krampachtig snikkend, zegt broe der Anselmus: „Stil maar, mijn jongen. Nu zal 't spoedig beter zijn drink maar eens. Zie zoo -nog eens. Nu knap je al op, niet waar?" (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

De Zeeuw. Christelijk-historisch nieuwsblad voor Zeeland | 1914 | | pagina 1